| 
 Maart
 
 Nu gaat de felle koude
 Al meer en meer voorbij
 En komen wij al zachtjes
 In ander jaargetij.
 
 De zwarte spreeuwen komen
 Terug naar t oude nest,
 En wandlen op de daken
 En pruttlen al haar best.
 
 Ook vangt weer t moedig haantje
 Met zijn schel kraaien aan,
 Terwijl de lieve hennen
 Druk aan het leggen gaan.
 
 En legde er een haar eitje,
 Dan is zij recht voldaan
 En roept: Kijk, al weer eentje!
 Is dat niet knap gedaan?
 
 Maar Maart is ook een wilde gast,
 Een windzak en een bulderbast;
 Hij kan geweldig razen,
 En t is zijn allerhoogste pret,
 Als hij gauw iemand hoed of pet
 Zoo maar van t hoofd kan blazen.
 Ook waar hij parapluutjes ziet,
 Spaart hij die niet,
 Maar keert  zoon guit der guiten!
 Die, flap! het binnenste buiten,
 Zoodat het heertje daar op straat
 Nu ook weer doodverlegen staat.
 
 Daar klautert in zijn glimmend pak
 Die zwarte man hoog op het dak,
 Omdat geen enkel ziertje roet
 Daar in den schoorsteen blijven moet;
 En weet ge, wat de tuinman doet?
 Hij is aan t snoeien van de boomen,
 Waaraan, is het eens zomertijd,
 Dan zeker veel meer vruchten komen.
 
 Het goede schaap heeft op het veld
 Haar allereerste jong gekregen,
 En de arme moeder staat verlegen,
 Want t sneeuwt en hagel met geweld,
 En daar kan t arme lam niet tegen.
 Nu komt het meisje van den boer
 En brengt aan de oude drank en voer,
 En neemt haar mede naar den stal,
 Waar t lam ook veilig wezen zal.
 
 ~J.J.A. Goeverneur ~
 
 
  14-03-2016 om 05:04 
geschreven door Marijke
 |