Profeet Ibrahim deel 1
In een stad, heel lang geleden, leefde eens een beroemde man die Azar heette. Hij was beroemd, omdat hij beelden van afgoden verkocht. Azar had een zoon die Ibrahiem heette, die heel intelligent was. Ibrahiem zag dat de mensen altijd voor de afgoden bogen. Hij wist dat deze beelden van steen gemaakt waren en niet konden spreken of horen. Ibrahiem zei altijd; Vader waarom aanbidt U deze afgoden?Waarom buigt U voor hen? Azar werd boos en begreep niet, wat al deze vragen betekenen. Ibrahiem probeerde de mensen dezelfde raad te geven, maar ze werden boos en begrepen niet wat hij bedoelde. Ibrahiem zei; Ik zal de afgodsbeelden kapot slaan als de mensen weg zijn. Dan zullen ze mij wel begrijpen. Toen de dag van de feest kwam en Ibrahiem´s vader klaar was om te vertrekken, vroeg hij aan zijn zoon; Waarom ga je niet met ons mee? Ibrahiem antwoordde; ik voel me niet goed. Toen ging hij naar het enorme gebouw, waar de afgoden stonden en sprak tegen hen; hoe komt het dat jullie niet spreken? Hoe komt het dat jullie niet horen? Er is voedsel en drinken hier waarom drinken en eten jullie niet? De afgoden bleven stil, omdat ze van steen waren. Toen de beelden bleven zwijgen werd Ibrahiem kwaad en hij pakte een bijl. Hij viel de afgodsbeelden aan en sloeg ze allemaal kapot behalve 1. De grootste afgod liet hij staan en hing de bijl om zijn nek. De mensen kwamen terug en gingen naar het gebouw, waar de afgodsbeelden stonden. Ze wilde vooral deze dag voor hen buigen omdat het feest was. Ze stonden versteld toen ze al die kapotte beelden zagen. Ze begonnen luid te schreeuwen; Wie heeft dit gedaan? Ze hoorde een jonge man over hen spreken, hij heet Ibrahiem. Toen Ibrahiem voor hen gebracht werd zeiden ze; heb jij dit soms gedaan? Hij antwoordde kalm; Nee deze grootste van hen heeft het gedaan. Vraagt het maar aan hen als zij kunnen spreken. De mensen wisten dat de afgoden van steen waren gemaakt en dus niet konden praten of horen. Ze zeiden tegen Ibrahiem; je weet dat ze niet kunnen spreken of horen. Daarop vroeg hij hen; hou kunnen jullie die dan aanbidden als jullie weten dat ze niet kunnen horen en praten? De mensen bleven even stil als de afgoden en keken beschaamd. De mensen kwamen bij elkaar en zeiden; wat zullen wij doen? Ibrahiem heeft onze beelden gebroken en de goden vernederd. Hoe zullen wij hem straffen? Zij besloten om hem te verbranden en staken het vuur aan, daarna gooiden ze hem erin. Maar Allah hielp Ibrahiem. Het vuur werd koel en onschadelijk voor Ibrahiem. Zo zagen de mensen Ibrahiem zonder ook maar een schrammetje. Ze waren versteld en verbaasd. Die nacht zag Ibrahiem en ster en zei; Dit is mijn Heer. Toen de ster onderging, riep Ibrahiem uit: Nee, dat is niet mijn Heer. Ibrahiem zag de maan en zei: Dit is mijn Heer. Toen de maan onderging, riep Ibrahiem uit; Nee dat is niet mijn Heer. Toen de zon opkwam zei Hij; dit is mijn Heer, want dit is de grootste. Toen de zon onderging, riep Ibrahiem uit: Nee dat is niet mijn Heer. Allah is mijn Heer, Hij leeft altijd en gaat niet dood. Het licht van Allah schijnt altijd en wordt nooit zwakker of gaat onder. Allah is de Almachtige, niets kan hem overwinnen. Het licht van de sterren is zwak, de morgen overwint haar. Het licht van de maan is zwak, de zon overwint haar. Het licht van de zon is zwak, de nacht overwint haar en de wolken. Niemand kan mij helpen omdat deze zwak zijn. Alleen Allah kan mij helpen. Zo leidde Allah Ibrahiem en maakte hem tot profeet en Zijn Beste Vriend. Allah gebood hem zijn mensen aan te spreken en hen te vertellen, dat ze geen afgoden mochten aanbidden. Een grote koning heerste over die stad, als een wrede tiran. De mensen moesten voor hem buigen en toen hij hoorde dat Ibrahiem alleen voor Allah boog en voor niemand anders wilde buigen werd hij kwaad en liet hem halen. De koning vroeg: wie is jouw Heer? Ibrahiem antwoordde; Mijn heer is Allah. De koning vroeg; Wie is Allah, Ibrahiem? Ibrahiem zei; Mijn heer is Allah, Hij geeft leven en doet sterven. De koning zei; ik geef leven en doe sterven. Toen werd er een man voor de koning gebracht en deze liet hem doden. Toen werd er een andere man gebracht en deze liet hij leven. Hij zei tegen de koning; Allah laat de zon opgaan vanuit het oosten. Doet u haar van het westen opgaan. De koning was in de war en zweeg. Hij voelde zich beschaamd. Ibrahiems volk was boos geworden. De koning en zelfs zijn vader was boos geworden.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Profeet Ibrahim deel 2
Ibrahiem besloot om naar een ander land te gaan, waar hij in vrede Allah kon aanbidden. Hij ging naar Mekka met zijn vrouw Hadjar. Er waren geen planten, dieren of bronnen met water. Ibrahiem bereikte Mekka en bleef er een tijdje. Daarna verliet hij zijn vrouw en zijn zoon Isma´il. Toen zijn vrouw vroeg of Allah het hem soms had opgedragen zei Ibrahiem Ja. Daarop antwoordde zijn vrouw; dan zal Allah ons niet laten sterven. Isma´il kreeg dorst maar er was nergens water in Mekka. Allah hielp hen, Hij maakte water voor hen. Uit de grond welde water voor hen op, het water bleef er en werd bekend als de Zamzam bron. Dit is de bron waar mensen van drinken tijdens de hadji. Toen Ibrahiem terugkeerde was hij blij zijn zoontje terug te zien en speelde vaak met hem. Op een dag droomde Ibrahiem dat hij zijn zoon op moest offeren, hij besloot te doen wat Allah hem had bevolen, maar hij vroeg Isma´il eerst wat hij er van vond. Zijn zoon antwoordde: Als Allah dat bevolen heeft dan moet U dat doen. Ibrahiem nam Isma´il mee en ook een mes. Toen Ibrahiem Mina bereikte, trof hij de voorbereidingen om Isma´il te offeren. Isma´il lag op de grond en Ibrahiem stond op het punt om hem te offeren. Allah wilde zien van wie Ibrahiem meer hield. Toen Ibrahiem voor de test slaagde, ( Ibrahiem hield dus meer van Allah) stuurde Allah Djibril met een schaap uit de Tuin. Hij zei; Offer dit schaap en laat Isma´il leven. Daarom beval Allah de moslims op de ied al-adha een offer te brengen, als herdenking. Moge Allah Ibrahiem zegenen, de beste vriend van Allah, en hem vrede schenken. Ibrahiem verliet Mekka voor de 2de keer en toen hij weer terugkeerde besloot hij om voor Allah een huis te bouwen. Isma´il hielp mee. Ibrahiem dacht altijd aan Allah en riep hem altijd aan. Allah aanvaarde het van Ibrahiem en Isma´il en zegende de Ka´aba. Wij moslims richten ons tijdens elk gebed richting de Ka´aba. En tijdens de Hadji gaan wij eromheen in tawaf en bidden er. Ibrahiem had een andere vrouw, die Sara heette. Daar had hij een zoon die Ishaq heette. Ze leefde in Palestina. Ishaq bouwde een huis voor Allah in Palestina. Deze moskee, staat in Jeruzalem. Het is de Al-Aqsa moskee en Allah zegende het land eromheen.
|