Voor haar masterproef ging studente Dounia Bourabain (VUB) winkels afschuimen om racisme en discriminatie op te sporen. Zij kwam tot de conclusie dat klanten van vreemde origine anders behandeld werden dan autochtonen, dat verkoopsters zich meer uitsloven voor blanken dan voor vreemdelingen, m.a.w. "winkelbediendes doen aan raciale profilering"..
Wat had Dounia dan verwacht? Dat verkoopsters die bruin mannen rond de nek gingen vliegen? Of hen beknuffelen? Of een welkomstliedje gingen zingen?...
Afstandelijkheid en waakzaamheid zijn geboden bij contacten met vreemde medemensen. "Opgepast voor mensen die je niet kent", zo werden we opgevoed. Het is toch niet verwonderlijk dat mannen van vreemde origine aangestaard worden als ze een winkel binnenstappen, en vervolgens nauwlettend in de gaten gehouden worden? Dat voorzichtige gedrag is een logische reflex om ons te behoeden voor akelige voorvallen met vreemdelingen, die we terecht als sociaal en economisch inferieur mogen beschouwen.
De conclusie van Dounia dat winkelbediendes anders reageren tegenover allochtonen wil ik nu graag ontkrachten. Een winkelbediende mág gevoelens van achterdocht koesteren jegens een vreemdeling. Dat recht heeft ie. Net zoals het recht op vrije meningsuiting, is er het recht op vrije gevoelsuiting. Wij hebben het recht om gevoelens te tonen voor mensen die we zelf kiezen, en tevens het recht om te kiezen wélke gevoelens we willen uiten: gevoelens van vriendelijkheid, van behulpzaamheid, van argwaan... Het terughoudende gedrag van winkelbediendes jegens vreemdelingen is gerechtvaardigd.
|