226 Godshuis Wolvertem VI
3. Met de erfenis van een rijke Brusselse wordt de ouderenzorg in Wolvertem uitgebouwd: Op 26 september 1908 werd een Bureel der Godshuizen opgericht om met de erfenis van juffrouw Van Horick uit Brussel een tehuis voor ouderen, wezen en gehandicapten te realiseren. Het Bureel werd voorgezeten door de pastoor van Wolvertem, eerwaarde Finoulst. Ernest De Caerlé trad op als secretaris en ontvanger. Haar leden waren de heren t Kint, Slachmuylders en Stallaert. Gezien het belang van het Bureel voor de gemeente woonde de burgemeester, Hendrik van Cauwelaert, ook de zittingen bij. Het Bureel richtte zich aanvankelijk op het helpen van ouderen, wezen en gehandicapten met financiële hulp. Pas in 1929 werd het geld van de erfenis gebruikt om een godshuis op te richten. De Burelen van Weldadigheid en van de Godshuizen waren ondertussen gefusioneerd in 1925 tot de Commissie voor Openbare Onderstand. Het godshuis was aanvankelijk alleen gevestigd in de oude pastorij. Door de groei van het tehuis waren echter vernieuwingen nodig. In 1947 verscheen de achterbouw. Daarnaast werd er in 1950 een modern gedeelte aan de oude pastorij aangebouwd. Het feit dat het godshuis opgericht werd in het magnifieke gebouw van de pastorij is te danken aan de pastoor zelf. Pastoor Corluy, de toenmalige pastoor, vond de antieke pastorij immers te ver verwijderd van de kerk. Hij wendde dan ook alle mogelijke pogingen aan om het gemeentebestuur te overhalen om een pastorij op te richten die dichter tegen de kerk gelegen was. Het rusthuis werd geleid door de Dochters van Maria uit Willebroek. De keuze viel op hen, omdat zij al werkzaam waren in de meisjesscholen te Wolvertem. Er waren vier zusters aanwezig, waarvan één de overste vormde. De eerste overste van het rusthuis werd zuster Leopoldine Taels (1885-1969). Zij zal overste blijven tot aan haar dood. De zusters die haar ter zijde stonden, waren in de periode 1929-1942 de zusters Fransisca Vivys, Florentina De Bondt, Andrea Van der Straeten, Henriette Seps en Caroline Steenackers. Zij hadden de zorg over 52 bewoners. Aanvankelijk sliepen mannen en vrouwen in de oude pastorij. De mannen sliepen hierbij op de zolder. Wanneer de achterbouw verscheen, konden ze terecht in de achterbouw. Voor hun zielenheil moesten de zusters en de rusthuisbewoners zich naar de parochiekerk begeven. Eenmaal per week kwam een pater uit Grimbergen voor de mis te lezen. Hierin kwam verandering wanneer het rustoord zijn eerste aalmoezenier, eerwaarde Rombauts, kreeg. Hij kon vanaf 1950 de mis opdragen voor de bewoners en de zusters in de nieuw aangelegde kapel. Op dit moment wordt deze functie nog met veel ootmoedigheid waargenomen door Theo De Witte, oud-pastoor van Wolvertem. De zusters hadden telkens een goedgevulde dagtaak. Ze begonnen om 4u s morgens met de was te doen. Tegen 7u begaven ze zich naar de mis, waarna er gegeten werd. Vervolgens verpleegden de zusters de hulpbehoevenden. Om half twaalf werd de soep geserveerd. Na het middagmaal volgden een ganse reeks van karweitjes: afwassen, strijken en boterhammen maken voor het avondmaal. De zusters hadden geen verlof. Ze hadden slechts recht op 1 retraite per jaar. Dag en nacht moesten ze paraat staan, vermits er niet in een nachtwacht was voorzien. In het weekend werden ze afgelost door hun congregatie uit Willebroek. Ze werden geholpen door een aantal leken, die o.m. poetsten. Daarnaast hielpen de bewoners zelf. Er was ook een tuinman, Jan Van den Bosch, en een schilder, Theo Van den Bosch. In 1969 overleed zuster Leopoldine. In hetzelfde jaar verlaten de zusters het rusthuis na onenigheid met het bestuur. De laatste ploeg bestond uit de zusters Petronella, Aloiysioa, Henriette en Jacinte. Zij hadden als lekenpersoneel Jeannine De Smedt, Betty Schillemans en Marieke de Mars. Vanaf de jaren 70 werd het rustoord bemand met leken. Zij probeerden het waardevolle werk van de zusters verder te zetten. In 1976 werd de Commissie voor Openbare Onderstand vervangen door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Door de fusie betrof het hier het OCMW van Wolvertem, Meise en Oppem. Daarnaast werd er in stilte geijverd voor een nieuw rusthuis. Dit nieuwe rusthuis komt er nu eindelijk. Het zal 64 kamers hebben, waarvan 60 voor permanente bewoners en 4 voor tijdelijke opvang. Hiermee is het rusthuis gewapend voor de 21e eeuw. Roald Gillisjans.
|