MARCHE PROVINCIALE. / COMITE PROVINCIAL DE LIEGE. / CHAUDFONTAINE. 09/12/2018
MARCHE PROVINCIALE.
COMITE PROVINCIAL DE LIEGE.
CHAUDFONTAINE.
De wandeling van het Luikse Provinciaal comité in Chaudfontaine valt dit jaar, zeker in het water, wat een slecht weer de hele tijd regen en we kiezen daarom voor een korte afstand er is niks plezier aan om de hele tijd in de regen te lopen. Chaudfontaine heeft zijn naam gegeven aan het gelijknamige bronwatermerk, sinds 2003 eigendom van Coca-Cola België. Chaudfontaine heeft de enige warmwaterbron van de Benelux (37 graden). Daarmee is het officieel een kuuroord. We vertrekken met de wandeling aan de Monumentale fontein, genaamd Belles Fontaines. We nemen in Chaudfontaine het bruggetje langs het Living Hotel richting de spoorwegovergang, hier begint de Chemin de la Lemmetrie. Het steilste gedeelte van de beklimming zit direct in de eerste bocht. maar al heel snel wordt het iets makkelijker. Het bospaadje klimt langs de heuvel omhoog en de percentages worden al snel makkelijker en makkelijker. Bij de bocht naar rechts is het even helemaal vlak of zelfs licht dalend. Bij het uitrijden van het bos wordt je getrakteerd op een verbluffend uitzicht op Embourg en Luik. Het is een serieuze klim maar de beloning is dan ook mooi. We dalen af en komen aan de Ancien Moulin a Poudre Curtius. De Moulin Curtius is een oude watermolen van de XVI e eeuw, die is gelegen op een kunstmatige arm van de Vesder in de gemeente Vaux-sous-Chèvremont. Het diende als een poederfabriek onder impuls van de industrieel Jean Curtius . Curtius, "General Commissioner of War Supplies" van koning Filips II van Spanje , verandert de molen in een buskruitfabriek. Hij ontwikkelt de installaties, bouwt een muur en richt een kazemat met een gracht op. Vandaag is de afvoer droog en zijn de vestingwerken ingekort. We wandelen verder en komen zo terug in het centrum van Chaufontaine door het park van het kasteel dan komen we terug aan ons vertrek.
We wandelen vandaag in Wellen. De wandeling was mooi in het Haspengouwse landschap; maar sommige vragen zich af vanwaar de naam Wellense Bokkerijders komt. Daarom is het misschien nuttig even het verhaal in het kort hier te vertellen.
Wellen is het epicentrum van de Bokkenrijders van Zuid-Limburg. Het fenomeen Bokkenrijders dateert van de 18de eeuw. Het grote kapitaal zat in die tijd bij kasteelheren, grootgrondbezitters, adel en clerus. De bevolking moest hard zwoegen. Hun karige loon werd hen dan nog regelmatig door vreemde soldaten en avonturiers ontnomen. Wellen was immers een onderdeel van het land van Loon, onder de voogdij van het prinsbisdom Luik. Het prinsbisdom Luik stelde zich neutraal op in de toenmalige Spaanse Successieoorlog. De boerenbevolking werd daarom het slachtoffer van plunderingen door ronddolende soldaten en vernielingen van de oogsten. Zo moest de autochtone bevolking noodgedwongen zelf gaan stelen: hieruit ontstond de beweging van de Bokkenrijders. De activiteiten van de Bokkenrijders waren in geen enkel opzicht goed te keuren, hoewel ze roofden uit pure noodzaak. Het handelsmerk van de Bokkenrijders was de brandbrief: hierin dreigden ze met brand tenzij de bedreigde een zekere som overmaakte. Ze waren echter minder crimineel en wreed dan beweerd werd. In onze moderne tijd zouden we spreken van ‘kruimeldiefstallen’. Van grote rooftochten was nooit sprake. Volgens de legende zweefden De Bokkenrijders ’s nachts op bokken door de lucht. Dit verhaal werd althans via foltering uit de verdachten geperst. Het is gebaseerd op een Germaans volksgeloof, waarbij demonen in een dierlijke gedaante in een storm door de lucht raasden. In het christendom werden deze demonen assistenten van de duivel genoemd. De rechterlijke macht (indertijd was de geestelijke en wereldlijke heer van Wellen de abdis van Munsterbilzen) trad hard op tegen De Bokkenrijders. De vonnissen (1774-1776) van 27 ter dood veroordeelde Bokkenrijders uit Wellen werden voltrokken op twee verschillende plaatsen; in Munsterbilzen of in de Bonderkuil in Wellen.
Het vertrek van de wandeling is in het centrum en we wandelen langs de neogotische kapel
Op verzoek van pastoor Pluymaekers werden in 1851 enkele zuster-Ursulinen van het klooster van Tildonk naar Wellen gestuurd om er het basisonderwijs uit het slop te halen. Het resultaat mocht er zijn: in 1930 telde de school 400 leerlingen en was het internaat bekend tot buiten de landgrenzen. Sinds de jaren ’60 verloor de school aan belang. Uiteindelijk werd ze gesloten. Het gebouwenbestand werd door de gemeente aangekocht en in 1987, met uitzondering van de kapel, gesloopt. Er werd een groene, open ruimte gecreëerd, met een passende fontein. De neogotische kloosterkapel (gebouwd in 1899) bleef bewaard en kreeg een multifunctionele, culturele bestemming. Het is een sfeervolle plaats waar vergaderingen, bijeenkomsten en tentoonstellingen plaatsvinden. Specialisten typeren het gebouw als ‘een totaalkunstwerk van architectuur en toegepaste kunsten’. Waardevol zijn vooral de decoratieve schilderingen op de plafonds en de muren. De kleurrijke ramen illustreren de glas-in-loodtechniek.
We wandelen door het veld en gaan richting Kerniel “in de volksmond Wellenveld” genoemd. We komen dan aan de Kalverstraat die we opgaan en een stuk van de Verborgen Moois Marienlof opgaan en zo komen we aan de Abdij Colen. Daar nemen we de Fruitlijn de oude spoorweg naar Station Borgloon langs de Stoomstroopfabriek en het stroopfabriek Meekers. Dan wandelen we het voetbalveld op waar controle is. Dan gaan we verder langs het Kasteel van de Klee en de hoeve De Clee daar wandelen we de veldweg in die ons naar Wellen brengt een heel eind langs velden en akkers en verschillende laagstam plantage tot we in Herten komen waar we het natuurgebied “Broekbeemd” binnen gaan. Toen Limburgs Landschap vzw er samen met de plaatselijke vereniging ’t Bokje startte, waren vele terreinen sterk verruigd en/of beplant met populieren. In 1992 startte er het eerste Limburgse begrazingsproject met Schotse hooglandrunderen. En dit project heeft zijn nut duidelijk bewezen. De vegetatie is er gevarieerder geworden. Langzaamaan worden de populierenbestanden omgevormd tot een mozaïeklandschap met vochtige ruigtes, inheemse bosjes, kleine landschapselementen en kalkmoeras. Dat kalkmoeras (of alkalisch laagveen) is zeer zeldzaam: de totale oppervlakte in Vlaanderen bedraagt maar een 10-tal ha. En de Broekbeemd omvat daar een mooi stukje van, met heel wat zeldzame planten- en diersoorten als paddenrus, schubzegge en tangpantserjuffer. Het beschermen waard dus! Het water van de talrijke bronnen in het gebied wordt in een tiental poelen opgevangen om vervolgens naar de oude bedding van de Herk te stromen. We wandelen door het gebied en je ziet elk jaar weer hoe minder bomen er staan en hoe de natuurlijke soorten de overhand nemen wat heel bijzonder is. Ook de verschillende poelen zijn mooi om te zien, vandaag is de herfst al ver gevorderd en de struiken staan er kaal bij maar ook mooi om te zien zijn de haagstruiken met hun rode vruchten, wat verder komen we langs de Schotse hooglanders, spijtig dat deze prachtige runderen hier vervangen gaan worden. Nog even verder door het reservaat en we komen aan de watermolen.
De Wellenmolenop de Herk is een onderslagmolen die fungeerde als korenmolen. Reeds in 1235 werd melding gemaakt van deze molen, die een banmolen was van de Abdij van Munsterbilzen. Het huidige molenhuis stamt uit 1775, terwijl het molenaarshuis, dat uit het begin van de 20e eeuw stamt, samen met het molenhuis onder één zadeldak is verenigd. Dit alles staat haaks op het riviertje. Bij de bouw van het molenaarshuis is ook het molenhuis gewijzigd. Resten van de vakwerkbouw, die later versteend is, zijn nog aanwezig. Ook de laaddeur is nog aanwezig. Er is een metalen onderslagrad aanwezig, en ook het sluiswerk is nog intact. Ook het binnenwerk, bestaande uit twee steenkoppels, is nog aanwezig. De molen kan in principe draaivaardig worden gemaakt.
Nu nog enkele meters wandelen en we komen terug aan het vertrek. Een prachtige wandeling met de Wellense Bokkerijders.
DONDERDAGTOCHT. / DE LUMMENSE DALMATIERS. / LUMMEN. 06/12/2018
DONDERDAGTOCHT.
DE LUMMENSE DALMATIERS.
LUMMEN.
Wandeling via bos- en veldwegen naar rustpost in Rekhoven. Verder langs bossen en weilanden en velden naar Thiewinkel zo terug naar de start. Zo word ons de wandeling van vandaag voorgesteld in Walking. We zullen eens op bezoek gaan en het zelf te ontdekken. En ja hoor al vlug wandelen we in he bos, het is aangenaam om hier te wandelen en op een afgemaakt stuk bos lopen varkens rond, witte met bruine vlek. Nooit voordien gezien. Vandaag wel wat geluk we komen hier wat verschillende paddenstoelen tegen. Wat verder komen we aan in het natuurreservaat Thiewinkel. Het natuurgebied Thiewinkel kan drassig zijn na regenval in najaar of winter. Het deel ten westen van deze snelweg is een kenmerkend cultuurlandschap met vijvers, houtkanten, naaldbossen en vochtige bossen. Het deel ten oosten van de snelweg, beter bekend als de Groene Delle, bestaat hoofdzakelijk uit bos. Het natuurgebied wordt beheerd door natuurvereniging Limburgs Landschap vzw. Hier in natuurgebied Thiewinkel zie je op vele plaatsen korstmossen op bijvoorbeeld boomschors. Korstmossen zijn een bijzondere symbiose of samenwerking tussen een schimmel en een alg. De schimmel zorgt voor een houvast en water, de alg zorgt voor de voedingstoffen. Op deze manier houden de twee organismen elkaar in leven. Zonder elkaar zouden ze sterven. Nog een bijzonderheid is dat korstmossen zeer goede verklikkers van luchtverontreiniging zijn. Vanaf de kleinste hoeveelheid luchtverontreiniging zijn er al korstmossen die verdwijnen, ruim voor andere planten of dieren de problemen opmerken. Korstmossen zijn er verschillende kleuren en vormen van gele poedervormige korstmossen tot groene of grijze korstvormige korstmossen. Wat verder komen we aan Kasteel Lagendal.
Dit landhuis (niet toegankelijk) werd in 1850 in laat classicistische stijl gebouwd als jachtslot voor de rijke Hasseltse jeneverstoker Paul Jacobs-Stellingwerff. Het ligt op het laagste punt van Lummen. Vandaar de naam "Lagendal". Gedurende lange tijd was in dit kasteel een sterrenrestaurant gevestigd onder de naam 'Kasteel Saint Paul'. In 2005 verkocht de familie de Chaumenton het kasteel aan de familie Verbeeck uit Tessenderlo. Deze familie bewoont thans het kasteel. Rond het kasteel bevind zich een groot park van ongeveer 9 ha met een vrij strakke tuin met een opvallend ronde vijver. Het park is volledig omringd door een gracht en een omwalling. Nog opvallend is knoteikenrij die in het park staat.
Nog wat verder en we verlaten het bos en komen zo terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling.
SINTERKLAASTOCHT. / DE SCHOVERIK / DIEPENBEEK. 03/12/2018
SINTERKLAASTOCHT.
DE SCHOVERIK
DIEPENBEEK.
De laatste wandeling van het jaar bij de Schoverik. Sinterklaastocht vertrek in De Kei. We wandelen hier dikwijls en we nemen maar een korte afstand, maandag is de wandeling om het weekeind af te sluiten, we verlaten de zaal en al vlug de natuur in en dan wandelen we het dorp in met verschillenden vakwerkhuizen, de omgeving van Diepenbeek heeft nog vele vakwerkhuizen en alle vormen en maten. Dan wandelen we weer een eindje door het bos waar we nog paddenstoelen tegen komen, weer verder met onze tocht; we komen aan het geboortehuis van Mgr Vanheusden. In oorsprong een 18de-eeuwse L-vormige vakwerkhoeve, heden een semi-gesloten hoeve, gelegen tegen de straat met tegen de zuidgevel een oude gekandelaarde haagbeuk, ter bescherming van de woning tegen de slagregen. Woonhuis ten zuidwesten, dwarsschuur ten noorden, een kleine stalling ten westen en bakhuis met uitspringende oven ten zuidwesten. Toegang tot het erf via een houten poort tussen het woonhuis en bakhuis. Mgr Vanheusden geboren in Diepenbeek op 2/08/1888 en werd priester gewijd in 1919 te Kaapstad Zuid Afrika en werd als priester naar Congo gestuurd in 1947 werd hij te Luik tot Bisschop gewijd en overleed in Congo in 1958. Nog een eindje door het dorp de steenweg over langs een paar mooie vakwerkhuizen en dan komen we terug aan ons vertrek.
44e MARCHE DE ST ELOI ET STE BARBE. / NOIR ET BLANC. / ROMSEE. 02/12/2018.
44e MARCHE DE ST ELOI ET STE BARBE.
NOIR ET BLANC.
ROMSEE.
Vandaag wandelen we in Romsee, de wandeling van de patroon heiligen van de mijnwerkers. St Eloi en St Barbara. Vanaf het begin van de 19de eeuw werd er op industriële wijze steenkool gedolven. De steenkoolmijn, S.A. des Charbonnages de Wérister had tot 2000 mensen in dienst en produceerde ooit meer dan 600 000 ton steenkool per jaar. Wérister werd in 1967 gesloten.
Een stukje geschiedenis: S.A. des Charbonnages de Wérister.
Reeds in 1594 was er sprake van steenkoolontginningen in deze streek, terwijl de naam Wérister voor het eerst verscheen in 1684. Grootschalige winning begon in 1827, toen de mijn van Wérister ook de concessie Nooz-Donné opnam, en aldus een oppervlakte van 101 ha ging beslaan. In 1873 werd een maatschappij opgericht die ook de concessie van Fond des Fawes overnam en een kwart van de concessie Foxhalle. Hiermee bedroeg de concessie reeds 208 ha. In 1874 werd de maatschappij omgezet in een naamloze vennootschap. Met het aangetrokken kapitaal werden meer uitbreidingen gefinancierd: Foxhalle werd in zijn geheel overgenomen (1883), Onhons-Grand Fontaine in 1890 en Cowette-Ruffin in 1919, waarmee honderden hectare aan de concessie werden toegevoegd. In 1927 werd de concessie van de Société anonyme des Charbonnages de Herve-Wergifosse, welke 1943 ha bedroeg, overgenomen. In 1928 volgde Fond Piquette, en in 1931 volgde de Société anonyme des Charbonnages de la Basse Ransy. In hetzelfde jaar werd La Chartreuse overgenomen van de Société anonyme des Charbonnages de la Chartreuse et Violette. In het topjaar 1937 werkten er 2100 mensen en werd 620.00 ton steenkool gewonnen. In 1939 werd nog de concessie La Rochette overgenomen en in 1958 die van Herve Wergifosse, waarmee de totale oppervlakte op 4897 ha kwam. In 1967 sloot de eerste mijn van deze maatschappij, en in 1969 werd de laatste mijn, die van Xhawirs, voorgoed buiten bedrijf gesteld. De maatschappij heeft in 1905 een fabrieksnederzetting (cité ouvrière) gesticht. Ook een polikliniek en een bewaarschool werden door de maatschappij gesticht, evenals een school voor mijningenieurs.
We wandelen nu door Romsee, het regent en het is guur. Romsée ligt in het Land van Herve, op een hoogte van ruim 200 meter. De omgeving is sterk verstedelijkt. De Ruisseau de Geloun ontspringt iets ten zuiden van de dorpskom en loopt in zuidelijke richting naar de Vesder. Ten westen van Romsée ligt het Bois de Beyne. De landbouw was typisch voor het Land van Herve: veeteelt in een bosrijke omgeving, weiden met veel hagen en hoogstamboomgaarden, appel-, peren- en pruimbomen. We wandelen maar een kleine afstand het is niet fijn om met dit weer rond te lopen. Op de controlepost krijgen we bezoek van de Goed Heilig Man en zijn zwarte helpers. Daarna keren w eterug naar het vertrek, jammer van het weer.
De eerste proefboringen te Winterslag gebeurden reeds in 1902, een jaar na het ontdekken van steenkolen door André Dumont in buurgemeente As. In Winterslag begon men in 1912 met het graven van de schachten. In 1914 bereikte men de eerste steenkoollaag op een diepte van 485 meter werd bereikt. En in 1917 was de steenkoolmijn van Winterslag de eerste die operationeel werd in het Kempens steenkoolbekken. Rond de mijn werden volledige woonwijken gebouwd. Sinds de jaren 1960 waren de mijnen in Limburg fors verlieslatend en als gevolg hiervan werd de mijn van Winterslag gesloten in 1988. De mijngebouwen hebben na vele jaren een nieuwe bestemming gekregen. Onder de naam C-Mine wordt het gebied ontwikkeld tot een kenniscentrum van media en kunst. De mijnterril, een berg met afval uit de mijn, is nu een groen wandelgebied, met bovenop een prachtig zicht over Genk en omstreken. Naast Oud-Winterslag ten noord-oosten van de mijnsite bestaat Winterslag uit verschillende wijken gebouwd voor personeel van de mijn, die daar cités genoemd worden. In 1910 werden, ten noorden van de mijn, de eerste woningen gebouwd voor arbeiders die werkten aan de installatie van de mijn. Die woningen in betonblokken waren in de jaren 1980 in minder goede staat en werden toen gesloopt. Vandaag wandelen vanaf de mijngebouwen naar de mijn cités.
Winterslag 1 : De Eerste Cité van Winterslag werd gestart in 1912 naar het voorbeeld van Engelse tuinwijken uit het begin van de 20e eeuw en verder uitgebouwd in 1920. Deze wijk was ontworpen door Adrien Blomme en was bedoeld voor ingenieurs, hoger kaderpersoneel, bedienden en geschoolde arbeiders. Er werden ook logementshuizen voorzien voor vrijgezellen en er kwamen voorzieningen als een kerk, een meisjesschool en een jongensschool en gebouwen voor de vrijetijdsbesteding. Voor de mijngebouwen en de woningen had de mijn in Winterslag een eigen steenbakkerij waar de Winterslagse brik werd gemaakt, die was zeer hard en zorgde voor een goede warmte-isolatie.
Winterslag 2 : De Tweede Cité werd tussen 1922 en 1928 ook gebouwd volgens de tuinwijkgedachte, toen de exploitatie van de mijn na de Eerste Wereldoorlog voluit op gang was gekomen. De 426 woningen en logementshuizen, ten oosten van de spoorlijn en ten zuiden van de Noordlaan, waren vooral bedoeld voor Oost-Europese mijnwerkers.
Winterslag 3 : Tussen de Eerste Cité en de spoorlijn werden in de vroege jaren 1930 arbeiderswoningen bijgebouwd. Dat werd de Derde Cité. De straten zijn uniformer en monotoner dan de oudere wijken, die gebouwd werden volgens het tuinwijkconcept. Tegenwoordig wordt deze derde cité niet meer als een aparte cité vermeld maar wordt het gehele gebied tussen de Vennestraat en spoorlijn tot Winterslag 1 gerekend.
Winterslag 4 : In het noordelijk gedeelte ten oosten van de spoorlijn, bij het vroegere station van Winterslag, waren in 1927 al 30 woningen gebouwd voor personeel van de spoorwegen, Staatstuinwijk genoemd. Hierbij aansluitend werd in de jaren van de Kolenslag tussen 1947 en 1958 de Vierde Cité gebouwd. In een tijd van huisvestingsnood werden er 309 woningen gerealiseerd voor de mijnwerkers uit Italië en Oost-Europa.
Er zijn nog vele gebouwen buiten de mijn bewaard gebleven en ze zijn nog altijd in gebruik we komen met de wandeling aan “De Heilig Hartkerk” een van de zogenaamde mijnkathedralen, gebouwd in opdracht van de eigenaars van de steenkoolmijn van Winterslag. We hebben geluk de kerk is uitzonderlijk open er was juist een eredienst. In tegenstelling tot de andere mijnkathedralen in Belgisch-Limburg is deze niet uit baksteen, maar uit breuksteen opgetrokken. De kruiskerk is gebouwd in eclectische stijl met neoromaanse elementen naar ontwerp van Adrien Blomme. Ze werd gebouwd van 1923-1925. De lage, vierkante toren is in de voorgevel opgenomen en wordt gedekt door een helmvormige spits. Opvallend zijn de steunberen en het vieringtorentje. Het meubilair omvat een linkerzijaltaar uit 1651 en twee biechtstoelen uit de 18e en 19e eeuw. De derde biechtstoel is uit eind 19e eeuw. Van de vierde biechtstoel bleef een beeld van Sint-Marcus bewaard. Uit de 16e eeuw dateert een beeld van Sint-Anna. Er werden nog enkele beelden aangekocht. De glas-in-loodramen beelden de marteldood van de heilige Barbara uit, en ze bevatten de wapenschilden van familie Coppée. Deze Waalse familie bezat in de 19e eeuw hoogovens en staalfabrieken, en later ook steenkoolmijnen, waaronder die van Winterslag. Ook in de voorgevel is, in een nis, een beeld van de heilige Barbara geplaatst. Zij is patrones van de mijnwerkers.
Na het bezoek nog even rond het plein gewandeld met zijn prachtige gebouwen en het monument van de mijnwerker. Dan wandelen we het bos in. Winterslag, gelegen op het Kempens Plateau, werd vrijwel geheel door de steenkoolmijn gevormd. Ook nu is er nog een terril met een hoogte van 163 meter boven de zeespiegel. De mijnterreinen en woonwijken zijn ingebed te midden van autowegen en spoorlijnen, en ook zijn in de omgeving nog enkele bosrestanten te vinden. We wandelen een heel eind door het bos langs de spoorweg. En dan komen we terug op het mijndomein. We hebben een mooie en fijne wandeling gedaan in Winterslag en genoten van de monumenten.
NAJAARSTOCHT. / AVIAT ST TRUIDEN. / AALST-DORP. 26/11/2018
NAJAARSTOCHT.
AVIAT ST TRUIDEN.
AALST-DORP.
Aalst ligt in Droog-Haspengouw. De Melsterbeek loopt van zuid naar noord door het grondgebied van Aalst. Naar het zuiden toe loopt de hoogte geleidelijk op tot 100 meter, waar zich Den Armenberg bevindt. Landbouw en fruitteelt vormen de belangrijkste agrarische activiteiten. Ten noordwesten van Aalst bevindt zich de voormalige Vliegbasis Brustem. Het vertrek aan De Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangenkerk, een neogotische dorpskerk uit 1854, omringd door een kerkhof. Er zijn enkele hoeven met een 18e-eeuwse kern. De pastorie met 17e-eeuwse kern. Wij wandelen het dorp uit. Het veld in wat mooi in het Haspengouwse landschap dan wandelen we Brustem binnen. We zien de burcht van Brustem, nauw verbonden met het “Graafschap Loon” Lodewijk I, graaf van Loon, bouwde omstreeks 1170 in Brustem een sterke achthoekige toren en voorzag die van een garnizoen. Tegelijkertijd werden de kerk en het kerkhof door een grote wal versterkt. Brustem kreeg in 1170 stadsrechten van de Loonse graaf maar door de concurrentie van Sint-Truiden werd Brustem nooit een belangrijk centrum. We komen langs de “Bakkershof” waar Christina de Wonderbare omstreeks 1150 in Brustem geboren. De heilige Christina de Wonderbare of Christina Mirabilis (ca. 1150-1224) is een heilige van wie de naamdag op 24 juli wordt gevierd. Haar heiligheid ontleent zij aan de volgende legende.
Zij kwam uit een eenvoudig gezin in Brustem en werd wees toen ze vijftien was. Zij bleef met twee zusjes achter in het ouderlijk huis, waar zij zich met zijn drieën aardig wisten te redden. Toen Christina ergens in het begin van de dertig was, stierf ze voor de eerste keer. Zij zou vanuit de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Sint-Truiden begraven worden, maar daar was ze het duidelijk niet mee eens, want midden onder de mis bezorgde ze haar familie en vrienden de schrik van hun leven door plotseling rechtop in de kist te gaan zitten en als een vogeltje naar het gewelf van de kerk te fladderen. Pas op het bevel van de priester wilde ze weer naar beneden komen. Daar vertelde ze dat ze door engelen was meegenomen, die haar de hel en het vagevuur hadden laten zien.Ze hadden haar daarna voor de keuze gesteld om naar de hemel te gaan of op aarde te lijden voor de arme zielen. Ze had voor het laatste gekozen. Ze kon de lucht van de zonde niet verdragen, en ontvluchtte die door zich vliegend naar allerlei hoge plaatsen te begeven. Ooggetuigen meldden onder andere bomen, kerktorens en molenwieken. Soms ook deed ze het tegenovergestelde en kroop in graven. Haar gedrag, hoe wonderbaarlijk ook, werd zelfs haar 12e-eeuwse medeburgers wat te gortig, en die probeerden dan ook haar als krankzinnige op te sluiten, maar zij brak haar ketenen en tralies alsof het strootjes waren en vloog dan telkens weg, psalmen en sequenzen zingend met een hemelse stem. Zij leefde lange perioden alleen op het Allerheiligste, kroop onder het ijs om boete te doen voor de zonden van haar medemensen en sprong dan even later juist weer in een gloeiende oven, waar ze ongedeerd uit tevoorschijn kwam. Zij werd van hekserij beschuldigd en weer opgesloten, maar toen ze haar lichaam, dat door de slechte behandeling in de gevangenis met zweren was overdekt, genas met olie die uit haar eigen borsten vloeide, werd ze erkend als (krankzinnige) heilige. Mensen die haar welgezind waren, baden dat al die opzienbarende verschijnselen mochten ophouden, en ze werden verhoord nadat Christina zich in het dorpje Wellen in het doopvont had gestort. Daarna woonde ze een aantal jaren bij de kluizenares Jutta in een kluis bij de kapel van het kasteel van Loon. Daar stond zij in hoog aanzien: velen kwamen haar raad vragen en zich door haar laten bevestigen. Zo stuurde zij de heilige Lutgard van Tongeren naar het klooster van Aywières en was ze de vaste raadgeefster van graaf Lodewijk II van Loon, die haar als zijn tweede moeder zag. Hooggeplaatsten kon zij hun misstappen verwijten zonder een blad voor de mond te nemen. Aan het einde van haar leven woonde ze in het Sint-Catharinaklooster te Sint-Truiden waar ze in 1223 voor de tweede maal overleed. Juist op dat moment zat echter een medezuster van haar in ernstige geestelijke nood, en ze ging haar nood klagen bij de baar van Christina. Die stond toen maar weer op om haar te troosten. Kort daarna overleed ze voor de derde keer, nu voorgoed, in 1224. Haar relieken bevinden zich voor het grootste deel in het Redemptoristenklooster te Sint-Truiden. In Nederland bevindt zich een fragmentje in de Kluizenarij Onze-Lieve-Vrouwe van de Besloten Tuin, waar het bewaard wordt op een toepasselijke plaats in een nisje hoog in de kerk.
Wat verder komen we aan “Sint Bertilia gesticht. 1880.” Vandaag is het een school. En aan de Sint-Eucheriuskapel is een betreedbare kapel aan de Kapelhof te Brustem. De kapel, toegewijd aan Eucherius van Orléans, werd in de 12e eeuw gebouwd in romaanse stijl. Het gebruikte materiaal was tufsteen. Wat verder en we zien de burcht van Brustem. En wat later zijn we terug in Aalst waar onze prachtige wandeling eindigt.
46E MARCHE DES BRUYERES. / LES BRUYERES EN MARCHE. / GRIVEGNEE. 25/11/2018
46E MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE.
GRIVEGNEE.
De kern van Grivegnée (Grivegnée-Bas) ligt nabij de Ourthe. Ten noordwesten hiervan ligt de Mont Cornillon met het Parc des Oblats. In Grivegnée heeft een hoogovenbedrijf annex walserij gestaan, de Usine de fer de Grivegnée. Deze bestond al in 1821, toen Jean-Michel Orban het bedrijf kocht, wat verder ging als Jean-Michel Orban & fils. Voor 1902 was het bedrijf al in een Naamloze Vennootschap omgezet (Société Anonyme de Grivegnée) en was er een hoogoven, een cokesfabriek en een Siemens-Martinstaalfabriek. In 1911 werd er gefuseerd met de Usine d'Athus en ontstond het bedrijf Athus-Grivegnée. Athus ligt in Belgisch Luxemburg. In 1914 werd de hoogoven in Grivegnée gesloopt en werd een nieuwe hoogoven in Athus gebouwd. In 1923 bestond het bedrijf in Grivegnée nog, maar het werd uiteindelijk gesloten. We wandelen door het dorp, je ziet wel dat je hier dicht bij Luik bent, maar al vlug wandelen we het bos in een groot park. De deelgemeenten van Luik dragen nog altijd de sporen van de industriële ontwikkeling van het Maasbekken. In de 19de eeuw brachten de mijnen en de staalfabrieken een wijziging teweeg van de Maasoevers die tot dan toe voor de landbouw, en met name wijnbouw werden gebruikt. Ondanks de industrie die heel dicht bij is deze wandeling toch nog een prachtige wandeling met veel groen, Grivegnee is gespaard gebleven van de industrie althans toch even verder weg dan de oevers van de Maas. Landbouw heeft zich hier stand kunnen houden en vele oude grote boerderijen zijn gebleven en worden nog altijd gebruikt als boerderij. Wij wandelen door het bos en komen aan de ruïne wij wandelen voorbij maar ik ga eens naar boven klimmen om wat foto’s te maken, blij dat ik dat gedaan heb. Verder door het bos met diepe dalen en steile hellingen. We blijven hier wandelen tot we terug in het dorp komen. Een heel aangename wandeling door de omgeving. prachtig gedeelte door het bos. Fijne wandeling.
35e MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE. / LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE. / HANNUT. 24/11/2018
35e MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE.
LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE.
HANNUT.
We vertrekken met onze wandeling in het centrum van Hannut. De Sint-Christoffelkerk is een beschermd monument. Wij wandelen verder en komen aan het stadhuis van Hannut, een klein kasteeltje gelegen aan een groot plein. Dan komen we langs een paar grote oude boerderijen, steeds zijn we verbaast hoe groot deze zijn en hoe ze nog steeds goed bewaard gebleven zijn al zijn ze al honderden jaren oud. Het regent een beetje en maakt het maken van foto’s moeilijk maar toch. Weer verder nu een eind langs weilanden de koeien bekijken ons, wat zouden ze denken? Een mooi stuk natuur en dan komen we aan een prachtig kasteel met hoeve, van op het parkoers hebben we een prachtig zicht op het kasteel. We wandelen eigenlijk rond het kasteel zo dat we het van alle zijden kunnen zien, het witte gebouw is indrukwekkend en de boerderij heeft heel grote schuren. Wat verder een witte kapel en dan klimmen we een eind en komen langs een eenvoudig houten kruis, hier 3 namen J. Smith 23 jaar; L. Carr 20 jaar en W. Sharpe 20 jaar zij verloren hun leven voor onze vrijheid en hun vliegtuig werd op 28.08.1942 hier neergehaald. We houden even halt om ons respect te tonen voor deze helden en dan wandelen we verder en komen in Grand Hallet hier een heel eind over de weg door de velden en zo komen we terug aan in Hannut. We komen aan een klein parkje met een afweer geschut op ter herdenking van de bevrijding van Hannut in 1944 door het 1ste leger van de U.S. dan komen we terug aan de startplaats. Op het einde van de weg staat een prachtig kasteel. Zo eindigt een fijne wandeling spijtig dat het regent maar toch.
44E MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU. / LES PIQUANTS – HERVE. / HERVE.18/11/2018
44E MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU.
LES PIQUANTS – HERVE.
HERVE.
De naam Herve kormt van Arvia, wat (water-)stroom betekent. Als zodanig werd het geciteerd in 898 in de kroniek van de bisschoppen van Toul. De oorsprong van dit woord is Keltisch. Tegenwoordig rest nog een klein stroompje, de Ruisseau du Hac, een zijbeekje van de Magne. Herve ligt op het Plateau van Herve op een hoogte van ongeveer 310 meter. Het grondgebied van de deelgemeente Herve wordt geheel omsloten door dat van Battice. Ten zuidoosten van de kom van Herve stroomt de Ruisseau du Hac]], een zijriviertje van de Magne. Tussen Herve en Battice ligt een betrekkelijk groot bedrijventerrein dat zich in noordelijke richting uitstrekt tot aan de voormalige Spoorlijn 38, welke tegenwoordig tot fietspad is omgevormd. Daar wandelen we het eerste gedeelte over naar Battice. We wandelen verder en komen zo aan het Croix Bois del Fiesse ook wel Croix de Charneux genoemd. Het vijftien meter hoge kruis op de top van de heuvel is gemaakt van beton en werd opgericht in 1913, op initiatief van de abt van de Abdij van Godsdal en de pastoor van Charneux. Het kruis is vanaf de wijde omtrek in het Land van Herve te zien en de plaats biedt een uitzonderlijk panorama over de streek. Op de helling van de heuvel ligt observatiepost MN29 die deel uitmaakte van de observatiegordel van het Fort Battice. Bij deze observatiepost is een monument geplaatst ter ere van de gevallen soldaten. Dit monument herinnert aan de heldhaftigheid van de soldaten in de post tijdens de nazi-invasie van 1940, die de Duitse aanvallen van 10 en 17 mei 1940 doorstond. De observatiepost werd bemand door vijf mannen: drie werden gedood en de twee andere, die tijdens de gevechten gewond raakten, werden gevangengenomen. We wandelen verder en komen zo in Charneux. Een prachtig dorpje met mooie oude huizen en we houden hier ook de rust en controlepost. Daarna verder door het dorp en dan komen we aan “Le Thier Paquette” een voetpad dat eeuwen lang gebruikt word van Charneux naar Hameaux de Halleux, Champiomont, Hesselles et Bois de Fiesse. We wandelen nu een heel eind door dit prachtige voetpad met mooie zichten op het plateau van Herve. Zo komen we aan het Croix Bois del Fiesse. Hier verlaten we even het parkoers en klimmen de heuvel op tot aan het kruis, als je er staat zie je pas hoe groot het kruis is en dan zakken we even naar benden tot aan de observatiepost MN29. Van hier uit heb je een prachtig zicht op de Land van Herve. We wandelen een heel eind door de prachtige omgeving en komen aan “Les Fawes” spijtig dat we het kasteel niet goed kunnen zien maar het is een prachtig domein. "Fawes" is een Latijnse term die "beuken" betekent, wat de aanwezigheid van een aantal beuken in dit gebied verklaart. In de 17e en 18e eeuw was er een molen niet ver van hier. In 1814 transformeerde de heer Xhibitte de fabriek tot een lakenfabriek en een spinnerij met 200 arbeiders. In 1850 verwoestte een brand de fabriek die vervolgens werd overgebracht naar de "Fawes". Met zijn 250 werknemers was het de belangrijkste fabriek in Charneux, de heer Xhibitte had ook een herenhuis gebouwd. Rond 1920, de Sisters of Mercy installeren er zich en het word een plaats voor de opvoeding van kinderen, onder de titel "Val Notre-Dame." In 1957 bouwden ze de kapel. Maar in 1977, vanwege financiële moeilijkheden, worden de nonnen gedwongen om te sluiten, nu doet het dienst als centrum voor animatie en buitenklassen. Weer verder en we zien het Chateau de Beauregard. Het huidige gebouw is een reconstructie van 1777. Het is in Lodewijk XV-stijl en onderscheidt zich door zijn prachtige gevel, zijn ronde fronton, zijn steile dak mansardedak en sierlijk trap. Boven de toegangsdeur "A.-J. Dumoulin & Agnes Belle Fontaine 1777 " het ligt gewoon prachtige op de helling van een dal. Nog even verder en we komen zo weer terug aan ons vertrek. Wat een mooie wandeling hebben we hier kunnen maken.