Bijna 3000 jaar geleden verwoordde een levensmoede man dit in een klaagzang tot zijn ziel, zijn innerlijke tweeling. Je hoort hem tot vandaag nog steeds in iedere klaagzang over de andere, in iedere preek voor de ware broederschap in de moskee van Khartoum tot Kairo
Die Gedichte des Lebensmüden Gesprek van een man met zijn Ba ziel.
Papyrus Berlin 3024, XII de Dynastie, 1800 vC. Gesprek van een man met zijn Ba-ziel. In Altägyptische Dichtung Universal Bibliothek nr. 9381 1996 Philipp Reclam jun. GmbH & Co - Stuttgart
Zie, berucht is mijn naam door jou, Erger dan de stank van aasgieren Op zomerse dagen, wanneer de hemel gloeit.
Zie, berucht is mijn naam door jou, Erger dan de stank bij de visafslag Op de dagen van de visvangst, wanneer de hemel gloeit
Zie, berucht is mijn naam door jou, Erger dan de stank van vogels In moerasstruiken vol watervogels
Erger dan de stank van vissers En van de lagune waar ze vissen
Erger dan de stank van krokodillen, Zoals in een krokodillentempel
Erger dan een getrouwde vrouw Die over haar echtgenoot leugens vertelt omwille van een andere man
Erger dan over het kind van een achtenswaardige Gezegd wordt dat de echte vader iemand is die hij haat
Erger dan een kolonie van de koning Die op oproer broedt, wanneer ze zijn rug zien
*** Tot wie zal ik me vandaag wenden? Mijn familieleden en dienaren zijn slecht, De vrienden van vandaag kan men niet eren.
Tot wie zal ik me vandaag wenden? Inhalig zijn de harten, eenieder berooft zijn naasten.
Tot wie zal ik me vandaag wenden? Mildheid is ten gronde gegaan, Gewelddadigheid neemt bezit van iedereen
Het aangezicht van het slechte glanst tevreden, Het goede werd alom ten gronde gericht
Wie iemand om een slechte daad tot de orde roept, doet alle booswichten in lachen uitbarsten
Men plundert elkaar. Iedereen steelt van zijn naasten
De misdadiger is een vertrouweling geworden, De broeder met wie men samenleefde is tot vijand geworden
Men wil niets meer van gisteren weten En verguldt ook niemand meer die vandaag het goede nog doet
De leden van je eigen familie zijn boos En keren zich naar vreemden om nog redelijkheid te vinden
De harten worden ten gronde gericht, Eenieder slaat de ogen neer voor zijn familie en dienaren
De harten zijn hebzuchtig, Men kan zich niet meer verlaten op menselijke gevoelens
Er is geen gerechtigheid meer, De wereld blijft vertrouwen wie onrecht doet
Het ontbreekt aan vertrouwden, Men neemt zijn toevlucht tot onbekenden om bij hen te klagen
Er zijn geen gelukkige mensen meer, en met wie men vroeger omging, is niet meer
Ik ben met ellende overladen, Omdat mij iedere vertrouweling ontbreekt
Van het kwaad dat de wereld treft, Is het einde nog lang niet in zicht!
*** De dood staat vandaag voor mij Zoals de genezing voor een zieke Zoals het lijden ons zo nabij is.
De dood staat vandaag voor mij Zoals de geur van wierook, Zoals we onder het zeil varen op de dag van de wind.
De dood staat vandaag voor mij Zoals de geur van lotusbloemen Zoals drinken op de rand van de dronkenschap
Zoals het ophouden van de regen, Zoals een man van een veldtocht thuiskomt
Zoals de helderheid van de hemel, Zoals een mens die de oplossing van een raadsel vindt
Zoals de wens van een mens om zijn huis terug te zien, Nadat hij vele jaren in gevangenschap doorbracht.
*** Waarlijk, wie daar is, is een levende god, Die de zonde straft bij degene die ze begaat.
Waarlijk, wie daar is, die staat in het zonneschip De uitverkorenen verdeelt hij voor de tempel.
Waarlijk, wie daar is, is een wijze Die niet verhinderd kan worden, Zich tot de zonnegod te wenden, Wanneer hij spreekt
Weemoed wiegde zijn geest als de deining een waterlelie. Alles was gedoemd tot vergetelheid. Daarom was een heerser minder bekommerd om zijn onderdanen dan om hun nog ongeboren nakomelingen. De enen waren even sterfelijk als hij, de anderen zouden zijn onsterfelijkheid verzekeren. Paul Claes, Psyche, p. 133
De levensmoede fellahin hebben geen keuze, de hak ter hand doorheen de modder, de rug gekromd als lastdier voor het stenen sjouwen of de dood in de woestijn die altijd dreigend aanwezig is, waarheen hij zich ook wendt of keert. In de recentste decennia lijken de fellahin hun hak te hebben gekeerd tot een bedelhand waarmee ze de toeristenvloed proberen te bewerken.
|