Op 8 augustus 1974 schrijft Fred Gremonprez, over Rollegem en zijn cafés’s, wat hij gevonden had in de stukjes geschiedenis van de trouwe medewerker Dendievel Rafaël. Zo noteerde Hij dat er hier op de 2200 zielen er niet minder dan 104 herbergen waren (de belastingen waren dan niet zo hoog) wat er op neer kwam, een café per twintig inwoners. Er waren toen twee bloeiende brouwerijen, die de concurrentie niet doorstonden, zodat er geen leven meer in de brouwerij kwam en ze verdwenen. Hij vervolgt, wanneer de jongeren aan de gewoonten van de voorvaderen denken, moeten ze herkennen, dat te Rollegem een stevige pint kon worden gedronken. Meestal was het een “kappertje,” welke men dronk, dat is een glaasje van 18c.l. Er waren veel herbergen er werd veel gedronken, niemand van de kleine man had bier in huis. S’ Zondags gingen de mensen op herberg bezoek en vroegen een stoop bier of twee liters, een glas bier had de prijs van 0,10 fr. een ton bier koste 18 à 20 fr. Een ambachtsman verdiende normaal 2 fr. per dag van 12 uren.
Dat er ook ondeugende zullen geweest zijn, zo als het overal voor kwam, cafés zonder uithangbord en waar meerdere borreltjes uitgeschonken werden, zal zeker niet kwalijk genomen worden. Dat waren over het algemeen vrouwen, die mannen soms in al hun wenken bedienden en God weet wat er daar nogal gebeurde. Was er toen ook geen seks zonder liefde en alles wat er mee gepaard gaat, is dit niet van alle tijden? We hebben het van horen zeggen en ze zeggen zovele. Je kon eventueel de fiets kwijt op “koerke” zonder zelf gezien te worden.
Dat zij niet mee deden, aan wat men toen noemde “herbergkermis” zal niemand onder ons verwonderen. Was het zo niet dat ook al in dien tijd de cafés onderverdeelde waren in nummers. Om aan te duiden 1ste klasse 2de 3de enz. om aan de “Kabberdoeske” te geraken, voorkomende van cabaret douze onder de nr. 12?
In de volksmond bekend onder de naam “pintje dek”. De dienster “bedekte” de bestelde pint(en) met een koek of een andere versnapering. Terwijl, kaart- bol- teerlingen- of andere wedstrijden plaats hadden. Deze gingen om het jaar door, en er kwam veel volk op af, en men maakte spijts de gratis prijzen, een lonende winst. Dat er woonhuizen geweest zijn die ook bekend waren, leren we ook uit de Bruine pakken I 6173 (Dat. Van 1779)
Antoine Florin gebruyckt een woonhuys als herberghe, vercoopt bier, win ende brandewin. En Antoine Delmarcke gebruyckt een huys als winkel ende vercoopt jenever.
In maart 2003 verscheen in de “Krant van Rollegem ”, een initiatief van de Gemeenschapsraad; Dat “klein meesterke” Isebaert Gerard, zijn ongeloof uitte, met den aanhef honderd herbergen? Dat was feitelijk niet te verwonderen, aldus schrijver, iedere straat of straatje, iedere wijk, iedere hoek had zijn eigen café. De reden?... Ofwel zaten heel wat mensen geplaagd met een droge lever, ofwel konden de lieden van toen niet weerstaan aan de goede smaak van een goed kappertje bier of aan een deugd doende “dreupel”.En terwijl ze “smekten” en genoten van hun geliefd drankje, sloegen ze een beuzelpraatje met baas of bazin of legden een kaartje met een of andere klant, buurman of dorpsgenoot, of toevallige voorbij trekker.
We leven ons in rond het jaar 1900, toen had de gemeente nog zeer veel slechte wegen, met als bijzonderste de kom van de gemeente. Kasseien, zonder rioleringen, er waren vuile grachten, met vuile huizen Vijf woonsten werden afgebroken voor de eerste wereldoorlog. De grond werd gebruikt voor begraafplaats. Rond het kerkhof hadden de huizen geen uitgang aan de achterzijde, van daar was de beerput toegankelijk langs de kant van de straat. (vandaar het verhaal van de beruchte strontstraat of Rollegemkerkstraat)
De bevolking bestond uit thuis wevers. (Handwerk) Andere waren landbouwers of landbouwknechten.
Tussen de beide wereldoorlogen werden vier huizen afgebroken langs de Kerkstraat.
“Den Engel” die gelegen was voor het “ hof van Commerce” en twee huizen die aanpaalden. Als laatste de woonst gelegen over het café “Het Paradijs” beter gekend als het snoepwinkelke van “Marie”
Het zou zonde zijn het hoofdstuk cafés niet verder uit te diepen. Om echter het goed te kunnen mee volgen is het eveneens van belang dat we er de straatnamen bij voegen om alle misverstanden uit de weg te ruimen. Ze werden alfabetisch gerangschikt.
Vermelden we hier met fierheid het boek “ Duizend Kortrijkse straatnamen” van de ondertussen overleden heer: Egied Vanhoonacker, die ons de toestemming gaf ook daaruit te mogen putten.
We zijn Hem zeer dankbaar en raden u zeker zijn boek aan.
Mensen die er meer over weten of denken dat bepaalde onzekerheden of onjuist heden vermeld zijn kunnen steeds hun mening kwijt. We willen hier zeker niet de wijsheid in pacht geven.
Het is zeker niet de bedoeling geweest om dit als punt van geloof te moeten nemen, het is een betrachting om een idee te vormen hoe het er vroeger uitzag.
Daar we het boek“ Duizend Kortrijkse straatnamen” mochten gebruiken, hebben we de alfabetische volgorde gevolgd en beginnen bij de Rollegemplaats tot de Lampestraat in april 1953 een betonnen wegdek. Van deze straat was in de 19 eeuw alleen de eerste 150 meter die bestonden de benaming van de straat was de Capellestraat.
Categorie:Café's te Rollegem
|