Het hiernamaals was voor de Egyptenaar de voortzetting van het aardse leven. Dit werd benadrukt door het 'mondopeningsritueel' waarmee ook de kunstenaar zijn creaties leven inblies. ( zie voorgaande artikels)
Opvallende kenmerken waren; *'hoe groter des te belangrijker', *de combinatie van opeenvolgende episoden in één beeld, * het ontbreken van juiste onderlinge ruimtelijke verhoudingen tussen voorwerpen.
Voor de uitbeelding van onderwerpen waren er vaststaande, typische modellen: *een zittende schrijver, *een vergoddelijkte mummie, *de dode voor een tafel met broden.
Voor de afbeelding van figuren waren er strenge proportievoorschriften. Er werd gewerkt in laagreliëf, waarbij de afbeelding tegen een lage achtergrond stond, en verzonken reliëf, met figuren die in een hoog gelaten achtergrond stonden. Hoogreliëf bestond niet.
Weinig kunstenaars zijn bij naam bekend omdat "Kunst" gelijk stond aan vakmanschap ! Het vak was erfelijk van vader op zoon.
De kunstenaars werkten in de tempel of het paleis. De farao was persoonlijk betrokken bij de controle van het resultaat. Sommige kunstenaars stonden hoog op de sociale ladder en genoten dan ook allerlei voordelen.
|