De verwaarloosde echtgenotexml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dit verhaal gaat over een zeer rijke man. Hij was rijk en getrouwd met een jong, mooi en lieftallig meisje, dat hij naar zijn huis had gebracht. Ieder jaar bracht hij zijn vrouw 50 kilo uien, een halve zak zout en twee zakken tarwe. Hij nam een dienstmeisje voor haar aan, want hij was een employé in Serail en bezat zo veel rijkdom, dat vuur die niet kon verteren. De vrouw en het dienstmeisje zaten - o, vrienden, zonder eten of drinken, terwijl ze de etenslucht van de buren opsnoven. Het meisje zei vaak tegen haar meesteres: "Mevrouw, waarom brengt de meester ons niets?" Zij antwoordde: "Ik weet het niet." Ze was een goedmoedige vrouw, zoals die er vroeger nog waren. Zo vind je ze tegenwoordig niet meer. Kun jij de vrouwen van tegenwoordig nog aan? Moge Allah hun razernij in toom houden!
De man kwam gewoonlijk tegen de middag thuis en zei dan tegen zijn vrouw: "Vrouw, zijn de haantjes klaar? Heb je de haantjes gebraden?" Ze antwoordde: "Ja." De haantjes waren namelijk de gebakken uien. Ze legde die in de as van de kolen en zo bakte ze ze. Als hij 's middags thuiskwam, aten ze die 's middags. En als hij 's avonds thuiskwam, vroeg hij: "Vrouw, heb je de haantjes gebraden?" Ze sprak: "Ja, ik heb ze gebraden." Hun buren waren erg arm, echte arme drommels. De moeder had vier, vijf dochters. Ze zeiden: "O wat is het toch jammer dat wij nooit dat heerlijke eten krijgen!" De moeder zei: "Hoe zou ik jullie nu haantjes kunnen geven, die vier, vijf pond per stuk kosten. Hoe zou ik dat kunnen. Ik heb toch immers geen geld." Ze sprak: "Vandaag zullen wij allemaal garen spinnen, dat we verkopen om van het geld groente te kopen om te vullen. We zullen wat met rijst gevulde kool, bieten en aubergines klaarmaken en dat de buurvrouw aanbieden; misschien dat zij ons dan een haantje aanbiedt en wij ons buikje daaraan vol kunnen eten." De een spon voor de bieten, de ander voor de kool, de derde voor de rijst. O vrienden! De vijf dochters en hun moeder droegen allemaal hun steentje bij.
Ze maakten het eten klaar en kwamen na zonsondergang, tegen de tijd dat de man zou thuiskomen. Ze klopten bij haar aan. Het dienstmeisje kwam: "Wie is daar?" Een dochter van de buren sprak: "Mijn moeder laat jullie groeten en zeggen: "Alsjeblieft, hier is een schaal met gevulde groente, en mijn broer heeft iets over haantjes gehoord." De vrouw van de rijke man zei tegen het dienstmeisje: "Hemel! Laat het niet aan de meester zien! Verstop het! En leg wat uien op hun schaal." En ze gaven de dochter van de buurman vier, vijf uien. Die sprak: "Moge onheil jullie treffen! (Tot de toehoorders: Moge jullie dat bespaard blijven!) Vervloekt zijn jullie. Alles was voor niets. O, wat zonde van dat gevulde gerecht. Eten jullie maar uien, waar wij er al genoeg van hebben."
De vrouw van de rijke man wachtte tot haar man naar bed was gegaan. Toen stond ze op en at met haar dienstmeisje de gevulde groente. Het dienstmeisje sprak: "Meesteres, waarom moeten wij dit voedsel ontberen? Waarom brengt de meester ons niets? De meester is rijk en heeft veel geld. Waarom toch niet?" De vrouw zei: "Kind, ik weet het niet." Toen sprak het meisje: "Ik wil niet langer bij de meester blijven." En de vrouw sprak: "Ik ook niet. Morgen vroeg zullen we hem verlaten en een andere zoeken. We gaan bijna dood van de honger."
Ze stonden allemaal vroeg op. De man ging naar Serail en zou pas om twee uur terugkomen. De vrouw en het dienstmeisje schrobden de vloer en maakten het huis schoon en ruimden het op. Er stond geen afwas meer of niets. Ze maakte zich op, trok haar beste kleren aan en liet het meisje vooruit lopen. "Maar waar heen?"
In die tijd leefde een zekere Ibn es-Samman, een groot koopman in Souk. Ze ging naar de winkel van koopman Ibn es-Samman en zette zich neer bij de deur van de winkel. Hij bracht haar een stoel: "Wat is er van uw dienst, mevrouw? Wat kan ik voor u doen?" Ze sprak: "Rustig maar, rustig." - "Wat kan ik voor u doen, mevrouw?" - "Rustig." - "Wat bedoelt u, rustig?" Ze sprak: "Rustig, ik wil wachten tot u klaar bent met de klanten." Toen er niemand meer bij hem was, sprak hij: "Wat is er van uw dienst?" Ze sprak: "Ik heb honger." Hij sprak: "Zeker, zeker, tot uw dienst."
Het was één uur. Daar zijn vrouw naar het badhuis was gegaan, was hij alleen in de winkel. Hij sprak: "Komt u met me mee naar huis. Ik heb de sleutel." Hij opende de deur en liet haar het huis binnengaan. "Blijft u hier zitten, dan haal ik een stuk vlees!" Door Allah's wil gebeurde dit allemaal op een vrijdag. Hij liep door de winkels van al-Hader, as-Suq, Cisr Beit esj-Sjeik, om een half pond vlees te halen dat hij voor dit schepsel kon laten braden, maar hij vond niets.
Intussen zat zij nog steeds te wachten. Ze sprak tot haar dienstmeisje: "Laten we eens gaan kijken of we bij hem misschien wat te eten vinden. We sterven immers van de honger." Ze deden een kast open en daar vonden ze - o vrienden - postelein. De vrouw sprak: "De dichter zegt:
Postelein verandert mij in postelein Azijn overstroomt mij Laat mij thuis zitten En mijn eer mij beschermen!
Kom, we wachten niet langer meer op hem," zei ze. Ze sloten de deur en ze keerde met het meisje naar huis terug. Het zou nog anderhalf uur duren voordat haar man kwam. Intussen was de koopman teruggekomen en hij doorzocht het huis zonder haar te vinden. Hij was erg bedroefd en weende van droefenis om haar. Hij sprak bij zichzelf: "Als die vrouw niet zo'n honger had gehad, zou ze zich niet zo hebben blootgegeven."
Hij werd de volgende ochtend bedroefd wakker en ging naar zijn winkel. Daar had ze haar zakdoek laten liggen. Hij pakte haar zakdoek, bond die om zijn hoofd en zat verzonken in droevige gedachten bij de deur van zijn winkel. Het was Allah's wil dat toen haar man voorbijkwam. Hij keek op: die zakdoek had hij toch voor zijn vrouw meegebracht. Hij was namelijk een keer naar het buitenland geweest en had die zakdoek meegebracht. Hij vroeg aan de koopman: "Waarom ben je zo bedroefd?" Die antwoordde: "Er is niets met mij." De rijke man zei: "Ik bezweer je mij te vertellen wat er met je aan de hand is en waarom je zo bedroefd bent."
Hij sprak: "Beste vriend, ik heb gisteren iets wonderbaarlijks meegemaakt. Heus, ik heb er nu nog steeds hoofdpijn van!" De ander zei: "Ik bezweer je me te vertellen hoe je aan die zakdoek komt." De koopman antwoordde: "Die kreeg ik toevallig in handen. Zo en zo was het geval. Dit wonderbaarlijke is mij overkomen: Een vrouw kwam naar me toen en ze had honger en ik had medelijden met haar. Ik zweer je dat ik haar vertrouwen niet wilde beschamen. Ik wilde haar slechts wat te eten geven, want als ze niet zo'n honger had gehad, dan had ze zich niet zo blootgegeven." - "Mijn god, hoe zag ze er uit?" vroeg de rijke man. De koopman antwoordde: "Ze zag er zo en zo uit en was zo en zo lang en zo en zo breed." De man was verbaasd: "Bij Allah, dat was toch zijn vrouw!"
Hij ging onmiddellijk weg, zonder een woord te zeggen. Hij ging naar de slager en kocht allereerst een geslacht lam. De vrouw en het meisje waren naar het dak gegaan. Het was een van de eerste lentedagen en het was zonnig weer. Ze waren op het dak gaan zitten om te zonnen. Het meisje sprak: "Mevrouw, kijk eens naar dat lam dat daar wordt gebracht! Waarom heeft Allah ons dat ontzegd?" De vrouw sprak: "Dat gaat ons niets aan. Allah zal hulp voor ons vinden. Wat kunnen wij eraan doen? Hou op ons te beklagen! We hebben ons geluk toch al gevonden. En dat was niets minder dan postelein."
Er werd aan de deur geklopt. "Wie is daar?" De bode sprak: "AIstublieft, N.N. laat u groeten en zegt: "Neem dit lam." - "Dat moet een vergissing zijn; mijn man zou ons nooit een lam sturen." - "Heus waar, het is yoor jullie," antwoordde de bode. Even later kwam een drager, die een zak rijst bracht en daarna een derde met een zak suiker; een vierde bracht boergoel, een vijfde... kortom, binnen twee uur had de meester het huis voorzien van alle mogelijke levensmiddelen. Tenslotte kwam hij zelf na zijn werk, om twee uur. Hij kwam binnen en zag dat zij de spullen op de binnenplaats niet hadden aangeraakt. Het meisje sprak tot hem: "Heer, kijk eens wat wij hebben gehad!" Hij sprak: "Ja, ja, pak alles uit. Kom! Als er geen vaten zijn, zal ik vaten brengen, als er geen zakken zijn, zal ik zakken voor jullie brengen, wat je maar wilt. Kijk maar wat jullie nodig hebben. En snij nu het lam aan!" De vrouw sprak: "Wat heeft je er aan herinnert dat we dit nodig hebben?" Hij antwoordde: "Juist, hoe had ik dat kunnen weten? Eet nu al het vlees op! Morgen vroeg zal ik meer voor jullie halen."
"Mevrouw, de meester schijnt van ons plan gehoord te hebben," zei het meisje. De vrouw antwoordde: "Of hij wat gehoord heeft of niet, wat gaat ons dat aan."
's Avonds, toen ze het vlees hadden gegeten en voldaan waren, zat hij daar en had zijn vrouw in het midden plaats laten nemen. "Zijn jullie nu vol?" vroeg hij hen, en ze zeiden: "Ja." Hij ging door: "Goed, vanaf nu zal ik onophoudelijk eten voor jullie meebrengen." Het dienstmeisje sprak: "Meester, weet u al dat onze kat vandaag drie jongen heeft gekregen?" - "O ja?" Ze zei: "Ja, heer, ik zal ze u laten zien; er is er een voor mij, een voor u en een voor mevrouw." Ze haalde de drie jongen en vroeg: "Heer, hoe wilt u uw katje noemen?" Hij zei: "Ik weet niet hoe ik het moet noemen. Geef jij de jouwe eerst maar een naam!" Ze sprak: "Ik noem het "Heeft-de-meester-iets-begrepen-of-niet." De vrouw zei: "Ik noem het "Allah-is-getuige-dat-er-niets-gebeurd-is." Daarop sprak de meester - als jullie me de uitdrukking permitteert: "Een rotzak is de man, die zijn vrouw niet waardig is!"
* * * EINDE * * *
|