370 Het verloren handschrift
Mijn medewerker L. Van Hemeldonck heeft zich
degelijk ingespannen en geen moeite gespaard om dit stuk terug te vinden.
Ik geef hier zijn studie gewijd aan dit belangrijk en intrigerend probleem van
het verloren handschrift.
Op het voormalig kerkhof van Meise, rond de St.-Martinuskerk aan de kant van de
rechterzijbeuk ligt in het plaveisel een enkele zerk. Hij is rechthoekig, in arduin van niet al te
beste kwaliteit en alleen aan de zijkanten enigszins versierd door lijnen in
reliëf. Het opschrift luidt :
- Ter zaliger nagedachtenis van de Eerwaarde Heer Emmanuel Franciscus De Vidts,
overste en leraar van het Klein Seminarie van Hoogstraeten, Schrijver van de
geschiedenis van Meysse (wij onderlijnen) alhier geboren 4 juli 1812 overleden
te Thienen den 21 Augustu 1872.- Elk bewust dorpsgenoot stelt belang in het
verleden van zijn omgeving
en zou dan ook meer willen weten over deze
geschiedenis.
Maar hier begint het spel.
Normaal zal hij zich wenden tot onze parochiale biblitheek doch het gewenste
werk komt spijtig genoeg niet voor in de boekenlijst.
Ietwat ontgoocheld wendt hij zich tot een der oude ingezetenen van wie hij weet
dat hij belangstelling voelt voor dergelijke zakzen en dat hij gravures,
uittreksels en hand schriften over het in vroegere jaren gepubliceerde
bijhoudt.
Helaas! Niemand is in het bezit van een
exemplaar van deze geschiedenis en weet evenmin waar men er een zou kunnen
vinden.
Dan maar naar de Koninklijke Bibliotheek in Brussel getrokken waar men de
meeste kans heeft zeldzame werken te treffen, doch hoe vriendelijk de heer
hoofdbibliothecaris ook alle opzoekingen laat verrichten : geen spoor van een
dergelijk werk noch nu, noch in het verleden.
Van dit ogenblik af is men gedwongen als waarschijnlijk te beschouwen dat deze
geschiedenis niet in druk is gegeven geweest en dus niet het stadium van
handschrift is voorbijgegaan.
Vandaar de titel van deze bijdrage. Vermits men toch in de Koninklijke
Bibliotheek is dan vlug navraag in de afdeling manuscripten vanhet
Rijksarchief.
Opzoekingen leveren wel een handschrift op over Ophem dat ook zijn nut kan
hebben voor Meise op een bepaalde datum, maar een handschrift specifiek over
Meise is niet te vinden.
Het blijkt ook niet mogelijk uit te maken of E.H. De Vidts al dan niet het
staatsarchief geraadpleegd heeft, gezien de aantekeningen over de identiteit
van de bezoekers en het dooel hunner opzoekingen slechts na het overlijden van
de schrijver begonnen werden.
Een navraag bij Z.E.H.Archivaris van het Aartsbisdom levert een biografische
nota op over onze geschiedschrijver, doch niets over deze pennenvruchten. Dan
maar aangebeld bij Z.E. Superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten :jawel,
priester De Vidts heeft hier gefungeerd, zijn naam is hier in de herinnering
gebleven, maar van geschiedenis of handschrift weet men niets af. Een nuttige aanduiding evenwel : in 1849
heeft E.H. De Vidts het ambt van superior neergelegd en is tot 1851 op rust
geweest te Meise, naar alle waarschijnlijkheid in het ouderlijk huis. Dit wordt bevestigd door het feit dat hij op
17.3.1850 optreedt als peter van het vierde kind van zijn broer Judocus Bernardus,
kind dat dan ook naar zijn peter, Emmanuel genoemd wordt.
Men mag hieruit besluiten dat het in de tijdspanne 1849-1851 is dat de
geschiedenis van Meise geschreven werd of minstens de gegevens daartoe
verzameld. Het is overbodig erop te
drukken dat de omstandigheden daartoe gunstig waren :nog talrijke burgers waren
in leven die het Oostenrijks regime, de patriottenstrijd, de Franse revolutie,
napoleon, het Hollands bewind, de onafhankelijkheid beleefd hadden. Verder bestonden toen nog talrijke archiefstukken
welke thans verloren zijn gegaan of niet meer bereikbaar.
De abdij van Grimbedrgen heeft steeds vooraanstaande archivarissen gekend en
zich immer met haar voormalige parochie Meise ingelaten; priester De Vidts is alhier nog door de
laatste witheer-pastoor Margé opgeleid geworden.. De naamtrek van E.K.Delestré komt trouwens
voor op vele oude stukken die nog tot voor onlangs op de pastorij alhier
voorhandig waren. Een navraag te Grimbergen geeft geen enkel positief
resultaat, wel een negatief.
E.P. De Meyer, huidig archivaris, heeft kennis van een aantekening daterend van
1901, en volgens dewelke het opgezochte handschrift toen reeds beschouwd werd
als zijnde verloren gegaan, minstens zoek geraakt. Normaal blijft er dan geen enkele weg meer
over dan na te gaan wat er met de nalatenschap van priester De Vidts is
gebeurd, gezien deze laatste weldegelijk als de bewuste schrijver
geïdentificeerd werd op het ogenblik dat zijn nabestaanden de grafzerk met
bedoeld opschriftlieten plaatsen.
Alhoewel n och het Aartsbisdom, noch het Klein Seminarie kennis hadden
van een testament, was dit wellicht hier op de parochie gebleven ten gevolge
b.v. van een stichting van een jaargetijde of iets dergelijks ? Zoals steeds was onze Z.E.H.Pastoor bereid
inzage te laten nemen van het kerkarchief der vorige eeuw
en hier kwam een
klein lichtpunt!
Op 2 april 1873 wordt door notaris Emile Possoz ter standplaats Wolvertem een
akte verleden waardoor de genaamde Van De Zande Emmanuel, landmeter (in het
bevolkingsregister van 1875-1866 staat hij ingeschreven met menuisier van
beroep, verblijvend te Meise, een gift verricht van zeshonderd frank obligaties
Belgische schuld 4,5 % aan de kerkfabriek van Meise, onder bedinging dat ten
eeuwigen dage in onze kerk drie jaargetijden zouden gecelebreerd worden, ten
eerste voor de zielerust van de oom van de gever wijlen priester Emmanuel
François De Vidts, het tweede voor de zielerust van de ouders (deze twee
jaargetijden te zingen in februari, telkens met de uitdeling van het brood aan
de arme), het derde voor de zielerustvan de broeders en zusters van de
priester. Volgens een inschrijving in
het parochieregister der fondatiën had deze laatste kerkelijke dienstde vom van
een mis voor afgestorven vrienden van priester De Vidts, doch dit is
waarschijnlijk een vergissing; De gift
werd namens de kerkfabriek aanvaard door Pierre Joseph Van Dievoet, boomkweker
van beroep en schatbewaarder van de Kerkfabriek; de stichting werd, zoals al de
andere, door reductie getroffen na de sedert 1814 ingetreden muntontwaarding.
Ui t dit stuk mag met voldoende waarschijnlijkheid het besluit getrokkenn
worden :
1. Dat priester De Vidts zef geen testament gemaakt heeft; hiertoe was hij door
de aard van de ziekte, welke hem meermaals en vooral in zijn laatste levensjaar
getroffen heeft, weinig geschikt;
2. Dat de stichting zeker een laatste wilsbeschikking van onze priester was,
3. Dat zijn neef, Emmanuel Van de Zande kan beschouwd worden als hebbende
hoofdzakelijk de nalatenschap van onze priester beredderd enhet dus aangewezen
is in zijn spoor het bewuste handschrift op te zoeken.
Het is echter alleszins noodzakelijk van de familieverhoudingen van De Vidts
vast te leggen op het ogenblik van en na het overlijden van de priester.
De familie De vidts (met nadruk op De, want het is een vervorming van Davidts,
de zoon van David, voornaam zonder Joodse invloed) stamt uit Grimbergen en
vestigt zich te Meise in 1765, alwaar op 2.12.1768 geboren wordt De Vidts
Gerard, vader van onze priester; hij is bakker, winkelier en landbouwer,
bovendien onder het Franse regime agent municipal of maire; later wordt hij
eerste schepen, om het burgemeesterschap te laten aan Baron van der Linden d
Hoogvorst, en woont naast de pastorij, waar thans de slagerijn staat.
??
Op 11.6.1794 huwt hij Anna Van Doren, dochter van de koster, die hem 4 kinderen
schenkt, vooraleer op 2 brumair jaar XII (5.11.1803) te overlijden. Van deze
vier kinderen blijft slechts één in leven, de oudste Cornelia,
geboren12.6.1795, die op 6.3.1822 in het huwelijk treedt met haar neef Van de Zande
Etienne of Stephane, hovenier en herbergier, later gemeenteontvanger en
onderwijzer. Doch opgepast, het is niet
de tak Van de ££Zande die de hoger aangehaalde stichting van jaargetijden
verricht heeft, maar deze die talrijke agenten in openbare dienst
(gemeentesecreatris, onderwijzer, gemeenteontvanger enz.) geleverd heeft hier
te Meise en elders. Zij overlijd op
12.1.1861.
Op 28.1.1807 gaat Gerarde De Vidts een tweede huwelijk aan met Huysegoms
Elizabeth uit Grimbergen landbouwster geboren 1.3.1771. Zij overlijdt 12.1.1861.
Kinderen uit dit huwelijk :
1. Joanna Catharina ° 18.11.1807, x Van de Zande Carolus Josephus, meester
schrijnwerker (dit is de goede tak) die + 29.6.1872
2. Maria Catharina, ° 6.3.1809, x 4.1.1845 Robberechts, landbouwer te Kapelle-op-den-Bos
en verdwijnt uit Meise
3. Charles, ° 5.11.1810, bakker, + 21.12.1831 ten huize van zijn moeder 4.
Emmanuel Franciscus, onze schrijver
5. Judocus Bernardus, ° 18.9.1814, bakker en gemeenteraadslid sedert 1848, +
18.9.1851 en laat 4 kinderen na : Josephus ° 30.7.1844, Maria Elisabeth °
22.3.1846, Petrus 27.3.1848, Emmanuel 17.3.1850.
Te Meise waren dus mogelijk als nabastaanden van onze schrijver op het ogenblik
van zijn overlijden :
a) de kinderen van zijn overleden
halfzuster Cornelia
b) zijn zuster Joanna Catharina met haar kinderen, waarvan de oudste in leven
de stichter is der jaargetijden Emmanuel Van de £Zande, die tevens petekind en
naamgenoot is van de schrijver.
Inderdaad is deze opgetekend als peter in de doopakte van 1.8.1843, met
de titel van superior van het Klein Seminarie in Hoogstraten. Niet aanwezig zijnde
te Meise op dat ogenblik het huidig ritje Hoogstraten Meise was toen een
hele expeditie werd hij vervangen (zoals in de doopakte formeel verklaard
wordt door lappeter Stephaan Van de Zande, zijn half oom, waarvan hoger
sprake)
c) de kinderen van zijn overleden
broeder Judocus Bernard
Hoe was de samenstelling van het gezin dat verbleef in het vaderlijk huis van
onze priester ?
Zijn moeder bleef in leven tot 1861, stond te boek als rentenierster en woonde
in wijk A nr. 33 naast de pastorij.
Volgens het eerste bevolkingsregister gaande van 1847 tot 1856 vinden wij bij
haar :
Haar zoon Judocus Bernardus die stierf in 1851, haar schoondochter
Robberechts Marie Elisabeth die stierf 18.2.1852, 30 jaar oud en met een
tussenpoos van enkele maanden haar echtgenoot volgt in het graf. De vier kinderen van de overleden echtgenoten
staan ingeschreven bij hun grootmoeder, de moeder van de priester.
In het bevolkingsregister 1857 -1866 vinden wij voor dezelfde woning :
Huysegoms Elizabeth weduwe De Vidts Gerard, moeder van de priester + 12.1.1861,
De Vidts Joanna Catharina, haar dochter, volle zuster van de priester, 4
kinderen van dit gezin, neven en nichten van de priester, waaronder stichter
Emmanuel.
Elisabeth en Pieter De Vidts, wezen van Judocus Bernardus, nicht en neef van de
priester; Josephus heeft reeds de vrijheid gekozen en zal later aan lager wal
geraken; van Emmanuel op dit ogenblik geen spoor, doch hij zal later de
voetstappen drukken van Josephus, zoals trouwens Pieter.
Het bevolkingsregister 1866 1880 geeft steeds voor hetzelfde huis :
De Vidts Joanna Catharina, zuster van de priester;
Van de Zande Carolus Josephus, haar man, zwager van de priester, komt voor deze
te overlijden op 29.6.1872.
Hun 3 nog in leven zijnde kinderen , waarvan Emmanuel, de stichter, de oudste
is en de enige man.
Van de weeskinderen De Vidts is er geen spoor meer. Inderdaad zijn De Vidts Elisabeth en De Vidts
Pierre in december 1964 overgeschreven naar Brussel, doch blijken later hun
onderstandsdomicilie te Meise bhouden te hebben, wat doet veronderstellen dat
zij in een wezenhuis opgenomen werden.
Onder deze omstandigheden is het als vast staand te beschouwen dat, toen onze
schrijver einde augustus 1872 overleed, zijn nalatenschap nbeheerd werd door
zijn neef en petekind Emmanuel Van de Zande en dat in die richting het verloren
ha ndschrift moet gezocht worden.
Wat is er met Emmanuel Van de Zande, zijn moeder en zijn twee zusters gebeurd
? Zij hebben Meise verlaten en hiermede
verdween de naam De Vidts uit Meise.
Een der dochters Maria Catharina Van de Zande wordt overgeschreven naar
St.-Gillis Brussel op 12.5.1875.
De moeder, zuster van de priester en laatste alhier met die naam, gaat met haar
dochter Anna Maria naar St.-Jans Molenbeek op 10.8.1877; Anna Maria was toen 30
jaar oude, ogenschijnlijk ongehuwd en dit is ze wellicht gebleven. Ten slotte emmanuel Van de Zande,
vermoedelijk houder van het handschrift, gaat eveneens naar St.-Jans Molenbeek
op 20.7.1880, wellicht zijn moeder en zuster vervoegend.
Daarna is men hun spoor bijster; getracht zal worden iets meer te vernemen op
het gemeentebestuur van St.-Jans Molenbeek; Emman uel Van de Zande was toen 37
jaar en praktisch zeker vrijgezel.
Nog een klein lichtpunt : alhoewel voor goed uit Meise weg (het ouderlijk huis
werd ingenomen door de kostersfamilie Joos) werd toch niet alle contact
verbroken : Maria Catharina Van de Zande, hoger vermeld, ° 4.10.1851, op
12.5.1875 naar St.-Gilles gegaan, is niet ongehuwd gebleven. Als weduwe Van Ghiest Gustave + 8.1.1920
heeft zij een legaat van Fr 6.000 gemaakt aan het toenmalig Weldadigheidsbureel
van Meise; wellicht geeft dit nog enige aanduiding ?
Hier eindigt de inventaris van wat hier te Meise of zonder te veel moeite
elders tot nog toe is kunnen vernomen worden en in verband gebracht met het
verloren handschrift.
Met dank zou alle bijkomende aanduiding in ontvangst genomen worden en alle
verdere medewerking ter zake van harte begroet.
|