238 P.v.Br. VII
Ingevolge de verbrokkeling van het patrimonium van de Berthouts sinds de XIIde eeuw verkreeg Meise een van de zonderlingste feodale toestanden die wij in West-Brabant kennen. Dit komt vooral tot uitdrukking in de verdeling van de schepenbank en haar rechtsgebied. Het strafrecht werd er verdeeld voor 2/6 onder de oudste tak van de Berthouts, de Grimbergen-Nassau en voor 2/6 onder de jongste tak, de Grimbergen-Bergues. Het 5de deel hoorde aan de plaatselijkde ridders de Menza en het laatste 6de aan de heren van Boechout. Deze verdeling dagtekent ongetwijfeldvan rond 1160 1197, toen het huis van Grimbergen werd gesplitst; Het deel van de ridders hoorde hen toe als vertegenwoordigers, villici, van de Berthouts en is zekerouder dan 1160 1197. Het deel van de de Crainhems werd door de hertogen opgeëist na de val van de Berthouts in 1156.
|