Het concilie van Trente
De eerste kerkvergadering Hand.15,1-29
In Antiochië beweerden gelovigen uit Judea dat ook de heidenen zich moesten laten besnijden en de Joodse voorschriften moesten onderhouden. Er onstond een heftige discussie met Paulus en Barnabas. Omdat zij er niet uitgeraakten gingen zij naar Jeruzalem.
Daar hielden de apostelen en de oudsten een bijeenkomst. De discussie was even hevig. Petrus nam het woord en vertelde dat de heiden Cornelius hem had uitgenodigd en dat daar de Heilige Geest neerdaalde over allen. God maakte duidelijk geen onderscheid tussen Joden en heidenen. Hij wilde aan de heidenen het juk van het Jodendom niet opleggen omdat zij even goed als de Joden gered worden door de genade van Jezus.
Jacobus vindt het maar niets dat de gelovigen uit de heidenen aan geen enkel voorschrift meer onderworpen zijn en er zo maar op los zouden mogen leven. Hij kent zijn bijbel goed en doet beroep op het gezag van Mozes. Hij haalt voorschriften van Mozes aan voor de heidenen : zij mogen niet deelnemen aan een afgodendienst, mogen geen gemeenschap hebben met verwanten, mogen geen verstikt vlees eten en geen bloed tot zich nemen.
Het bloed is in de bijbel een beeld van het leven en het leven komt aan God toe. Ondertussen blijven wij genoeg overtuigd van de waarde van het leven zonder afstand te doen van een lekkere bloedworst.
Het Joodse voorschrift van de besnijdenis had voor Petrus geen zin meer en moest aan de heidenen niet opgelegd worden.
|