Bewust_zijn
mijn levensvisie
12-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EHEC(2)

Een blunder van formaat bij de Duitse wetenschappers zorgde voor het platleggen van de hele Europese landbouwsector. Al was het dan maar een blunder die slechts enkele dagen werd volgehouden, de schade is niet te overzien.

Ondertussen zijn nu weer de sojascheuten de schuldigen! Waarom niet de rokers, zoals altijd?

Maar de landbouwers zullen vergoed worden door de Europese commissie.

Hoeveel?                                                Nog niet gekend.
Benaming van die schadevergoeding?   Nog niet gekend.
Suggestie:                                               Blundergeld.
Wie betaalt die miljoenenvergoeding?   Drie keer raden! Ja! Jij ook!

Maar… en de takaksblunder die ons boven het hoofd hangt, eveneens gecreëerd door datzelfde soort volk? Die blunder die nu al jarenlang hardnekkig volgehouden wordt?

De failliete cafébazen? Krijgen die ook blundergeld?
De zieltogende tabaksindustrie? Wordt dié vergoed?

Hoe lang zal het duren voor dat groepje ongeregeld door heeft dat dat sigaretje tóch gezonder bleek dan die antistress- en antidepressiepil?
Dat je stress wel degelijk kunt wegroken?
Dat je ondernemingszin wel degelijk toeneemt na een goede haal aan een sigaret?
Dat je wel degelijk ‘muze’ kunt halen uit een sigaretje?

Zout mocht niet… maar moét nu om geen hartinfarct te krijgen!!!
Komkommers mochten niet… nu sméken ze ons om ze te kopen.
Roken mag niet… liever naar de ‘gezonde’anti-stresspil grijpen. Voor hoelang dàt nog? Wanneer komen ze terug op hun watterige rookverbod?

Jongens toch! In welke betweterige kleuterwereld leven wij? Mógen we uiteraard nog wel geboren worden, leven, en sterven, of wordt ons dit alles ook ooit kwalijk genomen door de zuurpruimen?

Hiermede eis ik dan ook nog maar snel het recht tot sterven op als mijn tijd gekomen is, en alvorens dit ook nog verboden wordt! Gelukkig bén ik al geboren. Dat kunnen ze me dus niet meer verbieden.

En overigens… die ‘gezond levende’ zuurpruimen… hoe oud gaan dié worden alvorens het zelfaangemaakte zuur hun ingewanden en hersenen wegvreet?

Welk soort mensen stond model voor het woord ‘kanker’? De kankeraars natuurlijk!!!

Want voor sommigen is het verband tussen de hobby ‘kankeren’ en de ziekte ‘kanker’ heus niet ver te zoeken! Dat moeten de wetenschappers in de oudheid al ontdekt hebben toen ze aan de ziekte die benaming gaven.

In goede gemeenschappen worden kankeraars gemeden als de pest.
In verwaterende gemeenschappen worden ze geprezen.
Waardoor verwaterende gemeenschappen steevast tot failliete gemeenschappen leiden.

En ik wil besluiten met een 'geheim' over mezelf, dat me telkens weer in de pen doet vliegen als ik over rookverbod hoor: als kind was ik heel zwakjes. Kon nergens tegen. Werd ziek van het minste. Schoolreizen waren een marteling voor mij: constant overgeven op de bus. Mijn vader vreesde dat ik nooit een man zou worden.

En toen op een dag, ik was misschien 8 - 9 jaar, gaf mijn vader me een sigaret te roken. Kuchen en hoesten natuurlijk, maar het stond ‘volwassen’ en ik glunderde. De volgende dag weer eentje… enz.

Hij deed het er wel niet voor, maar ik heb NOOIT meer overgegeven op de bus, had geen dokters meer nodig, en voelde me beter dan ooit!

Ik raad dit natuurlijk geen enkele vader aan, maar ik betwijfel ten zeerste of ik, zonder tabak, nu nog tot de levenden zou behoren. Zoals ik toén op weg was? Zéker niet.

Waar ik maar mee zeggen wil: elk voelt zijn eigen lichaam en elk lichaam voelt weer anders aan. Elk voelt wat goed is voor dat lichaam. En NIEMAND moet proberen mij, àls ik ooit zwaar ziek zou worden, te verwijten dat het mijn schuld is door het roken! Dat zou dan misschien wel kunnen, maar zonder roken zou mijn leven anders, en waarschijnlijk kortstondiger verlopen zijn!

Willy.

12-06-2011 om 00:00 geschreven door Willy


Categorie:rokershoekje
» Reageer (0)
11-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haasje over(-reden).

Mio Buus noemde eigenlijk Buysse, maar we noemden hem allemaal Mio Buus omdat hij eens een snob, die beweerde alleen Italiaans te spreken, een overtreding gaf. De man zei iets in de trend van: “Mio Italiano”. Waarop Buysse gevat antwoordde: “Mio Buus en jij krijgen bon”. En het bleef Mio Buus!

-o-o-o-o-

Het was winter, en vroeg donker. Twee motards reden eenzaam patrouille met de moto’s langs enkele landelijke wegen. Het waren Steegmans en Mio Buus.

Plots daagde op 100 meter vóór hen een wagen op die met volle snelheid uit een zijweg kwam vliegen.

Ha! Suspens. Gas open, erachter, en op gelijke afstand blijven volgen tot de precieze snelheid kon worden vastgesteld. Netjes naast elkaar rijdend, zodat de koplampen de indruk wekten dat het een auto was.

Moto’s zag je in die tijd immers nog niet veel. Tenzij échte liefhebbers. De ‘motormacho’s’ van tegenwoordig waren nog aan het wachten tot ze van elektrische starters, betere vering en alle verdere comfort waren voorzien om er hun vette luie konten op te vleien en stoer te gaan doen.

Dus, áls je er dan al zag kon je er donder op zeggen dat het de vrolijke motorflikjes waren! Niét van die tegenwoordige 'ruige' langharige hangbuikzwijntjes die als logge zoutzakken op hun dure speeltjes zitten te hangen en hoognodig 'motorbendes’ moeten vormen om zich beschermd te voelen in de groep.

Die zich meer vadsig hangend laten meeslepen door hun moto dan dat ze hem onder de knie houden.

Die de échte liefhebbers ook doen afhaken om niet voor zo'n hangbuikzwijn te worden aanzien.

Die ook enkel maar bij temperaturen boven de 20° buitenkomen. Als het droog blijft tenminste en de weerman geen spatje regen voorspelt!

120km/u. Plots slingerde de wagen even en er vloog iets van onder de wielen. Mio Buus kon nog nét de doodgereden haas ontwijken.

Steegmans keek naar Mio Buus en knikte. Formatie verbreken, inhalen en doen stoppen. Gewichtig (want zo was hij altijd) stapte Steegmans van zijn moto en sprak de bestuurder aan.

- Wat was uw snelheid daarjuist, meneer?

- Euh… 50?

- 120 meneer. En bovendien reed u ook een haas dood.

- Oh ja? Niet gezien meneer!

- Zult u seffens wel zien. Mijn collega is hem gaan halen.

En inderdaad kwam Mio Buus al triomfantelijk afgewandeld, de enorm grote haas met de oren meedragend.

Een proces-verbaal voor snelheid werd opgesteld en Steegmans gaf de man zijn identiteitskaart terug.

- Euh… meneer… die haas is nu toch dood. Mag ik hem meenemen?

Dat was er voor Steegmans toch wel een beetje over, en op zijn aangeboren arrogante manier declameerde hij:

- Meneer! Het is nog niet genoeg dat u onze wegen onveilig maakt!
Het is ook nog niet genoeg dat u ons wild doodrijdt!
Nu wou u ook nog beloond worden voor dat gedrag en die haas meenemen? Wilt u misschien ook nog een proces wegens jagen zonder vergunning en buiten het jachtseizoen?

- Eh… neen meneer, maar dat beest is nu toch dood, en ik dacht zo…

- Kijk meneer, dat beest is in beslag genomen en wordt straks afgegeven in het bejaardentehuis. Goede avond verder nog.

En daarmee kon hij het doen. Steegmans keek op zijn uurwerk.

- 9 uur. De nonnekens zullen nog wel niet allemaal slapen zeker in het rustoord?

Vijf minuten later trokken ze aan de imposante bel van het klooster - rusthuis. Na lang wachten klonk enig gestommel en deed zuster Virginie open.

- Zuster, kunnen jullie deze haas gebruiken? Iemand heeft hem doodgereden.

Zuster Virginie sloeg een kruis van medeleven met de arme haas. Alsof ze daarmee het zieltje van dat beest in de hazenhemel kon helpen.

- Eh, dat weet ik niet. Zal ik aan moeder overste moeten vragen. En ze slofte weg.

Weer vijf minuten wachten tot moeder overste kwam aangesloft. Haar dezelfde vraag gesteld.

- Ach, dat weet ik niet! Ik lust dat wel maar geloof niet dat iemand in de keuken dat beestje zou kunnen pluimen.

- Villen, zuster! Een haas is geen vogel! Deed Mio Buus. Kijk maar: geen vleugeltjes. En hij schudde de haas heen en weer.

- Da’s hetzelfde. Maar neen. Hartelijk dank heren, maar daar kan ik ons keukenpersoneel niet mee opzadelen.

Wat nu gezongen? Hun dienst zat er op om 10 uur, maar eerst moesten ze van dit ondier af. Een bevriende restaurateur dan maar? Maar ook hier vingen ze bot.

- Had die vent dat beest toch laten meenemen! Klaagde Mio Buus.

- Ben je gek? Hem nog belonen voor zijn wandaad ook? Weet je wat? We brengen hem naar Fred, onze chef. Die zal er wel weg mee weten. Die zal wel mensen kennen die er wát blij zullen mee zijn.

Zo gezegd zo gedaan. Fred (die geen Fred noemt, maar dat is weer een ander verhaal) opende de deur van zijn woning, zag de haas, en begon al te kwijlen.

- Natuurlijk ken ik mensen die dat graag lusten! Geef maar hier, dan zorg ik wel voor de rest.

Opgelucht konden Steegmans en Mio Buus binnenrijden en hun dienst beëindigen.

Op dat ogenblik had Fred in zijn keuken het beestje al vrolijk ‘ontkleed’ en was het al watertandend in hapklare stukjes aan het snijden. Zondag zou hij eventjes een feestje bouwen zie! Als Hongermaat dat eens wist!

Die zondag werd ik uitgenodigd bij Fred. Op het menu stond haas op grootmoeders wijze. Voortreffelijk klaargemaakt door zijn vrouw. En neen. Hongermaat stond niét op de lijst van de genodigden. Steegmans en Mio Buus al evenmin. Die hadden maar beter moeten weten.

Maar Hongermaat kwam het wel degelijk aan de weet!
Zoals hij alles aan de weet kwam.
Zoals letterlijk niets voor hem verborgen kon blijven.

Moeder overste tegengekomen op een begrafenis (foei, wat had hij dààr weer te zoeken?)… babbeltje gedaan… haasje kwam ter sprake en de bal ging aan het rollen! En de hele waarheid kwam aan het licht.

Fred kwam er uiteindelijk nog goedkoop vanaf, maar viel toch voor enkele weken in ongenade…

Niét voor die haas!

Wél omdat hij mij, en niet Hongermaat zélf had uitgenodigd om het beestje op te peuzelen.

En ik? Mijn naam was haas en ik wist nergens van.

Willy.
(Met medewerking van Fred die geen Fred noemt.)

11-06-2011 om 10:31 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
10-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PC-Bureaublad.

Sommige mensen, zoals ik, zitten met 40 -50 veelgebruikte programma’s in hun pc.

Anderen hebben dan weer vele tientallen linken naar websites, blogs en weet ik veel. Die kun je dan wel onderbrengen in ‘favorieten’, maar erg handig is dat niet echt, en het blijft toch zoeken.

Een en ander leidt er toe dat het bureaublad van ijverige computeraars al gauw vol staat met snelkoppelingen naar al die dingen. Handig, maar lelijk. En dan heb je net zoveel moeite gedaan om een mooi en smaakvol bureaublad te creëren.

Na enkele ‘oplossingen’ voor dit probleem te hebben uitgeprobeerd, vond ik verleden week een totaal gratis programma, dat dit alles op de meest comfortabele en simpele manier oplost. Wég al die lelijke snelkoppelingen.

Het programma noemt FSL Launcher. De downloadlink is:
http://freesoftland.sytes.net/launcher.html

Je klikt daar op de groene knop ‘Download’, en kies daarna ‘openen’. Volg de instructies stap voor stap (poepsimpel) en het programma is geïnstalleerd op je pc. En dan krijg je dit op je bureaublad:

En daar kun je nu alle kanten mee uit: uitrekken tot een horizontale strook, zoals hier, of een vierkant… en verplaatsen naar gelijk welke plaats op je scherm. Maar opgelet: iconen zitten er nog niet in. Het is nog maagdelijk leeg. Er zijn een aantal groepsmenu’s, opgevat als tabs bovenaan, en standaard ingevuld. Maar door op de knop ‘Groeps Menu’ linksonder te
klikken, kun je de titels wijzigen, tabs (groepen) toevoegen, enz. In de bovenste screenshot is de tab ‘Muziek’ geopend en staan alle snelkoppelingen naar mijn muziekprogramma’s en -instrumenten. Hiernaast de groep ‘blogs’.

Hoe krijg je die snelkoppelingen er in?

Bestaande snelkoppelingen op je bureaublad sleep je gewoon in het lege veld. Daarna kun je ze wissen van je bureaublad. Wil je een snelkoppeling van groep veranderen? Sleep hem gewoon uit het veld naar de tab van de groep waarin je hem wenst, en die opent met de nieuwe snelkoppeling er in.

Snelkoppelingen naar websites en blogs: de bewuste site openen, rechtsklikken en ‘snelkoppeling maken’ kiezen. Er komt nu een nieuwe snelkoppeling op je bureaublad, en die sleep je dan weer naar bvb de groep ‘internet’ of je maakt een beter passende groep aan.

Standaard is het ding ook zodanig ingesteld dat je niets op je bureaublad ziet. Maar het komt tevoorschijn zodra je met de muispijl helemaal naar de uiterst linkse bovenhoek van je scherm gaat. Nét als een goochelaar die een konijn uit zijn hoed tovert. Makkelijker kan écht niet. Zodra je, buiten het venster, met de muis klikt, verdwijnt het venster weer.

Die instelling kun je wél wijzigen (vind ik handiger) via de knop ‘instellingen’ onderaan. Je krijgt dan het hieronder afgebeelde venster te zien. Je kunt instellen dat de Launcher altijd op je bureaublad staat (tot je klikt op ‘verbergen’).

Let er bij ‘instellingen’ ook op dat het vakje ‘opstarten met Windows’ aangevinkt staat. Anders moet je het telkens weer handmatig opstarten na het inschakelen van de pc.

Standaard openen de programma’s met een dubbelklik op het icoon, maar je kunt ook instellen dat dit met één klik gebeurt.

Tenslotte kun je via ‘instellingen’ ook je taal (Nederlands is aanwezig) instellen, en nét daaronder eventueel een andere skin (uitzicht) kiezen.

En zo ziet mijn volledig bureaublad er nu uit als FSL Launcher niet verborgen is. Aan ‘gewone’ snelkoppelingen op het bureaublad liet ik enkel ‘Verkenner’, ‘Computer’ en ‘Prullenbak’ staan om die altijd bij de hand te hebben.


Voilà. Opgeruimd staat netjes! Een prachtprogramma voor een prachtprijs (0€).

Willy.

10-06-2011 om 08:50 geschreven door Willy


Categorie:Computertips.
» Reageer (1)
09-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Snelheidsfatjes.

Philippe reed met een Porsche! Een Cabrio! Hem met veel liefde geschonken door mama, en met veel tegenzin betaald door papa.

Papa was een rijke industrieel en hoefde niet op een frank te kijken. Dat hij met tegenzin de Porsche had betaald was dan ook niet uit financiële overwegingen, maar hij vond het niet goed dat de jongen zo verwend werd. Hijzelf had moeten knokken om zijn industrieel bedrijf van de grond te krijgen en dacht nog dikwijls met weemoed terug aan zijn arme periode. Die had hem gehard en leren zwemmen tegen de stroom in.

Dikwijls was het er op neergekomen te zwemmen of te verzuipen, en dikwijls had het erop geleken dat het dit laatste zou worden. .Hij gunde zoonlief dezelfde ervaringen, maar de overdreven moederliefde van mama maakte dit onmogelijk. Zodat Philippe steeds fatteriger werd.

Mama was eigenlijk alleen maar mooi en verder ‘niemand’. Tenzij dat ze wél ‘de vrouw van…’ was. En dat buitte ze schaamteloos uit. Op feestjes en galadiners was zij het die de show stal. Zowel met de duurste toiletten als met de duurste babbel. In het Frans natuurlijk! Wat dacht je wel? Papa hield zich liever wat bescheiden op de achtergrond. Eerder geneigd met ondergeschikten dan met concurenten te praten.

En zoonlief Philippe? Die trok het zich allemaal niet aan. Het leven van een snob was mooi. Véél te mooi! Het leven lokte. De meisjes lokten. Want een achttienjarige trotse bezitter van een Porsche kom je ook niet alle dagen tegen. Met andere woorden: Philippe had er tien aan elke vinger. En natuurlijk koos hij er telkens weer de mooiste uit om een ritje in zijn Porsche te maken. Die vond hij meestal ’s namiddags in de Do Re Mi, een dure en donkere bar, vooral door rijke snobs en fortuinbeluste jongedames gefrequenteerd. Die jongedames vleiden toch zo graag hun sexy kontjes op de met rood fluweel beklede kussentjes van de barkrukjes, als aanlokkelijk aas aan een hengel. Of lokspijs op een stokje, zoals je het noemen wilt. Het mannelijke cliënteel zag ze eerder als ‘seksbelust’ dan fortuinbelust. Die fatjes waren immers nog veel te jong en onervaren om het klappen van de (vrouwelijke) zweep te kennen.

De Do Re Mi was gelegen op een poepchique pleintje, nét aan de grenzen van de bebouwde kom. Daar voorbij begon het landelijk gedeelte van de gemeente. Daar waren enkel nog kasseiwegen. Zo gehouden en geklasseerd om de authenticiteit van het gebied te behouden. Daar reden enkel boerkens met traktoren, of liepen de boerinnekens achter een kudde koeien.

En hooguit een drietal kilometer ver in dat landelijk gebied, lag de bar ‘Fa Sol La’. Als een soort verlengstuk van de Do Re Mi. Beide patrons waren trouwens ook ‘des bons amis’ en maakten publiciteit voor elkaar.

En ja, het kon niet uitblijven. Wat was er nu best geschikt als ‘raceparcours’ om zo’n jongedame te imponeren met je gloednieuwe Porsche? Natuurlijk! De landelijke wegen tussen de Do Re Mi en de Fa Sol La…

En de klachten begonnen binnen te stromen op het politiebureel. De brave mensjes en boertjes die langs deze wegen woonden begonnen zich steeds onveiliger te voelen met die racende wagens, soms tegen 160 km/u op een kasseiweg waar je maar 50 mocht. Vroeg of laat zou zo’n onding in een kudde koeien terechtkomen!

Commissaris Hongermaat had ons het probleem al aangekaart, we hadden er al tientallen op de bon gezwierd, maar er veranderde weinig. Sommigen zwaaiden al vrolijk met hun identiteitskaart als we ze deden stoppen. Wat maakte het hen uit? Papa betaalde toch! Ze vonden het best leuk ook! Bijna een heldendaad om een bon van een flik te krijgen voor overdreven snelheid. Het kat- en muisspelletje stond ze wel aan. Ja, ze vonden ons zelfs de factor die het allemaal nog spannender maakte en waren eerder teleurgesteld als we eens een paar dagen niet op het toneel verschenen!

En op een dag had Philippe weer eens zo’n hersenloos dom blondje van haar barkrukje geplukt, haar sexy kontje in de kuipzetel van zijn Porche gedeponeerd, en er plankgas mee weggereden van de DO Re Mi naar de Fa Sol La.

120 – 150 – 170… het kon niet op. The sky was the limit.

En toen naderde hij een T-kruispunt, zag ons op een hoogte staan, en ‘zijn deeg sloeg in’! Oei! … Als papa dat te weten komt… En hij liet het gaspedaal los, maar blijkbaar telaat, want één van die flikken stond al recht en noteerde zijn nummerplaat!

Die flikken, dat waren mijn chef en ik. Recht tegenover het bewuste T-kruispunt lag namelijk een toch wel 10 meter hoge afvalberg: bouwafval, daar op eigen terrein gestort door een afbraakbedrijf. De voorzijde, naar de straat gericht, was héél steil. Bijna loodrecht. Maar de vrachtwagens reden achterom om te storten, waar een helling was gevormd om naar boven te rijden.

En Fred en ik waren langs die helling naar de hoogste top aan de voorzijde gereden, en stonden daar vanuit onze hoge positie de straat te observeren. We hadden Philippe al van mijlenver horen komen aanrazen nog vóór we hem zagen.

Zodra hij in zicht kwam stond Fred recht, de moto tussen zijn benen rechthoudend, en haalde, héél demonstratief, zijn boekje boven en deed of hij schreef.

Wat zoúden we kunnen geschreven hebben? We konden er toch niet zomaar een fictieve of geraden snelheid op plakken? We hadden hem niet achtervolgd om de juiste snelheid te noteren. De politierechter zou ons zien komen hebben…

Maar dat wist Philippe natuurlijk niet, en we hoorden het hoog jankend geraas van de Porsche snel een paar octaven zakken. Dan gingen de remmen piepen als violen in mineur, en tenslotte verdween de auto uit ons zicht, loodrecht onder ons.

Het werd stil. We bleven zitten. Wachtten af. Hoorden een portier openen en weer dichtslaan. Hoorden stenen vallen. Hoorden een beschaafde Franse vloek. Met de hand op de mond om het niet uit te proesten hoorden we aan de vallende stenen hoe hij moeizaam langs de steile helling omhoog aan het klauteren was.

Na lange tijd verscheen, een meter onder ons, eindelijk een geschaafde hand met vingers die houvast zochten. Onze tijd was gekomen! We startten de motoren, maakten rechtsomkeert en reden op ons dooie gemak de helling achteraan af, en draaiden terug naar de straat.

Eenmaal daar zagen we in onze achteruitkijkspiegels hoe Philippe, meer vallend dan klauterend, zich in een grote stofwolk terug naar beneden werkte en met zijn gehavende kledij en handen in zijn Porsche schoof, naast het blonde mokkeltje.

Onze naam was haas en we wisten nergens van. Doodleuk zetten we onze patrouille verder tegen exact 50 km/u. Philippe volgde op eerbiedige afstand en durfde ons natuurlijk niet voorbij! Straat in, straat uit. Goed oplettend niet aan een rood licht te komen of een andere plaats waar we moesten stoppen. Philippe bleef gedwee volgen.

Na zowat een goed half uur vonden we het welletjes, stopten en parkeerden onze moto’s. Philippe, natuurlijk, parkeerde achter ons en kwam als een vogelverschrikker uit zijn dure Porsche. Zijn smetteloos wit hemd totaal gescheurd, winkelhaken in zijn dure zwarte broek, een dikke witte stoflaag op zijn blinkend zwarte schoenen, de zorgvuldig gemanicuurde handjes bloederig geschaafd… gescheurde nagels…

Over zijn grijswit bestoven gelaat hadden dikke zweetdruppels roze sporen achtergelaten op zijn duur verzorgde huidje. Trendy coiffure volledig in de war… enfin, het fatje leek omgetoverd in een bezwete bouwvakker!

- Heren, hebt u me opgeschreven?

- Opgeschreven? Waarvoor dan wel?

- Eh… daar in de Petrusstraat?

- Reed u dan te snel misschien?

- Eh… welnee, welnee!

Even nog keek hij ons wat schaapachtig aan. Toen drong het tot hem door dat we beiden moeite moesten doen niet in een lachbui uit te barsten, en begreep hoe we hem hadden beetgenomen! En met een stroef ‘sorry voor het storen’ droop hij af.

Benieuwd welke uitleg hij thuis heeft gegeven…

Benieuwd of het die dag nog wat geworden is met dat mokkeltje.

Spijtig dat papa het hele scenario niet had kunnen volgen. Die zou wát in zijn baard hebben gelachen.

Tja… tijden veranderen. Begijntjes en kwezeltjes vervingen jachtlust, motivatie en humor door kille flitspalen. Van welk van beide zou je eigenlijk méér leren?

Willy.

09-06-2011 om 10:13 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
08-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Restless Minds.

RGS (Rusteloze Geest Syndroom) lijken ze nog niet te hebben uitgevonden als nieuwe ziekte, hoewel ik daar al sedert mensenheugenis aan lijk te lijden. En onlangs viel me - eindelijk - een verband op met mijn stilzwijgendheid!

Ik heb namelijk soms gewoon geen tijd om te praten! Mijn geest is zowat altijd ergens mee bezig, en een inhoudsloos ‘babbeltje’ vind ik dan pure tijdverspilling.

Eigenaardig om pas tot deze conclusie te komen na 70 jaar op de wereld te hebben vertoefd! Spijtig voor de mensen in mijn omgeving, want veel babbelplezier hebben ze meestal niet aan mij. Maar gelukkig, ze worden er ook wel aan gewoon.

Maar het geeft me toch een gevoel van schuldbewustzijn! Eigenlijk is het egoïstisch om de duizenden draaiende radertjes in je hoofd voorrang te geven op een sociaal babbeltje.

En toch probeer ik het. Tien minuten… een half uur… maar daar voel ik dan alweer iets opstarten in mijn grijze massa. En hoe sneller de radertjes weer beginnen te draaien, hoe afweziger ik het gesprek voortzet… en tenslotte weer meer in mijn eigen hoofd dan in mijn omgeving ga leven.

Dromerig… noemen ze dat dan soms. Verre vàn!!! Rusteloos is een beter woord, maar dat zien de anderen niet. Van buitenaf lijk ik dan totaal ontspannen en… ja… schijnbaar dromerig. Maar in werkelijkheid draaien mijn hersenen dan op volle toeren!

Wát ik ook doe of wát ik anderen ook zie doen, altijd weer spookt het in mijn geest: “Kan dat niet makkelijker? Simpeler? Beter?”, en mijn geest is weer vertrokken!

Allemaal goed en wel, maar als je zo bent heb je meestal geen uitlaatklep. Je idee openbaren heeft geen zin, want het wordt toch zelden begrepen. Het stapelt zich allemaal op in je hoofd, en het ene idee wordt bedolven onder het andere, en… vergeten.

Maar dan lonkt daar je blog. De ideale uitlaatklep! En als de muze dan ook nog wat meewil, kan je geluk niet op.

Maar goed, desondanks blijf ik aan RGS lijden. Wat jammer dat het ‘nog’ niet werd ontdekt als ziekte. En spijtiger nog… waarom werd dat ook niet ontdekt in mijn jeugd? Dan kon ik een hoog percentage invaliditeit hebben afgedwongen en levenslang op rozen hebben gezeten!

Nu heb ik 47 jaren van mijn leven hard moeten knokken voor mijn centjes. Wat kan het leven toch onrechtvaardig zijn hé? De nieuwe mens heeft het dan toch stukken makkelijker. Als hij aan een nog ongekende fictieve of imaginaire ziekte lijdt, dan vinden ze die toch eventjes snel uit voor hem? ABC, DEF of XYZ, het maakt allemaal niet uit, en het zal de patiënt worst wezen. Als hij maar in bed kan blijven en de schatkist leegzuigen!

Dat ze me daar nooit invalide voor verklaard zouden hebben? Toch wel! Voor RGS patiënten is er veiligheidshalve geen plaats in de maatschappij. Want in welke werkomgeving je ze ook plaatst, vroeg of laat worden het olifanten in de vele porseleinwinkeltjes en heilige huisjes. En dat kunnen die heilige huisjes missen als de pest!

Ze willen alle procedures aanpassen en simpeler maken, het werk vereenvoudigen, alle domme maar gevestigde meningen omverwerpen, en dat is levensgevaarlijk voor de vastgeroeste hersenen van de anderen!

Stel je voor dat zo iemand het tot in het parlement schopt en daar al die lui een spiegel voor de neus gaat houden! Hen eens haarfijn vertelt met welke onbenullige bemoeienissen ze voor de zoveelste keer hun tijd aan het verknoeien zijn? Tijd die ze zo goed hadden kunnen gebruiken om de échte problemen op te lossen! Dat kun je toch niet maken hé? Dat is geen pesterij meer, dat zijn je reinste folterpraktijken!

Volwassenen plots doen inzien dat ze onmondige baby’tjes met een grote muil zijn? Zie je ze al allemaal snel naar het toilet lopen om zich een droge luier te laten aandoen? Niet dat ze die zélf zouden moeten betalen, want daar zou wel al gauw een budget voor gevonden worden. Maar het stáát niet hé?

Gelukkig maar is ‘Kind en Gezin’ niet zó ver van het parlement af gelegen te Brussel…

Maar om dergelijke beschamende toestanden te vermijden moét RGS wel worden uitgevonden! En moéten die patiënten, met een royale invaliditeitsuitkering, ver van de samenleving worden weggehouden!

Desnoods gratis op vakantie gestuurd worden naar de andere kant van de wereld. Als ze maar kunnen weggemoffeld worden. Als ze maar niet kunnen binnenkijken in de heilige huisjes, begijnhovekens en kleuterklasjes. Zo kunnen de bewoners daarvan tenminste nog zélf blijven denken volwassen te zijn.

Willy.

08-06-2011 om 09:41 geschreven door Willy


» Reageer (2)
07-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Clown.

Sorry hoor, maar hier is weer een fictie-verhaaltje. Sedert ik mijn muze vliegtuigbenzine te drinken geef is ze niet meer bij te houden!

-o-o-o-o-o-

Ooit waren circussen graag geziene gasten in alle steden. Ze brachten pracht, praal, en entertainment naar de bevolking toen er nog geen TV was. De gemeentebesturen ontvingen ze dan ook in alle luister en offerden hen de beste plaats in het centrum van de stad.

Bij elke vertoning zaten de tenten weer barstensvol. Scholen moesten er tijdig bij zijn om met de leerlingen nog een plaatsje te kunnen bemachtigen in de drukke agenda. Het was allemaal weelde en luxe dat je zag.

Maar het kan verkeren! De TV zette de teloorgang van al die mooie circusjes in. Mensen verplaatsten zich niet meer voor een voorstelling. Thuis op TV konden ze net hetzelfde zien.

En een prachtig stukje volkscultuur begon langzaam maar zeker te verwateren. De tenten werden vaal en vuil omdat er geen geld was voor onderhoud. Eén artiest moest drie verschillende rollen vervullen om personeelskosten uit te sparen. Alle glorie ging verloren, maar de artiest bleef artiest. De ‘kunst’ bleef kwaliteitsvol. Al de rest ging stilaan verloederen.

En gemeentebesturen zagen ze niet zo graag meer komen. Van hun ereplaatsen moesten ze naar achterbuurten verhuizen, en tenslotte op privé terreinen of weiden omdat geen enkel gemeentebestuur ze nog een plaats op de openbare weg wou toestaan. Neen. Ze kregen niet eens nog toelating om publiciteitspanelen te plaatsen, en wee hén, als een deel van het materiaal op de openbare weg stond. Ze waren paria’s geworden. Zonde!

En op een dag streek weer zo’n circusje neer in mijn stad…

-o-o-o-o-o-

Het was een mooie zondagvoormiddag in juli. Toeristen begonnen de badstad binnen te stromen. Mijn chef was naar de mis. Mijn eigen mis in een andere kerk was afgelopen, en ik was even binnengereden voor een sanitaire stop. Dus kon ik evengoed wat blijven wachten op Fred en ondertussen een babbeltje doen met de telefonist in het wachtlokaal.

Goede gelovigen? Zelfs tijdens de dienst naar de mis? Helemààl niet. De uitdrukking ‘de mis doen’ betekende voor ons de voetgangers veilig overlaten na de mis. En dat waren er, in dié tijd nog, wel een heel pak!

-Wie we dààr hebben! Zei de telefonist en wees naar de binnenkoer waarover… ja, commissaris Hongermaat kwam aanlopen. En automatisch, zoals telkens bij het zien van de commissaris, bekroop me weer een onbehaaglijk gevoel. Niet dat ik ‘betrapt’ kon worden op iets, maar zo dat onbestemde gevoel zéker te weten dat, áls hij ergens onverwacht verscheen, er weer vanalles kon gebeuren. Zou zijn kattebelletje weer gerinkeld hebben? Had hij een verborgen glazen bol? Ik had er het raden naar.

Enfin, hij kwam binnen en we hadden een gemoedelijk gesprek met zijn drieën over het weer, het verkeer, de toeristen, op welke kruispunten we moesten letten…

En toen ging de telefoon. Henri, de telefonist, nam op en natuurlijk probeerde Hongermaat zoveel mogelijk van het gesprek op te vangen. Ik hoorde een paar maal over ‘kameel’ en ‘clown’ praten en begon al nattigheid te voelen. Weer een jankerd dus!!! En inderdaad…

- Wat was dat? Wilde Hongermaat weten.

- Iemand klaagt dat er een clown met een kameel publiciteit voor het circus voert in de winkelstraat.

- Claeysje, op je moto en erheen. En direct proces verbaal opmaken voor publiciteit op de openbare weg! Geen pardon met die lui. Die denken dat ze alles mogen.

Met gemengde gevoelens startte ik de moto en reed naar de winkelstraat. Al gauw zag ik de gratieus wiegende bult van een dromedaris boven de auto’s uitsteken. (Konden vrouwen ook maar zo wiegen met hun bulten). Het beest werd aan de lijn gehouden door een clown.

Ik reed het duo voorbij en parkeerde er mijn motor vóór. De clown stopte.

- Uw identiteitskaart alstublieft? Vroeg ik, sterk tegen mijn goesting, Hongermaat en alle jankerds naar de hel verwensend. De clown overhandigde me zijn identiteitskaart.

- Kun je een toelating voorleggen voor publiciteit op de openbare weg?

- Helaas niet. Die krijgen we niet van het gemeentebestuur.

- Tja, dan mag je ook geen publiciteit voeren hé? Ik wees op het schamele doek over de bult van de dromedaris, met aan weerszijden de aankondiging ‘Circus Manolo’.

De arme man wist daar niets op aan te merken en ik haalde mijn boekje boven. De lachend geschminkte mond van de clown betrok, maar hij zegde niets. Verdorie! Kon die kerel nu geen discussie op gang brengen? Me uitschelden? Vragen hoe het publiek dan moest weten dat er een circus was? Desnoods op zijn knieën vallen? Met het minste excuus zou ik al tevreden geweest zijn, want het zinde me totaal niet die arme drommel te moeten bekeuren.

Net op dat moment klonk de stem van Hongermaat in mijn radio.

- Claeysje, heb je die kemel al gevonden?

- Jawel commissaris, ik sta te praten met die clown.

- Je moet niet praten! Je moet schrijven!

- Tja, commissaris, wàt moet ik schrijven? Ik zie voorlopig geen overtreding.

- O nee? Vind je het dan normaal dat clowns hier zomaar publiciteit komen maken met kemels?

- Eh… neen commissaris, maar voor zover ik zie doet die man hier gewoon een wandelingetje met die dromedaris, om zijn poten te strekken. Trouwens, ik zie hier rond me tientallen mensen met een hond aan de leiband. Die kan ik toch ook niet bekeuren hé?

Ik keek naar de clown en hij naar mij. Een glimlach begon zich om zijn geverfde mond te vormen en geamuseerd luisterde hij verder. Het bleef even stil in de radio, en toen klonk het:

- Hij voert toch publiciteit? De telefonist zegt dat er een spandoek over de kemel hangt.

- O dát, commissaris? Dat is gewoon een doek dat hij over het beest heeft gegooid tegen de hitte!

- Verdorie hé! Dan bekeur je de clown zélf maar. Is hij geschminkt? Dat mag namelijk niet, tenzij met carnaval.

- Jawel commissaris, hij is geschminkt, maar zo lopen hier veel oudere dames rond ook hoor! Nog minder herkenbaar!

- Ik hoor het al. Met jou valt niet te praten. Morgen om 9 uur kun je het komen uitleggen op mijn bureel! Over en uit.

- Jawel commissaris.

En dat was het. De radio bleef zwijgen. De clown keek me dankbaar aan.

- Maar nu krijg jij een uitbrander!

- Maak je maar geen zorgen. Morgen om 9 uur ziet hij me niet, en hóópt zelfs me niet te zien. Hij is hard aan de buitenkant, maar heeft het hart op de juiste plaats en snapt preciés waar ik heen wil en ziet heus de humor van dit gesprek wel in. Hij wil gewoon geen gezichtsverlies lijden. Ik gaf hem zijn identiteitskaart terug.

- Heb jij kinderen?

- Jawel, drie.

- Doe me dan een plezier en kom vanmiddag met de hele familie naar de voorstelling kijken als je vrij bent.

- Dat ben ik, maar ik weet nog niet of ik kom. We zien wel.

Welgemutst zette het schamele duo clown-dromedaris zijn weg verder.

- Poten strekken verdorie! Waar haalde ik dàt nu weer vandaan? Dacht ik grijnzend.

Op het politiebureel was geen spoor van Hongermaat meer te bekennen, net zoals ik al had gedacht.

En om 14 uur stond ik inderdaad met mijn gezin in de file aan de kassa van het circusje. Het was trouwens wel eens mooi meegenomen. Mijn kinderen hadden nog nooit een live circusvoorstelling meegemaakt.

Maar nét stonden we in de file of een man stapte op ons af en haalde ons eruit. Met enige moeite herkende ik hem als de clown van vanmorgen.

- Jullie gaan toch niet betalen? Jullie zijn mijn genodigden! Kom maar mee binnen, dan geef ik jullie de ereplaatsen.

En hoé ik ook protesteerde, ik mocht niet betalen.

De voorstelling eindigde met een derde act van de clown, die zich intussen alweer geschminkt had. Na afloop bedankte hij het publiek, vroeg of ‘die man die me vanmorgen zo goed uit de penarie hielp’ even wou opstaan en vroeg een applaus voor me.

Daarna schuifelde iedereen naar de uitgang, maar de clown gebaarde me nog even te blijven.

- Komen jullie nog even wat drinken in mijn caravan?

We gingen op het voorstel in en stegen in de caravan, die binnenin heel netjes en ruim bleek. In een hoek van het salonnetje zat, in een rolstoel, een jonge tiener, die ons hartelijk verwelkomde.

- Mijn zoon, stelde de clown hem voor.

- Pech gehad? Vroeg ik, wijzend op de rolstoel.

- Zal wel! Verleden jaar van de trapeze gevallen.

- Jullie hebben toch een net?

- Jawel, maar een nieuwe medewerker had dat nét iets te hard aangespannen, zodat hij er weer werd uitgewipt, en op de kantblokken van de piste terechtkwam.

- En? Lange revalidatie?

- Helaas neen! Hij zal nooit meer lopen. Onderste ledematen onomkeerbaar verlamd. Ik zag tersluiks dat een traan uit zijn nog geschminkte ogen liep en het scheelde geen haar of ik moest ook naar mijn zakdoek grijpen.

- Ach ja, ik leef nog en studeer nu weer. Ik vind wel een beroep waarin ik me nuttig kan maken. Het circus heeft toch zijn beste dagen gehad. Deed de jongen optimistisch.

We bleven nog een uurtje babbelen, en het bleek dat het circusje hun eigendom was.

- Geërfd van mijn vader, maar het wordt met de dag moeilijker om het hoofd boven water te houden. Bovendien, na de ziekenhuiskosten moeten we nu ook nog de studies van de zoon betalen… We doen het zoveel mogelijk met eigen volk. En dat lukt wel. Echt klagen mogen we niet.

- En… je vrouw? Vroeg ik.

- O, dat was die met de paarden in de arena. Ze is nu de dieren aan het verzorgen.

Met gemengde gevoelens liep ik een uur later buiten. Zonde toch dat sommige ‘artiesten’, door met een stem als schuurpapier een liedje uit te braken, miljoenen verdienen, terwijl de echte artiesten, die dagelijks hun leven of levenslange invaliditeit riskeren… jawel… de paria’s van de samenleving zijn.

Wat was ik blij dat ik die morgen advocaat van de duivel had gespeeld. De boetes voor het maken van publiciteit op de openbare weg waren immers, toén al, astronomisch hoog. En ondanks alle negatieve kritiek rond mijn beroep, vond ik dat je, als je gezond kunt oordelen, toch heel veel positiefs kunt doen. En dat maakte mijn dag weer goed.

Willy.

07-06-2011 om 12:41 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
06-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aromatherapie?

Geurverslaafd… kun je dat zijn? Zo ja, dan ben ik dat vrees ik. En nog wel in mijn ‘oude dag’. Hoe zou je die ziekte kunnen noemen? Aromitis misschien? En zouden psychologen je daar kunnen vanaf helpen? En wanneer heb ik dat eigenlijk opgedaan? Is het een virus? Of zit het tussen de oortjes?

Allemaal vragen waarop ik geen antwoord heb, tenzij misschien ‘wanneer ik dat heb opgedaan’. Dàt dateert namelijk al vanaf het ogenblik dat ik mijn gezicht tot een bebloede massa omtoverde met mijn allereerste scheermesje.

Meteen een reden (of excuus?) om een flesje after-shave te gaan halen. Dat spul begon nét in de handel te komen. Aqua Velva noemde het en er was bijna geen concurrentie. Want als man ‘stond het niet’ om lekker te ruiken in die tijd.

Naar tabak, naar bier, naar benzine, dáár mocht je naar ruiken als man. Maar toch alstublieft niet naar parfum! Dat was voor de vrouwelijke helft van de samenleving gereserveerd, of voor de Mietjes.

En toch voelde die Aqua Velva lekker fris aan na zo’n folterende en brandende scheerbeurt. Tja… de mesjes waren ook nog niet wat ze nu zijn. Bovendien ook een heerlijk frisse geur. En ik was vertrokken! De ziekte sloeg toe. Was het de geur of het gevoel? Ik weet het niet meer. Feit is dat ik me nooit meer geschoren heb zonder aftershave, en een beetje geurverslaafd werd.

Enig nadeel: na hoogstens een paar uur ruik je daar niks meer van, en heb je als man ook geen excuus om het nogmaals te gebruiken. Moest je weer wachten tot de volgende morgen een nieuwe scheerbeurt zich aankondigde.

De wereld veranderde… en juist dankzij die aftershaves, begonnen ook mannen die geuren wel te apprecieren en kwamen regelrechte mannenparfums op de markt. Maar die kon ik me niet permitteren. Veels te duur. Zou het trouwens nog niet eens hebben dúrven kopen! Wat zouden ze in de winkel wel denken van me?

En dan, alweer enkele jaren geleden, vroeg mijn vrouw of ik soms een goed parfum wou voor mijn verjaardag. Ze had natuurlijk al opgemerkt hoe ik de ene aftershave na de andere uitprobeerde zonder echt mijn gading te vinden, en vooral dan iets dat je de hele dag blijft ruiken.

En toen ging de sneeuwbal aan het rollen!

In een speciaalzaak voor parfums lieten ze me letterlijk alles ruiken wat ze voor mannen in voorraad hadden. De geuren wedijverden met mekaar, dreven als wolkjes boven mijn hoofd en het ging me duizelen. Uiteindelijk wist ik niet meer wat naar wát rook, maar ik wist wél dat het me allemaal niet kon bekoren. Totaal niet wat ik zocht.

Wat ik zocht was: scherp, fris, mannelijk en duurzaam. Wat ik geroken had was zwoel, zoet en verwijfd. Shit!

En dan ging de juffrouw naar de duurdere merken. Liet me ‘Terre d’Hermes’ ruiken. Hé, dat begon er op te lijken. Niet écht mijn ding, maar toch, na alle nog duurdere merken te hebben geroken hield ik het maar daarbij, en we kochten een flesje. Zeventig eurootjes! Slik!

Maar ja, ik voelde me er wel goed bij. Zou ‘aromatherapie’ toch in staat zijn je beter te doen voelen? En ik werd nieuwsgierig. Maar experimenteren met dat dure spul zag ik echt niet zitten. Teveel kans dat het achteraf een teleurstelling werd. En toen ontdekten we een nieuwe markt! En nog wel óp bepaalde marktkramen: een soort B-producten. Namaak blijkbaar.

En dié kostten naargelang plaats en handelaar, tussen de 5 en 10 euro. Hé, dát was te riskeren. Tenslotte kon je dan 10 flesjes kopen voor de prijs van één merkproduct. Bleken er van die tien maar twee echt wat je wou, dan deed je nóg 50% winst!

En bovendien, waar ik onder de topproducten maar weinig vond wat ik zocht, bleken hier de parfums meer aan mijn verwachtingen en smaak te voldoen. Ja, sommige zélfs de hele dag te blijven ruiken.

En het hek was van de dam. Een nieuwe wereld ging voor me open.

En nu heb ik een nieuw probleem: elke ochtend sta ik besluiteloos naar de rij flesjes te staren. Wat zal ik vandaag gebruiken?

Mijn vrouw bekijkt de groeiende verzameling dan zowat van op afstand… en schud even haar hoofd. Maar als ik na mijn scheerbeurt in de living kom dan straalt ze.

- Hé wat ruik je lekker! Wat gebruikte je vandaag?

Ach jongens, we leven maar één keer en als je je nu goed voelt met een heerlijk fris geurtje in je neus… Why not? Niet mannelijk? Verwijfd? Ach kom nou… we leven in de eenentwintigste eeuw en alleen maar ouderwetse pezewevers kunnen zich daaraan storen.

Ik doe het trouwens niet om anderen te imponeren, maar om mezelf lekker fris te voelen. Nou ja... ruiken!
En dan nog… who cares?

Willy.

06-06-2011 om 10:01 geschreven door Willy


» Reageer (1)
05-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Der Untergang.

Tja… aan alle mooie dingen komt een einde. En als dat einde niet op een natuurlijke wijze komt, dan zorgen marionettenregeringen daar wel voor. Ondervonden we al in de tweede wereldoorlog.

Toen marcheerde een heel volk voor één charismatische leider. Nu marcheert de hele wereld voor een ongeloofwaardig groepje watterige medicijnmannetjes die om de haverklap van gedacht veranderen over wat ze verkondigen. Een teken aan de wand? Zijn we dan echt watjes geworden, bestuurd door pluisjes die naar wolletjes luisteren?

Enig verschil: wereldoorlog 2 had, voor ons althans, een happy end. Nu wacht ons enkel nog de ondergang. De ondergang van kroegjes en cafeetjes, nu er vanaf 1 juli niet meer gerookt zal mogen worden. Elke uiting van plezante volkscultuur wordt immers genadeloos de kop ingedrukt door de jankerds en azijnflessen onder ons.

Und der untergang, beliebte landgenossen und volksgenossen, ist nahe.

Zo heb ik eigenlijk maar vier gezellige stamkroegjes:

- Café Mimosa: stopt na de zomer vanwege het rookverbod dat op 1 juli ingaat.

- Café Bristol: stopt op 1 juli om dezelfde reden.

- Café Matisse: kijkt droevig nog even de kat uit de boom…

- Café “?” (ja, zo noemt het: ‘vraagteken’) is paniekerig bezig een soort aquarium voor rokers te bouwen, in de hoop de kop boven water te kunnen houden.

Een aquarium bouwen om je kop boven water te houden? Tiens… de wereld onderste boven. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Hopelijk lukt het ze, want juist dat ‘?’ is een héél gezellig café. Iedereen is er welkom, of je er nu dagelijks, wekelijks of jaarlijks komt. Het lijkt één grote gezellige familiebedoening. Er wordt gedronken, gerookt, en ook gedanst als dat zo uitkomt. Je geraakt er (onder tafel door) aan visjes, groentjes, patatjes en wat je ook maar kunt bedenken tegen uitzonderlijk lage prijs, bereidwillig geleverd door weer andere klanten. (Niet verklappen hoor!)

Maar baas en bazin hoeven geen zwatelaars, ruziestokers, vreemd gespuis en OCMW’ers in hun kroeg. Daarom sluiten ze sedert jaar en dag, héél verstandig, om 20 uur. Want eerlijk, in de buurt waar het café is gelegen, ooit een deftige buurt, komt tegenwoordig na dit tijdstip alleen nog werkschuw tuig van verdacht allooi op straat.

Volgende maand staat daar dus een aquarium voor de door de dokters ‘melaats’ verklaarde rokers! Na de middeleeuwen te hebben gehad met het importeren van de Islam, komen we nu dus terecht in de tijd van Ben Hur, waar de melaatsen ook al werden afgezonderd. L’histoire se répète. Wat zal de volgende stap achteruit zijn? Rokers offeren aan de goden om regen af te smeken?

Niet eens zo’n slecht idee, want het is waarschijnlijk ook de schuld van de rokers dat het deze lente zo weinig regende.

En dan hoor ik de nieuwslezer op TV met ernstig gezicht zeggen: “Eén op zes cafébazen denkt eraan te sluiten na één juli”. Wàt een grandioos understatement!!! Het zal eerder 5 op 6 zijn denk ik. Maar ja, dat mogen ze niet zeggen hé? Ze zouden op hun donder krijgen van de begijntjes uit de Wetstraat.

Vijftig jaar geleden zou ik aan politieke zelfmoord hebben gedacht. Maar nu niet meer hoor! Men zegt dan wel dat de burger mondiger is geworden, maar dat geldt enkel maar voor de jankende burger. Die notabene ook nog een grote minderheid is. Maar die gelijk krijgt. Juist omdát ze jankt. En omdat rokers niét janken.

De anderen? De meerderheid? Die laat zich toch zo gedwee manipuleren door de begijntjes en kwezeltjes in het parlement. Honderden cafébazen failliet? Wat raakt hén dat? Die moeten maar naar de dop hé? Aan werklozen hebben we toch geen gebrek in dit luilekkerlandje, en een paar honderd meer of minder, wat maakt het hén uit? De staatskas is toch al lang minder dan leeg! En de statistieken over de vele faillissementen? Geen probleem! Die verdraaien we wel een beetje. Halen de café’s er uit bevoorbeeld…

En ik… tja, ik kan dan enkel nog terecht op een terrasje, als het weer het toelaat. Want die aquariumcapriolen laat ik liever over aan de vissen.

En dat terrasje… zal ook wel heel tijdelijk zijn, want straks verbieden die prettig gestoorden in de Wetstraat dat ook nog. Is het niet vanwege het meeroken, dan zal het wel voor het gat in de ozonlaag zijn. Rest ons niets anders dan thuis te blijven hé? De plezante wereld overlatend aan de onplezanten. Hopelijk blijven dié zich goed voelen in hun rookvrij en saai geworden café. Zoniet gaat op termijn ook de koffie- azijn- en theeindustrie over de kop.

Willy.

05-06-2011 om 00:00 geschreven door Willy


Categorie:rokershoekje
» Reageer (1)
04-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EHEC bacterie.

Weer ernstig nu:
Als gewone stervelingen iets niet weten, dan zeggen ze: “Ik weet het niet”. Logisch hé? Maar niet zo wetenschappers hoor! Wetenschappers worden, samen met hun einddiploma, gebaad en gedoopt in de veronderstelling alles te weten, en dus leren ze vanaf dit ogenblik ook niets meer bij. Je kunt ze alles vragen en ze zullen je altijd een antwoord geven. Maar één antwoord zul je nooit krijgen: “dat weet ik niet”. Dàt is een antwoord dat ze nooit hebben geleerd, en dus ook niet over de lippen krijgen. Dat staat niet in hun woordenboek, en dus zijn ze wel verplicht je iets op de mouw te spelden waarvan ze hopen dat het misschien wel enige waarheid bevat.

En zo kom je tot absurde toestanden.

Het rookverbod is daar zo’n toestand van, want zo lang er mensen bestaan hebben er ook longaandoeningen bestaan. En eeuwen nadat de laatste sigaret gerookt is zullen er nog evenveel longaandoeningen voorkomen. Het roken, mét een longaandoening, kan het hoogstens verergeren.

Waarom en waardoor er longaandoeningen bestaan? Ik weet het niet!!! En ja, IK kan dat uitgesproken krijgen. Wetenschappers, en dan vooral in de medische sector, kunnen dat helaas niét en gaan, om zich een houding te geven, de tabak de schuld geven.

Het is logisch dat, als je een longaandoening hebt, de dokter je het roken verbiedt. Het is niét logisch dat de hele maatschappij daar moet voor opdraaien. Net zoals het niet logisch zou zijn dat, als één ziekenhuispatiënt enkel vloeibare voeding mag drinken, wij dat plots allemaal zouden moeten doen om niet diezelfde ziekte te krijgen.

Een hele hetze dus, enkel en alleen maar omdat wetenschappers het nochtans simpele zinnetje “we weten het niet” nooit over de lippen krijgen.

Nu zitten we met die fameuze EHEC bacterie en vooral de economische gevolgen ervan. Nog maar eens een blunder van formaat van mensen die niet kunnen zeggen “we weten het niet”. En dan wordt er maar met de pet naar gegooid. In het EHEC geval werd die pet aanvankelijk naar uit Spanje geïmporteerde komkommers gegooid. Onverantwoord. Totaal geschift. Enkel om niet te moeten zeggen “we weten niet waar die bacterie vandaan komt”. Kinderlijk onbewust van de gevolgen dat hun onverantwoorde “ik weet het wél”, heeft op een hele economie.

En die economie is, analoog aan de dioxinecrisis, nog maar eens totaal verwoest door de ‘wetenschap’. Want zodra die wetenschap schoorvoetend moest toegeven dat het niét van Spaanse komkommers kwam, werden direct al alle andere groenten in Europa verdachten nummer één.

Nu staan duizenden Belgische tomaten, bestemd voor de Russische markt, te verrotten want ze mogen Rusland niet meer binnen! Dat de ziekte in Duitsland begon, dat Duitse wetenschappers Spaanse komkommers met de vinger wezen en de schuld dus bij Duitsland ligt, vergeten de Russen. Het is Europa! Voor hen bestaat België niet. Alleen maar Europa.

En toch… worden die wetenschappers zo graag geloofd door de massa. En toch marcheert de massa graag nog maar eens mee in de zoveelste heksenjacht die door die lui werd uitgelokt.

Ik weet ook niet waar die EHEC bacterie vandaan komt, maar heb wél een oplossing: in hongerstaking gaan. Niéts meer eten noch drinken.

Maar gelukkig ben ik geen wetenschapper en kan ik mijn oplossing dus niet opdringen aan de hele mensheid. Ik heb ook niet de macht om politici het eten te laten verbieden. Jammer!

Misschien denken jullie nu dat ik een negativist ben, en mijn leven vergal met kritiek op zowat alles. Niets is echter minder waar! Ik ben een optimist, en in werkelijkheid amuseer ik me rot met het zien dat de massa er toch altijd weer maar eens inloopt.

Ik zie het een beetje als het zoeken naar een passende partner: de wereld is één groot bos waarin alles rozengeur en maneschijn lijkt, maar in werkelijkheid veel meer uit decor dan uit realiteit bestaat. En dat maakt juist de zoektocht naar die éne partner die er uitspringt zo boeiend… maar ook levensgevaarlijk om niet te verdwalen tussen de vele lokkende bloempjes.

In de rest van de samenleving gaat het nét zo. En helaas, de massa laat zich zo graag ‘blauwe bloempjes’ wijsmaken.

Ook herinner ik me zo’n hetze van 50 jaar geleden: plots zouden alle spuitbussen uit de handel worden genomen. Het drijfgas zou de ozonlaag kapotmaken. Paniek alom. Wie aan een goed merk spuitbussen gewoon was deed daar nog snel een ‘levenslange’ voorraad van op! Waardoor inderdaad, na een week, geen enkele spuitbus meer in de rekken lag.

Maar er werd verder niets meer van gehoord. De ‘wet in wording’ stierf een stille dood. We zijn vijftig jaar verder, de ozonlaag is er nog, en de spuitbussen gaan onverminderd over de toonbank?!?

Reden: de industrie haalde het, in dit geval, van de politiek. De tabaksindustrie helaas niet. Onmondig? Niet voldoende steekpenningen ter beschikking? Of… ook al geïndoctrineerd?

De prominente plaats van de tabaksindustrie werd gretig overgenomen door de farmaceutische industrie, die steeds beter gaat draaien. Anti-depressieve pillen (gezond hoor!) vliegen als zoete broodjes over de toonbank. Idem dito die Rilatine-pillen die verondersteld worden van ‘slechte’ kinderen goeden te maken.

Wetenschappers! Leer toch eens zeggen ‘we weten het niet’! We weten niet wat longaandoeningen veroorzaakt… we weten niet wat er precies met de ozonlaag gebeurt… we weten niet waar het EHC virus vandaan komt… We weten niet waarom sommige mensen een slecht karakter hebben. We weten niet waarom stervelingen ooit moeten sterven…

Stop met Godje spelen! Aanvaard dat stervelingen nu eenmaal moeten sterven. Is het niet van het een, dan van het ander. En stop met te negeren dat bepaalde mensen nu eenmaal geboren worden met een slecht karakter, en alleen maar aan zichzelf kunnen werken om een ‘goeie’ te worden. De ‘goed-en-gelukkig’ pil bestaat helaas niet.

Stop ook met zieke mensen te verwijten dat het hun eigen schuld is! Alsof jullie de dood negeren! Alsof sterven onnatuurlijk is! Ja, zelfs een misdaad waarop de doodstraf zou moeten staan!

En… wat zouden jullie dan wel zeggen als er niét meer gestorven wordt? Als iedereen blijft leven en jonge gezinnetjes steeds meer kindjes produceren? Waar zullen die kindjes nog terecht kunnen in die overvolle wereld? Naar de maan sturen misschien?

En vooral: alvorens iets te verkondigen, sta eens goed stil bij de gevolgen en de verantwoordelijkheden van jullie onbedachtzame uitspraken!!! Word volwassenen in plaats van brabbelende kleutertjes. De hele wereld zal daar wel bij varen.

Willy.

04-06-2011 om 00:00 geschreven door Willy


Categorie:rokershoekje
» Reageer (2)
03-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweemaal vermoord!



Toen Bertje werd vermoord was er geen mens die daar vreemd van opkeek. Het lag in de lijn der verwachtingen. Want Bertje had er, zodra hij hier kwam wonen, zowat dagelijks om gevraagd vermoord te worden.

Hij was een dik, papperig en onsympathiek jongetje van halfweg de twintig. Beetje lang gestudeerd. Beetje veel gebuisd. Nergens goed voor gebleken. Maar hij had het voordeel van rijke ouders die hem ruimschoots van zakgeld voorzagen. Een gepantenteerde ‘fils à papa’ zeg maar. Er werd ook gefluisterd over homosexuele trekjes, maar dat zal wel veroorzaakt zijn geweest door het feit dat hij weinig kans maakte bij het vrouwelijk geslacht.

Hij was ook een trouwe klant van ons politiebureel: op het bankje in afwachting van het doktersonderzoek op alcoholmisbruik, of in de cel om zijn roes uit te slapen.

Ook de dokter die we zowat altijd lieten komen voor bloedafname in dit soort zaken, omdat de anderen niet zo graag uit hun bed kwamen, kende hem drommels goed. Die had de gewoonte om, naast de bloedafname, ook de spraak te controleren door middel van moeilijke woorden. Zo vroeg hij hem op een dag:

- Bertje, zeg eens ‘Nederlandse stoomtrammaatschappij’?

- Tsoek tsjoek. Antwoordde het beschonken Bertje vrolijk.


Maar Bertje was niet altijd zo vrolijk. Zowat iedereen meed hem als de pest, want waar Bertje kwam hingen er altijd problemen, geruzie of vechtpartijen in de lucht. De enkele ‘vrienden’ die hij had waren drankorgels die hem alleen maar te vriend hielden omdat hij gul trakteerde. Op voorwaarde natuurlijk dat je hem in alles gelijk gaf en aan zijn kant stond.

Toen we hoorden dat hij vermoord was teruggevonden waren we dan ook niet verwonderd dàt hij vermoord was, wél dat het zo lang geduurd had voordat iemand op dit idee was gekomen.

Men vond hem in een vaart, zowat tien kilometer van het centrum van de stad. Half in, half uit het water. Met een bloederige hoofdwonde, en een diepe messteek in de borst. Toen hij uit het water werd getrokken bleek hij ook een schoen te missen, maar die zou wel in de modder van de vaart zijn blijven steken.

Toen Fred, mijn chef, en ik van het gebeurde op de hoogte werden gebracht besloten we actief mee te werken aan het onderzoek. Dat was weliswaar wel in handen van de gerechtelijke politie, maar we wisten bij ondervinding dat die vooral in de technische en administratieve zaken waren geïnteresseerd en gespecialiseerd: vingerafdrukken… bloedsporen… autopsie… rapporten… Van ernstig veldwerk was er meestal niet zoveel te bemerken. En we brainstormden een beetje.

- Wié heeft hem vermoord, en waarom?

- Homomiddens? We kenden er wel, maar daar zaten geen echte agressievelingen tussen.

- Het zal wel weer ergens een caféruzie geweest zijn die uit de hand gelopen is.

- Dan moeten we eerst en vooral naar zijn stamcafés.

- Ja. Vooral dan naar de Blue Lagoon waar hij graag kwam.

- Maar niet graag gezien werd.

- Zo is het. En dan is er nog de Paradisio. Ook zo’n kroeg waar hij vaak beschonken buitenkwam.

- Laten we eerst eens de patron van de Blue Lagoon zien te spreken.

En hop, op de moto en naar de bewuste bar. Het was in de late voormiddag en de patron was juist opgestaan. Nog slaperig beantwoordde hij onze vragen.

- Of ik vannacht Bertje gezien heb? Spreek me nooit meer van die man! Weet je wel dat hij vannacht woedend mijn telefoon uit de muur trok en meenam? Alleen maar omdat ik hem geen pint wou uitschenken. Hij kwam hier namelijk poepzat binnen.

- Verwondert ons niks.

- Maar wat mij dan wél verwonderde is dat ik hem niet meer terugzag. Hij liep, mét de telefoon, naar buiten. Ik was van plan om hem, zodra hij terugkwam, een goede rammeling te geven want dat kereltje haalde mij het bloed van onder de nagels.

- Tja… zó stom om dan ook nog terug te komen zal hij wel niet zijn geweest zeker?

- Oh jawel! Dat deed ie nou altijd na weer zo’n stunt van hem: hij ging dan een pint kopen in een ander café, kwam, mét die pint, terug om in mijn gezicht te grijnzen en hem hiér uit te drinken.

- Oei… met andere woorden…

- Ja, met andere woorden zou ik dan weer de dupe zijn als hij dronken werd opgepakt en zijn laatste pint hiér had gedronken.

- Dus, je bent er zeker van hem niet meer te hebben gezien?

- Absoluut niet. Anders leefde die vent al niet meer!

- Oké, dan gaan we je maar laten.

We voegden er maar niet aan toe dat Bertje sowieso niet meer tot de levenden behoorde. Was niet aan ons iets los te laten. Hij zou het wel spoedig via andere kanalen horen.

- En… oh… kun je ons zoveel mogelijk namen geven van mensen die hier vannacht tot sluitingsuur aanwezig waren?

- Jamaar… die zullen dan toch niet in de problemen komen?

- Helemaal niet! Het is alleen maar om je verhaal te bevestigen.

- Is er dan soms iets met Bertje?

- Geef ons nu maar eerst die namen. Van Bertje hoor je later nog wel.

Hij gaf een aantal namen. Meestal bekenden, en we besteedden de namiddag aan het contacteren van die mensen. Ze konden enkel maar het verhaal van de patron bevestigen. Van ons licht opsteken in de Paradisio kwam niets meer in huis. Zouden we aan inspecteur Plettinck vragen.

De volgende dag vingen we een beetje slechtgemutst onze nachtdienst aan. Het was al dagenlang druilerig regenweer geweest en de nacht beloofde weinig beter te worden. Om ons te troosten reden we tegen middernacht, nét vóór sluitingsuur, naar het frietkot aan ’t stadhuis en kochten ons elk een zak friet.

Met die buit reden we naar een nabij meertje waar een elektriciteitscabine enkele overdekte bankjes aan het oog onttrok en waar we rustig konden eten. Het staat nu eenmaal niet als burgers twee politiemannen in uniform friet zien eten.

We zaten rustig te kauwen, toen Fred iets raars in het oog kreeg.

- Hé, moet je kijken! Dat lijkt nou nét een spoor van iemand die iets heel zwaars naar het water heeft gesleept.

Ik keek die richting uit, en inderdaad, in het natte, modderige gras was een duidelijk sleepspoor te zien dat blonk in het schemerige licht van de straatlantaarns. Zó vaag dat het enkel opviel door de weerkaatsing van een straatlantaarn, bekeken vanaf onze lage zitplaats en uit onze richting. Vanaf de straat was er niets te bemerken.

- Als Bertje nu niet aan de vaart was gevonden zou ik wel denken dat hij hiér naar het water is gesleept.

- Het spoor loopt inderdaad naar het water. Na het eten gaan we toch eens zien. Waarschijnlijk een sluikstorting.

Nét op dat moment kwam een grote neus achter de hoek van de elektriciteitscabine vandaan.

- Noemen jullie dat ook patrouille rijden heren?

Verdorie hé! We schrokken ons een bult. Het was commissaris Hongermaat! Sliep die kerel dan nooit? Hij had natuurlijk onze motoren zien staan…

- Eh… we kregen honger, en euh… toch werken we hier door hoor, we hebben net een sluikstorting ontdekt. Kijk maar. En we wezen op het sleepspoor om de uitbrander te ontlopen.

- Laten we dat dan maar eerst bekijken. Als het weer een zetel of kachel is maken jullie een rapport zodat de reinigingsdienst het morgen komt ophalen. Onder het spreken had hij een goede greep gedaan in onze friet en begon die schaamteloos te verorberen met de woorden:

- Stuutjes (Westvlaams voor boterhammen) kan ik thuis ook eten.

Het spoor eindigde in het water, en daar lag… een schoen!

- Die kerel heeft bij het slepen nog een schoen verloren ook! Zei ik grinnikend. Maar Hongermaat keek ernstig, want hij had info die wij niét hadden.

- Verdorie! Dat is de ontbrekende schoen van Bertje! Kom jongens, die schoen meenemen naar het bureel en onmiddellijk de onderzoeksrechter verwittigen.

De schoen bleek inderdaad die van Bertje te zijn, en langzaam maar zeker werd het mysterie van de twee maal vermoordde man steeds ingewikkelder.

De dag voordien, terwijl wij sliepen, had inspecteur Plettinck de patron van de Paradisio verhoord omdat enkele getuigen pertinent beweerden Bertje daar te hebben zien binnenstappen.

Gelukkig voor Plettinck verkeerde die patron op het ogenblik dat hij binnenstapte, in een ware toestand van dilerium tremens en wist niet goed meer wat hij zei.

En dat was de oorzaak dat hij iets verklapte over Bertje: hij had de hoofdwonde toegebracht door Bertje met een fles wijn op de kop te slaan. Maar toen was Bertje bloedend buitengelopen en had hij hem niet meer teruggezien.

De onderzoeksrechter beval de patron in elk geval in te rekenen en naar hem over te brengen, maar die bleef halsstarrig de moord met het mes ontkennen. Hij had hem enkel op het hoofd geslagen.

En toen kwam de volgende morgen de door ons gevonden schoen op de proppen en wist de onderzoeksrechter, door plots op de schoen aan het meer te zinspelen, hem te doen geloven dat hij méér wist, en ging hij doorslaan.

Het had zich als volgt afgespeeld:

Bertje was inderdaad binnengekomen om een pint te bestellen, met waarschijnlijk de bedoeling hem in de Blue Lagoon te gaan uitdrinken. Maar ook in de Paradisio weigerde de patron. Woedend haalde Bertje naar hem uit met het telefoontoestel dat hij nog steeds bij had. Maar de patron weerde de slag af, greep een wijnfles en sloeg Bertje er mee op het hoofd.

Bertje zeeg in mekaar en bleef voor dood liggen, hevig bloedend. De patron en zijn vrouw keken mekaar aan. Er waren geen andere klanten meer in de zaak. Die hadden wijselijk de benen genomen toen ze Bertje zagen binnenkomen.

- Hemeltje lief! Die is zo dood als een pier! Wat nu?

- Gauw, in de koffer van de auto en dumpen in het meer.

Zo gezegd zo gedaan. Maar in het water kwam Bertje weer tot leven en begon te spartelen. Hevig geschrokken hielp het echtpaar hem uit het water en reed er weer mee naar huis.

Daar in de keuken werd de wonde gewassen en ontsmet, maar Bertje bleef roepen en schelden.

- Dat wordt jullie beste dag niet! Ik stap direct naar de politie.

- Alstublieft Bert, doe dat niet. Je ziet toch dat we je helpen?

- Kan me niet schelen! Hangen zullen jullie! Hangen als twee moordenaars!

- We hadden je toch ook kunnen laten verzuipen? Maar zo zijn we niet.

- Oh neen? Vertel dat straks maar aan de politie. Hi hi! Nu heb ik jullie goed liggen hé? Jullie zullen verrekken in de gevangenis.

Toen werd het de patron te machtig. Hij greep een keukenmes en plofte dat in Bertje’s borst. Dit keer zou Bertje niet meer bijkomen en niemand meer lastig vallen.

Zijn lichaam werd voor de tweede keer in de autokoffer gelegd en dit keer naar de vaart gereden.

De stad kon dan wel opgelucht ademen nu men van dit ongedierte was verlost, maar het echtpaar kreeg toch een zware gevangenisstraf, en het was gedaan met de Paradisio.

En zo ging Bertje de geschiedenis in als de man die tweemaal werd vermoord.

Willy.

03-06-2011 om 10:30 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (1)
02-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verse pladijs?

Toen we zondag na wat shoppen op de Zuidmarkt te Brussel, uit het thuisstation Oostende stapten, zaten we midden in het gewoel! Het jaarlijks evenement ‘Oostende voor Anker’ had weeral duizenden toeristen aangetrokken. Méér dan ik er ooit bijeen had gezien.

‘Oostende voor Anker’ is trouwens een jaarlijks en heel interessant driedaags evenement met beroemde zeil- stoom- en andere boten van over de hele wereld. Echt wel een bezoek waard. Maar ja, zoals het alle evenementen vergaat: als je het éénmaal hebt gezien…

Toch was het dit jaar nog verder uitgebreid met massa’s leuke kraampjes. Maar ook… een nog veel grotere toeloop van toeristen. Wat trouwens ook de bedoeling is van dergelijke evenementen.

We moesten ons dan ook, zodra we uit het station kwamen, letterlijk door een wriemelende massa wringen. Er was bijna geen doorkomen aan.

Een bepaald kraampje verkocht voor 2 euro een sneetje bruin brood, ongeboterd, met daarop boven op elkaar twee kleine gebakken pladijsjes. Pladijs is nu wel mijn lievelingsvis, en vòòr ik tijd had bedenkingen te maken was mijn vrouw al op het kraampje afgestevend en stond in de lange file aan te schuiven.

Verveeld stond ik te wachten tot het haar beurt was. Een beetje in twijfel ook. Maar een pladijs kàn nu eenmaal niet slecht zijn dacht ik, en bovendien zag ik op het propvolle terrasje naast het kraam de mensen hun vingers aflikken van die visjes.

En daar kwam ze ermee af: twee sneetjes brood met op elk twee visjes, geserveerd op gewoon een papieren servetje. Zitplaats was er natuurlijk niet, zélfs geen plaatsje om ongestoord te kunnen eten, en met enige moeite raakten we door de massa naar kalmere oorden en begonnen we aan onze vis.

De visjes waren niet gefileerd en er was geen vork… hoe eet je dan zoiets? Dwars door alles heen bijten was geen optie vanwege de graten. Dan maar met de vingers een hapje vis losgepeuterd… naar de mond gebracht, en meteen weer uitgespuwd! Jèèèèk!

De smaak hield het midden tussen een warm zeepsopje en wat brandend hete kruiderij van verdacht allooi. Vis proefde ik vrijwel niet. Wél vestigde zich onmiddellijk een vettige oliesmaak in mijn mond. Keek even opzij en zag ook het gezicht van mijn vrouw betrekken.

Onmiddellijk in een vuilbak met die troep! Nog even keek ik naar het terrasje, waar toeristen gretig verder zaten te smullen aan die rotzooi… en begreep het niet!

Kunnen mensen zelf niet meer bakken en braden?

Kennen mensen daardoor ook de heerlijke smaak niet meer van verse gebakken pladijs die helemaal geen kruiderij vraagt behalve een snuifje zout en peper?

Als die mensen dààr dan zo van zitten te genieten, wat komt er thuis dan wel op het bord?

Of is het echt zoals ik al dikwijls ervaarde: dat de toerist zijn hersenen thuis achterlaat, zich alles laat wijsmaken, en bovendien zichzelf ook nog wijsmaakt dat hij lekker eet?

Gelukkig waren we niet ver van een onzer stamcafés, en kon ik snel de walgelijk wrange oliesmaak van dat éne kleine hapje wegspoelen met een grote Scotch.

Triest bedenkend dat je als normaal voelend mens die ze nog alle vijf op een rijtje heeft, best zo ver mogelijk wegblijft van toeristische aantrekkelijkheden en ‘-lekkernijen’.

Arme babypladijsjes. Ze hadden ze liever nog wat laten stoeien op de bodem van de zee als ze ze dan toch maar op dié manier konden kannibaliseren. Zonde!

Nog maar eens een waarheid als een koe: ga nooit of te nimmer iets eten, zélfs al lijkt het een streekproduct, waar veel toeristen samendrummen. Je krijgt gegarandeerd onverkoopbare rommel te vreten.

Tja… nothing ain’t worth nothing but it’s (almost) free!

Willy.

N.B.: vandaag feestdag.
Vandaag zonnedag.
Vandaag marktdag, en dus:
Vandaag kroegendag... terwijl het nog kan vóór 1 juli!




02-06-2011 om 08:49 geschreven door Willy


» Reageer (0)
01-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het spookkasteel.

De
villa ‘Het oord van de Duivel’ was eigenlijk een kasteeltje. Een Frans kasteeltje nog wel. Het stond wat afgelegen en eenzaam in een groot bos. De steenrijke eigenaar had het in vervlogen tijden laten afbreken in Frankrijk en steen per steen naar hier laten overbrengen en terug opbouwen. Na er een groot gedeelte van zijn leven te hebben doorgebracht verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige zoals het elke sterveling betaamt en bleef het kasteeltje lange tijd leeg staan. En daar nu juist begint ons verhaal.

Het winterde en was bar koud. Mijn chef en ik reden verkleumd binnen in het politiebureau na een patrouillerit. Commissaris Hongermaat, die onze motoren had gehoord, stond op van zijn bureau, tikte op zijn venster en gebaarde dat hij ons moest spreken.

Ai! Wat nu weer? We waren ons echter van geen kwaad bewust; de koude had ons toch verhinderd om buiten de lijntjes te gaan kleuren, en welgemutst stapten we zijn bureau binnen.

- Ha, het is juist jullie twee die ik nodig heb. Koud zeker op de moto?
- Dat zal wel commissaris. We zijn bevroren!
- Wel, dan heb ik goed nieuws voor jullie: zet de moto’s maar opzij en jullie kunnen een tijdlang gratis overnachten in een chique villa!

Niet begrijpend keken we hem argwanend aan. Wat had hij nu weer in petto?

-Kennen jullie de villa ‘Het oord van de Duivel?’
-Dat leegstaand kasteeltje? Jawel!
-Wel, het zit zo: naar ik van het vastgoedkantoor die er toezicht op heeft hoorde, wordt er de laatste tijd, en wel twee keer per week, ingebroken en gestolen.
-Gestolen? Dat kasteel staat leeg! Daar valt toch niets te stelen?
-Toch wel! Alle water- en afvoerleidingen bestaan uit koper, en die kappen ze gewoon uit de muur, samen met de antieke koperen kranen!
-Oei! En eh… waar komen wij daaraan te pas?
-Wel, ik dacht zo, dat is nét een kolfje naar jullie hand. Jullie zullen er een tijdlang overnachten: om 20 uur ter plaatse, en pas vertrekken als het weer licht wordt. En ik wil dat jullie die dieven snappen. Overuren dienen jullie maar in op een briefje.

We keken elkaar verheugd aan. Tja… hij had wel gelijk. Dat was inderdaad net een kolfje naar onze hand.

- En nog iets, hernam hij. Zorg ervoor dat niemand jullie ziet binnengaan en gebruik ook geen zaklantaarn tenzij dat strikt nodig is.

- Oei! We kennen het kasteel wel van buiten, maar zijn nooit binnen geweest. Hoe moeten we daar zonder licht onze weg vinden?

- Dat wou ik net zeggen: hier is de sleutel. Ga er nu heen en bekijk het allemaal goed, zodat jullie vanavond niet verloren lopen. Succes.

En daarmee was de kous af. We wilden net buiten lopen toen hij ons terugriep:

- En breng me eerst even een kop van die lekkere koffie van jullie!

Lap! Daar had je het weer. Hij kon net zo goed iemand een koffie laten halen in de kantine, maar dat kostte geld. En geld uitgeven lag nu eenmaal niet in zijn aard. Hij was er achtergekomen dat we voor ons bureeltje een expressomachientje hadden gekocht, en gratis smaakte hem zoals gewoonlijk veel lekkerder.

- Vrek! Dachten we en maakten zijn koffie.

Vijf minuten later stonden we voor de imposante eiken deur van het kasteel. De sleutel draaide soepel in het slot en de deur zwaaide knarsend in zijn zware smeedijzeren scharnieren open. Een sprookjeswereld ontvouwde zich aan ons oog.

De grote inkomhall werd gedomineerd door een brede imposante eikenhouten trap, geornamenteerd met fijn houtsnijwerk. In een halve spiraal slingerde de trap zich gratieus naar de eerste verdieping. Maar eerst moesten we het gelijkvloers onderzoeken.

Een open deur gaf toegang tot een grote rechthoekige soort ridderzaal, gevloerd met fijn eikenhouten parket. Recht voor ons waren een zestal ramen met glas in lood gevat. Links domineerde een overgedimensioneerde open haard met prachtig beeldhouwwerk de zaal. Daar tegenover, in de rechter muur, was een heel hoog venster. Dat venster zouden we ons later nog wel herinneren!

Dan de kelders aan een grondig onderzoek onderworpen, vervolgens omhoog via die brede trap. Tot onze verbazing telden we toch wel een tiental slaapkamers en evenveel badkamers. In verschillende van die badkamers konden we de sporen van de vandalen waarnemen: uitgekapte leidingen, uitgerukte kranen…

Het was ons ondertussen al opgevallen dat alles, hoewel ledig, netjes onderhouden was. Het was zéker niet het spookkasteel dat we verwacht hadden: zo van die toestanden met spinnenwebben en wriemelende ratten… neen. Wel integendeel. Blijkbaar deed het vastgoedkantoor goed haar werk en werd waarschijnlijk ook goed betaald.

Ook viel ons de tegenstelling op met het gelijkvloers, dat helemaal middeleeuws was gehouden. Boven echter was alles voorzien van de modernste snufjes. De eerder kleine, maar gezellige slaapkamers boden alle comfort. Hier kon je echt wel de groten der aarde ontvangen. Zonde van die gekannibaliseerde badkamers! Wacht tot we die cultuurbarbaren te pakken kregen! Waar we, toén tenminste nog, niet aan twijfelden.

Die avond om 20 uur lieten we ons in burgerkledij door een politiewagen afzetten op een tweehonderdtal meter van het kasteel en liepen te voet verder door de gietende regen om geen aandacht te trekken. Ongezien glipten we binnen en liepen voorzichtig op de tast alle lokalen af om ons te verzekeren dat de inbrekers nog niet binnen waren. Tenslotte gingen we naar de ridderzaal, want langs daar waren de inbrekers binnengekomen. De vensters daar hadden weliswaar stevige spanjoletten, maar van een verouderd model dat elke bijdehandse inbreker in een wip open heeft.

Waar het kasteel bij daglicht een sprookjesachtige indruk gaf, leek het nu toch helemaal omgekeerd en waanden we ons in een spookkasteel. Wazige schaduwen van ornamenten en wiegende bomen leken ons dreigend in hun greep te willen nemen. Hevige rukwinden deden af en toe de ramen rammelen en sommige takken van bomen zwiepten met regelmatige tussenpozen tegen de vensters. Ondertussen teisterde de kletterende regen de natte ramen. En alsof dit alles niet genoeg was kwam uit de open haard het hevig versterkte geluid van de huilende wind.

Nu snapte ik eindelijk waarom het kasteel de duistere naam van ‘Het oord van de duivel’ had meegekregen. Het zou me niet eens verwonderd hebben dat het ooit een waarachtig spookkasteel was geweest in Frankrijk. Verlaten en vermeden door alle godvrezende stervelingen. Compleet met duivels en andere krijsende hellegeesten. Brrr… Hopelijk waren die niet mee verhuisd!

En ja, daar stonden we dan, midden in die grote ridderzaal met niet eens een stoel om op te zitten. Bij dag had ik al gemerkt dat het hoge raam in de rechtermuur een brede vensterbank had. Dat leek ons dus dé geschikte plaats om ons bivak op te slaan.

Onze ogen hadden zich ondertussen al wat aangepast aan de duisternis. Wazige schaduwen waren al wezenlijke beelden geworden. Maar met de rest van ons lichaam gebeurde net het omgekeerde: we kregen het steeds kouder en zaten tenslotte bibberend en verkleumd op de vensterbank.

De warme soep die ik in een thermos had meegebracht kon die kilte maar voor een paar minuten verdrijven. En toen viel mijn oog op de overgordijnen die links en rechts van ons aan het raam hingen. Dikke, stofferige rode gordijnen van wel drie meter hoog.

Nood breekt wet, en met een flinke ruk vielen ze in een stofwolk op de grond. Zo hadden we tenminste elk een deken. En daar zaten we dan: helemaal ingewikkeld in die rode gordijnen, met enkel de ogen zichtbaar. We hadden het nu tenminste wat warmer.

En de tijd verstreek. Geen inbrekers. Ergens in de verte luidde een kerkklok het spokenuur in. Geen inbrekers. De ochtendschemering zette in. Niets. Het werd licht, en we riepen met de radio het hoofdkwartier op om ons te komen afhalen. Met een zucht van verlichting gooiden we onze rode gewaden af en een uur later lagen we elk in zijn warme bedje.

Nacht 2: idem dito. Zo ook de nachten 3, 4, 5 en 6. We werden het kotsbeu en stapten naar commissaris Hongermaat om hem te smeken de bewaking op te heffen of anderen in onze plaats te nemen. Die kerels zouden toch niet meer terugkomen. Maar dan ken je Hongermaat nog niet!

- Over mijn lijk! Was zijn antwoord. Jullie blijven tot we ze hebben. En ik wil niemand anders dan jullie twee. Uit die villa wordt geen gram koper meer gestolen zolang ik hier commissaris ben. Al moest ik er zelf gaan zitten.

Ergens moesten we hem bewonderen voor zijn vasthoudendheid, en beschaamd dropen we af.

En toen kwam nacht 7. Gedemotiveerd, niet meer alert en doodmoe vatten we onze ‘spokenwake’ weer aan. Niét langer belust op vangst, maar eerder gelaten. Zo van: “We moeten wel…”.

En zo moeten we op een bepaald ogenblik ook halvelings ingedommeld zijn. Tot plots dicht bij ons een ijselijke kreet weerklonk die door merg en been drong, samen met een hels geratel van voorwerpen die over het parket rolden. We schoten natuurlijk wakker en keken recht in een helle lichtstraal.

Verschrikt sprongen we op. Zo’n kreet had ik in mijn leven nog niet gehoord. Had niets menselijks meer. Leek regelrecht uit de hel te komen!

Instinctief grepen we allebei naar onze zaklamp en knipten die aan. Vóór ons stonden twee verstijfde gestalten. Lijkwitte gezichten als van verrezen doden. Eéntje ervan hield een zaklamp op ons gericht, maar bewoog verder niet meer.

Het ‘moment’ leek een eeuw te duren. Onzinnige waangedachten flitsten door mijn nog half slapende geest. Was dit écht het oord van de duivel? Stonden we hier voor doden die uit wie weet welk luguber graf waren opgestaan? Door de duivel gedoemd tot eeuwig lijden? En waar was die schreeuw vandaan gekomen?

De gestalten tegenover ons leken niet van plan om nog ooit te bewegen. We trokken onze pistolen en stapten voorzichtig op hen af. Hoe dichter we kwamen hoe groter hun ogen en monden zich opengesperden.

Het plaatje had niets wereldlijks meer. Waren we in een droom beland? Was dit kasteel behekst? We leken niet eens meer controle te hebben over onze ledematen en liepen automatisch, als op wolkjes (of vurige vlammen?), hun richting uit.

Toch haalde onze opleiding het van onze schrik, en als op afspraak haalden we onze handboeien boven en sloegen beide wezens, spoken of niet, in de boeien.

Dan wentelden we ons uit de gordijnen en toen pas drong het tot ons door wat er was gebeurd en hoe WIJZELF er uit hadden gezien: de inbrekers waren teruggekomen, hadden een raampje opengemaakt, binnengedrongen en misschien plots iets gehoord. Onze ademhaling of zo, of misschien had een van ons wel gesnurkt...

Toen had eentje zijn zaklantaarn aangeknipt… en beleefden ze de schrik van hun leven: de straal scheen recht naar twee in rode, stofferige doeken gewikkelde hellewezens! Wezens die uit een andere wereld leken te zijn gekomen.

Eentje had van schrik zijn gereedschapskist laten vallen, en dit had het geratel op de grond veroorzaakt.

We hadden het duo al veilig afgeleverd op het politiebureau en zaten alweer in de kantine koffie te drinken toen we eindelijk weer begonnen bij te komen in de echte wereld, en onze harten weer tegen een normaal ritme gingen slaan.

Pas na een uur waren we zover dat we aan het verhoor en proces-verbaal konden beginnen.

Die inbrekers? Ik heb nooit de moeite gedaan om na te gaan welke straf ze op de rechtbank kregen, want dat interesseerde me niet meer in dit geval.

Wat mij betreft konden ze net zo goed vrijuit gaan, want van één ding was ik overtuigd: dié twee zouden dat nooit, nee NOOIT meer riskeren.

Willy.

01-06-2011 om 17:39 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (1)
31-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Multiculinair.

Ik kon het niet laten nog even een tussendoortje bij te voegen, want ik zit heerlijk te genieten van een blonde Grimbergen, met als snackje wat donkerpaarse gemarineerde olijven. Een machtig lekkere combinatie.

En eigenaardig genoeg: donkere olijven vind je vrijwel niet in de normale handel. Brengen we altijd mee van de zuidmarkt te Brussel.

En toch zijn de kleuren, van groen tot en met zwart, van dezelfde boom afkomstig! De groene, raar maar waar het meest courant, zijn eigenlijk onrijpe vruchten, zijn harder en veel minder intens van smaak. En dié vind je juist wél overal te kust en te kuur.

Nu ja, over smaak valt niet te twisten, maar met groene olijven kun je me zéker niet verleiden.

Idem dito avocado’s. In de winkel vind je ze meestal groen en hard. Dàt is wat mensen willen omdat het er ‘groen en vers’ uitziet.

Ik bracht er gitzwarte mee van Brussel. Vijf voor één euro! Door en door rijp. Heerlijk nootachtig van smaak. Zacht als boter. En daar kun je alle kanten mee op:

Gepureerd samen met hardgekookt eigeel, peper en zout, kun je er de halve eiwitjes mee opvullen. Eventueel met wat garnaaltjes er door gemengd; een heerlijke ‘amuse gueule’!

Of je maakt een speciale toast canibale: een toastje, een centimeterdikke laag bereide americain en er bovenop een dikke laag avocadopuree naar smaak.

Ja… dit alles komt uit andere culturen, maar dat is nu juist de zonnige kant van het mengen van culturen. Mij mogen ze alles uit hun keuken laten proberen… zo lang ze me hun religie maar niet proberen op te dringen!

Met een multiculinaire mix heb ik geen enkel probleem. Enkel maar met opdringerige multiculturen in eigen land, gekoppeld aan middeleeuwse religies.

Willy.

31-05-2011 om 11:57 geschreven door Willy


» Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Categorieën.

Eerste bericht van algemeen nut:

Om het een beetje ordelijk te houden heb ik het item ‘Categorieën’ toegevoegd onderaan in de marge van mijn blog, met voorlopig enkel de categorie ‘fictie’. Als je daarop klikt komen de avonturen van commissaris Hongermaat en zijn vrolijke motorbende allemaal op een rijtje, met de laatste bovenaan. Ze komen uiteraard ook nog op de gewone manier aan bod hoor, maar dan zoals gewoonlijk tussen de rest.

En om het downloaden sneller te laten verlopen zal ik, zodra ik er meer dan 10 heb, het item verder opsplitsen in ‘fictie 1’ – ‘fictie 2’ enz. met telkens een tiental verhalen.

Hopelijk wéét ik er meer dan 10 uit de mouw te schudden, want ik wil kost wat kost fictie leren schrijven. En wat is daar beter voor dan een blog? Even kijken of ik het spreekwoord ‘al doende leert men’ kan waarmaken.

Ook is nu onder de tekst van elk stukje fictie de mededeling: ‘categorie: fictie’ te lezen. Zo hoeft niemand te twijfelen over waar gebeurd of niet.

Tweede en belangrijker bericht van algemeen nut:

Gezocht: donor voor vlaamse stembanden.
Patient: Elio di Rupo.

De arme man moet aan de stembanden worden geopereerd. Kan ook niet anders als je ziet hoe hij moet worstelen om het Nederlands uitgesproken te krijgen met zijn Italiaans-Waalse stembanden. Natuurlijk zijn die oververhit geraakt met al zijn ‘belankerijke mededeliénken’.

Enige remedie: Vlaamse stembanden laten inplanten.

En in één ruk door meteen ook Vlaamse hersenen? Misschien kan dan eindelijk een regering worden gevormd.

Willy.

31-05-2011 om 09:43 geschreven door Willy


» Reageer (0)
30-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De reddende knoop.

Eventjes de verhaallijn een beetje terugdraaien. In het vorig verhaaltje hadden we mooie witte motoren, maar dat was niet altijd zo geweest. Iedereen moet klein beginnen, en onze vorige serie waren zwartjes van het Engelse merk Triumph. Echte krengen soms, met de nukken en kuren van echte English Ladys.

Die van mij in het bijzonder. Daarop trapte ik soms de ziel uit mijn lijf om het ding aan de praat te krijgen. De luxe van elektrische starters hadden we namelijk nog niet.

En soms, in een wilde achtervolging, gaf ze er plots de brui aan. Zag het niet meer zitten. Stopte ermee als een koppige ezelin. Ja, ik zeg wél ‘ze’. Ze moést wel vrouwelijk zijn om midden in de actie dergelijk nukkig gedrag ten toon te gaan spreiden.

Ik werd dat hele gedoe dan ook beu en op een goede dag reed ik bij Alfons, een bevriende garagist, binnen. Zo’n veteraan die alles al had meegemaakt en overal raad mee wist.

Hij luisterde met een bedenkelijk gezicht naar mijn verhaal, maar toen klaarde zijn gezicht op.

- Engelse rommel hé! Wat wil je? Hadden we met onze legervoertuigen ook altijd last van, en er lijkt ondertussen niets veranderd te zijn.

- Heb je dan een oplossing? Vroeg ik hoopvol.

- Knoop aan naaien en hij zal spinnen als je grootje’s horlogeke!

- Slik… Eh… knoop? Wélke knoop?

- Roger… kom eens hier, riep hij op zijn helper. Roger kwam nietsvermoedend nader. Alfons haalde doodgemoedereerd zijn zakmes boven en sneed een knoop van de overall van de verbaasde Roger.

- Hé, wat doe je nu? Riep hij uit.

- Niet zagen! Jij bent pas gehuwd en je vrouwtje zal daar met plezier een nieuwe aannaaien! En als ze dat niet kan stuur je ze maar naar mij. Zal ik haar wel eventjes leren naaien!

Met hetzelfde zakmes sneed hij tot mijn schrik ook mijn bougiekabel middendoor. Eventjes dacht ik dat de man ze niet meer alle vijf op een rijtje had, maar ongestoord ontblootte hij beide stukken van de kabel, en bond elk der uiteinden in een gaatje van de knoop, zodat er een opening van zowat 3 millimeter tussen beide was.

- Start maar!

- Ben je gek? Die kabel maakt niet eens meer contact! Er zit 3 millimeter speling tussen de uiteinden.

- Zwijgen en starten!

Ongelovig gaf ik een trap op de kickstarter. Onmiddellijk begon de motor lustig te spinnen zoals ze nog nooit had gespind.

- Zie je wel?

- Hoe kàn dat nu! De kabel is niet eens verbonden!

-  Neen? Kijk maar even! Ik keek naar beneden en daar liep netjes en een beetje knetterend een vrolijk vonkje hoogspanning over de knoop tussen beide uiteinden van de kabel.

- Vraag me niet hoe het werkt hoor! Zei hij olijk. Hoofdzaak is dàt het werkt en blijft werken.

Van paardenmiddelen gesproken… Maar het probleem was voorgoed opgelost. Ik gelukkig. Tot mijn moto voor onderhoud binnen moest bij de dealer. Eigenlijk een achterbaks mannetje dat meer van fietsen dan van motoren afwist en die frustratie dan maar wegwerkte door ons, achter onze rug om, van alles de schuld te geven bij commissaris Hongermaat.

Toen de man verwonderd naar die vonkende knoop keek legde ik hem het gebeurde uit, er aan toevoegend dat het defect dat ik al zo dikwijls had gemeld en hij niet had gevonden, daarmee was opgelost.

En ja, ik had het kunnen verwachten. Toen ik de volgende morgen mijn moto buiten duwde stond commissaris Hongermaat me al op te wachten.

- Wat ga je doen Claeysje? Je moto in de fik steken?

Lap! De tamtam had zijn werk al gedaan.

- Welnee commissaris, ik ga op patrouille! En driftig trapte ik de motor op gang. Zijn blik ging onmiddellijk naar de bougiekabel en het vrolijke vonkje.

- En dat daar dan? Besef je wel dat dit recht onder je benzinetank zit?

- Jawel, commissaris, maar die is heus lekvrij hoor! En ik let er wél op niet te morsen bij het tanken. En kwaad wordend liet ik er op volgen:

- En als die stomme fietsenmaker mijn motor in orde krijgt zonder die knoop, dan mag hij er van mij gerust af. Maar eerder niet!

Van commissaris Hongermaat mocht je dan al zeggen wat je wilde… hij wist wanneer je gelijk had en discuteerde dan ook niet verder meer. Die knoop is er aangebleven tot we nieuwe motoren kregen. En tegensputteren stond niet meer in het woordenboek van mijn Engelse lady.

Willy.

Voetnoot: Misschien raadden jullie het al: dit verhaal is maar gedeeltelijk fictie. Dat van die knoop is namelijk waar. Ter verontschuldiging kan ik aanbrengen dat mijn fictie nog niet echt wil vlotten en ik voorlopig wel verplicht ben mijn toevlucht te nemen tot een mix van fictie en non fictie. Een klein ‘knoopje’ leggen zeg maar.

30-05-2011 om 10:58 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
29-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frappante feiten.

Beetje laat ‘gepost’, maar we komen net terug van Brussel.

Eerst een toemaatje: vanmorgen vroeg kon ik nog net een kiekje van de Bounty maken, die in Oostende ligt ter gelegenheid van ‘Oostende voor Anker’. Een paar uur vóór hij door hele horden toeristen werd 'gemuit'.


Van het nieuws van verleden week onthoud ik twee frappante feiten:

1. Interview van illegaal in Oostende.
In Oostende werd een pas ‘aangespoelde’ illegaal geïnterviewd. De man verklaarde dat hij wachtte op een kans om op een schip naar Engeland te glippen. En een beetje triest voegde hij er aan toe: “Want hier moeten ze ons niet!”.

Twee aspecten om me gelukkig te voelen:

a. Blijkbaar is het al tot Noord Afrika doorgedrongen dat we ‘ze niet moeten’.

b. Gelukkig liggen de Belgische havens in Vlaanderen. Moesten ze in Wallonië liggen zouden ze ‘ze wél moeten’! Ze kunnen immers werken voor de walen, die kunnen dan in bed blijven, en de Vlamingen zullen wel opdraaien voor hun sociale uitkeringen.

Zoals altijd al. ‘Comme d’habitude’.

2. Interview allochtoon in Brussel:
In Brussel verklaarde een allochtoon ‘ dat er teveel allochtonen binnenkomen’. Slecht voor de tewerkstelling zei hij!

Tiens, dat zegden wij dertig jaar geleden ook al. Maar niemand luisterde. Benieuwd of ze nú gaan luisteren, nu een allochtoon het zelf zegt!

In elk geval zit in die uitspraak een onvermoed meevallertje voor onze 55 ministers. Misschien kunnen ze er een zesenvijftigste aan toevoegen om de zaken op orde te stellen: een Minister van Catalogisering! Het volk dat in dit landje woont screenen en in nieuwe categorieën indelen:

Categorie 1 met de hoogste prioriteit voor opvang, tewerkstelling, voeding en sociale uitkeringen: de N.A.’s (Nieuwe Allochtonen).

Categorie 2: de V.A.’s (Veteraan Allochtonen)

Categorie 3: de Walen.

Categorie 4, de laagste, maar wél deze die voor de vorige 3 mag opdraaien: de Vlamingen.

En in één adem door kan er misschien nog een zevenenvijftigste minister bij als wijlen Reichsmarchal Joseph Goebbels uit zijn graf wordt gehaald om Minister van Propaganda te komen spelen. Die man deed dat voortreffelijk in Duitsland tijdens de tweede wereldoorlog, en een beetje propaganda kunnen we wel gebruiken om het geloof in de regering weer wat op te vijzelen.

Willy.





29-05-2011 om 00:00 geschreven door Willy


» Reageer (0)
28-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fictief probeersel.

En hier volgt dan mijn eerste leugenverhaal. Een kennismaking met het wereldje waarover ik hoop nog meerdere verhaaltjes te kunnen verzinnen.
Waarschuwing: Wat volgt is fictie, al blijf ik in de eerste persoon schrijven omdat dit me nu eenmaal beter ligt. Zelf lees ik niet graag fictie, geschreven in de eerste persoon, maar dat is mijn probleem niet. Ik hoef het niet te lezen hé?  Enkel maar schrijven.
Alle gelijkenissen met bestaande personen… euh…enz… (volledige tekst is onder de vleugeltjes van mijn nieuwe muze blijven steken en ze is ermee weg! Halftijdse job… vakbonden en zo… weetjewel?).

Commissaris Hongermaat was woedend! En als commissaris Hongermaat woedend was, bleef je er best zo ver mogelijk bij uit de buurt. Als je kon… Maar die dag kon het niet, want zijn woede was (nog maar eens) op ons, arme motards gericht. Hij verwachtte ons dan ook allemaal… ALLE ACHT weet je, om 11 uur op zijn bureel.

Sommigen onder ons hadden nachtdienst gehad en lagen te maffen, anderen hadden misschien nét een afspraakje kunnen versieren met een leuke meid… het mocht allemaal niet baten! Want sociale excuses telden niet bij Commissaris Hongermaat. Van vakbonden had hij blijkbaar ook nog nooit gehoord. ZIJN wil was wet. Was het misschien daardoor dat hij, én zijn korps, zo hoog stond aangeschreven bij het parket?

Zelf kwam ik uit de nacht met collega Steegmans. Lag vredig te dromen van gemotoriseerde elfjes in mijn zachte bedje en werd voor de zoveelste keer ruw gestoord door het lawaai van twee moto’s die voor mijn deur stilhielden, gevolgd door de huisbel. Geluiden die zo langzamerhand schering en inslag geworden waren. Neen. Die elfjes waren het niet! Het was echt. Oei! Het was weer zover! Wat nu weer? Zwaar ongeval? Moord? Politie-alarm? Twee dorstige kelen? Of… weer zo’n gril van Hongermaat?

En ja hoor, het was dat laatste!

Hoedanook, kwart voor elf liep ik slecht gezind ons ‘kot’, deels motorgarage deels bureel, binnen. Zelfs de heerlijke aanblik van de acht schitterend witte moto’s netjes op een rij geparkeerd kon me niet vrolijker stemmen. Ik had het te druk met me te proberen te herinneren of ik vannacht misschien iets had uitgespookt wat niet mocht…

En om elf uur stonden we dan ook allemaal te wachten vóór het bureel van de commissaris, tot het Zijne Excellentie uitkwam om ons binnen te roepen. Allemaal even ongerust; allemaal onze herinneringen aan het opfrissen: had iemand iets verkeerd gedaan? Een wijfie versierd? Had iemand klacht neergelegd tegen een of meerderen van ons? Had iemand de bloemetjes buitengezet buiten het ons toegewezen grondgebied? Ach… er was zoveel verboden en toch weer te leuk om te laten liggen, dat het ons een beetje duizelde en we het nadenken maar opgaven.

En schoorvoetend traden we binnen in het heiligdom. Zijne Heiligheid zat plechtig achter zijn imposant bureau met in de hoek achter hem een meterhoge rijk geornamenteerde negentiende eeuwse brandkast. Het ding woog waarschijnlijk een paar ton. Ik heb me dan ook altijd afgevraagd wat zo geheim kon zijn dat je het in zo’n bakbeest moest bewaren.

Nú zou ik geneigd zijn aan sexspeeltjes en zo te denken, maar dat was in die tijd nog niet aan de orde (tenminste… dat geloof ik toch niet). Of was het alleen maar als statussymbool bedoeld? Je publiek laten zien hoe belangrijk je wel moest zijn als je dergelijke ‘zwaarwichtige’ geheimen ter bewaring werden toevertrouwd?

We schaarden ons in U-vorm rond zijn bureau en wachtten de komende dingen af. Elk had zijn eigen zorgen en ongerustheid, want we hadden wel allemaal ergens iets op de kerfstok. Het was alleen maar de vraag van wié er wát was uitgekomen.

Hij keek ons een voor een onderzoekend aan.

- Heren, zo kan het niet verder! Ik blijf de hete kolen niet uit het vuur halen voor jullie hoor! Daar moet nu maar eens een eind aan komen. En toen priemde zijn blik zich vast op Steegmans.

- Steegmans! Waar is de bon van die band?
- Welke band commissaris? Klonk het een beetje suf uit de mond van de nog slaperige Steegmans.
- Wélke band? Hoeveel heb je er dan wel stukgereden?
- Oh, die nieuwe voorband van verleden maand? Jawel hoor, die ligt er al op.
- Ik vraag niet waar die band is, ik vraag waar de bon is.
- Hugh? Bon? Ik dacht dat ik die op het stadhuis had afgehaald?
- Dacht, dacht… je zou beter wat méér denken in plaats van slapen! Je hebt helemaal niéts gemeld en helemaal niets afgehaald. Ik moest het nog maar eens van de dealer vernemen.
- Tja, dan zal ik dat vergeten zijn zeker?
- Voilà! Daar heb je het. En dat gebeurt nou telkens weer. Mijn luxepaardjes hebben wat nodig of rijden een band in de prak, en lap! Naar de dealer om een nieuwe. En wie zal betalen? Niét het gemeentebestuur hoor, want dat weet van niks. En naar wie komt de dealer klagen als hij niet betaald wordt?
- Eh… naar jou zeker commissaris?
- Juist geraden. Tenminste, tot op heden was dat toch zo. Maar ik verzeker jullie, in het vervolg trek ik niets meer recht voor jullie. De eerste keer dat die dealer nog eens voor mijn bureau staat stuur ik hem rechtstreeks door naar de schuldige, en die kan dan betalen van zijn eigen zakcentjes. Is dat begrepen?
- Jawel commissaris, klonk het in koor.

Oef. We waren al blij dat het dit maar was. Moest ik dààrvoor uit mijn warme bed komen? Maar ergens had hij wel gelijk. Hij zag ons als zijn persoonlijke eliteploeg. Hij had de motorbrigade in het leven geroepen en er ook al veel vruchten van geplukt. Er was héél veel veranderd op straat sedert wij die onveilig maakten voor geboefte en andere dreigingen.

We waren door en door gemotiveerd en haalden onvermoede resultaten. Maar helaas, we hadden een hekel aan de administratieve mallemolen. Beseften niet dat, als je je moto liet repareren, iemand dat ook moest betalen. En dat die iemand dat maar kon als aan alle administratieve voorwaarden was voldaan.

Administratie? Bah!

Nou ja… zo dachten wij toen nog. De trappen van het stadhuis oplopen, van loket A naar loket B lopen om de nodige paperassen in te vullen… handtekening hier, handtekening daar… dat was er nét een beetje teveel aan. We hadden wat beters te doen. De straat lokte en morgen was er ook nog een dag! En het werd vergeten… En zou in de toekomst nog heel dikwijls vergeten worden. Arme commissaris Hongermaat!

Willy.

Zo. Mijn eerste fictietje is eruit. Nog niet helemaal naar mijn zin. Niet echt wat ik wil. Maar alle begin is moeilijk hé? En ik moet ook mijn draai nog zien te vinden met die nieuwe muze. Nieuwe mesjes mogen dan al goed snijden (zelfs, en zéker als ze van het Vlaams Belang komen), maar met je oude vertrouwde mesje snijd je toch veel zekerder.





28-05-2011 om 00:00 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
27-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gezocht.

Gezocht: muze voor deeltijdse arbeid. Kunnende inspireren voor leuke fictieve verhaaltjes. Geen verdere kennis vereist. Aanbieden graag met een niet-fictieve CV.

Ja… het is zover! Ben een beetje uitgeschreven in non-fictie. Met schrijven wat ik denk, voel, weet en zie heb ik totaal geen moeite. Maar ja, die komkommertijden hé? Op een regeringsvorming hoop ik al lang niet meer. Op een verbetering, laat staan een oplossing voor de multiculturele wantoestanden al evenmin. Ik bracht het allemaal al uitgebreid aan bod en nu raak ik wat uitgeschreven.

En dus zou ik het graag tussenin eens wat over een andere boeg gooien: fictie. Verzonnen verhaaltjes om de ‘gaatjes’ te vullen en eventjes de wereldproblemen te laten voor wat ze zijn. En juist daarvoor zou ik een deeltijdse muze willen vinden.

Met andere woorden: om dàtgene te kunnen doen wat de politici al jaren doen. Zij worden daar dan wel vet voor betaald, maar dat hoeft voor mij zelfs niet. Als ik maar eventjes de voortschrijdende decadentie van me af kan zetten. Doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Doen of mijn neus bloedt. Doen alsof we nog in ons eigen heerlijke naoorlogse Belgenlandje leven. Doen alsof ik ook een politicus ben. Doen alsof ik geloof in multiculturele bullshit.

Het gepaste middel hiertoe werd me vannacht in een droom geopenbaard: ‘fictie’! Eventjes dacht ik het licht gezien te hebben, maar voor het schrijven van fictie stelt zich bij mij al onmiddellijk een genetisch probleem: een paar lastige eigenschappen die ik van mijn vader zaliger erfde.

Als ik hem vroeger een goed boek wilde aanraden, was zijn eerste vraag altijd: “Is het waar gebeurd”? En als ik “Neen” moest antwoorden, dan viel het verdict ook onmiddellijk: “Dan zijn het dus leugens”. En daar kon je niets tegen inbrengen. Het was waarheid of het waren leugens. En aan leugens verspilde hij zijn tijd niet. Punt en uit. Je kon hem dan ook alleen maar plezieren met documentaires en andere waargebeurde verhalen.

En dat moet ik een heel klein beetje hebben overgeërfd. Dan niet in passief lezen, maar in actief schrijven. Totaal geen moeite om over alles wat ik zie en meemaak te berichten. Maar ‘uit mijn duim zuigen’? O wee!

Hoewel ik zowat de helft van mijn leven al schrijvend heb doorgebracht is het me zelden gelukt om ‘leugens’ zoals mijn vader het noemde, te schrijven. Hoe begin je daaraan? “Er was eens…” lijkt me wel een beetje voorbijgestreefd, en is bovendien ook al een leugen: er is nog helemaal niéts en je moet het nog allemaal uit de duim zuigen. Arme duim!

En toch wil ik het kunnen. Vandaar die advertentie, en nu maar hoopvol wachten op sollicitanten.

Jullie horen het wel als ik een goede muze met een passende CV heb gevonden. Zoniet vrees ik dat er steeds meer komkommergaten in mijn blog zullen vallen.

Willy.





27-05-2011 om 09:34 geschreven door Willy


» Reageer (1)
26-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nep.

Ik hoorde net op de radio het nummertje “Me and Bobby Mc gee” van Kris Kristofferson. Daarbij viel me vooral het zinnetje op: “…and nothing ain’t worth nothing but it’s free”.

Het nummertje dateert uit de seventies, maar dat zinnetje komt meer en meer tot zijn recht me dunkt. Want inderdaad, veel dingen worden steeds goedkoper… maar wat is het nog waard? Gratis is het dan wel niet, maar veel krijg je toch ook niet voor je geld.

En dan denk ik vooral aan de toeristische industrie (met INDUSTRIE in hoofdletters). Een industrie waarvan ik me steeds zo ver mogelijk heb gedistanciëerd, tenzij het niet anders kon.

Toen ik een jochie van 12 was en in een benzinestation woonde, waren toeristen onze voornaamste klanten. Het waren mensen die meer van de wereld wilden zien en zich dat ook ruimschoots konden permitteren. De werkende klasse had er alleen maar het kijken naar. Hún verlof (congé payé zoals dat in het toenmalige verfranste Vlaanderen heette) bestond enkel maar uit wat rondhangen in de kroeg.

Destijds werden toeristen ook in de watten gelegd. Want het waren mensen die zich ruimschoots konden permitteren wat ze deden, en niet, zoals nu, het hele jaar door moeten uithongeren om zich toch die éne jaarlijkse reis te kunnen veroorloven.

De vroegere toeristen zagen dan ook niet op een frank waar ze kwamen, konden eisen stellen, maar de fooi was dat wel ruimschoots waard. Nu stelt de toerist nog onzinniger eisen… maar een fooi kun je wel op je buik schrijven. Gevolg: zowat op alle toeristische plaatsen worden toeristen als ‘industrieel vee’ bekeken, maar gelukkig voor hén, ze beseffen het niet.

Tegenwoordig gaat een doorsnee gezin minstens eenmaal per jaar ‘op vacantie’. Liefst een vliegvacantie naar warmere oorden of skigebieden.

In vergelijking met wat ik vroeger van toeristen zag, betalen ze stukken minder, is het daardoor voor veel gezinnen ook jaarlijks weer haalbaar, maar is wat ze krijgen voor hun geld met geen ander woord te beschrjven als ‘nep’!

Vroeger was toerisme ‘op avontuur trekken’. Wie het zich kon permitteren laadde de koffers in de auto en vertrok. Wààr je ook maar heen trok, overal waren gezellige wegrestaurantjes met uitstekende bediening en uitstekende maaltijden. Om je vingers van af te likken. Alles vers, niks diepvries, niks nep. Maar ja, ‘wij’ konden het ons niet veroorloven. We konden er enkel maar watertandend naar kijken… en er zoveel mogelijk van profiteren waar dat kon.

Maar verandering was in zicht! Er begon zich een toeristische industrie te vestigen, en de onderlinge concurrentie maakte vliegvacanties voor iedereen toegankelijk. Alleen besefte zowat niemand dat de kwaliteit ook zienderogen zakte, rechtstreeks evenredig met de prijs!!!

Het toerisme is inderdaad een industrie geworden. Van ‘avontuur’ is geen sprake meer: als een hoop kippen in de voedselindustrie word je aan een haak gehangen, is geen persoonlijk initiatief nog nodig, word je in het zwembad gedropt, vervolgens in de stroop, in het zout of in wat dan ook. Tenslotte vermalen tot kippenworst en als afvalproduct weer uitgespuwd in de ‘thuisluchthaven’.

- Tot ziens en tot de volgende keer.

En je vacantie zit er op. Alles beleefd, alles meegespeeld, en nu kun je gaan opscheppen bij de vrienden over al het nep dat je hebt meegemaakt. Eigen initiatief is er nauwelijks aan te pas gekomen.

Tja… als het op dié manier moet, dan kijk ik net zo graag naar een documentaire op TV over het gekozen land. Dan zie je tenminste wat het land in werkelijkheid is. De toeristische gebieden ervan zijn namelijk totaal nep geworden. Hebben weinig of niets meer van de oorspronkelijke cultuur. Hebben zich aangepast aan het toerisme en worden er rijk mee. Of je zwembad nu in Spanje, Tunesië, Egypte of in de Caraïben ligt… ze zijn allemaal eender. Net als wat je te eten krijgt: toeristische nep!

Voor mij hoeft het allemaal niet meer. Want zeg nou zelf: je boekt een reis naar welke vacantiebestemming ook ter wereld. Je stapt het reisbureau uit, en je eerste en enige initiatief zit er op. Voor de rest zorgt de toeroperator wel. En vanaf dit ogenblik neemt de industrie het van je over.

De vertrekdag is daar: vele uren op voorhand sta je aan te schuiven op de luchthaven aan de balie van jouw operator. Hugh… het woord ‘operator’ alleen al bezorgt me kippenvel! Want van nu af ‘opereert’ de operator in jouw plaats. Als een ingebouwde automatische piloot. Je voélt je letterlijk hangen aan de lopende band van de industrie:

- Wachten tot WIJ het zeggen om naar de gate te gaan.

- Nu allemaal mooi in het blikje (vliegtuig) stappen. Blikje dicht, en daar gaan we.

- Na de landing netjes in de bus stappen die WIJ voor jullie uitkozen.

- Uitstappen bij het hotel dat WIJ jullie hebben aangeraden en je laten inschrijven.

- Profiteren van de animaties die WIJ voor jullie in petto hebben.

- Prettige vacantie!

Prettige vacantie? Mijn voeten! Ik ben een MENS en wil MIJN vacantie. Niét die welke jullie voor mij in petto hebben! Ik wil het gastland ook nog een beetje leren kennen. Niét de nepdorpen die de toeristische industrie heeft geschapen! Ik voel me niet graag als een kleutertje aan het beschermende handje van de juf.

En dan maken die mensen kennis met hun hotel. Bediening is er meestal niet, dus persoonlijk contact al evenmin. Je komt in de eetzaal, loopt naar de zelfbediening, neemt wat je wilt (snel snel, want er wacht een file achter je) en je zoekt een tafel om het gekozene te verorberen.

Vroeger… stopte je ergens aan een hotelletje dat je wel wat leek, liet je je inschrijven voor een of meerdere dagen, had je contact met de eigenaar, werd je op je wenken bediend, kreeg je échte informatie over de bezienswaardigheden in de streek… en voelde je je thuis in zo’n hotelletje.

Elke maaltijd (met bediening) was weer een verrassing, en wàt je die dag ook had meegemaakt, telkens weer was het een verademing om te komen eten in je gezellige hotelletje. En je kon je nieuwsgierigheid niet bedwingen over wat de chef vandaag weer zou hebben klaargemaakt.

Je verorberde je eten niet. Je degusteerde. Je genoot van elke hap!

Maar ja… het kostte stukken meer dan nu. Nu hoef je je niet meer af te vragen wat je ’s middags op je bord zult gegooid krijgen… of er zélf moet op gooien: diepvriesfriet van bedenkelijke kwaliteit en ander nepvoedsel. Uren op voorhand klaargemaakt en warmgehouden.

Jawel… je maag is gevuld. Maar daar is dan ook alles mee gezegd.

Als het van mij afhing? Liever om de vijf of zelfs tien jaar een kwaliteitsvolle vacantie, dan twee keer per jaar door de toeristische mallemolen te worden gedraaid en als een naamloos product in een nepdecor te worden gedropt! Nét zo nep als een pretpark: nepdecors voor nepmensen.

Nu ja, massaproducten zijn we nu eenmaal met zijn allen geworden. Maar dergelijke uitschieters van het systeem ga ik toch liever met een wijde boog uit de weg.

En toch ben ook ik de dupe van die mentaliteitsverschuiving. De toerist heeft de trend gezet naar goedkope eetgelegenheden, en zowat de hele horeca heeft er op ingespeeld: véél ‘vreten’, goedkoop vreten, en… nepvreten!

HELP!!! Waar kan ik nog 'goed' eten behalve thuis?

Willy.

26-05-2011 om 09:39 geschreven door Willy


» Reageer (0)
25-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geheugensteuntje.

Omdat de” Vlaming nu eenmaal gauw negatieve dingen vergeet, of gewoon over zich heen laat lopen, wil ik het volgende geheugensteuntje af en toe eens laten terugkomen op mijn blog:

Hoeveel ministers betalen wij ook weer in ons kleine landje
in vergelijking met enkele buurlanden?

Land: Inwoners: Aantal Ministers:
Frankrijk 63.700.000 15 of 1 per 4.200.000 inwoners
Engeland 16.400.000 15, of 1 per 1.000.000 inwoners
België 10.500.000 55 of 1 per 200.000 inwoners!!!

Een overvolle kleuterklas dus.
Door ons betaald met elk zijn hele staf.
Mooi hé? Als ze nu ook nog hun job zouden doen...
Wàt een beschamend record!!!

Willy.

25-05-2011 om 10:30 geschreven door Willy


» Reageer (0)


Foto

Over mezelf:
Bouwjaar:
1941
Geboren:   Ja.
Geslacht:   Neen. 
                    Nog levend.
Adres:        Hier.
Beroep:      Levensgenieter.
Hobby's:    Veel.
Talen:         Ja. Vooral
                    betalen.
MEDEDELING:
Voor enkel politie-verhaaltjes, klik onderaan deze marge op 'fictie'.
Inhoud blog
  • Verblindingspolitiek.
  • Afgewend!
  • Charly's angels.
  • Nieuwe tijden.
  • Een nieuw jaar...
  • Nieuwjaar!
  • Kerst
  • Be happy!
  • Winterse gevoelens.
  • De bron van het kwaad.
  • Zondagse mijmeringen.
  • De illusionist.
  • Staken?
  • Herinneringen.
  • Nationalisme.
  • Ontdekkingsreis
  • Het septembergevoel
  • Jeugd.
  • Amateurs.
  • Nadenken.
  • Who did it?
  • Moord en brand.
  • Partnerbedrog?
  • Doordenkertje.
  • Kuddegeest!
  • De échte racist!
  • Mosselfestijn.
  • Arrogantie.
  • Ontroerend onschuldig!
  • Maatschappijkritisch.
  • Zomerhit.
  • Serenata.
  • Soelaas.
  • Mijn dag.
  • Greensleeves
  • Defilé.
  • Vrouw en maatschappij.
  • Beschamend!
  • Overdreven snelheid? ...
  • Sapristi!
  • Integratie.
  • Privatisering.
  • Koffiedik kijken!
  • Daar is ie dan!
  • Me-time.
  • Euh...
  • Levering!
  • Voor elkaar.
  • Nooit tevreden dan?
  • Reageren?
  • Bankstrategie.
  • Analfabeet?
  • Zeelucht.
  • La vie de Chateau!
  • Hedendaagse jeugd.
  • Thuisgevoel.
  • Levenskwaliteit.
  • Pasen!
  • Van frigoboxtoeristen...
  • Knokkeblues.
  • Perfectie!
  • Naweeën.
  • Volksmentaliteit.
  • Balconytalk.
  • Mijn nieuw stekje.
  • Welkom in Knokke!
  • Welkom in Knokke.
  • Afscheid van Oostende.
  • Nadere kennismaking.
  • Zondag!
  • Scannen!
  • Te gek!
  • Uitbollen!
  • Nog eens zwerfmail
  • Proef op de som.
  • Emotions.
  • Levenskunst.
  • Verhuismodus.
  • Euforie!
  • Dubbele namen.
  • Jonger dan je denkt.
  • Back to the roots!
  • Leve de vrede!
  • In den beginne...
  • Land van belofte.
  • Ik weet het niet...
  • Zeventien procent!!!
  • Dagdromen.
  • Gewenning.
  • Diversiteit.
  • De huidige generatie...
  • Schrijfseltje.
  • Geluid op hol.
  • De vierde dag.
  • Landverraad!
  • Aardbewoners (2)
  • Aardbewoners.
  • Magic Bullit?
  • Citroentip.
  • Nieuwe technologie.
  • Een nieuw jaar.
  • De facebookgeneratie!
  • Stil!
  • Kerst.
  • De nachtmis.
  • Woordenschat.
  • Tijdloosheid.
  • Interesses.
  • Arm Fientje!
  • Minderjarig gespuis.
  • Hersenen.
  • Wie durft?
  • Vrouwelijke rariteiten.
  • Ach die hippies!
  • Een hondenleven.
  • Gierig of efficiënt?
  • Vluchten voor wat?
  • Waar Welk Weer?
  • Nostalgisch tussendoortje.
  • Jezelf ontmoeten!
  • Muzikaal intermezzo.
  • Oorlogje spelen.
  • Streepje muziek?
  • Strangers in paradise.
  • Net gemist.
  • Scrollen maar!
  • Eerste resultaten.
  • Incognito!
  • Soms...
  • Winteruur.
  • Missen.
  • Eenzaam OF alleen?
  • Oktobergedicht.
  • Terreur.
  • Keyboard geleverd!
  • De oude tijd.
  • Gevonden...
  • Blogberichtje.
  • Jaargetijden.
  • Memoires
  • People.
  • Oktobermarkt.
  • Hygiëne.
  • Kommiezeslunsen.
  • Generatiekloven.
  • Vrolijk België!
  • Koken voor dummies.
  • ALS... (remake)
  • Als. (Herhaling)
  • Treintje spelen.
  • Peutercriminaliteit.
  • Foei!
  • Het Evasyndroom.
  • Hoezo?
  • Bewust zijn!
  • Levenslust!
  • Religieus gedicht.
  • Lonely boy?
  • Gezondheid!
  • Septemberse weeën.
  • Mens sana...
  • Blogberichtje.
  • Hugo Claus
  • Goed gevoel.
  • Reageren.
  • Vier 'heemse' kinderen?
  • De leeflonende leefloners.
  • Slim, niet mo-slim Japan!
  • Net gehoord...
  • Asociaal of wat?
  • Democratie.
  • Chinese pralines.
  • De kracht van humor!
  • Eenmanshuishouden!
  • Westerse bemoeiingen
  • De citroen (2)
  • Gratis opvang.
  • Jager of prooi?
  • Growing older 2013
  • Besnijdenis/verminking.
  • Goden of kosmonauten?(2)
  • Extremisme of boerenbedrog?
  • De zwarte raaf.
  • Goden of kosmonauten?
  • Indringers.
  • Stil verdriet.
  • Hersenen!
  • Feelings.
  • Ode aan de citroen.
  • Gesmolten inspiratie!
  • Amigos para siempre.
  • Verloederend gespuis.
  • Komkommertijd.
  • O zee!
  • Keramisch kookplezier.
  • Illegaal?
  • Religieus extremisme.
  • Verdraagzaamheid?
  • In de nor.
  • De 21° eeuw?

    Archief per maand
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • waar schrijf je niet meer
  • hallo Willy
  • gelukkige verjaardag
  • waanzinnig waterige woensdagwensen
  • EOAI

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Laatste commentaren
  • Bedankt voor de hulp, dokter Ajayi (Ceylan Balain)
        op Globalisatie.
  • Bedankt Dr Ilekhojie voor (Imelda Diamante)
        op Relativeren.
  • Black Magic Protection Specialist in Melbourne Psychic Voodoo Love Spell Caster Call ☎ +27765274256 Spells To Return Back Ex Lover (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Black Magic Protection Specialist in Melbourne Psychic Voodoo Love Spell Caster Call ☎ +27765274256 Spells To Return Back Ex Lover (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Call/WhatsApp +27765274256 Black Magic Removal Expert in United Kingdom, Carribean, Middle East, Scandinavia, Oceania, Pacific Islands, Africa, Central America, North America, Greenland, Antarctica and South America (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Blog als favoriet !


    Categorieën
  • Chico2 (19)
  • Chicofotos (25)
  • Computertips. (11)
  • Culinaire avonturen. (2)
  • Fictie 01. (10)
  • Fictie 02 (10)
  • Fictie 03 (8)
  • INHOUD BLOG. (6)
  • Kroniek van een overlijden. (19)
  • Kroniek van een overlijden2 (11)
  • rokershoekje (17)

  • Mijn favorieten
  • Lieve
  • Fredje
  • Johan1944

  • Interessante blogtips:
  • Febe


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!