Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
06-03-2013
344 d' Hoogvorst XVI
344 dHoogvorst XVI
dHoogvorst cantate
Bij de inhuldiging van het standbeeld van baron d Hoogvorst werd een cantate van August De Boeck op tekst van J. De Smedt, beiden uit Merchtem. De partituur van d'Hoogvorst ligt bij het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven amvc.letterenhuis@stad.antwerpen.be
dHoogvorst Cantate
Eerste deel
Reciet
Wie is die felle jonker daar Die stapt doorheen die looverdreeven Met vasten tred met kloek gebaar En t helder oog vol vuur en leven ?
Knapen
Die jonker daar zoo struisch en schoon Is dHoogvorsts eedle zoon t Is hij, t is hij in wien zijn eel zijn eel geslacht De hoogste eer en roem betracht
Meisjes
De bloemen spreiden Door dreven en weiden Hun geuren en kleuren Rond hem Aan vijver en vlietjes Daar suiselt de stem Der huivende rietjes Wijl vogelenscharen Van tusschen de blaren Verblijd Hun stemmekens zoeten En kweelend hem groeten Om strijd, om strijd, om strijd
Mannen
Kom, dorpling, ook met blij gemoed Der dHoogvorst s eedle spruit gegroet
Allen
Hij leev gelijk t ons hert betracht Tot eer en roem van zijn geslacht Zijn adellijk geslacht!
Tweede deel
Reciet
Wat nare kreet gilt over t land ?
Allen Brand! Brand! Brand! Ten allen kant Ei t dorp in brand Brand! Brand! Brand! De gloed Verwoed en rood als bloed Doet daken bersten, kraken; Het volk loopt huilend weg en weer; Erberming God! Ontferming Heer!... t Stort al bij doffe ploffen neer In gloeiende puinen neer.
Vrouwen Wie zal, o God die ramp verhelpen Die bittre wanhoopstranen stelpen?
Mannen Dat zal hij, de heer van t Adelslot, Dat zal hij de boezemvriend der armen Hij zal, vol deernis om hun lot Zich heden hunner graag erbarmen
Kinderen O! ja, hij is de milde zon De liefdevolle levensbron Die na den storm weer schatten strooit Op den verwoesten tuin; Die mild en teer Hem als weleer Met nieuwe struiken tooit Want zie! Uit t zwarte puin Daar rijst, daar rijst verjongd en schoon Voor elk gezin een nieuwe woon Een nieuwgebouwde woon
Allen Eer aan dHoogvorst lof en dank, Hoog de blijde huldezang. Adel is bij hem geen schijn. Neen, t is werklijk edel zijn.
Derde deel
Reciet Op! Landraad op! Naar Brussels stede. t Is uit! t Is uit met slaafschen vrede t Is uit! t Is uit! Grijpt het geweer Vooruit! Voor vrijheid, recht en eer.
Vrouwen Waarom toch zo driftig de wapens gegrepen .
Vrouwen Helaas is t weeral rampen brouwen Is t weeral branden, moorden, rouwen? Maar nauwelijks vijftien jaar geleden Hebt gij voor eer en land gestreden.
Mannen Dan kunnen wij nog heden Wij hebben goed en bloed Nog veil Voor t heil Van t lieve Vaderland (bis) Verbroken moet de slavenbans De leeuw kan in geen kluisters leven Veel liever sterft hij vrij Verwinnen zullen wij (bis) Verwinnen of wel sterven
Reciet Mannen hoort het krijgsbevel Klinkt schel En luid Vooruit!
Mannen Welaan dan dierbre gade en kroost Vraagt aan de hemel sterkte en troost Vaarwel!. Vaarwel!
Allen Schetterend klettert trompettengeschal, Dommelend dondert kanonnengeschal Overal De stede rond Davert de grond Van t bulderend oorlogsgebral Overal grijzen kwaad en haat Nood en dood (bis) t Is al schieten Bloedvergieten, Kappen, kerven Kreunen, sterv en Bloedig verven Straat en muur t Is al puin, en bloed, en vuur En boven op de vrijheidsrots Staat dHoogvorst pal vol heldentrots Hij ziet de benden der verdrukking Door bleeken angst verlamd, Bij ieder nieuw gevecht Verslagen door het heir van t Recht; En, hert en oog ontvlamd Van fiere zielsverrukking Bij d aftocht van de slavernij; Klinkt zijne stem Vol kracht en klem : Triomf! Het Vaderland is vrij!
Allen Triomf het vaderland is vrij! Ontkracht is t juk der slavernij En d held van dien triomf is hij (bis) Die daar voor ons Omhoog rijst in onsterflijk brons
Heil! Eedle d Hoogvorst, heil! Heil, om uw mildadigheid Heil om uw grootmoedigheid U onz diepste eerbiedigheid U onz hulde en dankbaarheid Heil! Eedle dHoogvorst heil! (6 l. bis)