De Egyptische beschaving was aan de vrouwen toevertrouwd. De vrouw (de prinses) en niet de man, was de wettige erfgename van de troon. De man met wie zij verkoos te huwen, zou de heersende Farao worden.
Ook de koninklijke autoriteit en de opperste leiding bij zaken werden zonder voorbehoud aan vrouwen toevertrouwd. Gedurende de gehele Egyptische geschiedenis was het de prinses die het "zonnebloed" doorgaf aan de volgende generaties. Zij was verantwoordelijk voor de zuiverheid van de stamboom en de continuïteit van de dynastie. Egyptische koningen eisten het recht op de troon door te huwen met de erfgename. De Egyptenaren wisten dat de manieren en de moraal van de mannen zouden aftakelen als de vrouwen niet met respect behandeld werden of hun invloed op de gemeenschap niet mochten uitoefenen.
|