Overgenomen van Filip De Man uit NOTITIES VAN MIJN VADER (enkele passages werden door mij ingekleurd)
Dat 57 procent van de Nederlanders blijkens een recente opiniepeiling vindt dat de toelating van grote groepen immigranten de grootste vergissing is uit hun vaderlandse geschiedenis, roept een aantal bedenkingen op.
Ten eerste, hier wordt nog maar eens duidelijk welke afgrond er in West-Europa gaapt tussen het beleid en het volk. Soms spreken politici de waarheid, om ze meteen weer te vergeten. Zo gewaagde Herman De Croo van een zondvloed en wijze Louis Tobback stelde vast dat immigranten hier neerstrijken als meeuwen op een stort. Voormalig Bondskanselier Helmut Schmidt veroordeelde zijn eigen beleid toen hij, gepensioneerd en wel, stelde: We hadden ze nooit mogen binnenlaten. Toen Angela Merkel nog aan het hoofd der oppositie stond liet ze zich, om de misnoegde burger te lijmen, manmoedig ontvallen dat Multikulti voorbij was. Als Bondskanselier heeft ze haar woorden allang weer ingeslikt. Men kan niet vaak genoeg verwijzen naar de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt, die de grootste twijfels koesterde aangaande de verenigbaarheid van democratie en Islam, en van oordeel was dat wie zich hier niet kon aanpassen maar beter weer opkraste. Deze standpunten hebben hem electoraal geen windeieren gelegd, zodat hij uiteindelijk de gelegenheid kreeg ze in beleid om te zetten. Dat deed hij niet. Met vaste hand stuurde hij, in jaren van ongekende economische bloei, het land naar de financiële afgrond. Een factor van deze rampzalige evolutie is ongetwijfeld wat men schroomt het vreemdelingenbeleid te noemen, het omtoveren van het land tot een opvangcentrum voor kanslozen uit alle windstreken. De opzet om kosten daarvan becijferen zou ongetwijfeld, in het jargon dat in de UNO ook door de mensenvrienden uit Soedan, Libië of Nigeria wordt gehanteerd, als aanzetting tot haat, racisme, of islamofobie worden veroordeeld. Onlangs heeft Verhofstadt zijn manifesten afgedaan als populisme. Dat is natuurlijk veel minder erg dan fascisme en racisme. t Is een pekelzonde, die men mag bedrijven wanneer men ijverig bouwt aan een veelbelovende carrière.
Ten tweede moet men terugblikkend vaststellen dat Pim Fortuyn, indien hij niet was geliquideerd, op een nog veel grotere aanhang had mogen bogen dan die vertaald in de 28 zetels (op 150) die zijn helaas totaal ongestructureerde partij na zijn dood veroverde. Fortuyn verkondigde niets anders dan wat 57 procent van de Nederlanders vandaag vindt en hij deed dat in de kernachtigste en raakste formule ooit: Nederland is vol. Nooit is een politicus zo smerig behandeld als Fortuyn door zelfbenoemde democraten als Paul Rosenmöller, ooit bewonderaar van massamoordenaar Pol Pot, maar ook door de allang afgeserveerde socialistische en liberale scherpslijpers, zoals Melkert en Dijkstal.
Ten derde wordt de noodzaak nog maar eens onderstreept aan een open debat, zonder taboe noch verkettering, over immigratie, illegalen, regularisatie, gezinshereniging, positieve discriminatie, onveiligheid en alle verrijking die ons in de jongste decennia uit de Maghreb en Anatolië is aangevloeid. Dit zou, uiteraard, een Europees debat moeten worden. Probleem is dat het Europese volk in de wandelgangen van de macht nog nauwelijks vertegenwoordigd is. In het Europees Parlement was slechts een handvol leden gekant tegen het Verdrag van Lissabon, kopie van de Europese Grondwet, die het ondemocratische bewind van de Unie bekrachtigt. Wie vertegenwoordigen deze 700 en zoveel parlementairen dan nog? Niet hun kiezers, want indien referenda waren georganiseerd, zouden de burgers in vrijwel alle West-Europese landen het wangedrocht naar de prullenmand hebben verwezen. Maar goed, dat zullen dan wel populisten zijn. In een oligarchisch bestuurd Europa zijn populisten van geen tel.
Ten vierde is er gelukkig nog een onverbeterlijke populist als Geert Wilders. Met de aankondiging van zijn Islamfilm heeft hij op magistrale wijze urbi et orbi aangetoond hoe dit ondemocratische Europa, met zijn eigenmachtige bureaucraten en zijn blinde en dove intelligentsia, plat op de buik naar de ondergang kruipt. Een film die niemand heeft gezien en waarvan men niet eens weet of hij bestaat, zet de wereld op zijn kop. De betuigingen van onderdanigheid aan de alweer danig gekrenkte Islam zijn legio. Van alle politiek correcte reacties zal ik er een even nader belichten, omdat zij op het conto mag worden geschreven van s werelds beroemdste levende filosoof, Jürgen Habermas. Habermas noemt de, al dan niet bestaande, film een provocatie. De man is kennelijk helderziend. Maar goed, laten we aannemen dat de film inderdaad de niets ontziende kritiek vertolkt die Wilders gewoon is te spuien. Wat dan nog? Mag hij even? Weet Habermas dan niet meer dat de Verlichting, waarvan hij zich zeker als een adept zal willen omschrijven, in de eerste plaats een bijzonder agressieve aanval tegen de godsdienst was? Waarom zou kritiek, ook harde kritiek, op de Islam ongeoorloofd zijn? Waarom mag ongestraft met het christendom worden gespot, terwijl de geringste kanttekening in de Islam wereldwijd een ware razernij ontketent? In een democratie is kritiek het voorwerp van weerlegging, niet van verbod. Het verschil tussen enerzijds christenen en westerse democraten in het algemeen en anderzijds de moslims is dat de eersten allang hebben geleerd enkel met argumenten op kritiek te reageren, en zich door spot en sarcasme niet uit het lood laten slaan. Deze redelijke en ontspannen houding is namelijk typisch voor burgers in een democratie. Wat is overigens provocatie? Het heeft er alle schijn van dat hiermee bedoeld worden alle uitingen die de moslims niet kunnen verdragen, en die hen, lichtgeraakt als ze zijn, tot gewelddaden en terreur kunnen aanzetten. Het zijn de moslims, dat heeft Wilders glashelder gedemonstreerd, die bepalen wat toelaatbaar is en wat niet. Zij bepalen de grens van de tolerantie. Zij trekken de streep tot waar de vrije meningsuiting zich uitstrekt, tot aan hun lange tenen, en geen centimeter verder.
Er zijn twee soorten Europeanen: de gewone burgers die steeds beter gaan inzien dat met hun belangen en verwachtingen geen rekening wordt gehouden, en de zelfbenoemde elite, met haar hofhouding van academici, welzijnswerkers, en Samaritanen op kosten van derden, die kritiek provocatie noemen, en terreurdreiging van religieuze fanatici duiden als een oefening in mensenrechten.
Jos De Man
|