De huilende kameelxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De stad Medina, waar de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) woonde, was een prachtige stad. Er waren veel tuinen rondom de stad. In de tuinen stonden veel bomen. Als de zon overdag fel scheen, gaven de bomen een koele schaduw. De moslims die in Medina woonden zaten vaak in de schaduw, uit de hete zon. Op een dag maakte de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) een wandeling door de stad om de moslims te ontmoeten en met hen te praten. Na een poosje kwam hij bij een tuin en ging daar naar binnen. Er zat een man in de koele schaduw van een boom. Er waren nog vele andere moslims. Toen zag de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) een kameel in een van de hoeken van de tuin staan. De kameel was aan een paal vastgebonden. Het maakte een bedroevend huilend geluid.
De profeet (vrede en zegeningen zij met hem) liep naar de plaats waar de kameel was vastgebonden. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat de kameel huilde. Grote tranen rolden over zijn wang en maakte het vacht van het gezicht helemaal nat.De profeet (vrede en zegeningen zij met hem) had veel medelijden met de kameel. Hij liep er naar toe en aaide zijn vacht en droogde zijn tranen af. De profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zag dat de kameel erg mager was. Na een tijdje stopte de kameel met huilen en jammeren. Het begon te snuiven wat kamelen altijd doen als ze tevreden zijn. De profeet(vrede en zegeningen zij met hem) keek naar alle mensen die in de tuin stonden. "Van wie is deze kameel?" vroeg hij.
De man, die onder de boom zat stapte naar voren. "Die kameel is van mij, O Boodschapper van Allah!" zei hij. De profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zei hem dat hij erg wreed voor zijn kameel was geweest. Het arme dier had staan jammeren en huilen omdat hij zo hard van zijn eigenaar moest werken maar niet genoeg te eten of te drinken kreeg. lederen in de tuin kon zien hoe mager de kameel was en hoe wreed de man de kameel had behandeld.
Toen de eigenaar van de kameel dit allemaal hoorde, schaamde hij zich. "Ben je niet bang voor Allah, vanwege je kameel?" vroeg de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) hem. Allah heeft de kameel aan de zorgen van de man toevertrouwd om hem met zijn werk te helpen en lasten voor hem te dragen. De man heeft de plicht om de kameel goed te behandelen en er op toe te zien dat hij genoeg te eten en te drinken heeft. Als hij dat doet, zal de kameel goed voor hem werken. De eigenaar van de kameel schaamde zich nu werkelijk diep. "Ik heb het verkeerd gedaan!" zei hij.
"De kameel is ook een schepsel van Allah. Ik heb spijt van mijn wreedheid. Alle levende wezens moeten met vriendelijkheid behandeld worden. De profeet (vrede en zegeningen zij met hem) leerde ons, dat als ze goed behandeld worden, Allah tevreden zal zijn. Maar als. ze slecht behandeld worden, dan zal Allah echt boos zijn. De eigenaar van de kameel is nooit vergeten wat de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) hen verteld had. Na deze gebeurtenis zorgde hij goed voor zijn kamelen. De kamelen moesten wel hard werken, want het zijn hele sterke dieren, maar de man zorgde er altijd voor dat er genoeg te eten en te drinken was.
|