De gierigaardxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er was eens een heel rijke man . En die man was, zoals zo vaak het geval is, bovendien een van de allergrootste gierigaards ter wereld.
Hij had zijn hele leven niets anders gedaan dan geld opstapelen, steeds meer geld. Zijn leven was als een droom voorbijgegaan, en plotseling stierf hij.
Wanneer mensen doodgaan komen zij terecht in een gesloten vertrek waaruit je het paradijs kan zien en de hel. Zij moeten in die ruimte blijven gedurende de tijd die nodig is om over hen te oordelen. Ze dromen dan over het paradijs dat ligt te stralen onder hun ogen en vrezen de hel als hun toekomstig lot. Natuurlijk vinden ze in het vertrek voldoende voorraden om zich te kunnen voeden. want hoewel ze gestorven zijn, zijn ze toch nog te veel met het aardse bestaan verbonden om het zonder eten te kunnen stellen.
Maar wat gebeurde er: onze man kwam in een geheel leeg vertrek. Niets lag er, zelfs niet het kleinste kruimeltje brood! Hij riep dan ook een engel en begon te protesteren. waarom kreeg juist hij nu zo"n slechte behandeling?
De engel legde hem uit dat het lege vertrek betekende dat hij kortzichtig en zorgeloos was geweest en dat hij zich niet had voorbereid tijdens zijn leven, dat hij geen enkele voorraad had aangelegd om mee te nemen! De oude vrek smeekte de engel om een goed woordje voor hem te doen. Hij vroeg niet meer dan om nog een maandje te leven, een klein maandje maar om zich beter te kunnen voorbereiden. Het was toch ook niet zijn schuld, zei hij. Hij was door niemand gewaarschuwd! De engel sprong voor hem in de bres en hij kreeg nog recht op een hele maand.
De vrek kwam dus terug op aarde. Er was niemand die zich over zijn terugkomst verheugde, ook al was het maar voor zo kort, want hij had nog nooit van iemand gehouden en niemand had van hem gehouden. Maar dat kon hem nauwelijks iets schelen. Hij bracht zijn maand door met het klaarmaken, bestellen en opstapelen van alle mogelijke soorten voedsel. Hij zorgde vooral voor hoeveelheden droge koekjes waar hij bijzonder veel van hield.
De maand ging snel om, vol koortsachtige bedrijvigheid. Alleen de laatste dag kon de vrek een beetje uitpuffen. Hij had zojuist geweldig gemopperd op zijn dienstbode die een paar koekjes van het laatste baksel had laten verbranden, toen er een bedelaar aan de deur klopte. omdat het zijn laatste dag op aarde was, maakte de gierigaard voor het eerst van zijn leven een groots gebaar: hij gaf de bedelaar een van de verbrande koekjes, terwijl hij zichzelf gelukwenste met zijn gulheid. Daarna vertrok hij opnieuw. Hij kwam weer in de kamer met uitzicht op het paradijs en de hel, stapte bij voorbaat handenwrijvend naar binnen en........vond het verbrande koekje dat hij aan de bedelaar had gegeven!
|