De samenleving
In India zijn er veertien grote stammen en talen en in elke stam leven er hindoes, mohammedanen, protestanten en katholieken. Op het eerste zicht schijnt er geen vuiltje aan de lucht te zijn maar dat is slechts een heel oppervlakkige kijk.
Moeder Teresa heeft het in het begin erg te verduren gehad vanwege hindoes en moslims. Alleen door met een oprecht hart goed te zijn voor iedereen heeft zij die afstand overbrugd en is zij door hen zeer gewaardeerd en geliefd geworden.
In Ranchi waren jaren geleden hindoes en moslims elkaar aan het uitmoorden. Een jonge pater Jesuït, afkomstig uit Aalst, wilde bemiddelen. De zusters hebben alles geprobeerd om hem tegen te houden. Hij vond dat hij daar moest zijn. Het is zijn dood geworden.
In Turnhout verblijft een pater Jesuït. Hij is uit India verdreven. Hij had geen misdaad begaan maar had blijkbaar te veel invloed op de mensen.
In Ranchi heb ik in het hospitaal een inlandse priester bezocht. Na negen dagen had hij minder pijn van een schotwonde in de buik. Ik heb niet gevraagd hoe het zover gekomen was.
Op sommige ogenblikken had ik zelf ook een raar gevoel.
Er was een heel goede verstandhouding tussen Ina en mij. Op de laatste dag heb ik gevraagd hoe oud zij was. Daarop kreeg ik geen antwoord. Misschien mag een moslimmeisje dat niet aan een vreemde vertellen.
In de luchthaven van Ranchi ging ik op de laatste vrije stoel zitten. Onmiddellijk is de vrouw naast mij opgestaan en weggegaan.
In de trein naar Trichy zat ik tegenover een echtpaar met een blinde dochter. De man ging even weg. De moeder kon niet goed bij de handbagage. Ik gaf ze haar. Ze vertelde het aan haar man en die bedankte mij. Maar op het einde van de reis wou ik de sandalen van de dochter aangeven. Ze riepen; 'Nee, nee'. Maar ik had ze al vast. Het was een minder gelukkig moment, al had ik nog zo voorzichtig wat toenadering gezocht.
Ik heb ook een gezondheidsbulletin van de katholieke studiedienst kunnen inkijken: aids en melaatsheid was op hetzelfde peil gebleven maar diarree en tuberculose was verergerd. Dat laatste verbaast mij niets.
Op straat spuwt iedereen. Ge moet niet verschieten als er een halve meter voor uw neus iets voorbijvliegt. Wel kunnen ze goed mikken. Er komt nooit wat op uw broekspijp of op uw schoen terecht. In Madras was een inlandse pater Jesuït met mij gaan wandelen. Hij had onderweg niet gespuwd maar bij de thuiskomst heeft hij al zijn schade ingehaald.
De straathonden zitten onder het schurft van hun snuit tot aan het einde van hun staart. Als ge ze tegenkomt, hebben ze wel geleerd met een mooie boog om u heen te gaan. Geiten en koeien zoeken eten tussen alle afval.
Ik vraag me af hoe de meeste Indiërs in leven blijven en ik sta stom verbaasd hoe sterk zij bestand zijn tegen allerlei ziektes en kwalen.
In Trichy was een medebroeder vergeten mijn terugkeer in de luchthaven te bevestigen. De dag voor mijn vertrek was het in heel India een grote feestdag. Alles was gesloten. In de stad vonden we een open moslimwinkel. Het echtpaar en het personeel bidden een kwartier lang voor ze aan het werk gaan. Het echtpaar wilde mij helpen maar eerst hebben wij afwisselend gebeden. Dat heb ik met de glimlach gedaan. Uit dankbaarheid heb ik hen later deze twee foto's laten bezorgen.
|