Voor een diaken in de katholieke kerk priester wordt gewijd, moet hij de rubrieken instuderen hoe hij de eucharistie moet vieren. Bij de offerande is er voorgeschreven dat hij water bij de wijn moet voegen, anders begaat hij een doodzonde. Van dat beetje water hangt dus heel zijn eeuwig geluk af. Dat is nogal kras.
G.A.Jungmann geeft in zijn boek Missarum Solemnia II uitleg. Al in de tweede eeuw werd het toevoegen van water uitdrukkelijk voorgeschreven. Cyprianus geeft daaraan een symbolische verklaring: als het water met de wijn is vermengd, zijn ze niet meer te scheiden. Zo sterk zijn ook de gelovigen met Christus verbonden. In de middeleeuwen beweren theologen dat zo ook de kerkgemeenschap tot stand komt. Dat is er voor Maarten Luther net juist te veel aan : de verlossing door God hangt niet af van een menselijke handeling. Het concilie van Trente verdedigt natuurlijk het oude gebruik. Indien een priester in de eucharistie geen water bij de wijn doet, kiest hij voor Maarten Luther en gaan alle gelovigen, die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, mee over naar het Protestantisme. Het concilie vond deze keuze belangrijk genoeg om ze tot doodzonde te verklaren.
Zo'n keuze heeft inderdaad langdurige gevolgen. Meer dan 400 jaar later vertelde de katholieke pastoor van Kirchain in Duitsland dat er geen enkele oorspronkelijke inwoner van zijn parochie katholiek was. Al zijn parochianen waren inwijkelingen.
Ondertussen is de situatie grondig veranderd en is er dank zij het oecumenisme al veel water bij de wijn gedaan. Zo zie je maar dat kerkelijk voorschriften, ook al hebben ze dezelfde betekenis niet meer, toch een taai bestaan blijven leiden.