Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
10-08-2011
263 P.v.Br. XIX
263 P.v.Br. XIX De abdij van Ninove kreeg het aan de stok metde Crainhems in het kasteel van Boechout. Maar ook met de plaatselijke heren boterde het niet. Vooral de milites de Ophem, leenmannen van de Boubourgs krachtens het feodaal recht, waren niet gewillig om aan hun tienden te verzaken. Willem van Oppem werd voor 1170 door dit geschil in de ban van de kerk geslagen. Dit is ons bekend door de oorkonde van 1176 waarin abt Egbertus van Grimbergen bemiddelt tussen de zonen van Willem van Oppem en de abdij van Ninove. Hoe ingewikkeld de zaken ook schijnen, wanneer het over feodale toestanden gaat en de oorzaak van de betwisingen niet altijd wordt vernoemd, blijkt dat, door het naast mekaar leggen van de oorkonden uit een ganse periode, er soms toch klaarheid komt. Hiervoor getuigt vn. de brief van 1204. Dit zal ook het geval zijn voor het tiende van de Crainhems. De abdij van Ninove was in die tijd in Meise nog tiendencollecteur. Het oud geslacht van de Bourbourg werd toen uitgesloten voor de inmenging in parochiale goederen. Enkel de Crainhems en de plaatselijke heren bleven over. In 1211 verzaakte Willem van Ophem aan elke betwisting. Na de Crainhems is het de beurt aan de ridders van Meise om afstand te doen van hun tiendenbezit in 1223.