Aan de oever van het meer van geen terugkeer spelen kindertjes vrolijk en blij jij bent vast ook daarbij ik sta nog aan de overkant starend naar dat verre strand maar kom bij je op een keer ga naar mijn meisje klein en teer naar de overkant van het meer van geen terugkeer.
Er is een klein mensje gestorven in mij haar gevecht blijft me al mijn levensdagen bij telkens beleef ik de laatste uren van mijn stervende dochter in mij.
Duizenden niet gehuilde tranen die zich een weg naar buiten willen banen watertrappelend in een poel van verdriet ingehaald door oud zeer keer op keer.
De zomerse zon staat hoog aan de hemel ik had hier moeten lopen pronkend met jou en niet moeten staan aan je graf ondanks de warmte doortrokken van de kou.
De één heeft niks de ander een verbleekt fotootje oud en met tranen bevlekt gekoesterd als een staaf goud maar herinneringen die heeft een ieder een leven lang al worden ze nog zo oud.
Ze zeggen dat je nu vleugeltjes hebt vleugeltjes mooi en teer nee,niet van papier of veer maar het kan me niet schelen goud ,zilver, veer of papier ik wil je zo graag hier.