Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
28-12-2011
282 Crypte St.-Martinus II
282 Crypte St.-Martinus II
Jan Vanden Eynde schreef in zijn boek Meise over de crypte : Onder het koor van de St.-Martinuskerk is een crypte gebouwd.Deze begraafplaats werd niet ingenomen door de grote heren Nassau en Grimbeghen die er een andere op na hielden.Ze verviel geheel aan de kleine heren van Boechout en Meise, te meer dat de dorpspastoors niet in het koor begraven werden, doch naar Grimbergen overgebracht werden. Oorspronkelijk was deze begraafplaats voorbehouden aan debezetters van het kasteel van Meys de beschikking over deze crypte was onafscheidbaar verbonden aan het bezit van de heerlijkheid Meise. Het is niet uitgewezen, wanneer de jonge baron Roose, in dienst van Maria Theresia gevallen, bijgezet werd in 1760, in het graf van Jan van der Ee, voormalig bezitter van het hof van Meys. De bijzettingen geschiedden soms in eigenaardige omstandigheden. Wanneer op 23.4.1762 de tonemalige baronesse te Brussel sterft, wordt het lijk te 5 uur s morgens gebracht in een koets, begeleid door twee minderbroeders en zonder ceremonie in de crypte gelegd dan begint gedurende zes weken het overdood luiden recht dat alleen grote families toekomt, doch door de kleine ook uitgeoefend bij plaatselijke afwezigheid van de groten zoals te Meise. Er is hiertegen verbod gekomen vanwege de drossaard van Grimbergen en vanwege de hertog van Croy. Op 25 mei had eerst de plechtige uitvaart plaats; het luiden had aan de kerk 21 gulden opgebracht. Integendeel werd niets gedaan toen deze hertog van Croy op 19.4.1767 op zijn kasteel te Roelx overleed.
282
282 Crypte St.-Martinus II
Jan Vanden Eynd schreef in zijn boek Meise over de crypte : Onder het koor van de St.-Martinuskerk is een crypte gebouwd.Deze begraafplaats werd niet ingenomen door de grote heren Nassau en Grimbeghen die er een andere op na hielden.Ze verviel geheel aan de kleine heren van Boechout en Meise, te meer dat de dorpspastoors niet in het koor begraven werden, doch naar Grimbergen overgebracht werden. Oorspronkelijk was deze begraafplaats voorbehouden aan debezetters van het kasteel van Meys de beschikking over deze crypte was onafscheidbaar verbonden aan het bezit van de heerlijkheid Meise. Het is niet uitgewezen, wanneer de jonge baron Roose, in dienst van Maria Theresia gevallen, bijgezet werd in 1760, in het graf van Jan van der Ee, voormalig bezitter van het hof van Meys. De bijzettingen geschiedden soms in eigenaardige omstandigheden. Wanneer op 23.4.1762 de tonemalige baronesse te Brussel sterft, wordt het lijk te 5 uur s morgens gebracht in een koets, begeleid door twee minderbroeders en zonder ceremonie in de crypte gelegd dan begint gedurende zes weken het overdood luiden recht dat alleen grote families toekomt, doch door de kleine ook uitgeoefend bij plaatselijke afwezigheid van de groten zoals te Meise. Er is hiertegen verbod gekomen vanwege de drossaard van Grimbergen en vanwege de hertog van Croy. Op 25 mei had eerst de plechtige uitvaart plaats; het luiden had aan de kerk 21 gulden opgebracht. Integendeel werd niets gedaan toen deze hertog van Croy op 19.4.1767 op zijn kasteel te Roelx overleed.
Jan Vanden Eynde schreef in zijn boek Meise over de crypte : Onder het koor van de St.-Martinuskerk is een crypte gebouwd. Deze begraafplaats werd niet ingenomen door de grote heren Nassau en Grimbeghen die er een andere op na hielden. Ze verviel geheel aan de kleine heren van Boechout en Meise, te meer dat de dorpspastoors niet in het koor begraven werden, doch naar Grimbergen overgebracht werden. Oorspronkelijk was deze begraafplaats voorbehouden aan de bezetters van het kasteel van Meys de beschikking over deze crypte was onafscheidbaar verbonden aan het bezit van de heerlijkheid Meise. Het is niet uitgewezen, wanneer de jonge baron Roose, in dienst van Maria Theresia gevallen, bijgezet werd in 1760, in het graf van Jan van der Ee, voormalig bezitter van het hof van Meys. De bijzettingen geschiedden soms in eigenaardige omstandigheden. Wanneer op 23.4.1762 de tonemalige baronesse te Brussel sterft, wordt het lijk te 5 uur s morgens gebracht in een koets, begeleid door twee minderbroeders en zonder ceremonie in de crypte gelegd dan begint gedurende zes weken het overdood luiden recht dat alleen grote families toekomt, doch door de kleine ook uitgeoefend bij plaatselijke afwezigheid van de groten zoals te Meise. Er is hiertegen verbod gekomen vanwege de drossaard van Grimbergen en vanwege de hertog van Croy. Op 25 mei had eerst de plechtige uitvaart plaats; het luiden had aan de kerk 21 gulden opgebracht. Integendeel werd niets gedaan toen deze hertog van Croy op 19.4.1767 op zijn kasteel te Roelx overleed.