Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Als dorpsoudste met de bijnaam Pisaulima (Vijf messen betekenend, waarom heb ik
nooit begrepen, werd mij niet uitgelegd en mocht er ook niet meer
naar vragen) de deur open deed staat de lange magere Sumatraan met een
witte Sari en een wit overhemd in de deur opening. Hij had een chocoladebruin gekleurde huid met het structuur van een oude zware schooltas en een gemeen scherpe snor onder vriendelijke en rustig maar koelbloedige ogen. Hij leek sprekend op Averell van de Daltons maar dan met een kaarsrechte rug. Dat hij het nodige
meegemaakt had stond op zijn gezicht getekend en was daarom
waarschijnlijk benoemd als raadsheer van de blokken (flats) twintig tot
drieendertig. Hij had geen officiële functie maar zijn wil was
wet, wat voor mij moeilijk te accepteren was daar ik hem met een hand
dubbel zou vouwen als het moest. Des zenuwachtiger was ik geworden door
zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar zeker zijn verhaal te doen.
Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat woon waarop ik hem schuin
aankijk daar hij dit donders goed wist. Tot op de minuut af zelfs, hij had het zelfs genoteerd staan ergens in een klein zwart boekje waarschijnlijk. Ik begin met één mondhoek naar beneden te lachen.
Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar hem. Nerveus reikt hij
mij een open pakje sigaretten aan om er één uit te
pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar ontzettend beledigend is, waarop hij ietwat verschrikt reageert, heel kort maar onmiskenbaar en ik had het gezien en hij wist het. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het zit zo,"
met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal begeleidend: "Sinds jij
hier woont, (een diepe zucht) werken jouw vrienden niet meer, (iets kleinere zucht) waaronder Domingues, Franky,
Jaya..."
"Ja, ja," brak ik hem glimlachend om die naam af.
"En?" Want anders kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet veel goeds.
"Hun vrouwen Francis, pfff, hadoe, hoe moet ik je dit nu vertellen?" Hij maakte nu even kort maar krachtig het geluid van een krolse kat anders kan ik het niet omschrijven.
Hij had het echt moeilijk en ik zag tranen in zijn ogen komen.
Ik kreeg meelij met de geharde man, er moest nogal wat aan de hand
zijn. Ik ging naast hem zitten op de grond op de rieten tikar (mat) en
slaat een arm om zijn schouders en zeg dat hij zich niet zo druk moest
maken en mij alles kon vertellen. Hij knijpt met duim en wijsvinger in
zijn ooghoeken en zegt dat hij hoofdpijn van de situatie heeft.
"Francis je moet weg." Zegt hij met zijn waterige maar strenge ogen mij aankijkend.
"Verhuizen!" "Er is geen andere weg."
"Weg?" "Waarom?" Dit vond ik echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben verdrietig maar ook blij omdat ik altijd alles te horen krijg dat weet je."
"Wat is er met hun vrouwen," van boosheid op mijn bovenbenen slaand daar ik in hurkzit zat.
"Ik zweer het je Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch, wie zegt dat?"
Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat hij het constant flikte als ze alleen thuis waren.
"Nee dat niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes.
"Ik weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt."
"Ze hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij niemand
meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je, je eigen bediende kun je nu zelfs niet
meer vertrouwen en je moet eten, begrijp je wat ik bedoel?"
"Nou dan ontsla ik ze toch ik vreet wel buiten de deur."
Ik begreep maar al te goed wat hij bedoelde met die gifmengers daar.
"Francis," probeert hij met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de lul bent,
ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te beschermen,"
verontschuldigd hij zich.
"En eerlijk gezegd moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat."
"Weet je hoe ze je noemen Francis?"
"De witte hond," beantwoorde ik. "Nou en?"
"Francis ik heb ook vernomen dat je in Priok, Kramatonga, Blok M,
en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende.
Ik had overal bonnen staan van omgerekend in honderden guldens had me
zwaar misdragen, gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?" "Mm,"antwoord ik.
"Er word niet alleen in Oost Jakarta over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe, die is toch verhuist naar Cikampek?"
Een stad die honderd kilometer buiten Jakarta ligt, en dus zeer droog op mijn brood viel. Jakarta was mijn thuis.
"Ga daar naar toe, daar ben je veilig!"
"Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten.
"Pintyam pisau Pisau?" "Leen me een mes Mes," daar dit toch zijn bijnaam was.
"Ah begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keukenla een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang. Ik
hoefde nu alleen twee verdiepingen omhoog om mijn zooitje in te pakken om
vervolgens mijn bediende te ontslaan en daarna geruisloos zien te
verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het liefst geheel ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een stevige handdruk en bedank hem voor
het slechte nieuws en nam afscheid.
"Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem.
"Bij Domingues ga ik zelf wel even langs."
"Doe dat nou niet jongen," vraagt hij geschrokken.
"Pisau mond dicht ik heb geen keus, hij is mijn maat."
"We sterven voor elkaar en als dat nu gebeurt gebeurt het maar."
"Hadoe branie...," zegt Pisau.
"Niks branie!" "Niet meer dan normaal!" "Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het trappenhuis de deuren in de gaten
houdend, loop ik naar boven en regel mijn zaken terwijl ik af en toe terug naar de voordeur loop om te luisteren of er zich niets afspeelde in het trappenhuis wat mijn kop kon kosten. Eenmaal alles kant en
klaar, sluip ik door de smalle steegjes tussen de flats naar Blok
zevenentwintig waar Domingues woonde, die niet thuis was. Balen! Zijn
boer Franky, die ook al in een scheiding zat net als de andere helft van de woonwijk door mijn toedoen, depressief op bed lag nam
verbaast het nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen
vrouw meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen.
"Je bent gek," zei hij hard lachend voor zijn gezicht weer op balen-stand veranderde en zich omdraaide in bed.
Ik schreef in het kleine huiskamertje een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, stopte deze bij Franky in zijn kontzak en gaf de geleende pen terug aan zijn vrouw die boog en mij schijnheilig breed toelachte en
nam afscheid. "Selamat semuanya!" Mazzel allemaal! Ik sloop weer terug naar mijn flat en liet mijn bediende
een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal verboden is voor
mensen die niet in de wijk wonen. Maar ik gaf vijfduizend
Roepia extra mee voor de portier bij de slagboom om te kopen en beloofde haar er
nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat ik zeker wist want ik
hield haar enigste bezit, een klein plastic tasje met voor haar van waardevolle
spulletjes zoals kleding, sieraden en make-up voor de zekerheid bij me. Ik vertrouwde haar gek genoeg wel,
en vertelde haar het verhaal, waarop ik hoorde dat ze het al wist. Die
bediendes (berbantus) weten alles, die lullen alles aan elkaar door.
Kwaad vraag ik waarom ze me niet gewaarschuwd heeft.
"Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt ze geschrokken.
En dan bedoelen ze zes uur 's morgens. En het was nu één uur!
Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal, helemaal niet. Maar ze was voor haar doen,
binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat voor tien minuten
lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te gluren toen hij aan kwam rijden, rende
met de klewang in aanslag, mijn Samsonite koffer de trappen afgooiend naar
beneden om mijn handen vrij te hebben bij een eventuele aanval. Terwijl de chauffeur hem in de achterbak van de taxi legt, liep ik naar
de deur van Pisaulima en sloeg de klewang met een harde klap in zijn
deur die vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi
dichtslaat zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken,
draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" Met het accent van
Swartzenegger, en geef hem een saluut van een soldaat met een vette knipoog. Met open bek en
handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen het zonlicht
in na.
"Toeter eens," beveel ik de chauffeur. Kort claxonneert hij even.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk uit zijn!"
Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn achteruitkijkspiegel en als
hij stopt met claxonneren geef ik hem een tik op zijn schouder:
"Turus!" dat hij door moet gaan.
"Ya pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt hij waar ik heen wil.
"Stasion aja!" Doe het station maar!
Indonesië H1 d2 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island)
Indonesië H1 d3 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island).
Na niet al te gek lange tijd, ongeveer een weekje stappen met mijn
nieuwe vriend Domingues de taxichauffeur, nam hij mij mee naar zijn
gezin. Had deze boef een gezin? Jazeker, en hij had met mij een week
lang feest lopen vieren in de meest extreme zin van het woord.
Ik stelde mij voor en schaamde me, des te meer zijn Manadonese vrouw,
welke trouwens de mooiste dames zijn in Indonesië want je hebt
daar nogal wat verschillende eilanden en rassen, aardig en ontzettend
knap en bovenal heel erg lief bleek te zijn. Zij werkte achter de Balie
in het Hilton van Jakarta. Ik was weer eens verliefd.
Maar zij was sinds kort in blijde verwachting en nog iets anders wat
veel essentiëler is: ik ben geen matennaaier. Hij bleek vlak
achter de woonwijk kampong Ambon te wonen waar ik heel erg kort bij
mijn vader verbleven had, in Oost Jakarta (Jakart-Timur).
Domingues' woonwijk heette Pulomas wat op het bord was doorgestreept
met behulp van een fel lichtgevende verf uit een spuitbus, met
daaronder de tekst Pulau Mas, 'Golden Island'. Het geheel bestond uit
drieëndertig flatjes die dan ook genummerd waren als belok
één, belok twee enzovoort.
Domingues woonde in belok tweeëntwintig. Ik had al iets van mijn
vader gehoord over deze buurt en dat was in zijn ogen niet veel goeds,
en één van zijn zakenpartners voormalig Generaal van
Indonesië en tegenwoordig Politiecommissaris van heel Jakarta met
zijn vijfenvijftig miljoen inwoners, wilde het liefst de hele boel plat
bombarderen. Zo wat had die man een hekel aan Pulomas. Er bleek voor
een voor Islamitische staat (tweeënnegentig procent) geen ruimte
te bestaan voor een in hun ogen Sodom en Gomorrah gebied.
Ik had het naar mij zin daar elk flat bleek zijn specialiteiten te
bezitten. Er woonde acteurs, actrices, fotografen, fotomodellen,
hoeren, flikkers, alles wat met showbis te maken had en vooral heel
belangrijk in die dagen pillen en wietdealers. Het was net of ik thuis
was maar dan stinkend rijk en alles heel dichtbij de hand, behalve de
Heroïne en Coke was niet te krijgen en dat was perfect want daar
zat ik tenslotte niet om verlegen. Het was daar iedere avond feest bij
iemand anders thuis. Ik zei het gelijk. Ik wil hier wonen!
Het duurde dan ook niet lang, een dag en het was geregeld. Ik ging
eerst indekos wat in de kost betekende voor omgerekend negen euro per
maand tot er een flatje leeg kwam te staan voor dertig euro per maand
daar had ik drie kamers en een kleine badkamer voor. Dat wil zeggen
één flat tussen blok twintig en de drieëndertig,
want ik wilde wel een beetje bij mijn maat in de buurt blijven. Het
duurde niet lang voordat ik in blok drieëndertig woonde, op
mijzelf en ik was ingeburgerd tot een echte bewoner en een lid van de
gang, sterker nog Domingues bleek de tussendealer van wiet, waar hij
veel respect mee afdwong. En ik was zijn rechterhand wat ging de
spullen ook samen met hem inkopen, bij ene waar ik de naam niet van
noemen zal maar zijn codenaam was TBN. Zo waren er iedere avond feesten
in flats met veel drank wiet en pillen en orgieën, en was het een
beetje mat dan gingen we op stap met de oude Chevrolet Cherokee Jeep
van een half blinde bestuurde Jaya genaamd. Dat was altijd spannend,
vooral 'snachts met die blinde achter het stuur, niemand durfde dan ook
naast hem te zitten maar gingen ze allemaal keihard lachend in de
laadbak zitten. Ik was bijrijder.
Zo was het elke avond feest op onze parkeerplaats met de jongens en
soms meiden maar niet te vaak, want dat hadden de jongens liever niet,
want ze gingen wel allemaal vreemd maar allemaal twintig kilometer
verderop, dus wilden ze ook geen slapende honden wakker maken. Ik was
niet getrouwd had geen vaste vriendin, maar wel vijftien, en begreep
het probleem dan ook niet in het begin. Over honden gesproken, de
pillen van het merk bekka waar we iedere avond twee rolletjes van tien
tabletten per persoon van opvraten, vijfentwintig ct. per rol, bleek
achteraf obat anging gila te zijn, wat pillen tegen hondsdolheid zijn.
Na maanden later begreep ik mijn bijnaam De Witte Hond dan ook beter.
Ik dacht dat ze dat zeiden omdat ik overal opkroop. Uit jaloezie dus.
Maar het moge duidelijk zijn dat als je uit een stad moet vluchten die
net zo groot als Zuid-Holland is je het wel erg bont hebt gemaakt. Ik,
beter wij want Domingues was zo niet nog gekker dan mij en had
inmiddels ook zijn baan opgegeven, waardoor er zelfs een echtscheiding
aan zat te komen. En hij was niet de enige met een echtscheiding op
komst. Al mijn maten, een stuk of tien nam ik elke avond mee op stap.
Hapje eten bioscoopje pakken en dan naar Sukabumi, naar de vrouwtjes
van plezier. Nou er ging echt helemaal niemand meer naar zijn werk, de
volgende dag. Als blikken konden doden waren het die van hun
echtgenotes wel geweest. En dat maanden lang. En ik en Doom werden
steeds gekker, van die hondenpillen natuurlijk. Ik was daar miljonair
van mijn uitkering maar toch presteerden wij het de laatste week toch
om zonder geld te komen zitten. Er staat mij iets vaags bij dat we
bijvoorbeeld met een zwartgeverfd waterpistool toeristen stonden te
beroven op de trap van discotheek Stardust, wat toen de grootste
discotheek van Jakarta was, daar er konden wel tweeduizend mensen in
konden. Of gewoon in een file mensen beroven. Beesten waren we. Puur en
puur a-sociaal. Nee aan het stappen kwam geen eind, dacht ik tenminste.
Op een gegeven moment werd ik na de verkiezingen bij de 'dorpsoudste'
van de flats geroepen die met mij wilde praten over iets belangrijks.
De verkiezingen die trouwens ook een rel op zich waren en zijn, want de
mensen worden dan ineens verdeeld en heel erg agressief. Dan zijn er
vijf partijen met ieder hun eigen kleur. De witte is de Islamitische,
de rode de democratische met als lijsttrekker de dochter van Sukarno
die Suharto wilde verstoten, de groene partij voor de boeren, en de
zwarte partij weet ik niet meer, en dan had je heel slim de gouden
partij van president Suharto die heel vaag een embleem had met vier
vakken erin waar die andere vier partijen in stonden, zo van als je
twijfelt neem mij dan. En dat met goud omlijst, het Panca Warna
systeem, (het kleuren allerlei systeem). Het zijn allemaal twijfelaars
daar dus dat was APK gekeurd voor Suharto, jaar in jaar uit. Nou was
die verdeeldheid ook in Pulomas. Er waren zoals ik al eerder zei
drieëndertig blokken en die waren verdeeld in vijf territoria,
Sumatranen, Javanen, Manadonezen, Chinezen en ik woonde bij de Ambonese
blokken. De rest van het jaar heel Pulomas dikke vrienden, maar nu als
we 'savonds met elkaar stonden te babbelen of op de motorkappen zitten
op onze parkeerplaats, waren wij allen in een rood T-shirt en een rode
doek om ons voorhoofd.
De klewangs (kapmessen), knipmessen, bijlen en mijn Samoeraizwaard
lagen in de greppel achter de auto's voor een eventuele aanval. We
waren al een keer eerder verrast door de zwarte partij, de avond ervoor
en toen hadden wij moeten rennen en waren er twee goede gewonden onder
ons gevallen. Maar nu stonden we heel schijnheilig te blowen en
allemaal naar beneden te staren, net doen alsof ze ons weer konden
pakken. Maar we hadden vier man op elke hoek van ons gebied gezet,
waarvan er één dan ook al snel kwam vertellen over zijn
teenslippers struikelend, dat ze er weer aankwamen. Een hoop ijzer
gekletter ging snel rond en iedereen had zijn wapen verstopt achter
zijn rug in de auto met open raam of simpel op de bumper of onder de
auto.
Op het moment dat het geschreeuw van de zwarte groepering ons benaderde
en ons in bonken denkt te kunnen hakken, pakken wij ons gereedschap
vliegensvlug en volgt er een denk ik zo'n vijf minuten lange veldslag
als zoiets in 'Braveheart' en ik kan u vertellen, dat is een rush hoor!
Alles wat zwart gekleurd was kapte en hakte ik om mij heen al rennende
met de blinde woede van de laffe aanval voor ogen van de avond ervoor
en die twee creperende jongens die opgesneden in het riool hadden
gelegen, en die we hadden verbonden.
Dendam! Dendam! Schreeuwen wij wat wraak betekent. Nu renden zij voor
hun leven, voor sommigen echter te laat. Ik en Doom renden voorop
hakkende en ontwijkende om daarna ook nog eens hun achterna te rennen
toen ze al lang uit ons territorium verdwenen waren om nog een paar
flinke halen over hun rug te kappen. We hebben ze heel Pulomas
uitgejaagd en de rest van de verkiezingen hebben wij dan ook van
niemand meer last gehad. Er werden zeven man weggevoerd met de
ambulance, is ons verteld. Het moge duidelijk zijn dat wij niet op een
onderzoek stonden te wachten.
Ik was de volgende dag jarig maar had daar geen flauw benul van. Er
werd op de deur geklopt ik ben direct klaar wakker, pak mijn naast mijn
bed gelegen zwaard en ging achter de deur staan, en vroeg mijn bediende
de deur een klein kiertje open te doen want het was zo vroeg en dat op
zondag, tien uur pas er klopte iets niet.
De deur gaat op een kier en ik zie mijn bediende schrikken dan spring
ik in een tot mijn knieën afgeknipte gerafelde spijkerbroek met
ontbloot bovenlijf wat onder de krassen en sneeën zit met een rode
Ramboband om mijn voorhoofd en wilde ogen in mijn kop voor de
deuropening om het daar zijnde hoofd met een schreeuw af te hakken.
Staat mijn vader voor mijn neus met zijn vrouw en een cadeautje. Ik kan
nog net op tijd de slag inhouden tot net boven zijn kruin.
"Ga je mee, we gaan weer," zei hij teleurgesteld in mij tegen zijn vrouw.
"Hij is gek!" hoorde ik hun tegen elkaar zeggen toen ze de trap afliepen.
"Hij is in een beest veranderd." "Ik wil niet meer over hem praten," antwoordde mijn vader zijn vrouw.
Spierwit vertrokken zij, mij verbijsterd achterlatend en met een flinke kater. En ik moest nog wel bij de dorpsoudste op bezoek.
Ver weg was het niet want hij woonde in mij flat op de begaande grond,
maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al sloeg dat
nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in de gaten.
Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn 'beestzijn'
een beetje bewust. Mijn enige voordeel was dat hij corrupt was en ik
voorzag hem dan ook iedere dag van een portie wiet. Hij had het gehad
over een kwestie van leven of dood gehad. Mijn leven wel te verstaan.
Wat nu weer? Als ik geluk zou hebben zat hij slechts zonder wiet, en
was het een kutsmoes.
Door aders denderen chemometro's
over rode en blauwe banen, station naar station
pijnlijk misselijkmakend chlorixvervoerend
schakelen stemmingswissels om en kanker uit
vallende haren, tintelend brandende huid
Lachen met ingehouden tranen
elke stap is een te veel
elke minuut een uur
elk uur een jaar
Tik tak tik tak, zou het aanslaan?
Mijn hoofd voelt aan als een lege doos
nee geen kut lichtmatroos
Duizelig zoemend hersenbrekend
het felle licht in mijn ogen stekend
Geen drank meer, hasj, bruin of wit
neem nu migraine en af en toe wat spit
Harde wedstrijd maar zal hem winnen
zal eens mijzelf leren bedwingen
Het gif gekotst uit lichaam en geest
zit diep in mijn hart het duivelse beest
Moeilijk te haten, ontzien of te vermijden
schaduw boksend willen winnen is lijden
Week gevochten met leren tong
stekende lever, pijn in mijn long
Niet kunnen slapen of nachtmerries troef
zonder drank is het leven nogal stroef
Het zit gebakken in mijn genen
van kruin in mijn haar tot in de nagels van mijn tenen
Al mij neven en nichten drinken of gebruiken
niet bij kennis om het echte geluk te ruiken
Er is slecht één groot verschil
hun hebben er vrede mee, en ik moet van bil.
Was ik maar toegeeflijker of zwakker misschien
dan gaf ik het op en hield het voor gezien
Maar ik ben een streber een vechter
ik ga voorwaarts en het ken gewoon niet slechter
Elke dag is er één voor mij
elke één is een dag voorbij
Het gekkenhuis, afkickklinieken en sekten H6d6 Engeland London Waelbeckstreet Horrorhotel
Het Gekkenhuis, afkickklinieken en sekten. H6 d6 Engeland London, Waelbeckstreet Horrorkliniek
In 1997 was ik manisch depressief en had mij dan ook al verschillende
keren een overdosis toegediend maar door de meest waanzinnige situaties
heb ik die overleefd. Zo had ik een kat die Fritz heette die zo groot
en sterk was dat hij met zijn schouder het presteerde de deur van de
ijskast open te krijgen. Na een stoel er tegen aan gezet te hebben
lukte hem dit nog. Dan maar een lege krat pils op die stoel. Toen lukte
hem dit nog, weliswaar langzaam maar toen we thuiskwamen waren de
biefstukken verdwenen. Een zak kattenstenen boven op de krat erbij, en
nog hoorden ik en mijn toenmalige vrouwtje, piep piep van het schuiven
van de stoel over het zijl. Hoe kreeg hij het voor elkaar? Toen heb ik
met een hamer een houten spie geslagen tussen de ijskastdeur en de
muur. Dat was Fritz. Als ik dan ook lichtelijk blauw voor dood lag,
vanwege een O.D. pikte hij dat niet en bleef dan ook net zo lang met
zijn grote klauwen op mijn smoel slaan tot ik wakker werd. Helemaal
niet meer begrijpende wat er aan de hand was, niet meer dood wilde en
er alles aan deed om op te been te komen. Dat kunstje heeft Fritz me
drie keer geflikt. We hadden een haat liefde verhouding, maar ik mis
hem als de pest. Ook vreemd dat er op een andere keer door een
piepklein gaatje in mijn dikke velours gordijnen precies een
zonnestraal door de donkere huiskamer in mijn oog schijnt, alsof God
zelf mij liep te tarten, daar kwam nog bij dat de bovenburen
Gospelmuziek zaten te maken waardoor ik echt dacht dat ik in de hemel
beland was. Als een smurf gekleurd liet ik mij van de bank afvallen en
kroop op handen en voeten naar de keuken om een paar eetlepels
keukenzout door een glas water te roeren als tegengif. In de tussentijd
proberend wakker te blijven. Dit was een overdosis grove opium,
meegenomen door een vriend uit Marokko.
Als het zo niet lukt dan maar zwaar versneden Heroïne inspuiten,
dan duurt het iets langer maar het werkt wel. Ook komt het dan minder
hard aan bij mijn ouders dacht ik op een vreemde manier. Er woonde een
Turk bij mij in de straat die tegen zeer lage prijzen grammen per dag
verkocht, zwaar versneden met bruine cafeïne. Het slechte spul
deed zij werk en ik zag er uit alsof ik in het laatste stadium van een
Aids-patiënt zat. Ik woog nog maar vijftig kilo op zijn top, was
er dus dertig minimaal kwijt geraakt. Ik at niet meer, dronk niet meer,
niets. Kwam ook niet meer buiten alleen iedere ochtend even snel heen
en weer naar de methadonbus bij mij om de hoek. Verder kwam ik niet
onder de mensen meer van schaamte en het levensmoe zijn. Vaak zat ik te
huilen in een grote plas bloed omdat ik geen aders meer kon vinden en
de dope inmiddels vermengd met bloed in mijn spuit tot een klonterig
zaakje was veranderd. Als ik erg ziek was dan trok ik de naald eraf en
spoot zo het hele zaakje in mijn mond. Dat duurde iets langer via de
maag maar het werkte wel. Ik word al misselijk als ik er aan denk. Mijn
moeder kwam eens in de week langs met boodschappen, waarvan ik de meest
waardevolle spullen verkocht aan de buren voor smack (Heroïne) te
kunnen kopen. Als zij op een gegeven moment langs komt zegt zij op de
televisie een programma te hebben gezien, waar je word behandeld onder
narcose. Uitgevonden door een Israëlische arts, om de
zwaarverslaafde soldaten die terugkwamen uit Afghanistan te kunnen
helpen. Ja die zaten er toen al.
Een néé was geen optie wat de behandeling betrof. Sterker
nog mijn moeder en haar man hadden het al geregeld en ik moest mee naar
een tussenkantoor in ADam in de Argonautenstraat. Na een uren en
urenlang durend gesprek kwam het hier op neer: 11.000 gulden kostprijs,
de verzekering kende deze behandeling toen nog niet, er moest een
familielid mee, en ik zou er helemaal niets van voelen. Ik zou clean
wakker worden. En mijn hersenen zouden geblokt zijn voor de ontvangst
van opiaten. Een soort lobotomie? Nee zo zat het niet, ik moest ieder
dag na de operatie een halve tablet Naltrexon innemen, waardoor ik
immuun zou blijven voor opiaten. Ik kon al binnen veertien dagen
geholpen worden. Dat was snel, tot mijn moeders grote tevredenheid. De
handtekeningen werden gezet. Mijn ma en stiefvader betaalden het en
mijn eigen vader zou meegaan naar Londen, dat was de afspraak. Mijn
vader zou dan in een Hotel om de hoek van de Waelbeckstreet afwachten
tot ik geholpen was om na de narcose mij bij te staan, was hun advies.
Water van de Maas stroomt door ons aders
Feyenoordbloed slaat hard tegen de kades
van het gelensde bevoordeelde Hilversumse tuig
Een verdacht hoofdstedelijk accent in de huig
Schrijven de kranten ons deze keer kapot
of legt de K.N.V.B. ons weer op het schavot
Pakt de belasting ons niet in de knip
dan staan onze transfers wel op de wip
Afgebroken tanden wisselen bij N.O.S. haaien
zonder respect blijven ze ons provocerend naaien
Het draait om 020 en Philips zijn poen
competitievervalsing opnieuw ieder seizoen
Het kan ons niet deren want wij weten beter
vechten en vreten gras voor iedere meter
Wij staan achter de grootste club van Nederland
tot de dood, eeuwig kameraden hand in hand
Als we de eigenaar van het Youthhostel: 'The Old city,' beloven de
Whisky af te leveren in Sham el Shek aan de Rode zee krijgen wij ieder
zes flessen Johnny Walker mee, die wij in kranten gerold onder in ons
rugzak stopten. Het was een zwaar vrachtje maar we zouden er zeshonderd
Amerikaanse Dollars voor krijgen en we zouden binnen drie dagen terug
kunnen zijn. Wij zouden daar honderd Dollar voor krijgen van hem voor
krijgen. Hij beloofde een half open grens in het toen nog niet
geannexeerde gebied Taba.
Een niemandsland tussen Egypte en Israël wat bewoond werd door
hippies op het strand. Het smokkelen was "No problem," volgens hem. Er
liepen daar de hele dag jongeren heen en weer, Taba in en uit om
bijvoorbeeld naar Eilat te gaan, een toeristische badplaats in
Israël. "Afgesproken,"zei ik, en gaf Stef een knipoog.
Eenmaal buiten, zei ik: "Laat die de pleuris krijgen, die viespeuk".
Stef lachte zenuwachtig over zijn schouder kijkend naar de uitzwaaiende
Arabier, met zijn rood witte theedoek op zijn kop alsof hij dacht dat
hij Arafat was, waar hij trouwens verdomd veel op leek. Misschien was
hij het wel. Hij leefde toch altijd 'undercover'?
"Zeker weten!," beantwoord Stef en met ferme stappen besloten wij eens,
ons rijk voelende met onze handel de Old City te gaan bezichtigen. We
zijn net 'The South Gate' door met aan weerzijden The Old Wall compleet
met schietgaten en kantelen en direct zien we de smalle straatjes
bedekt met marmeren beige tegels met aan weerszijde hoge duizenden
jaren oude huizen van drie verdiepingen, met piepkleine raampjes met de
luiken meestal gesloten. Alsof je een geschiedenisverhaal binnen komt,
voel je direct de sfeer van de oude stad. Een verse gebakken broodlucht
kwam ons tegemoet, en we zouden proberen een van de flessen te
verkopen. Het was vroeg in de morgen dus het eerste stuk was rustig en
sereen, alsof we Jezus zelf tegen konden komen, met ezel en al. We
liepen praktisch op ons tenen. Zo indrukwekkend.
Helaas is het na honderd meter afgelopen met de rust en schieten de
souvenirwinkels uit de grond, met spulletjes zoals kruizen,
rozenkransen, waterpijpen en natuurlijk ansichtkaarten. Daar wij ons
fototoestel verkocht hadden voor wat eten en een lift, hadden we
afgesproken in iedere stad een paar kaarten te kopen zodat we toch iets
van onze trip thuis konden laten zien of gewoon voor ons eigen
herinneringen konden bewaren. De ansichtkaartentoren spint rond.
"Hé kijk nou eens Frans, daar zijn wij toch geweest?".
Ik trek de kaart uit Stefs handen en zie de steengroeve met de paar
gaten waar wij onze eerste dag toen we aankwamen ons behoeften hadden
gedaan. Er stond boven: 'Kidron Valley, the holy grave of Mother Mary'.
We keken elkaar aan stonden versteld en voelden ons schuldig.
"Hebben we nou in het graf van Maria zitten schijten?," vragen we
elkaar haast tegelijk. We waren het er over eens dat we het niet
geweten hadden en als er een God was en ook nog eens een schoondochter
had in Israël, Hij het ons zeker zou vergeven.
Ik bedoel ik heb God juist bedankt toen voor dat plekje, het was voor mij een wonder ineens een ideale plek te zien verschijnen.
Hij zou het vast begrijpen, en we zouden het er niet meer over hebben
en aan niemand vertellen. Bij deze. Dat we stoned spijkers hebben lopen
zoeken op heuvel van Getshemane houden we ook liever voor ons.
"Ze hadden hier toch zo'n muur?," vraag ik mijn maat.
"De Klaagmuur, ja daar gaan we kijken en het huis van Koning David schijnt daar ook te zitten en..".
"Rustig Stef, je bent goed geïnformeerd, step by step".
Als we in het centrum van de oude stad komen wat een enorm groot plein
bleek te zijn, zien wij inderdaad aan één kant een met
een laag muurtje afgezet stuk, van de oude muur waarboven
Israëlische militairen met M-zestiens heen en weer lopen. Met
daaronder spierwitte gezichten van Rabbi's boven ook nog eens een wit
overhemd en een zwart pak met lange punten van achter, uit de jaren
vijftig. Hun bolhoed leveren zij in op het afgezette muurtje en krijgen
daar een keppeltje voor in de plaats, waarna zij dus gaan klagen tegen
de muur. Wij draaiden een fles open en gingen er eens goed voor zitten,
met ons rug tegen de muur tegenover de Klaagmuur languit op de grond.
Sigaretje erbij.
De een stond te slaan met gebalde vuisten, de ander gebruikte maar
één hand, weer een ander schopte de muur of kopte hem of
stonden in ieder geval heen en weer te schommelen met hun hoofd. Maar
het mooiste was: er stond er één bij die stond te slaan,
te schoppen
en te koppen tegelijk en dat wel zo fanatiek dat hij af en toe op zijn
reet viel. Ons gelach klonk hard echoënd over het plein. De
soldaten op de bovenmuur keken ons even streng aan en marcheerden
verder.
We lagen te rollen over dat plein, we konden ons ogen niet geloven.
Inmiddels was de fles Johnny half leeg en dachten dat Jeruzalem van ons
was. We begonnen te praten dat het eigenlijk wel fijn was dat we
eindelijk eens een beetje lol hadden, en dat we nu wat handel hadden
niet in verleiding moesten komen de fout in te gaan met achter de
Heroïne aan te gaan. Nu dit gezegd was ging het duiveltje in ons
hersens direct aan de slag. De automatische piloot werd ingeschakeld en
onze vier ogen zochten het plein af naar een 'stout' iemand. We hadden
trek, omdat we dronken waren. De controle was compleet verdwenen.
De Rabbiclown leverde zijn keppeltje in gooide een muntje in een houten
bak, zette zijn bolhoed op en liep met grote passen zoals die van de
drogisthouder uit Pietje Puk het plein over recht op ons af.
Wij dachten dat hij zou gaan schelden om ons gelach van bijna een uur.
Niets daarvan, hij boog voorover trok onze hoofden naar zijn mond, en
vroeg: "Do you want to buy some Heroïn?".
Dit vonden wij zo vreemd, zo schokkerend, dat ondanks onze trek het
voor geen stuiver vertrouwden, en allebei tegelijk: "Nee!!!". riepen
zodat het hele plein ons aankeek. Hij rechte zijn rug streek zijn
ouderwetse colbert recht en liep met grote stappen weg.
"Wat was dit nou?" word me gevraagd.
"Stef jongen," "Ik denk dat hij ons wilde naaien, omdat we hem geïrriteerd hebben, hij had ons zeker aangegeven!".
"Zou het?".
"Nou we schrokken beiden zo erg, onze intuïtie zat echt wel goed".
"En als het niet zo is en ze dealen echt die Rabbi"s is het mooi een
schijnheilig teringvolk!". "Hoe komen ze aan die diamanten eigenlijk?".
"Zou er een connectie zijn?".
We lieten onze gedachten even over dit onderwerp glijden en werden er ziek van hoe de wereld in elkaar zat.
We besloten wat dichter naar de Klaagmuur te lopen en zien dat in de
linkerhoek een poortje zit met een bord er boven: 'King Davids House'.
Het was twee Shekkels intree en die hadden we nog over van ons loon van
de dag ervoor. Bij de ingang staat een soldaat van het Israëlische
leger met alweer een M zestien aan een draagriem met zijn vinger
rustend op de trekker.
We moesten eerst tussen twee gouden paaltjes door met een touw ertussen
die losgehaakt werd door de soldaat. We liepen een met rode
vloerbedekking beklede trap af naar beneden. Wat we zagen was
ongelooflijk. De grot van Ali Baba en zijn veertig rovers, maar dan
zonder Ali Baba en slechts twee rovers. Alles blonk van het goud.
Metershoge kandelaars van puur goud, bekers kelken iconen alles en
overal waar je keek goud goud en nog en eens goud. En was het geen goud
dan waren het wel diamanten en edelstenen.
Daar stonden we dan twee winkeldiefjes uit Rotterdam die zich
bezighielden met dekbedovertrekken of C.D.-tjes, midden in het Mekka.
Geen camera's geen alarm niks. Geen andere mensen, we waren helemaal
alleen. Het was te mooi om waar te zijn. Stef loopt naar de
geaquarelleerde turkooizen schoorsteen en stopt twee gouden kelken
onder zijn oksels onder zijn legergroene jas die er al zo'n vijfduizend
jaar stonden. Ik loop naar Stef toe knijp hard in biceps en fluister in
zijn oor: "Dit is toch te mooi om waar te zijn, denk even na, dit klopt
gewoon niet!". "Zet die dingen terug", beval ik. "Heb je de portier
gezien?". "Als die je fouilleert?". "Die schiet echt je kop eraf
hoor!".
Met enig tegensputteren zet Stef gelukkig de kelken terug, en ik zette
ze nog netjes even recht zoals ze echt hadden gestaan. Met de oren naar
buiten. We werden niet gefouilleerd en Stef heeft de hele dag geen
woord meer tegen mij gezegd. We hadden allebei genoeg van Jeruzalem
wilden wat eten en snel vertrekken richting Eilat wat een fijne
badplaats moest zijn. Als we een broodje Fallafel hebben gegeten, horen
we toeristen over de Blue Mosque en The Golden Mosque, de blauwe moskee
en de gouden moskee. Waarop wij besloten deze te gaan bekijken. Jezus
weer zoiets! Wij die gewend waren lood uit de dakgoten van sloophuizen
te jatten en koperen waterleidingen en gaspijpen met veel pijn en
moeite uit de muren te rukken zagen ineens een hele gouden Moskee,
althans de koepel. We maakten plannen 's avonds terug te komen om het
dak te strippen, helemaal lazarus natuurlijk. En daar is gelukkig ook
niets van gekomen want ze hadden ons levend gevild. We werden 's
morgens wakker gemaakt in een bushokje voor The South Gate.
Arafat de Youthhosteleigenaar stond voor ons, en vroeg ons waarom we
nog niet vertrokken waren. We keken elkaar aan, waren we nou zo dom
geweest?. Stef die sneller ken liegen dan dat het gedrukt word zei: "We
zitten op de bus te wachten, maak je niet druk we zijn zo weg!".
Een kegel van de alcohol van hier tot ginder, maar hij durfde niets te zeggen.
Als onze door ouderdom gebroken wit gekleurde Fiat van de snelweg af
rijd en vervolgens een uur lang op een b-weg slaat hij pardoes af een
zanderig pad in. Nu pas merkten we echt hoe slecht de vering was. Kuil
in en uit en slippartijen deden ons hoofd stoten tegen het dak en ons
gezichten smakken tegen de ramen en elkander. Vloeken als de pest wij
maar het hielp niets want alles wat we zagen was de chauffeurs
bezonnebrilde lachende gezicht in de achteruitkijkspiegel die ons toeschreeuwde
door het bonken van de in kuilen klappende auto heen dat het veel korter was
op deze manier. We reden niet harder dan dertig schat ik zo. De
omgeving werd groener en we bevonden ons nu in een in bloei staande
appelboomgaard, prachtig en het rook er heerlijk. Trots vraagt onze
vriend wat we er van vinden. Ja het is mooi, maar voorlopig zat ik nog
als een krekel met een pennenveer in zijn hol op de achterbank te
stuiteren, dus genieten was er niet echt bij. Als we de ene boomgaard
uit en de volgende in rijden, gebeurd er iets wat moeilijk te
beschrijven valt maar ik zal mijn best doen.
Uit het niets springen er twee reuzen voor de auto. Gewoon voor de
auto. Twee reuzen? Vraagt u uzelf af? Ja! Precies zoals ik het zeg:
"Twee reuzen!" Een tweeling! Ongeveer tweemetertien lang ontzettend
dik en ontzettend lelijk. Ze hadden hele bolle buiken, daarover een
blauwwit gestreept, te klein T-shirt aan wat een beetje matroosachtig
aandeed. Allebei een grote peervormige kale kop met een klein plukje
haar op het kruintje en een grote scheve boventand over de onderlip.
Een te grote spijkerbroek met hangend kruis en beiden op blote voeten
maakten het plaatje compleet. Ze konden zo weggelopen zijn van de set
van Disneys; Japie en de bonenstaak. Over hun shirt kruist een leren
riem waaraan een jachtgeweer met afgezaagde loop op hun rug hing. Ze
sprongen zo voor de auto met hun handen tegen de grill ons
tegenhoudend. Onze sjoof gaf gas bij. De auto slipte zich vast in het
rulle zand. We stonden vast. We hadden ons zelf vast gereden. De twee
reuzen Humpty en Dumpty zal ik ze voor het gemak noemen liepen naar de
zijkant van de auto de geweren van hun rug halen. Ik me van geen kwaad
bewust bleef perplex zitten, de sjoof zat echter van: "Mama mia," en
"Ave Maria," en weet ik veel meer. Hij was goed bang, en dat maakte ons
ook goed bang en zenuwachtig.
De deur van de auto aan mijn zijde word er in een keer uitgerukt met
een reusachtige hand, en word door deze achteloos weggeslingerd alsof het een
reep chocola was. De deur aan Marco's zijde bleef nog net schuin hangen
aan een half scharnier, maar zou je er tegen aan pissen was die er ook
af gevallen. Wij worden aan ons nekvel waarvan ik niet wist dat ik die had en kraag uit de auto getrokken
en in het zand gegooid en beiden neerwaarts gehouden door een van de
enorme poten van de twee monsters want dat waren het gewoon. Op hun
gemak beginnen ze enorme kogels in de lopen te stoppen van hun
dubbelloops afgezaagd jachtgeweer. Eerst een plop en dan een matte klik! Ze waren gevuld en nu dicht
geslagen.
Dit eenmaal gedaan trokken ze mij en Marco mee naar een appelboom waar we ruggelings tegen aan moesten gaan zitten.
Beiden hadden we nu, in plaats van waar we voor gevlucht waren, geen
penis in ons mond maar een dubbele loop. En de trekker in handen van
twee uit Disneyworld ontsnapte randdebielen.
Moeilijk praten hoor met zo'n ding in je mond of eigenlijk gewoon niet
praten. Toch probeer je dat om je leven te redden, maar dat gemompel
verstonden ze toch niet en de sjoof die ook uit zijn auto was gekomen,
zei dat ze geen Engels verstonden. Hij legde snel de situatie uit aan
ons dat wil zeggen binnen enkele seconden, tussen het snelle Italiaanse
'gerap' tegen de 'wonderen der natuur.' Hij vertelde het volgende; Deze broers hun familie was compleet uitgemoord door de Nazi's en zij
hadden vernomen dat die fascistische flikkers zoals zij de jongeren uit Fazano noemden en terecht waarschijnlijk, twee Duitsers op bezoek hadden en die gingen er nu direct aan. Zonder twijfel.
"Als respect aan hun ouders en grootouders."
"Duitsers?" Zei ik met een mond vol staal. Wat klonk als: "Wuitsers?"
"Nou dan is er toch geen probleem, laat ons paspoort zien dan weten ze dat we geen moffen zijn!"
"Holland!" Wat meer klonk als: "Bolland," met die mond vol staal.
"Bolland!" "Bolland!" Alsof Bolland en Bolland mij nu konden helpen.
Marco's ene broekspijp was nat geworden waaruit ik begreep dat hij in
zijn broek geplast had, daar over nadenkende in een flits liep er bij
mij ook een beetje los, wat ik vreemd vond maar dat schijnt automatisch
te gaan als je goed bang bent. 'Onze Italiaan' bleef maar smeken tegen
de 'freaks of nature,' en toen ze eindelijk begrepen dat we niet uit
Duitsland kwamen, zeiden ze heel droog:
"Holland, dat ligt er vlak naast," en de hanen werden naar achter
getrokken. Ik zat met mijn ogen dicht op de knal te wachten die mij
hersenen tegen de stam van de mooie in bloesem staande appelboom zou
spetteren.
Ik hoorde 'onze Italiaan' nu wel erg dichtbij jammeren en ik deed één
oog knipperend van angst en vanwege tegen het zonlicht inkijken, open. Hij was heel snel de voeten van onze beulen om beurten aan het kussen met daartussen smeekbedes in het ratelsnelle Italiaans.
Wat hij gezegd heeft zullen we nooit weten wat wel zeker is dat ik en
Marco een flinke klap met de loop tegen de zijkant van ons kop kregen waardoor we
half versuft weggesleept werden bij de boom vandaan door het zand alsof
we lichte vuilniszakjes waren.
En zo we de auto uit getrokken waren werden we er net zo hard weer
ingesmeten. Onze choof kreeg nog een paar trappen na, vluchtte achter
zijn stuur en startte de auto die nog vast zat in het rulle zand.
Tevergeefs, de auto slipte en de arme huilde van angst.
"Alsjeblieft!" "Alsjeblieft!" Vroeg hij zijn Fiatje.
Een van de tweeling gaf een licht zetje met zijn voet tegen de
achterkant en los schoot hij. Vol gas er vandoor slingerend in paniek,
op en neer door kuilen rijdend. Soms op twee wielen.
Een hard schot klonk en de deur die er half bij hing, liet nu ook los.
Nog een schot, nu vloog de kofferbakdeksel over het dak op de motorkap
tegen ons voorraam aan, met een doodsklap waardoor we ons dood
schrokken en de bestuurder even niets meer zien kon en we haast een
boom ramden. Toen hij sturend de wagen weer recht getrokken had en er
nog twee schoten volgden die ons niet meer raakten, lachten we
hysterisch van angst, adrenaline en zenuwen.
Dat wij onze Italiaanse vriend dankbaar waren en zijn mag duidelijk
zijn. Of ik nog in die grotten geweest ben, kan ik mij niet herinneren.
Dat we dezelfde weg niet terug genomen hebben wel.
Als ze mij en Marco willen verdelen over verschillende auto's om een eindje te gaan rijden, komen wij hevig in protest. Angstig om verkracht te worden. Normaal gesproken is zo een situatie al eng genoeg maar als je dan ook nog eens een paar flinke joints op hebt wordt je daar niet zekerder van, al dachten de oude Hasjhassins, een nomadisch volk wat vroeger verkrachtend en plunderend onder invloed van hasjish hele gebieden uitmoordden en dus helemaal geen last van paranoia hadden, daar anders over. Of juist wel, dat verklaart ook weer een heleboel. Daar komt dan ook het Engelse woord assasin (huurmoordenaar) vandaan. Wij waren op dat moment helemaal geen assasins maar gewoon twee bange in een hoek gedreven pubers die helemaal op het verkeerde station uitgestapt waren en op het punt stonden verkracht te worden door een mannetje of zestien. Ze stonden ons letterlijk aan onze armen te trekken om ons apart een van hun Fiats in te krijgen.
Wat blij waren dan ook toen onze redder in nood verscheen, ik ben zijn naam helaas kwijt maar het was de zelfde jongeman die ons een van zijn huizen in bruikleen had gegeven en ons als chauffeur diende. Hij bleek nogal invloedrijk te zijn want toen hij eenmaal basta had gezegd was het ook basta. Hij gaf links en rechts een paar goed gemikte trappen waar ze lachend of giechelend op achteruit deinsden. Nu viel ons eigenlijk pas goed op waar we in beland waren. Het werd ook uitgelegd door onze chauf. Het was een splintergroep van fascistische afkomst, een soort nazaten van Mussolini. Vandaar ook de zwarte kleding en de legerkistjes. Ze hadden ook een teken waar het hele dorp mee volgespoten stond op de muren: een cirkel met een kruis erdoor, welke in Nederland word gebruikt door de Nederlandse Volksunie, een eigen volk eerst partij. Hoe cynisch dat de volgelingen van het fascisme in Zuid-Italïe allemaal homoseksueel zijn. Hitler en Mussolini draaien zich om in hun graf. Zijwaarts dan. Prachtig.
En dat homoseksuele gedoe vroegen we, ik bedoel een heel dorp vol is weer iets heel anders als de satirische homo uit Little Britain; I m the only gay in the village, me Famwy! Hoe zit het daar mee, we hadden al vier vijf dagen echt geen één meisje of jongedame gezien, alleen een paar oude kreupele zadeltassen. Die kogels verspild geld deden lijken. "Het was en is de schuld van het Katholieke geloof," zei hij. "Vanaf hun tiende jaar gaan ze het klooster in om daar na met een of andere missie naar Zuid Amerika gestuurd te worden". "Dus pakken de jongens onder elkaar zich zelf maar". "Dat moesten we kunnen begrijpen vond hij". Slikkend zeiden we maar dat we dat deden, maar wat was deze man van plan met ons? Gelukkig praatte hij door. Hij had wel respect voor onze manier van denken en leven vandaar onze redding uit de benauwde situatie. En hij zat niet zo om seks verlegen want hij was een van de weinige die rijk genoeg was om af en toe naar de hoeren te gaan in Bari. We slaakten beiden een diepe zucht, van verlichting. Hij bood zijn excuus aan voor de rest van het dorp en beloofde onze nare ervaring te doen vergeten door ons mee te nemen op een uitstapje voor het bezichtigen van de prachtigste grotten van Italïe. Als hij het dan het maar niet over die van zijn maatjes had vonden wij het al lang fantastisch. Het was wel een stuk rijden maar de moeite waard. Wij zaten immers in de wreef van Italië en we moesten zijn in de zool ervan. Maar hij wist sluipwegen binnendoor en het zou niet langer zijn dan twee uur rijden.
Zij die zich aan niemand wil binden onderverzekerd voor haar eigen wijsheid Reflecterend in haar glimlachend gelaat stralen ogen duizenden mogelijkheden
Zwevend op Beatles en Elvis Costello verwikkeld onvermoeibaar in een marathon Het Nieuwjaar omstrengeld onopgemerkt voorbij ons vuurwerk harder en mooier dan ooit
Knokpartijtje met bewaarders in de bak geeft isoleercel en een rode kaart op zak Geen werk, menselijk contact of recreatie een spuit Haldol wellicht van een Nazi
Tweeënnegentig dagen in afzondering een oranje overall is al wat ik ontving Wat kneuzingen en blauwe plekken toe het kleine luikje in de deur zegt kiekeboe
Wereldvreemd kom je dan buiten starende mensen en vogels fluiten Auto's ontwijkend, het zonlicht scherp zij lieten het beest los in mijn knerp
Leerden mij haten en lust om te moorden daar gevoelens niet langer zijn te verwoorden De arts, bewaarders, psycholoog en directeur krijgen van mij eens een bijbaan als mineur
Spinnenwebben in de hoeken bij het plafond uit vervlogen tijden van toen ik jou nog kon Honden en kattenharen belandden in de stofzuigerzak die jij maar even liet liggen voor het gemak
Tien maanden later is het eindelijk schoon het voelt eigenlijk aan als heel gewoon Echt niet meisje, dat het allemaal aan jou lag ook ik maakte schoon schip met de Franse slag
Lopend in het Centrum van Jeruzalem op zoek naar werk begint mijn maag weer op te spelen en krijg ik krampen. Ik had weer eens last van diarree en zocht een plek om mijn behoefte te doen. Tijdens je afkick doe je dit zo'n dertig keer per dag en als je dan onderweg bent is dat minder gemakkelijk. Elk Restaurant, theehuisje waar ze met van die grote waterpijpen zaten tabak te roken, welke horecagelegenheid dan ook. Ik moest overal betalen voor de W.C. De ellende was echter we hadden geen Shekkel meer zelfs geen duppie, ik had het Spaans benauwd en liep met grote stappen in paniek om niet in mijn broek te schijten drie keer Jeruzalem in de rondte maar tevergeefs. Overal een vette nee op rekwest. "De oude muur daar kun je toch?", merkte mijn maat op. "Godverdomme natuurlijk!". "Lekker vlot," merkte ik hatelijk op. Wij naar de Old City richting het plekje waar we in de voormiddag een jointje hadden zitten roken en een nogal vreemd en bizar tafereel hadden meegemaakt. In plaats van rust zaten er echter allemaal mensen te picknicken. Jezus wat doe je me aan! vroeg ik mezelf af. Wij lopen verder en komen pardoes terecht in een steengroeve met hier en daar een paar gaten op klimhoogte. Een soort van uitgehouwen grotten die zeker bewaard gebleven waren vanuit de tijd van de holbewoners, wisten wij zeker. Eindelijk een plekje en nog lekker koel ook want ik zat in de schaduw, en kijk daar lag een oude Bijbel die ik kon gebruiken als toiletpapier. Het klinkt gek maar op dit moment was dit voor mij Het Paradijs. Wat een opluchting. Halleluja! Ik was weer nieuw.
Stef zat een gat verder en was tegelijk klaar. Nu konden we opgelucht rustig verder met werk zoeken. Recht tegenover The South Gate van de Old City lag een Youthhostel of te wel een jeugdherberg en wij besloten een poging te doen. U mag nooit meer raden, gelijk raak. Het was een typisch Arabisch of Palestijns of Joods, weet ik veel, in ieder geval Midden-Oostelijk ingericht. Als je daar bent kun je dat volk echt niet uit elkaar houden. Sterker nog de Youthhostel eigenaar was half Joods en half Arabier. Hij had het heel gezellig ingericht met veel zilveren lampen met daarin uitgesneden sterren die bezet waren met nepedelstenen, wat een leuk kleurrijk effect gaf op de muren en vloer. Mooie kleden op de grond en aan de wand. Waterpijpen op zilveren dienbladen in de hoeken op houten mooi uitgesneden bijzettafels maakten het geheel af.
Wij kregen twee taken ieder één. Stef of ik mochten zelf kiezen wie wat deed. De één moest de jongeren bij de bushaltes op het Station wegkapen en of meelokken naar zijn Hostel, de ander de kamers cleanen. Ik wilde dicht bij d w.c. blijven en was een beetje wereldvreemd en had helemaal geen zin om met vreemde mensen te praten, althans nog niet. En zo kwam het dat ik de eerste morgen stond te stofzuigen, dweilen en lakens te verschonen, terwijl wij de enigste mensen waren in het Hostel Het was trouwens pas Mei voorseizoen dus, wat inhield dat het heel rustig was. Ik begon om acht uur 's morgens wat resulteerde om één uur klaar. Eindelijk een bed zonder gezocht te worden, waar ik een rustige middagdut ken doen. Om vijf uur komt Stef terug van de bushalte zonder succes.
"Morgen beter," zegt de Arabier met hangende pruillip, en wijst naar mij dat ik het maar eens moest proberen. We werden per dag uitbetaald met kost en inwoning en vijf Shekkel per persoon. Dat is tien keer niks natuurlijk maar als je honger hebt moe en dorstig bent kies je eieren voor je geld. Zo gezegd zo gedaan. Na een avond 'chillen' in onze nieuwe huiskamer gingen we om een uur of twaalf slapen en 's morgens weer vroeg op. Met mijn loon liep ik richting het busstation met een stapel kaartjes en folders van het Youthhostel. Ik ben nog niet aan de overkant en ik hoor een bekende stem roepen. Verbaasd blijf ik staan. "Help, help!!," krijg nou de pleuris dat is Stef die ik hoor roepen!". Ik ren terug naar het Hostel en hoor door de echo over de marmeren trap niet goed waar de noodkreet vandaan komt, dus ik begon maar omhoog te sprinten. Eerste verdieping niks. De tweede ook niks. Ik hoor gestommel van een worsteling, en een gesmoorde hulpkreet. Ik leg mijn oor te luisteren tegen de deuren op de derde verdieping.
Bingo! "Stef?". "Ben jij dat?". "Wat is er aan de hand?". "Help me nou man!". Ik voel aan de deur en die zit op slot. "De deur zit op slot Stef," antwoordde ik droog, wetende dat Stef nogal vaker een paniekzaaier was om niets. "Trap die deur in!" gilde hij. Een flinke trap onder de hendel deed mijn enkel half verzwikken, een pittig deurtje. Ik nam een aanloop en gaf een vliegende karatetrap op het slot, die gelukkig met een klap open vloog. Wat ik zag versteende mij eerst van verbazing en schoot toen in de lach. De bolle Arabier lag met zijn broek op de enkels met zijn vieze dikke reet boven op Stef die zo mager was dat ik alleen zijn magere armen en benen als een stervende kikker onder de Arabier uit zag komen, die probeerde zijn piemel in Stefs reet te richten. "Wat sta je nou te lachen man?". "Help me dan!" riep Stef hysterisch. Ik ging wijdbeens over de Arabiers rug staan en gaf een serie hoeken op de man zijn hoofd. Hij voelde er niets van. "Stef?". "Steffff?!". "Hij wil niet neer!". "Godverdomme Frans pak dan zo'n Whiskyfles en slaat 'm op zijn kop. Whisky? Dacht ik. Ik kijk om mij heen en nu viel mij pas op dat er langs de muur allemaal planken als rekken diende, waar honderden flessen Whisky op stonden en gesealde pakken repen chocola van Verkade. Krijg nou wat, dacht ik en hiervan bij te zijn gekomen pakte ik eerst een fles Black Label, welke ik weer terugzette op de plank voor een Red Label, en deze zo hard mogelijk op zijn kop verrot sloeg. Hij ging weer niet neer, maar schudde slechts met zijn hoofd en krabbelde overeind, om zowel hij als Stef grabbelend hun broeken omhoog te trekken en vast te ritsen. Ik stond al in de aanslag met de half afgebroken fles vlak voor zijn strot. "Wat flik je nou probeer je ons te verneuken vieze oude man?". zei ik woedend maar toch mijn lach bijna niet in kunnen houdend. Slijmerig zei hij dat het maar een grapje was geweest, en gaf ons beiden twee flessen Black Label van het merk Johnny Walker en een paar repen chocola cadeau, en vroeg of we weer vrienden waren, zelfs of we wilden werken voor hem als smokkelaar. Achter zijn rug stond Stef met zijn armen te zwaaien van: Nee!! Ik gaf hem een knipoog zonder dat de oververhitte dronken Arabier het zag, gaf hem een hand en zei: "Deal!".