De zuster zei het te weten ik mocht van jou geen foto, ik moest je vergeten. Vergeten dat mijn hart was gebroken die dag, toen ik je lieve levenloze gezichtje zag.
Ik had je mijn adem in willen blazen, je met mijn lichaam willen verwarmen. Maar ik kreeg je niet eens in mijn armen. Toch blijf ik hopen, dat ik je ooit mag zien en omarmen. Me aan je aanwezigheid warmen. Want ik heb het nu zonder jou. Zo koud en voel me oneindig oud.
In de kamers naast mij, hoorde ik baby s huilen en nergens kon ik schuilen. Telkens hoorde ik pasgeboren baby s huilen, alleen niet die van mij. En nergens kon ik schuilen.
Ik sta bij je grafje. Verdriet giert door mijn lijf, lig je hier echt mijn kind? Ik wil gaan graven, waarom mocht ik je niet vasthouden bekijken voelen ruiken in mijn geheugen prenten. Men heeft je zomaar meegenomen en ik, ik heb je nooit meer terug gezien.
Bij het zien van zoveel wiegjes, zei mijn zoontje blij daar is vast wel eentje voor ons bij. En de schrik van die jonge moeders was groot, als hij vroeg of hij hun baby mocht zien en zei, die van ons is dood.
Wat heb jij een vreselijke strijd gestreden toen. En ik, ik kon niks voor je doen. Geen dokter die naar me luisterde toen. Daarom moest jij sterven gaan. Liet mij met lege handen staan.
In mijn droom ging de bel en jij 'stond daar. Je zei moeder ik leef, hier ben ik. Maar alleen in mijn dromen leef jij maar. En ik werd wakker met een snik.
Mijn lichaam heeft gefaald, dat heb jij met je kostbaar leven betaald. Het deed niet zoals het hoort en heeft jou toen langzaam vermoord. Ik heb gefaald, dat heb jij duur betaald.
En leven lang pijn, omdat jij er niet mocht zijn. Het raakt nooit versleten, ik had zo graag de kleur van je oogjes geweten. Het geluid van je stemmetje willen horen, maar ik heb je voorgoed verloren.
De kille hand van de dood, greep jou zomaar uit mijn schoot. De ontreddering was groot. Zo onherstelbaar. Het was en bleef, zo oorverdovend stil.......
Vaak had ik het al aangegeven. Maar ze wilden me niet geloven. Door de eindeloze arrogantie van de heren doktoren, heb ik mijn dochter verloren. Ze dachten dat ik de maanden niet goed kon tellen. En gingen tot het te laat was, de geboorte uitstellen.
Het stortregend en de wind giert om het huis. Daar buiten is het helemaal niet pluis. Het is om jou mijn meisje dat ik ween, jij ligt daar op dat verre kerkhof in de regen en de kou. Helemaal alleen.
Ik had je zo graag in mijn armen gehad, je vastgehouden, je lief gezichtje van dichtbij bekeken. Maar de zuster stond zo ver weg met jou en wij, wij konden alleen maar stom van ontzetting naar je kijken.
Als het deksel boven je kleine babyhoofdje zich sluit. gil ik het van ellende uit. Het is echt voorbij, geen dochter voor mij. Alles heeft zijn glans verloren dood ben je geboren.
Alle hoop verloren dood ben je geboren. Radeloos sta ik hier, kermend als een gewond dier de mensen denken, is het nou nog niet klaar. Bij de geboorte was het TOCH MAAR.