In de namiddag hebben de pater Kapucijn en ik een Hindoe-tempel bezocht. Bij vrienden van hem hebben we onze schoenen en ik ook mijn kousen achtergelaten.
Zo' n tempel is eigenlijk een dorpje met kleine woningen tegen de ringmuur, met een marktplein en kraampjes en met meerdere gebouwen.
In een kleinere tempel wonen kleinere goden. Mensen liepen er in en uit, verrichten er gebeden en branden er wierookstokjes. Enkelen lagen er te slapen.
We gingen verder naar een grotere tempel. Daar verblijven de grotere goden. Voor de ingang stond er een polititeagent. Met opgeheven arm stak hij zijn hand naar ons uit. We waren duidelijk niet welkom. Vergoeilijkend zei de pater Kapucijn: 'Ik geloof dat zij een groot feest aan het vieren zijn'.
Op zaterdag 17 januari was ik bij de Jesuïten in Trichi. Om twaalf uur komt de pater Kapucijn aangestormd. 'Vlug, vlug, haal uw valies. De taxi staat klaar. We rijden naar Nagercoil. ik heb niet eens fatsoenlijk afscheid kunnen nemen van de paters Jesuïten.
De vrouw is de lerares Engels in de school te Jampatti. Haar Engels is uitstekend en zij gaf ook heel degelijk les. Deze kinderen volgden bij haar les en konden mij begeleiden in een rondgang door het dorp.
|