In 1971, in volle hippieperiode, ben ik al liftend naar Katmandu getrokken. In Iran had ik al een zevental vrienden gemaakt en wij logeerden allemaal samen in hotel De Sultans of Swing. Die mensen waren daar supervriendelijk en gedienstig. Het eten en de bedden dat was allemaal dik in orde, maar de toiletten, dat was wat minder. Daar stond geen toiletpot, er zat gewoon een klein gaatje in een betonnen vloer. Ge moest serieus mikken om uw Nelson Mandela daar zonder kleerscheuren door te krijgen. En er was ook geen wc-papier, dat was nog erger. Er stond enkel een kruikje met water. Dat water moest ge tegen uw kont kletsen totdat uw achterlicht weer proper knipperde. Dat voelde toch niet zo lekker aan en wij smokkelden telkens stiekem een gazet mee binnen. Na een paar dagen vonden die mensen ons ineens niet meer zo sympathiek want heel de riolering van dat hotel zat verstopt. Wij werden vies bekeken en voelden ons daar niet meer op ons gemak.
Eén ding kan ik met absolute zekerheid zeggen, er was daar geen centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding voorhanden om dat hotel te verplichten hun rioleringsysteem aan ons aan te passen. Ze hadden er iets veel humaner op gevonden. Ze hebben ons daar gewoon buiten gesmeten.
Met dank aan Klauwaart waar nog meer parabels te lezen vallen al of niet van Urbanus afkomstig.
![](http://img378.imageshack.us/img378/4637/duplologoos0.jpg)
|