ter gelegenheid hunner vijftigjarige echtvereniging 13 november 1872 – 13 november 1922
Koor
Hoera, hoera voor ’t jubelend paar ! Dit is de kreet der blijde schaar Van uwe kinderen en kindskinderen ; En moge voor uw teeder hart Toch nooit of nooit de minste smart Het volle levensheil verminderen !
Vader, Moeder, heil en zegen Dale van den Opperheer, Als eene milde, frissche regen, Over uwe hoofden neer !
Wat zoet genot te kunnen staren Met jubelend hart, o Man en Vrouw Als Gij vandaag, op vijftig jaren Van nooit gestoorde liefde en trouw!… U ook, o ouders werd geschonken Uit ’s levens beker zoet en zuur, Maar beiden hebt gij saam gedronken En ’t schonk uw liefde kracht en duur.
Koor
Hoera,enz.
II
Wat zoet genot u zien te omringen, O vader, moeder, door een kroost, Wiens blijde stemmen heil u zingen, En dat uw kroon is en uw troost ! Wat zorgen, angsten soms door grieven Het teeder minnend oudrenhart ! O vader, moeder, maar wij lieven U dubbel thans om al die smart.
Koor
Hoera, enz.
III
En onze wensen juichen, schallen, En onze beden stijgen op, Dat God uw heil met welgevallen, Doe rijzen tot den hoogsten top : Leef lang op aard nog ! Leeft geprezen Door God en mensen te gelijk ! En mogen wij uw kroon eens wezen Hierna in ’t zalig hemelrijk!
ter gelegenheid hunner vijftigjarige echtvereniging 13 november 1872 – 13 november 1922
Koor
Hoera, hoera voor ’t jubelend paar ! Dit is de kreet der blijde schaar Van uwe kinderen en kindskinderen ; En moge voor uw teeder hart Toch nooit of nooit de minste smart Het volle levensheil verminderen !
Vader, Moeder, heil en zegen Dale van den Opperheer, Als eene milde, frissche regen, Over uwe hoofden neer !
Wat zoet genot te kunnen staren Met jubelend hart, o Man en Vrouw Als Gij vandaag, op vijftig jaren Van nooit gestoorde liefde en trouw!… U ook, o ouders werd geschonken Uit ’s levens beker zoet en zuur, Maar beiden hebt gij saam gedronken En ’t schonk uw liefde kracht en duur.
Koor
Hoera,enz.
II
Wat zoet genot u zien te omringen, O vader, moeder, door een kroost, Wiens blijde stemmen heil u zingen, En dat uw kroon is en uw troost ! Wat zorgen, angsten soms door grieven Het teeder minnend oudrenhart ! O vader, moeder, maar wij lieven U dubbel thans om al die smart.
Koor
Hoera, enz.
III
En onze wensen juichen, schallen, En onze beden stijgen op, Dat God uw heil met welgevallen, Doe rijzen tot den hoogsten top : Leef lang op aard nog ! Leeft geprezen Door God en mensen te gelijk ! En mogen wij uw kroon eens wezen Hierna in ’t zalig hemelrijk!
314 Huwelijkswensch aan Philibert Lettens en Serafina Van Doorslaer
Het ware voorzeker een plichtje verzuimenis Zoo niet op dees heilvollen dag We blij en verheugd uw komst begroeten Met wenschen lijk ’t hart ons vermag.
We wachtten zoo lang, we spraken gedurig Aan van ’t bootjen, wat U bereidt Waarin gij de Zee door, de zee van het leven Te zamen uw levensdagen leidt.
Zoo gaat thans dit bootjen, al lachend aan ’t varen Hoe schoon, ha, de zee in ’t verschiet ; Geen windje van onheil, geen wolken ’t ontwaren De Hemel met lust op u ziet.
De toekomst, ik weet het, voor niemand ligt open, Maar kwam er dan ook ooit een smart Het lied uwer vreugde, ’t zij voorspoed verstoren Zoo beiden, verkloekt gij uw hart.
En beiden gesteund, in ’t werken, in ’t rusten De handen in handen geschaard. Zoo, weert gij den nood af en kweekt er de vreugde Met al wat de deugd brengt op aard.
Dit zijn onze wenschen, dat de Hemel ze uitvoere, Lang houde de Heer U te saam In vreugdegenot, in heil en invoorspoed Op ’t bootje met zegen belaan.
Lang leve Philibert Lettens ! Lang leve Serafina Van Doorslaer ! Lang leven Bruidegom en Bruid.
25 jaar burgemeester van Zele Redevoering uitgesproken door Mr J.B.Rosseels in naam der Zelenaars van Brussel 2 oktober 1933
Doch zij minnen en zij eeren Zij begrijpen en waardeeren Al het schoone, al het goede, door deze Burgemeesters macht Hier in Zele tot stand gebracht. En zij danken in gemoede. Ach, het zijn zoo’n leuke gasten Zij vergoeden voor de lasten Vraag het aan de vrouwen maar, Want geen mensch heeft ooit beschreven Welk genot men kan beleven met een echten Zelenaar.
Hoog de harten, hoog de geesten Wijl we dokter Rubbens feesten Immer voor het goede voorwaerts Zegenend zal God u sterken Voor uw volksverheffend werken Spijts de kwaden en de lauwaerts ’t Is de harte kreet van vele Leve Rubbens, leve Zele. Binnen vijf en twintig jaar Komen wij nog eens te gader Gij nog steeds als Burgervader Wij met onze Zelenaar !
au nom de tous les boulangers (met de hulp van Phil) que vous avez si bien servi ce petit cadeau que voici Cette montre vous rappellera que bientôt l’ heure sonnera l’ heure du boulanger patron si ardemment nous travaillons
Gevolg aan het artikel “Peper en zout” brief aan Bolle voor de Zwijgende Denker – zie Koorrnbloem – augustus 1926.
Daar stonden voor het hemelhof De kleren vol van slijk en stof. Met steenkoolzwart geweten Het drietal dat zoo wonderbaar Bijna aan ’t Grimbergsche gevaar Ontsnapt was, ’t is geweten…
De man die zich een denker noemt En daaglijks op zijn zwijgen roemt Heeft het in ’t lang beschreven. Verwaandheid zit hem in het lijf. Hij babbelt als een koffiewijf, Dat zat is, om ’t even.
Ze stonden, zôô hij zegde daar En voor het dreigende gevaar, “Het oordeel van Sinte Pieter”. Geraakte zijne vastheid zoek Er viel iets achter in zijn broek En ’t ging daarom niet beter.
Doch zie, daar kwam Sint Pieter af. Eenvoudig leunend op zijn staf, Sprak : jongens zet u neder. ’t Was lastig voor den denker, doch De schrik gaf moed, hij deed het toch… En kreeg zijn praatzucht weder.
Hij sprak tot Sinte Pieter, zie Ik ben de beste van de drie ‘k Bedreef nooit geene zonden. Terwijl die twee, zeg hoe ge ’t vindt ? Het zeiltje hingen naar de wind, Er steeds profijt bij vonden.
Zo ging het in één adem door, Tot hij de kluts geheel verloor, Wijl Bolle en Adam stille, Van ’t plechtig ogenblik bewust Zich onderwierpen heel gerust, Aan Pieters heilige wille.
Toen kwam Sint Pieter aan het woord, Sprak, jongen het is ongehoord, Zo nutteloos te praten, Ik weet er immers alles van Gij spot slechts met u zelven man, En raaskalt als verwaten.
Is Bolle soms een beetje rauw En bleven zij niet altijd blauw. Of streelden zij der meiden kin Was Adam lid van ’t Komiteit En schippren beiden met ’t beleid, Daar zien wij geene zonden in.
Toen ik nog vischte op garnaal Dan was ik ook wel eens… ’t Is ’t kenmerk van goede zielen. En meiden,…die weerstond ik niet, ‘k Was altijd een der eerste, ziet,… Die in hun strikken vielen.
‘k Herinner mij dat ik ne keer Gelast door Onze Lieve Heer, Om visch en brood te delen. Ik had toen ook het beste paart Heel vriendelijk voor mij bewaard Ik wil ’t u niet verhelen.
En wat ik heel verstandig vind Is ’t zeiltje hangen naar de wind Wil men zijn boot niet stranden. Had ik het niet perfekt gekend Dan kreeg ik nooit mijn beste vent, De hemelpoort in handen.
De politiek van liberaal, En evenzo van klerikaal, Die zijn reeds lang versleten. Geen mens die er nu nog van wilt, Daaraan talent en tijd verspilt Dat moest ge toch wel weten.
Wees Kristen, Vlaming, democraat, Zo dient gij God en volk en staat, Tracht daarin uit te blinken. En trek nu maar algauw naar huis, Doe in UW broek de grote kuis, ‘t Begint begot te stinken!…
Grimbergen, hondsdagen, 1926
Bolle Verbuyck= Hendrik Lettens (bakker en broer van Jef en Fil). Fil was hier bakkersgast. Hendrik verbleef in het pension in Grimbergen. Hij bakte ook in Grimbergen voor de paters. Hij was liberaal, maar liet ze vallen omwille van de paters. Afrekening in De Koornbloem. Dit pamflet werd huis aan huis verstuurd.
De St.-Elooistoet trok door het dorp langs de kerk. Het beiaardrecital was echter reeds voorbij. Volgend jaar moeten wij zorgen dat de beiaard speelt als de ruiters voorbij komen (12.30 u.)
Quand tout renaît à l’ espérance
Et que l’hiver fut loin de nous ...
Jos Lettens zong dit voor zijn dood. Dit werd opgenomen op video.