Het vervelende aan herinneringen is dat ze niet in chronologische volgorde komen.
Hier nog een herinneringetje over dat 3de schip. In een van de Zuid-Amerikaanse havens, ik denk dat het Buenos Aires was, hadden we op de verdieping van de passagiers een watchman. Een wachter. Niet een gewapende militair, maar een nette oudere heer in pak, die rustig de drie alleyways op en af wandelde en regelmatig maté liep te zuigen uit een kleine mooi bewerkte calebas met een elegant zilveren rietje. Eerder een gastheer dan een veiligheidsagent. Of hij gewapend was weet ik niet, daar was ik toen nog niet bekommerd om. Over maté + foto calebas : https://nl.wikipedia.org/wiki/Mat%C3%A9_(drank)
Die man liep daar wel rond maar hij kon niet in de drie alleyways tegelijk zijn. En ik was door de aard van mijn job ongeveer overál tegelijk, bij wijze van spreken. Regelmatig zag ik een foreman de trap opkomen en die vroeg dan telkens naar el capitano. Waarop ik hem de weg wees naar de cabine van de kaptein. Een foreman is de ploegbaas van een ploeg dokwerkers. En er waren verschillende ploegen aan het werk. Zo ging het misschien een keer of zeven of acht die dag. ’s Avonds hoorde Claire tijdens de service dat de kaptein verwonderd was dat hij zoveel foremen aan de deur van zijn cabine gehad had, terwijl die toch een trap lager, bij de 1ste stuur moeten zijn. Claire vroeg mij of ík het was die al die mannen naar de kaptein gestuurd had. Ah ja, natuurlijk, die mannen vroegen toch naar el capitano … Ow, ow, ow, El Capitano betekent daar de 1ste stuurman! De kaptein wordt er El Commandante genoemd. Tja, het werd hoogtijd dat ik eens Spaans ging leren, maar wélk Spaans?
Dat ik gisteren die uitleg over de woontorens van Santos gevonden heb, 40 jaren nadat ik ze gezien heb, daar ben ik vandaag nog blij mee. Als een mens maar tijd van wachten heeft hé. Vroeg of laat wordt iets wel duidelijk. In dit geval 40 jaar na datum. Ja, sinds gisteren nog altijd een beetje blij. Na Santos vaarden we naar Rotterdam. Twee of drie dagen voor aankomst werd het hondje ziek van het rauw vlees dat die twee verlichte geesten haar gegeven hadden. In R’dam mocht ik direct naar de dierenarts, veel werk of niet. Die cdt moet nogal zijn hand boven mijn hoofd gehouden hebben, dat ik zomaar de faciliteiten kreeg om tijdens de werkuren naar de dierenarts te gaan …
Er schiet me plots nog iets te binnen over de vrouw van de 2de stuur, de mislukte Maryline Monroe. In Santos was ze naar de ochtendmarkt gegaan en had er voor haar en haar man (en haar kat) scampi’s of gamba’s gekocht en daarna was ze gaan winkelen, of gaan wandelen met haar honden. Met die scampi’s. In de blakke tropenzon. Toen ze ermee aan boord kwam waren die beestjes al lang bedorven natuurlijk, maar de enige die dat niet door had was zij. Heel de alleyway stonk naar rottende zeewaren, en het rook er zo al naar haar honden en de kat. Iemand moet er haar toch op gewezen hebben dat er iets loos was en dat die rotte beesten overboord moesten. (Wat eigenlijk niet mag in haven.) Jamaar, zei ze achteraf met een pruillip en op een jammertoontje, ze had ze toch direct in de frigo gelegd. Direct na aankoop? Zo vlug mogelijk weer aan boord met bederfbare waren? Of eerst nog enkele uren gaan flaneren in de tropenzon …
In R’dam gingen de passagiers definitief van boord en werd er schoonschip gemaakt. Wat een rust. Een schip zonder menselijke lading, enkel de bemanning en de staff. Een zee van poetsuren en maar vier mensen te bedienen aan tafel. Schoonschip maken was werkelijk grote schoonmaak. Schotten afwassen, kasten uitwassen, matrassen eruit, beddebakken stofvrij maken, de ganse grote kuis dus. Zalig, zonder het tijdrovend gedoe van apéritief en pousse-café. De staff at veel soberder wanneer de lading naar huis was. De gewone scheepskost lijk wij allemaal. Maar wel opgediend met tafelzilver natuurlijk. The show must go on.
In die week werd ook alle tafelzilver gepoetst. Wat een corvee. En zeggen dat er zoveel mooi inox bestek op de markt is. Maar de containerschepen waren aan het opkomen, en de schepen die stukgoed vervoerden, de schepen van het type general cargo dus, waren aan het verdwijnen. Daar werd niks meer geïnvesteerd, tenzij de hoogstnoodzakelijke dingen. En tafelzilver hoorde daar niet bij. Vandaar die vergane glorie in het armtierig interieur ook. Kok GR kwam opnieuw helpen met het zilver. Dat gaf moed, we hielden het tempo er in.
Als dank voor zijn hulp gingen Claire en ik later die week mee poetsen in de koelkamers. Voor mij was dat heel interessant, want ik was al wel vaak in koelkamers geweest, maar ik had er nog nooit in gewerkt. Bij die temperaturen werken was een aparte ervaring die later nog vaak van pas gekomen is.
De dag erna was álle tafelzilver volledig zwart. Er was die nacht aan deck een vat gevallen en lek geslagen. Welk vies product er in dat vat zat weet ik niet, maar ik weet wel dat ik de bootsman vervloekte. Waarschijnlijk zijn die vieze dampen via de ventilatie naar binnen gekomen, en gezond zullen ze niet geweest zijn. Met de moed der wanhoop zijn Claire en ik voor een tweede keer aan het zilverwerk begonnen. Kok GR kwam ons uit eigen vrije wil weer helpen, de goeie ziel. Denkt ge dat chef AK eens de handen uit de mouwen zou gestoken hebben? Denk dan maar vlug wat anders. Hij heeft Ilse, de collega van beneden bij de officieren naar bij ons boven gestuurd, en wij drie hebben haar gesakker enkele uren moeten aanhoren. Zoiets werkt op het gemoed natuurlijk en ik dénk dat er toen woorden gevallen zijn.
De volgende haven was Antwerpen. Daar gebeurde de crewchange, de bemanningswissel. Claire monsterde af. Persoonlijk vond ik dat erg. Maar ze had al twee contracten achter de rug en wie moe is moet naar huis. Ze had gezegd dat ze voor mij nog wel een reis wou blijven, en daar schrok ik van. ’k Heb geantwoord dat ze voor mij niet moest bijtekenen, want als er in die negen of tien weken van de komende reis iets zou tegenslaan, dan kon ik dat niet opvangen voor haar. Ik wou die verantwoordelijkheid ook niet, dat iemand voor mij zou bijtekenen.
Het was er hard werken, vermoeiend ook. Door die vermoeienis verdween onze zonnige kant soms. Om de kameraadschap te bewaren, en de goede herinneringen, raadde ik haar aan om af te monsteren. Wat ze dan blijkbaar opgelucht deed. En in Antwerpen was ik haar kwijt. Maar daar was dan weer zoveel drukte en gedoe, dat ik pas op zee beseft heb dat Claire er niet meer was.
In Antwerpen werden we een dag of wat vervangen door de shoregang, ik bracht Pinjoef naar Laura, kwam terug aan boord en de volgende reis kon beginnen. Dit keer met Chef GD, de chef van wie men veel kon leren volgens Yvonne. Claire werd vervangen door Eline. Beneden in de keuken waren er ook vervangingen, de enigen die van de vorige ploeg overbleven waren kok GR en ik.
|