Hoe graveer ik in papier het tasten naar haar golvend haar dat silhouet van jonge abrikozen verdronken in mijn vingers.
Hoe blijft de zomer blinken in haar ogen terwijl haar zacht gezonken geur al slaapt in ¨t gele glooien van een herfst verloren rimpels in de huid van hoge bomen.
Ze is er niet. Ik zie haar wel. Ik luister diep en hoor ze praten. Zonder ogen. Zonder oren.
Zij danst roerloos door mijn leven. In de stilte van de dagen. Ik wil haar verder dragen dan de horizon.
Jij bent een blinde passagier verborgen in het ruim van mijn verlangen ik kies de zee al dromend op de pier en jij het schip met horizon behangen
onze ogen spoelen aan in verre landen maar toch gaan we voor anker in onze haven van gevlochten handen waarin de sporen van gemis verzanden
één keer nog wil ik in de zee van liefde springen en in de golven van de storm verdrinken om dan te sterven op een strand de onbereisde kust van het beloofde land
als een roerloze reiziger met aangemeerd verlangen