Volgend uittreksel komt uit het boek: Fado - De tranen van de Taag, geschreven door Dirk Lambrechts.
Maria Severa - De legende van de Mouraria
Door de nachtelijke straten van Alfama en Mouraria, nauwelijks door gaslantaarns verlicht, zwierf het duistere allegaartje dat zich er veilig voelde voor de politie. De eerst fadospelers werden dan ook voorgesteld als vileine types met hoed, dolkmes en een hangende sigaret. Gruwels die meestal obscene liedjes zongen, tot de verbeelding sprekende-bizarre figuren.
De fado in die tijd werd in 1820 verpersoonlijkt met de geboorte van Maria Severa Onofriana in de wijk Madragoa. Zij zou uitgroeien tot de grootste mythe en legende van de fado. Buiten haar geboorte- en sterfdatum is er historisch weinig met absolute zekerheid te bewijzen, maar de verhalen uit die tijd geven toch een volledig beeld van deze merkwaardige vrouw die door velen wordt beschouwd als de eerste echte fadista.
Haar moeder, een ruw iemand met de volkse bijnaam A Barbuda vanwege haar overvloedige baardhaar, baatte een kroeg uit en verhuisde samen met haar dochter naar Mouraria om er te gaan wonen in een goedkope kroeg/bordeel in de Rua do Capelão, die bezocht werd door rovers en smokkelaars. ( )
Volgens de verhalen was Severa echter een gracieuze vrouw die zeer goed zong en zichzelf begeleidde op de Portugese giaar. Haar stem was rauw door overmatig roken en drinken en het buitensporig gebruik van sterke koffie. ( ) Wat Severa uiteindelijk deed uitstijgen tot een echte legende was haar verhouding met de Marques de Vimioso. De markies kwam uit een bekend adellijk geslacht en bezat een paleis op het Campo Grande. Hijzelf was artistiek, een fervent jager maar vooral een uitstekend ruiter bij de Touradas. Het vreemde, exotische imago van de fadowijken moet soms voorname, bijna literaire adellijke figuren hebben aangetrokken, want toen hij Severa rond 1843 leerde kennen, mochten zij en haar moeder gratis in een van zijn huizen in Moouraria wonen. Waarschijnlijk, zo vertelt men, was hij geobsedeerd door haar kwaliteiten als fadozangeres en haar volkse, spontane en heftige karakter. Zij van haar kant moet in hem vooral zijn kwaliteit als een van de beste aristocratische ruiters in de arena bewonderd hebben.
( ) Belangrijk was het feit dat adel en volk elkaar in de arena ontmoetten en dat er tijdens de Espera do Toiro - het wachten op de stier - fados gezongen werden. Hoe dan ook, de wederzijdse liefde of bewondering moet intens geweest zijn, want ze duurde drie jaar, tot in 1845, en gedurende al die jaren werd Severa uitgenodigd op het paleis. De markies moet die vrijgevochten vrouw met de sigaret in de mond wel degelijk bewonderd hebben. Severa hield niet van zwakke vrouwen maar evenmin van vulgaire fado. De markies kon niet op tegen haar rebelse karakter. Hij probeerde haar tevergeefs wijn en tabak te doen afzweren. ( )
Toen Severa in 1946 stierf, was de jonge fadowereld in rouw. Volgens sommigen stierf ze aan een beroerte na het eten van overdadig veel jonge duiven, overspoeld met wijn. Volgens anderen stierf ze aan TBC: Ze was alleenstaand en werd in een eenvoudig laken in een gemeenschappelijk graf begraven op het kerkhof Alto de S. João, zoals ze zelf gewenst had.
( )Zon suggestief levensverhaal leverde natuurlijk overvloedig stof voor kleurrijke bewerkingen. De bekendste is het toneelstuk Severa van Julio Dantas, dat in 1901 met enorm succes in Lissabon werd opgevoerd. Het was een sterk geromantiseerd stuk waarin Severa als zigeunerin werd voorgesteld. Op verzoek had Dantas de echte naam van de markies, Vimioso, veranderd in Marialva, iemand die nooit heeft bestaan. In 1909 werd het bewerkt tot een operette en in 1931 tot de eerste Portugese speelfilm met geluid; de rol van de markies werd vertolkt door torero Antonio Luis Lopes en die van Severa door de fadozangeres Dina Teresa.
De hierna volgende uitspraak van Paul Van Nevel over de fadista Maria Severa, heb ik overgenomen uit zijn boek: Dertig jaar verslaafd aan Lissabon'.
Eén fadozangeres heeft echter terecht een stenen memento mori gekregen: de in 1820 geboren Maria Severa Onofri-ana, de eerste fadoszangeres, een hoertje van de Mouraria. Zij verborg haar leed en miserie tussen de tonen van haar klaagzangen en werd een mythische figuur. Severa stierf op zesentwintigjarige leeftijd, en in de Largo da Severa in de Mourariawijk loopt er een rilling over mijn rug als ik het opschrift lees, boven de ingang van het armoedige huisje waar eens de vernedering van het bestaan, met gebroken zangen bedekt werd.
Beide boeken zijn uitgegeven door uitgeverij EPO en nog steeds verkrijgbaar in de boekhandel. Fado - De tranen van de Taag, Dirk Lambrechts, ISBN 90 6445 167 2 Dertig jaar verslaafd aan Lissabon, Paul Van Nevel, ISBN 90 6445 428 0
Reacties op bericht (1)
04-09-2007
Goedeavond!
Ik moet eerlijk bekennen dat dit verhaal en de muziek wel knap is hoor,het verhaal is toch iets speciaals vind ik en ook jouw laatste bericht is zoiets.Dit is ook muziek met een ziel nietwaar en ik vergelijk het graag met Bluesmuziek als dat mag. Ook bedankt voor jouw toch wel toffe reactie op het nummer van Sheryl Crow en Mick Jagger,het zijn Rock monumenten nietwaar!
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....