Twee buren
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er waren twee gezinnen, die buren waren. De ene gezin had het goed en de andere had het slecht. Beide gezinnen zijn moslims. De vrouw van de man die het slecht had was hoogzwanger. Toen zij een keer naar huis liep, rook ze de geur van het eerlijke eten die haar buurvrouw had gemaakt. Ze bleef even zo staan en liep zuchtend verder. De vrouw van de man die het goed had zag dit en had medelijden met haar. Toen het eten klaar was bracht ze het naar haar buren toe. De zwangere vrouw was haar echt dankbaar.
De man die het goed had, zou op bedevaart gaan en hij heeft daarvoor geld opzij gelegd. Hij had genoeg en besloot om te gaan samen met vrienden van hem. Ze gaan morgen vertrekken en spraken tijd en plaats met elkaar af.
Toen hij thuis kwam die avond, vertelde zijn vrouw over hun arme buren en wat er was gebeurd. Ze vertelde dat ze graag wat voor ze wou doen. Haar man zei opeens: weet je wat, zoals je weet ga ik morgen naar Mekka, maar dat zeg ik af. We zullen het gespaarde geld aan onze buren geven. Zij hebben het harder nodig dan ik.
Die avond nog zijn ze naar hun buren geweest om het geld te geven. Toen ze vertelden waarom ze er waren, reageerde het arme gezin heel emotioneel en waren ze heel dankbaar dat er aan hen werd gedacht. De man belde later die avond zijn vrienden af om het af te zeggen. Zijn vrienden reageerden verbaasd en vroegen waar dit vandaan kwam. De man vertelde dat zijn moment om te gaan nog niet was aangebroken.
De dagen erna toen zijn vrienden in Mekka waren en gezamenlijk gingen bidden zagen ze opeens hun vriend ergens tussen de menigte staan. Bismillah zei een van hen. Is hij dan toch wel gekomen? Later belden ze hem op om te vragen of hij er toch was. De man reageerde verbaasd en vertelde dat hij gewoon thuis zat. Zijn vrienden waren verbaasd en vertelden dat zij hem toch echt hebben zien staan.
|