geweld eindigt waar respect begint, een poging tot antwoord aan Yves Leterme
Hoewel ik nooit een marxist ben geweest, ben ik overtuigd van de marxistische idee dat de economie de onderbouw is van het geestelijk leven. Vooral vanuit de EU wordt ons het dogma door de strot geduwd dat iedere economische activiteit en dienstverlening onderworpen moet zijn aan de wetten van de vrije markt, aan het concurrentiemodel. Wanneer wijhet voortdurend ingepeperd krijgen dat de andere in de eerste plaats een concurrent of een rivaal is, dan worden de spontane neigingen tot samenwerking en empathie de kop ingedrukt. Het gaat dan om ik of jij en niet meer om jij en ik.
Ten tweede is er de robotisering van de arbeid ter wille van de verhoogde productiviteit. Het beeld is al zo vaak gebruikt: men kan een citroen maar één keer uitpersen, daarna is hij leeg.
De cultus van prestatie en productiviteit begint al in de jeugd, op school, in de sport, in nagenoeg elke sector komt het erop aan de beste te willen zijn en vaak ten koste van de andere(n). Het resultaat is een overmaat aan stress en ontevredenheid want the sky is the limit, er zal wel altijd iemand meer hebben of beter presteren dan jij en wiegeen genoegen schept in het eigen leven, kan moeilijk omgaan met het schijnbaar betere lot van de anderen.
Ten derde zijn er de gedragsvormen en waarden die verspreid worden door de populaire cultuur. Je kan er toch niet naast kijken dat het merendeel van de films in de bioscoop, op tv en in de videotheken vanAmerikaanse makelij is met de typische Hollywoodkenmerken van oppervlakkige sensatie, gewelddadigheid, vals sentiment enthe American Dream: succes wordt uitgedrukt in weelde en wordt bereikt door sterke individuen die hun tegenstanders uit de weg ruimen, hetzij in een rechtszaak, hetzij met wapens. In de dialogen zijn de meest frequente woorden: fuck you en fucking. De teksten van heel wat songs (vooral de Engelstalige maar zeker niet alleen de Amerikaanse) zijn nihilistisch of cynisch en agressief. Allerlei games stellen het geweld voor als eenleuk tijdverdrijf: een personage schopt, slaat, beschiet een ander louter voor de fun agressie is geestig, aan agressie beleef je plezier.
Het gaat om een totaalbeeld dat keer op keer wordt versterkt, niet om eensporadisch bekijken van een spannend avontuur.
De overwaardering van bezit en materieel succes heeft als bijwerking dat wie niet mee kan in deze rat race, zich uitgesloten voelt en zonder meer uitgesloten wordt: pas wanneer je zelf in de schulden zit, ondervind je dat er van respect voor jouw persoon niet veel meer overblijft.
Ten vierde, en ik zal het blijven herhalen: het dagelijkse bombardement met negatieve berichten in de tv-journaals en in populistische kranten heeft wel degelijk invloed op het onbehagen bij de bevolking: vertrouwen in de mens en in de toekomst bouw je niet op daar het publiek voortdurend te confronteren met het meest weerzinwekkende waartoe de mens in staat is, terwijl je tegelijkertijd allerlei kansen laat liggen om ook het positieve aan bod te laten komen. De getuigenissen van twee schooldirecteurs (in De Zevende Dag) die hun leerlingen aansporen tot sociaal engagement, waren zelfs voor onze minister van onderwijs een aangename verrassing en dat waren ze zeker voor de meeste kijkers.
We leven in een onzekere wereld, dagelijks vangen we signalen op die overkomen als een bedreiging. Deze latenteen soms manifeste angst maaktmensen kregelig, onverdraagzaam, lichtontvlambaar en agressief.
Het klinkt als pastoorstaal, maar wie geen respect krijgt, zal er ook geen geven: wat men nooit of onvoldoende gekregen heeft, kan men niet teruggeven. Respect voor mensen, jongeren en volwassenen, betekent in de eerste plaats geen onredelijke eisen stellen en een minimum aan veiligheid en geborgenheid aanbieden. Een maatschappij die in alle aspecten van het leven, haast op elk moment, gedomineerd wordt door het competitiemodel en de prestatiecultus zal hierin steeds tekort schieten. Wat we nodig hebben is het gratuite gebaar, de inzet zonder eigenbelang tenzijde voldoening vanhet geven, de activiteit die men verricht omdat men het graag doet zonder er noodzakelijkerwijze enig profijt uit te halen of omdat zehet samenleven aangenamer, fraaier en comfortabeler maakt: een deur open houden is minder grappig dan die deur inhet gezicht van een volgende te laten slaan, maar wanneer je zelf de volgende bent dan denk je daar anders over.
Ik twijfel eraan of een intentieverklaring iets vermag tegenover demachten die de economie en de cultuur domineren, maar men kan Remco Campert indachtig zijn: verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden. Een voorbijganger groeten maakt de straat al wat minder koud.
mysterieuze mystiek Een mystiek aangelegde collega citeert met instemming een oosterse wijsheid: stilte is de grootste openbaring. Doordenkend kan men stellen: het mooiste gedicht is een leeg blad, een modernistische monochroom is een sterker schilderij dan het meest virtuoze van Rubens of Picasso. En verder: de geprefereerde toekomst voor de mens is het verdwijnen van onze soort.
Het dwepen met oosterse wijsheden is wellicht begonnen met de ontdekking van de voortreffelijke Perzische dichter Omar Khayyám aan het einde van de negentiende eeuw. Onder meer dankzij Herman Hesse is een halve eeuw later de belangstelling gewekt voor het boeddhisme, in het bijzonder het Zen-boeddhisme dat in de jaren 1950-60 een echte rage werd. Niet alleen de hippies, iedereen die de westerse beschaving onbevredigend vond, moest naar Katmandoe en las in extase raadselachtige spreuken zoals: stel je het klappen voor van één hand
De boodschap van de verlichte prins Siddharta, met als kerngedachte: begeerte is pijn, was voor velen een bevestiging, een bewijs van hun diepste overtuiging. Zij verwierpen terecht de westerse consumptiemaatschappij met haar eenzijdige nadruk op bezit en streven: onthechting was opeens het ware, hoewel dat al 2000 jaren eerder net zo helder verkondigd werd door de profeet uit Nazareth.
Het zwakke punt is echter dat een consequente zenhouding tegelijk een eindpunt is: wie niet meer streeft, presteert uiteraard niets meer boeddhistische monnikken zijn niet voor niets bedelmonnikken dwz er moeten altijd anderen zijn die voor hen het voedsel verbouwen en de geiten melken of de waterputten aanleggen. Laten we ernstig zijn: momenten van stilstand en bezinning zijn noodzakelijk om zichzelf niet voorbij te rennen, het mateloze van de westerse prestatiecultus en bezitsdrang is ziekelijk en ziekmakend. Maar niet de leegte kan ons vullen, wel een zorgvuldig gekozen inhoud, meestal met moeite verworven, soms geschonken door de genade van het ogenblik. Je moet je hoofd leeg maken, manen de oosters geïnspireerde wijzen je aan: hoe doe je dat en hoelang kan je die toestand aanhouden eer je leeghoofdig en dwaas wordt? Leven is ritme, vonden de denkers van het tijdschrift Van Nu en Straks (rond 1895): een gezonde geest is lenig, verandert van vorm zoals water in verschillende vaten en glazen, maar het blijft water. Je kan vergaren om los te laten: je behoudt wat je voldoening schenkt en het overige laat je aan de veelvraten die geen onderscheid maken. Mystiek is pas geloofwaardig als die met diepe wortels in het leven staat.
enkele sprokkels 1. Mondigheid houdt meer in dan 'je mondje roeren'. 2. Een schrale taal leidt tot een schraal wereldbeeld. 3. Wie geen spijkers met koppen slaat die slaat een mal figuur. 4. Geen helder denken zonder een heldere taal. 5. Wantrouw duistere geesten: wie het niet duidelijk en nauwkeurig kan zeggen, heeft nog niet goed genoeg nagedacht. 6. Taal kan een blikopener of een blikbegrenzer zijn. 7. Toegeeflijk onderwijs maakt gemakzuchtige leerlingen en later onbekwame volwassenen. 8. Ook in de taal moet je dat ene plekje zien te vinden waar het echt deugd doet.
politiek correct? Je behoort tot de softies van het politiek correcte denken. Je bent van oordeel dat de vrijheid van meningsuiting geen vrijgeleide is om andersdenkenden - en laten we maar duidelijk zijn: de moslims - nodeloos te provoceren. In wezen gaat het om het aloude dispuut over the ends and the means (Aldous Huxley): we willen een doelstelling bereiken waarover geen onzekerheid bestaat, maar de middelen om daar te geraken zijn wel onderhevig aan twijfel. De doelstelling is zoveel mogelijk mensen, in het bijzonder fanatieke moslims en christelijke fundamentalisten, binnen te halen in de moderniteit. De eigenschappen van de moderniteit zijn: de cartesiaanse twijfel (dubito, cogito, ergosum), vrijheid van meningsuiting, zelfbepaling van het individu mét maatschappelijke verantwoordelijkheid. De cartesiaanse twijfel brengt onder meer met zich mee dat men heilige teksten niet erkent als bron van wetenschappelijke kennis: een heilige tekst kan een morele boodschap hebben maar de feitelijke inhoud moet onderworpen worden aan het onderzoek van de historische kritiek. Vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd: het principe kan afgewogen worden tegen andere, zoals dat vrijwel altijd het geval is met principes. Duidelijke voorbeelden zijn de notie laster en eerroof en het racisme wat laster en eerroof is aan het adres van een groep. De zelfbepaling van het individu houdt vanzelfsprekend de gelijkwaardigheid in van alle individuen, maar is evenmin ongelimiteerd: een individu is pas volwaardig mens als het zich ook maatschappelijk betrokken voelt en bereid is zich naar eigen talent en vermogen maatschappelijk te engageren.
Tot daar willen we de fanatici brengen, maar maken we enige kans wanneer we mensen zonder enige traditie in deze gedragsvormen en waarden bruuskeren met spotprenten en beledigingen? De tussentijdse doelstelling moet zijn deze traditie geleidelijk te introduceren door het bevorderen van mensenrechten en democratie: pas wanneer een bevolking bewust is van haar juridische en democratische kracht, zal ze minder vatbaar zijn voor raddraaiers, ophitsers en demagogen. De onwetende fanaticus is niet de eerste tegenstander, wel de geestelijke en politieke leider die van deze onwetendheid misbruik maakt. Spotprenten halen daarom minder uit dan handelsverdragen waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat de handelspartner meer respect moet opbrengen voor de mensenrechten.
Is dit een knieval voor de extremisten? Laten we het eerder beschouwen als een noodzakelijk pragmatisme: onze overheid kan het geweld in eigen land proberen te bedwingen, maar tegenover de uitbarstingen in landen waar de oproerkraaiers vrij spel hebben vermag men weinig. Het Westen kan niet ieder land binnenvallen waar fundamentalisten de massa in hun greep hebben, nog afgezien van de vraag of de invasies waar het wel al is gebeurd Afghanistan en Irak zon succes hebben opgeleverd.
De taktiek verschilt van situatie tot situatie maar komt in essentie op hetzelfde neer: in westerse landen zal men moeten hameren op het naleven van regels die al in de grondwet staan, in het geval van politiek en sociaal achtergebleven landen zal men moeten aandringen op een aanpassing aan internationale verdragen en principeverklaringen zoals die over de Rechten van de Mens. Kortom, een pamflet schrijven is niet zo moeilijk, een karikatuur publiceren evenmin, de weg opgaan van de geleidelijke modernisering is heel wat lastiger, onder meer omdat de moderne mensper definitie een twijfelaar is en de fanatici twijfelen nooit: de moderne mens spreekt ook en vooral de intelligentie aan, de dwepers en volksmenners bespelen de emoties en de primaire reflexen zoals de angst wat heel wat gemakkelijker blijkt. Moderniteit vraagt zware inspanningen, fanatisme en blind geloof behoren tot de infantiele fase van de ontwikkeling en gebeuren vanzelf.
In zijn verweerschrift tegen Eric Goens (zie De Morgen van zaterdag) stelt Guy Polspoel een ongecontroleerd opbod vast inzake de misdaadverslaggeving en hij vraagt zich af: Is de kijker daar immuun voor of wordt hij er angstiger van en gaat hij bijgevolg vragen om een hardere hand?
Een direct antwoord kan men daar moeilijk op geven omdat angst vooral een onbewust proces is en men kan bezwaarlijk heel de bevolking onderwerpen aan een psychoanalyse.
Maar er zijn wel indirecte of symptomatische aanwijzingen.
Om te beginnen is er de toegenomen consumptie van bepaalde geneesmiddelen zoals kalmeer- en slaapmiddelen, anti-depressiva en angstremmers.
Ten tweede is er het politieke succes van al wie oproept tot het herstel van law and order in Nederland normen en waarden genoemd en in de taal van Leterme rechten en plichten .
Lastiger om te bewijzen is het vermoeden dat de mensen vandaag explosiever zijn geworden:ligt de frustratiedrempel nu lager dan voordien, is het waar dat de meeste burgers nu minder kunnen incasseren dan vroeger, is de onverdraagzaamheid toegenomen?
Er zijn een aantal indices die in die richting lijken te gaan zoals het juridisch vervolgen van spelende kinderen, maar misschien wijst dit meer op de juridisering van de samenleving, de zogenaamde processitis, dan op het vermeerderen van burenruzies en gelijkaardige conflicten. Er is het huiselijk geweld tegen kinderen en partners met weerom dezelfde vraag: komt dit nu vaker in de media omdat er een markt voor is of omdat het vaker gebeurt?
In elk geval heeft Polspoel in die bewuste Morgen Beter een interessante opmerking gemaakt over zijn ervaringen in de VS. Daar werd in verband met een item steeds de vraag gesteld: zit er een goed verhaal in? De voorbije week heeft aangetoond dat de VRT en de andere media die Amerikaanse toer opgaan: van de steekpartij in Oostende werd een feuilleton gedraaid met dagelijkse afleveringen, niet in een ontspanningsprogramma maar in het journaal. Een duidelijker bewijs dat de media, en in het bijzonder de VRT, mikken op ramptoeristen en verslaafden aan kijkfiles is niet te bedenken. En zo is de informatieve opdracht van de VRT stilaan verworden tot infotainment, tot een gemakzuchtig inspelen op de zucht naar sensatie en spektakel.
Wat mij bij deze observatie bezig houdt, is de vraag of de politici die de evaluatie van de openbare omroep gekoppeld hebben aan kijkcijfers, nu trots zijn op zichzelf. Hun kortzichtigheid zou wel eens als een boemerang in hun gezicht kunnen slaan: een ernstig beleid wordt met een kiespubliek dat beheerst wordt door oppervlakkige sensatie zeker niet gemakkelijker -in tegendeel: sensatie en inspelen op onbewuste (angst-)reflexen maakt de weg vrij voordemagogen.
een flippende tijd? Maakt Tom Naegels zich er al te gemakkelijk van af, of ben ik samen met tientallen andere commentatoren de feiten aan het opblazen? In zijn column Spijkerschrift (zie De Standaard) schrijft Naegels vandaag zaterdag dat de dader van de fatale steekpartij in Oostende een gefrustreerde en stomdronken puber was. Mensen zijn complex. Ze kunnen flippen. Naegels vergeet één detail: de dader liep wel met een mes op zak. De relativisten kunnen verwijzen naar de messengevechten uit grootvaders tijd toen je naar geen enkele dorpskermis kon als je niet voorbereid was op messentrekkerij.
De kernvraag is dus of de gewelddaden toenemen, of het klimaat in de samenleving veranderd is, dan wel of alleen maar de media korter op de bal spelen en de feiten uitvergroten.
Kort na elkaar maakten we de roofmoord op Joe vH mee, de raid van Hans vT, het neersteken van een Waalse schooldirecteur in zijn bureau door een leerling die eveneens een mes had meegebracht. Zijn dit incidenten zonder enig verband behalve dan de media-aandacht?
Gaat het om onveiligheid of om een ongegrond onveiligheidsgevoel? Hebben de tienduizenden Vlamingen die stemmen op het VB en andere rechtse politici die het herstel van law and order beloven, helemaal ongelijk: komt hun stemgedrag voort uit een vaag onbehagen of is het een symptoom van een malaise?
Reeds in zijn cursiefjes en ander proza van de vroege jaren 50 noemde LP Boon de stad Brussel een stenen jungle, een oord van misdaad en verderf. Cultuurpessimisme is van alle tijden: lees er de Griekse en Romeinse filosofen maar op na. Wie de toestand van nu ernstig of alarmerend noemt, kan alleen spreken over gradaties, over een relatief verschil met een vorige generatie, zeker niet over een absoluut verschil: gewelduitbarstingen, normvervaging (om weer zon modewoord te gebruiken) zijn er altijd geweest. Hoe ruig is de verruwde zeden van vandaag: zonder ernstig sociologisch en criminologisch onderzoek kan men daar niets zinnigs over zeggen. Wel is het duidelijk dat misdaad loont voor degenen die het in the picturebrengen: de journalistieke norm wordt niet meer gezet door analyses van grote politieke problemen, maar door de dagelijkse misdaden- en ongevallenrubriek van Het Laatste Nieuws. Het journaal op Eén kopieert dat van VTM, de strijd om de kijker is zoals de strijd om de krantenlezer, een competitie naar beneden geworden: niet de inhoud en de kwaliteit primeert, maar de sensatie en het spektakel.
Daarom is het moeilijk om nog een betrouwbare barometer te vinden die de morele gezondheid van onze samenleving exact weergeeft. We worden constant gemanipuleerd door impressies, close-ups van extremiteiten en op de duur heeft niemand nog zicht op het totaalbeeld. Het debat begint meer en meer te lijken op een twist tussen believers en non-believers. Ik wou dat ik het sussende toontje van Tom Naegels kon beamen, maar mijn intuïtie zegt dat er meer aan de hand is: het zijn niet alleen de gepeste en bezopen pubers of adolescenten die flippen, we leven in een flippende tijd.
Zowel in De Morgen als in De Standaard besprak Dirk Verhofstadt, het slimmere broertje van, het nieuwe boek van de Nederlandse cultuurfilosoof Paul Cliteur. Daarin zet deze man zich af tegen het zogenaamde cultuurelativisme en pleit hij voor een ethisch esperanto: een set van minimumwaarden die iedereen zou moeten aanvaarden.
Ten eerste is niet erg duidelijk wat de denigrerende term cultuurrelativisme precies inhoudt: als men daarmee bedoelt dat alle culturen gelijkwaardig zijn, dan wordt er terecht de draak mee gestoken. Wie een simultane vergelijking van de huidige culturen maakt, loopt kans verwijten van discriminatie en racisme naar zijn of haar kop te krijgen indien hij of zij de ene cultuur hoger aanslaat dan de andere. Een diachronische of historische vergelijking ligt daarom makkelijker: is er iemand die eraan twijfelt dat de Europese beschaving van vandaag superieur is aan deze in de Middeleeuwen? Met de twee wereldoorlogen nog vers in het geheugen hebben we geen reden om een hoge borst op te zetten, maar het valt moeilijk te betwisten dat nooit eerder zoveel burgers van zoveel rechten konden gebruik maken als in deze tijd. De scholingsgraad en gezondheidszorgen zijn quasi onvergelijkbaar.
Kortom, het is evident dat de ene cultuur boven de andere kan geplaatst worden en sedert de proclamatie van de Universele Verklaring over de Rechten van de Mens in 1948 - mijn tweede punt -beschikken we over een ethisch esperanto, een verzameling principes en normen waaraan culturen kunnen worden getoetst. In Brussel vindt een congres plaats over genitale verminking, niet alleen in Afrika maar ook in Europa waar dokters soms kiezen voor het kleinste kwaad. En met dit voorbeeld stuikt het comfortabele - niet de kern - van onze theorie in elkaar: is het kleinste kwaad wel klein genoeg om het toe te staan? Kan een in onze beschaving gevormde geneesheer een meisje voor de rest van haar leven tekenen omdat het anders met nog barbaarser middelen zou gebeuren?
Of moet zon dokter deze ouders aangeven bij het gerecht wegens poging tot kindermishandeling? En dan is de volgende stap: wat zou het gerecht hiermee moeten aanvangen, kan repressie een ander gevolg hebben dan het verderzetten van de praktijk in de clandestiniteit? Gaat het hier niet voor de zoveelste keer om het moeilijkste wat er is: de verovering van de geesten, het doorbreken van een soort hypnose die van generatie op generatie is doorgegeven. Dit confronteert ons met de urgentie van de verplichte inburgering. Migranten moeten van bij hun aankomst geleerd worden wat hier aanvaard wordt en wat nooit zal aanvaard worden. Gezien het aantal illegale of niet-geïdentificeerde inwijkelingen is in deze problematiek ook een verantwoordelijkheid weggelegd voor de vrijwillige hulpverlening, voor alle individuen en organisaties die zich over vluchtelingen ontfermen.
Integratie betekent de aanvaarding van dit ethisch esperanto in de praktijk, niet enkel op papier of bij ronkende toespraken. Je bent toch geen neo-kolonialist als je tot een Afrikaanse moeder zegt dat er geen enkele voorvader of hemelse geest bestaat die mag eisen dat je een kind voor het leven verminkt. En onmiddellijk voel ik mij verplicht hieraan toe te voegen dat tot in de vroege jaren zestig en misschien hier en daar nog, duizenden West-Europeanen psychisch werden verminkt of misvormd door de christelijke cultus van de zonde tegen het zesde gebod. Wellicht vindt Cliteur deze bedenking een voorbeeld van 'cultuurrelativisme'.
Jos Geysels ontlokte in Knack aan Jean-Luc DH de bedenking dat hij vandaag net zo goed in een socialistische partij zou kunnen militeren, alleen weet hij niet zo direct in welke. Pieter van het Cremlin, die zoals een lievevrouwbeeldje van Lourdes maar een kleine poetsbeurt nodig heeft om op te gloeien van verontwaardiging, slaat roder uit dan een vlag op 1 mei.
Wat leren we hieruit? Een aantal politici is in de eerste plaats bezig met zichzelf, met pure partijpolitiek of met la politique politicienne. Een ruimere benadering van het politieke bedrijf, daarvoor is hun schedel te nauw.
Wie aangesloten is bij de CM krijgt wekelijks Visie in de bus, het blad van het ACW. Daarin kun je over allerlei onderwerpen - de armoede in eigen land, de woonmarkt, de migratie en Derde Wereld, de Amerikaanse oorlogsgekte standpunten lezen die linkser zijn dan die van de SPa. Hieruit blijkt duidelijk dat het ACW, de oorspronkelijke arbeidersvleugel van de christen-democraten, de meest natuurlijke bondgenoot is van de socialisten. Jean-Luc heeft dus niets nieuws gezegd en de Crem evenmin: die man schurkt zich aan tegen het Blok zoals een rund dat jeuk heeft van de eigen stront. Mocht er een Forza Flandria komen met enige kans op succes dan wringen figuren als de Crem zich vooraan op de lijst: azijnpissers dragen nu eenmaal rechts.
citaten uit György Konráds 'De medeplichtige' (uitg. van Gennep) 1. Over het algemmen houden woorden de waarheid gevangen; heel het woordenboek is uitverkoren, maar slechts weinig woorden kennen de genade. 2. Laten we de filosofische waarden kopelen aan de herinneringen van het lichaam. 3. We bespotten degene die de waarheid zegt, de leugenaar hijsen we op de kansel. 4. De wijze weet dat hij zijn wijsheid niet aan eigen kracht dankt, hij heeft zijn kaars ontstoken aan de vlam van een ander. 5. Kankeren mag, inzicht hebben is al een vijandige daad. 6. Ik ken helden noch genieën of heiligen, wij zijn mislukte probeersels. 7. Ik ben een student; alle steden, alle mensen zijn voor mij gelijkenissen, ik sla ze gade, vereenzelvig me er een ogenblik mee en vervolg mijn weg. 8. Onderdrukking is slechts te handhaven als de onderdrukte glimlacht. 9. Wees, zoals mijn moeder negen maanden lang deed, een barmhartig universum. 10. Terwijl jij zachtjes kreetjes slaakt, is je hele buik met mij in gesprek. 11. Jij bent natuurlijk een opvoeder, je wilde altijd iets anders dan wat er voorhanden was. 12. Mensen wetenschappelijk observeren komt neer op ze niet te zien. 13. Medelijden kun je niet met je verstand bedenken, je kunt het alleen maar voelen.
Van elke stelling kan men het tegendeel beweren. Nietzsche schreef het al in een van zijn zwartste buien: 'Het beste voor een mens is om nooit geboren te worden, het tweede beste om zo vlug mogelijk testerven.'
In tegenstelling daarmee kan men verwijzen naar de befaamde 'toespraak tot de hoofden van Lebak' in Max Havelaar: 'deze streek is arm. Laten we ons gelukkig prijzen, want hier is veel te doen...'
(een parafrase, geen woordelijk citaat)
Waar geen doden zijn, kan men ze niet met piëteit gedenken; zonder zieken is een verzorgende hand overbodig; waar niemand eenzaam is, bestaat geen verlangen naar een vriendschappelijk woord...
Cynici zullen opmerken: laten we dan maar nog meer kanonnenvlees naar het slagveld sturen etc etc
De kern van de zaak is dat aan het leven zoveel onwillekeurig lijden inherent blijft, dat willekeurig, door de mens veroorzaakt lijden best vermeden kan worden: het is er heus niet voor nodig om de taak van trooster op zich te nemen.
Wellicht kan beschaving het best daaraan afgemeten worden: hoe slagen we erin het onwillekeurig lijden draaglijk te maken en het willekeurige te vermijden.
En die evolutie lees je niet af aan de stijging van het bruto nationaal product.
Is deze wereld zieker dan in het verleden? Op een boekenplank ligt het boek van Barbara Tuchman: 'de waanzinnige veertiende eeuw'. Hoe zal men over 500 jaar schrijven over de twintigste eeuw die ononderbroken doorloopt in de eenentwintigste? De kranten staan bol van emotie omtrent een al bij al banale steekpartij wat op zich een bemoedigend signaal kan zijn: blijkbaar heeft het publiek, of althans een groot deel ervan, een drempel bereikt en laat het weten dat het zo niet verder kan. Maar dat publiek zal over een paar maanden weer massaal stemmen op een als partij vermomde bende die haat en afkeer predikt, en de duizende vluchtelingen in Afrika roepen minder emotionele weerstand op; integendeel: als de sterksten onder hen de overtocht wagen, hebben we liefst dat onze grenswacht hen onderschept en terugstuurt. Is de mens het wreedste onder de zoogdieren? Dient zijn superieure intelligentie vooral om superieure moordtuigen te ontwerpen? Wat betekent vooruitgang als de technologie naast comfort voor een minderheid, ellende voor de meerderheid oplevert, of tegenover het materiële comfort een innerlijke leegte, verveling en onbehagen. Zijn deze vragen kneuterige romantiek of wordt het toch dringend tijd dat de mensheid zich bezint over de weg die zij ingeslagen is. Wat je met zekerheid kan stellen: deze wereld is niet direct een gedroomd geschenk voor wie erin geboren wordt.