De verkeerde wereld
Patrizia Laquidara (foto: Luigi de Frenza)
In het Nijldal, deze oude wieg van de beschaving, namen de vrouwen in Herodotus' tijd een zo bevoorrechte stelling in, dat de Grieken Egypte de verkeerde wereld noemden. De geschiedschrijver uit Hallikarnassus verklaart deze tegenstelling uit de 'natuur des Nijls', die zo verschillend van de andere stromen is; zo verschillen ook de zeden en gebruiken van die bij andere volken.
De mannen dragen in Egypte de lasten op het hoofd, - de vrouwen op de schouders. De vrouwen gaan naar de markt en drijven handel, terwijl de mannen thuis blijven en weven. De mannelijke kinderen zijn door de wet in gene dele verplicht voor hun ouders te zorgen, deze plicht rust op de dochters. Deze aan de dochters opgelegde verplichting, zou op zichzelf reeds voldoende zijn om te bewijzen dat de familiegoederen in Egypte aan de vrouwen behoorden, op gelijke wijze als bij de Toearegs en Naïren: en overal, waar de vrouw deze economische positie inneemt, staat zij niet onder de voogdij van de man, maar is het hoofd van de familie.
"Wegens de talrijke weldaden, welke de godin Isis de mensen bewezen heeft", schrijft Diodorus van Sicilië, werd bepaald dat de koningin van Egypte grotere macht en eer hebben zou, dan de koning. Dit verklaart waarom zelfs onder particulieren de man de vrouw door het huwelijksverdrag onderdanig wordt, en dat onder de echtgenoten uitgemaakt wordt, dat de man de vrouw te gehoorzamen heeft.
Men heeft deze waarneming van Diodorus tot de fabelen gerekend, waarmee bereisde schrijvers gaarne hun reisverhalen opsierden; maar men was gedwongen te erkennen dat tot de tijd van de Ptolemaeën de koninginnen aan de koninklijke macht deel hadden, trots de tegenovergestelde begrippen van de Grieken, die het land veroverden. Cleopatra droeg bij de godsdienstige feesten de attributen van de godin Isis, terwijl haar gemaal Antonius, een Romeins veldheer, te voet haar triomfwagen volgde.
De grafopschriften, welke in het Nijldal gevonden worden, noemen zeer vaak de naam van de moeder van de dode, niet die van de vader.
Somtijds, zegt Révillout, wordt door een bijzonder teken aangeduid, dat de persoon in kwestie de zoon van deze of gene is
Maar deze aanduiding van de vaders is zeldzaam, in de heilige schrift voegen wij erbij, dat de gehuwde vrouw, moeder of echtgenoot, steeds de naam Nebt-Pas draagt, dat is de vrouw des huizes, meesteres des huizes.
De heer Révillout is daarover ten hoogste vertoornd. Het onderzoek van de in demotisch schrift (het sedert de achtste eeuw voor onze tijdrekening ingevoerde volksschrift) geschreven papyrusrollen uit het Louvre maakten het de Egyptologen mogelijk te constateren dat de oude huwelijkscontracten niet van de goederen van de vrouw gewagen, hoe talrijk en aanzienlijk ze ook geweest mogen zijn, omdat de echtgenoot er geen recht op had, daarentegen werd de som vastgesteld die hij zijn vrouw te betalen had, zij het als bruiloftsgeschenk, jaarlijks pensioen of boete in geval van echtbreuk.
De vrouw is steeds absolute meesteres over haar vermogen, waarover zij naar goeddunken kan beschikken. Zij verkoopt, koopt, leent anderen en sluit zelf leningen; kortom zij handelt zonder verantwoording te geven, juist zoals een familiehoofd. De feiten, welke Herodotus en Diodorus meedelen, bevestigd door de resultaten van de onderzoekingen van Champollion en andere Egyptologen, bewijzen dat de Egyptische vrouw in de familie dezelfde plaats innam als de Naïren- of de Toearegvrouw.
Maar men heeft nog meer bewijzen van geheel andere aard.
De gebruiken en legenden van de godsdienst bewaren de gebruiken en legenden van de voortijd gelijk mummies. Zo is de legende van Abraham, die in plaats van Isaak een ram slacht, een verwijderde echo van kannibalisme. De godsdienst ontwikkelt zich in de mens zelf onder de invloed van de hem omringende feiten; zij verdwijnen, doch de godsdienstige vorm, die hun uitdrukking in de menselijke geest was, blijft bestaan: door de studie van de godsdienstige vormen kan men de natuurlijke en de maatschappelijke verschijnselen weer ontdekken en als het ware weer doen herleven, welke tot hun ontwikkeling gediend hebben.
Isis, de godin van de oude Egyptenaren, de moeder van de goden, is door eigen kracht ontstaan, zij is ook de maagdelijke godin: haar tempels te Saïs, de heilige stad, dragen het trotse opschrift: Niemand heeft nog mijn kleed opgetild; de vrucht, die ik baarde, is de zon. De trots van de vrouw blijkt duidelijk in deze heilige woorden, zij verklaart zich voor onafhankelijk van de man, zij behoeft zijn hulp niet om voort te brengen. Griekenland geeft op deze vrij brutale bewering het antwoord: Zeus, de vader van de goden, baart Athene zonder hulp van een vrouw, en Athene, de godin, die niet in het donker van de moederschoot gebaard is, wordt de vijandin van de heerschappij van de vrouw in de familie.
Isis treedt integendeel voor ons op als de godin van het oude recht, zij huwt haar broeder, zoals ten tijde van het gemengde geslachtsverkeer in de bloedverwantschap; op de gedenktekenen verklaart zij: Ik ben de moeder van koning Horus, de zuster en de gemalin des konings Osiris, ik ben de heerseres van de ganse aarde. Haar echtgenoot, veel bescheidener, noemt zich niet vader van koning Horus. Isis is onsterfelijk, Osiris is sterfelijk, hij wordt door Typhon gedood: hij sterft, zodra hij zijn bestemming als voortbrenger heeft volbracht.
Babylon vierde vijf dagen lang in uitgelaten volksfeesten de godin Mylitta. Het was het algemene feest van de oorspronkelijke vrijheid en gelijkheid; de Fallus, die alle mensen gelijk maakt, werd aanbeden. De koning van het feest, die men uit de slaven koos, werd verbrand, nadat hij de feestkoningin, de schoonste van de hetaeren, had genoten; op dezelfde wijze als Osiris sterven moet, nadat hij zijn functie als bevruchtend element heeft vervuld.
De tegenstelling van de geslachten, die met de mensheid ontstaan is, duurt voort. Aan de ene kant de man, die sedert het begin van de historische tijden de vrouw veracht, haar onder voogdij plaatst en louter als bijslaapster en huishoudster beschouwt; aan de andere kant de vrouw, die, zoals de godsdienstige erediensten ons leren, de man bewijst dat zij met hem gelijk of zelfs hoger staat.
|