Het koning zijn was een goddelijke ambt. Plaatsvervanger zijn van de koningsgod Horus op aarde zegt al voldoende. Vanaf de 4de dynastie wordt de goddelijke afkomst door 'Zoon van de Zonnegod' uitgedrukt. Sedert de regeerperiode van Hatsjepsoet wordt deze goddelijke afkomst voorgesteld in een beeldcyclus; de geboortelegende, waarbij de goddelijke vader de god Amon-Re is.
De Egyptische staat was een absolute monarchie. Alles wat er gebeurde in het land ging terug op de koning. Hij had als enige wetgevende macht. Wetten en decreten werden door hem uitgevaardigd. Hij benoemde ambtenaren en priesters. Wetgevende en uitvoerende macht vormen een eenheid in de persoon van de koning.
Het begrip staat moet worden omschreven met uitdrukkingen die koning en koninkrijk betekenen. Dit omvat de centrale positie van de koning in het land: De koning is de staat !
De koning is degene die alle beslissingen in zijn rijk neemt.
Uit teksten van de 'Koningsnovelle' blijkt dat er ook een staf van raadslieden overwegingen en voorstellen doet maar die door de koning in laatste instantie genegeerd worden. Gedaan werd wat de koning zei, en dat alleen was juist! De teksten uit de koningsnovelle onderlijnen dus zijn superieure machtspositie: zijn wijsheid, grootte en superioriteit
De koning was ook bevelhebber van het leger. Bovendien was hij degene die de beslissing nam over oorlog en vrede en het leger liet oprukken.
|