Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
09-02-2011
237 P.v.Br. VII
237 P.v.Br. VI Historisch kader
Het oude schepenzegel van Meise heeft dezelfde wapenstukken en kleuren als dit van de Berthouts. A.Wauters beweert dat de oudste vermelding van Boechout uit 1147 dagtekent, wanneer Adeloia, vidua venerabilis, aan de abdij van Grimbergen terra que Bochult cagnominata est schonk (A.G. Cartularium I, nr? 2 Oorspronkelijk stuk, nr. 2, cl. I); Wij betwijfelen echter zeer sterk of het Boechout onder Meise is dan wel Boechout bij Antwerpen. Uit dit alles blijkt dat Boechout een afzonderlijk deel van Meise vormde. Oude gravures uit 1606 en 1800 tonen ons hoe het kasteel eruit zag. Er is tevens een gravure van 1690 in het Kaartboek dat ons een afbeelding geeft van het kasteel van het dorp. Dit hof te Meise behoorde tot de voornaamste tak van de heren van Grimbergen. Het bij het hof horende leenhof was dienstplichtig voor één man te paard en had vijf achterlenen. Het hof te Nieuwenhove met 28 bunder hoorde in 1474 eveneens tot het leenhof van Meise (R.A., Leenhof van Brabant nr. 11 a° 1474). Dit hof was steeds het centrum van Meise, waar de schepenbank was gevestigd. Het hoorde in de 12de 13de eeuw aan de milites de Menza, een van de voornaamste riddergeslachten van de streek. Arnoud van Meise met zijn vrouw Gisela was een van de voornaamste vertegenwoordigers van het geslacht rond 1220 (A.G. Cartularium) DE de Immerzele van Lier volgden hen op rond de 14de eeuw en gaven hun naam aan het oude hof te Meise. Binnen het hof lag een motte, later geheten t Waterken of Berla, een deel van het hoofdleen. Mogen wij veronderstellen dat deze de plaats aanduidt van het oorspronkelijke hof, daar ze eveneens hoorde aan de oude tak van de heren van Grimbergen ? Door de ligging vlak naast het dorpscentrum getuigt deze motte voor haar oorspronkelijke samenhang met het dorp, in tegenstelling met het afgezonderde Boechout.