Opgravingen bij Oxyrhynchus
In 1882 kwam Egypte, terwijl het nog deel was van het Ottomaanse rijk, onder Brits bewind. Britse archeologen begonnen met de systematische onderzoeking van het land. Omdat Oxyrhynchus geen plaats waar belangrijke vondsten uit de Egyptische oudheid werden gedaan, werd het genegeerd tot 1896, toen twee jonge archeologen van het Queens College, Oxford begonnen met graven. "My first impressions on examining the site were not very favourable," (Mijn eerste indrukken toen ik de plek onderzocht waren niet erg positief) schreef Grenfell. "The rubbish mounds were nothing but rubbish mounds." (De hopen rotzooi waren niets anders dan hopen rotzooi.) Maar al snel realiseerden ze wat ze gevonden hadden. De unieke combinatie van het klimaat en de omstandigheden betekenden dat Oxyrhynchus een ongeëvenaard archief van de klassieke oudheid was. "The flow of papyri soon became a torrent," (De stroom papyrussen werd al snel een last) zei Grenfell. "Merely turning up the soil with one's boot would frequently disclose a layer." (Als je alleen al met je laars de grond omdraaide, dan deed je vaak al een vondst.)
Omdat ze klassiek geschoolde Engelsen waren, waren Grenfell en Hunt voornamelijk geïnteresseerd in de mogelijkheid dat ze in Oxyrhynchus de verloren meesterwerken van de klassieke Griekse literatuur zouden vinden, zoals toneelstukken, geschiedkundige en filosifische werken van het oude Athene. Ze wisten dat de grondwet van Athene die geschreven was door Aristoteles op Egyptisch papyrus was ontdekt in 1890. De hoop hierop motiveerde hen en hun opvolgers de volgende eeuw de hopen afval rond Oxyrhynchus te doorzoeken. Helaas was Oxyrhynchus een relatief provinciale stad was, geen centrum van scholing en de meeste inwoners hadden geen interesse in literatuur of filosofie (iets dat ik ze niet kwalijk kan nemen). Bovendien waren kopieën van de klassieken zeldzaam en duur in de oudheid, waardoor ze dus meestal niet werden weggegooid. Dit betekende dat de literaire vondsten niet veel waren en de meeste ervan waren kopieën van al bekende standaard-werken, zoals die van Homerus.
Van de duizenden papyrussen die zijn opgegraven in Oxyrhynchus, was ongeveer 10% literair. De rest waren voornamelijk publieke en privé-documenten: codes, edicten, registers, officiële correspondentie, censusdocumenten, belastingdocumenten, petities, registraties van rechtszaken, verkopen, leases, testamenten, rekeningen, inventarissen, horoscopen en brieven. Toch vonden Grenfell en Hunt genoeg om ze aan de gang te houden hopend meer te vinden. In hun eerste jaar van graven vonden ze delen van verschillende verloren toneelstukken van Sophocles, zoals de Ichneutae en vele andere boeken en fragmenten, waaronder wat leek op een onbekend christelijk evangelie. Deze ontdekkingen kregen veel aandacht van de media en haalden voorpaginas in Groot-Brittannië.
Grenfell en Hunt besteedden de rest van hun levens aan de opgravingen in Oxyrhynchus, behalve de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Iedere winter, als het Egyptische klimaat het toeliet, hadden ze toezicht op honderden Egyptische arbeiders, die de hopen rotzooi uitgroeven, die bestonden uit dicht opeengepakte laagjes papyrus en aarde. De vondsten werden gezeefd, gedeeltelijk schoongemaakt en daarna verstuurd naar Grenfell en Hunts basis in Oxford. In de zomer maakten ze de papyrussen schoon, sorteerden ze ze, vertaalden en vergeleken de vondst van het jaar. Op die manier zetten ze complete teksten in elkaar met dozijnen fragmenten en extracten. In 1898 publiceerden ze het eerste deel van hun vondsten. Ze werkten nauw samen, de een keek na wat de ander schreef en ze brachten het resultaat samen uit. In 1920 stierf Grenfell. Hunt heeft tot aan zijn dood in 1934 met medewerkers de plek onderzocht.
|