Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
12-10-2011
271 P.v.Br. XXVII
271 P. V.Br. XXVII Het tijdstip van het ontstaan van de kerk is in de 9de eeuw. Door de nabijheid van de moederkerk Meise, werd zij dochterkerk met eigen bedienaar en eigen patrimonium. Ze beschikte over een eigen tiendengebied. Ze had ook een eigen atrium of kerkhof. Ook het dooprecht werd haar toegekend. Doorheen de eeuwen bleef zij verplicht de grote feesten in de moederkerk bij te wonen. De Processieweg en de Kapellekensweg naar Meise zijn daarvan de historische getuigen. Er bevonden zich verscheidene kapellen langs die weg. St.-Stephanus is de patroon van Oppem, zoals Brussegem, waartoe zij behoorde (gemeente voor de fusie). Het beschermheerschap van de abdij van Affilgem over Brussegem is hiervoor de verklaring, want daar was deze heilige in grote verering. Wanneer Meise in de handen der Berthouts overging, volgde de dochterkerk Oppem. In 1110 stichtte Wouter Berthout de abdij van Grimbergen en schonk voor haar onderhoud de inkomsten van zijn kerk. Hierdoor bekwam de abdij het patronaat over Oppem en werd het personaat (d.i. de eigenkerk) afgeschaft. De bediening werd tot in het midden van de 13de eeuw door seculiere priesters waargenomen. Gerardus Sacerdos de Obhem was getuige in 1157 in een brief van goederen te Laken ten voordele van de abdij van Affligem.Walterus de Ophem sacerdos, was getuige in een giftbrief van Grimbergen in 1202. Sinds 1249 werd de bediening door de kannuniken van Grimbergen overgenomen, zoals dit werd vastgesteld door de moederparochie Meise.