Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
16-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 10. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 10

De moeder van Dennis.

“Zo, jongen, jij bent dus de zoon van Henk zaliger, maar wie is dan uw moeder?”

“Over mijn moeder wil ik niet spreken, ik kom voor die brief hier.”

“Mag ik die brief eens lezen, ik ben van de sociale dienst, misschien kan ik je helpen en meer uitleg geven.” Nadat Mieke de brief gelezen had blijft ze dromerig voor haar heen staren. De jongen wacht ongeduldig en kijkt haar nieuwsgierig aan.

“Ik leerde uw vader kennen toen ik pas achttien was. Hij was matroos op een cruiseschip, ik was met mijn ouders op vakantiereis. Ik verveelde me dood op dat groot schip en ging op verkenning, vooral de verboden plaatsen trokken mij aan. Ik belandde op het benedendek en ging een deur binnen. In de keuken stonden verschillende grote toestellen, op één ervan pinkte een groen lampje, een groen lampje dat is dus veilig dacht ik. Nieuwsgierig trok ik een deurtje open, een walm van hete dampen steeg omhoog en op een mum van tijd hing de kamer vol damp. Op dat moment kwam uw vader binnen.

‘Wat is hier gebeurd en wat doe jij hier in de kombuis? Hier mag alleen personeel komen.’ Plots zag hij hoe mijn haar vet van de damp in slierten tegen mijn gezicht plakte en hij bulderde van het lachen. Ja, bulderen kon hij wel maar hij kon ook lief zijn. Ik keek kwaad naar hem en begreep niet wat er zo lachwekkend was aan mij.

‘Lach met jezelf, kieken!’ riep ik nijdig naar hem.

‘Je moest jezelf eens zien, Jij bent precies een soepkieken met je natte haren. “Daarop wierp hij mij een handdoek toe. ‘Hier droog je af, zodat je weer onder de mensen kunt komen.’

Dankbaar nam ik de handdoek en wreef mijn gezicht en haren weer droog.

‘Wauw, dat is beter zo. Weet je dat je zo met die wilde haren er best sexy uitziet.’ Ik had de wilde verhalen gehoord van de matrozen en hun liefjes. Maar ik was pas achttien en vond het een lief compliment en voelde me gecharmeerd. Daarom begon ik te lachen. We schertsen samen nog wat tot hij zei: ‘je mag hier niet komen, maar kom binnen een uurtje terug naar het benedendek dan ben ik vrij en maken we kennis met elkaar.’

Zo ontmoette ik uw vader. We werden verliefd en ik hield van hem tot aan zijn dood.” Dennis wordt weer ongeduldig. “Dat kan allemaal mooi zijn, maar wat heeft dat met die brief te maken?”

Mieke keek medelijdend naar de jongen. Deze kerel heeft al veel doorgemaakt dacht zij, hij weet niets van zijn vader en denkt dat deze hem verlaten heeft. “Jij hebt je vader nooit gekend, maar uw vader heeft jou ook nooit gezien. Hij wist amper van uw bestaan. Uw moeder is het die bij hem is weggegaan. Op een nacht was zij plots weg, en uw vader wist enkel dat zij een kind verwachtte. Om zijn leed te vergeten is hij gaan varen. Hij wist niet eens of hij een zoon of een dochter had. Van de deurwaarder hoorde hij hoeveel alimentatie hij moest betalen. Zijn ex had aan het gerecht verteld dat hij hem verlaten had en nog vele andere leugens, die zij jou waarschijnlijk ook verteld heeft, maar uw vader zou nooit een vrouw slagen, daar was hij te edelmoedig voor.”

“oké, oké mijn vader was de bedrogene, maar hij heeft me nooit opgezocht, nooit iets laten weten. Nu hij dood is krijg ik zijn eerste brief. Dan heb ik nog liever mijn verslaafde moeder. Die zag ik minstens toch één keer per week.”

“He, kan het zijn dat uw vader wel brieven schreef, maar dat uw moeder die achterhield, of dat hij uw adres niet kende? Hoe kon hij jou dan brieven sturen?” merkt Jan op.

“Kom leg nu maar uit wat er in die brief staat die je vast hebt,” onderbreekt Nestor het gesprek.

“Uw vader schrijft hier dat je contact moet nemen met notaris Verrebroek, bij hem ligt het testament van uw vader.”

“Dat heb ik ook gelezen, maar wil dat zeggen dat de hele erfenis naar mijn moeder gaat?”

“Uw vader was gescheiden en jij bent zijn enige erfgenaam.”

“Krijg ik dan zijn boot?”

“Neen, een boot heeft hij niet, tenminste voor zover ik weet. Hij werkte op een boot, maar die boot was niet van hem.”

“Ja, zeg dat weet ik toch allemaal niet, ik heb nooit iets over mijn vader gehoord.”

“Kan uw moeder niet meegaan naar de notaris?”

“Mijn moeder? Die zal wel proberen alles zelf te krijgen zodat ze weer kan gaan gokken, drinken of drugs kopen. Ik ken niemand die mij kan helpen, willen jullie niet met mij meegaan?”

“Dat regelen we later wel. Jij had nog een brief zei je?”

“Ik moest me naar dit adres wenden en vragen naar Mieke.”

“Laat die brief eens zien, want dat heb ik niet geschreven. Trouwens ik zou jou nooit naar hier laten komen, ik woon hier niet eens.” Mieke neemt de brief van Dennis aan en bekijkt aandachtig het handschrift. “Zie je wel, dat is mijn geschrift niet, maar van wie dan wel?”

“Van mij, roept Jan plotseling.” Verbaasd draaien alle koppen naar Jan.

“Waarom heb je dat gedaan?” vroeg Mieke.

“Ik wilde de jongen ontmoeten, ik dacht dat hij wel hulp kon gebruiken.”

“Hij is het, hij is de vader,” denkt Yvette, “hij wil alles weten wat met Mieke te maken heeft.”

Mieke kijkt hem verontwaardigd aan. “Waar bemoei jij je mee? Dat gaat toch alleen mij en deze jongen aan!”

“Laat maar,” zei de jongen, “door hem ben ik hier beland want anders wist ik niet waar naartoe. Er stond namelijk nergens een adres op, buiten deze ene brief van Jan.”

“Oké, nu weten jullie allemaal wat er gaande is. Deze jongen heeft hulp nodig, dan moeten jullie hem helpen ook,” zegt Mieke heel zelfzeker.

“Natuurlijk, de jongen blijft vannacht hier en morgen ga ik samen met hem zijn moeder opzoeken. Later gaan we naar die notaris Wijdbroek,” antwoordt Jan haast onmiddellijk.

“Verrebroek,” verbetert Mieke hem.

“Ik ga mee zegt Nestor, ik wil weten of zijn moeder echt zo laag gevallen is.” “En ik ga weer naar mijn atelier, ik krijg plots het idee om de verwaarlozing te creëren,” antwoordt Francesco.

“Die moet je toch niet creëren, die heb je toch al, kijk maar naar konijntje!” Xavier springt recht en wil Jan aanvliegen, maar Francesco duwt hem weer terug.

“Een kunstenaar die zijn energie verspild aan nutteloos geweld wordt zelf nutteloos.

Kom konijntje ik heb je nodig.”

“Ja, voor in de rommel van Jan te gaan snuffelen,” merkt Yvette op.

“Het kan me niet schelen, ik kan ze toch niet tegenhouden, die twee nuttelozen,” antwoord Jan op zijn teen getrapt.

“Het nutteloze is een op hoger peil gebrachte verwaarlo….” horen de anderen in de huiskamer nog terwijl Francesco en Xavier door de gang gaan.

              Jan en Yvette waren als eersten aan de ontbijttafel. “Vandaag ga ik naar Dennis zijn mama om kennis te maken en uit te zoeken wat er met de opvoeding mis gaat.”

“Jan, jij gaat toch niet in die kleren naar de stad?”

“Waarom niet, het is goed weer, de zon schijnt.”

“In een vuile korte broek en met een kapotte stofjas?”

“Kapot, waar is die kapot?”

“Hier, achteraan, een scheur in het midden van uw rug.”

“Oh, dat heeft zeker dat konijn me gelapt!”

“En waarom zou Xavier je dat gelapt hebben? Om een nieuw kunstwerk te maken misschien? ‘JAN EN ZIJN SNEE’ of zoiets?”

“Och, je kunt van die mannen alles verwachten, ik vertrouw die voor niets.”

“Kom man trek een lange broek aan en die stofjas blijft thuis, die zal ik wel herstellen, of laat je dat liever door Mieke doen?”

“Als je dat doet voor mij, dan ben je vandaag de liefste vrouw ter wereld.” “Kom het is al goed, zorg maar dat je beleefd bent bij Dennis zijn mama.”

Hij is de toekomstige vader niet, want dan zou hij mij niet de liefste noemen, besluit Yvette in gedachten.

Nestor, Dennis en Jan zitten samen op de tram als Dennis plots hardop begint te lachen.

“Waarom moet je lachen?” vraagt Nestor.

“Als ons ma thuis is, ALS zeg ik wel want ze is haast nooit thuis, dan…” De jonge man begint weer hardop te lachen.

“Wat als? Wat valt er dan zo te lachen?” vraagt Jan ongeduldig.

“Och, het zal weer iets onnozel zijn, die mannen lachen met alles op die ouderdom,” zegt Nestor op kalme toon.

“Als ons ma jullie zo ziet gaat ze onmiddellijk lopen. Dan denkt ze dat er twee deurwaarders aan de deur staan, en die ziet ze liever niet dan wel.”

“Dat is knap dat, ik mocht van Yvette mijn stofjas niet eens aandoen. Als ik dat had geweten.”

“Dat kan ik geloven met die scheur vanachter erin.”

“Wist jij dat dan, hoe lang weet jij dat al?”

“Een week of tien dagen misschien. Ik dacht dat het zo moest, bij jou weet men nooit!”

“Dan loop ik al een week op straat met die kapotte stofjas. Ik ben zo zelfs naar Mieke geweest. Wat gaat die van mij denken?”

“Och, Mieke kent jou al. Kom we moeten afstappen, we zijn er.”

“Volg mij maar ik heb een sleutel, we hoeven ze niet wakker te bellen.” Dennis loopt met vlugge pas door de straat. Aan een huis met de rolluiken neergelaten, een voorhof vol onkruid en brandnetels stopt hij. Enkele pannen op het dak liggen scheef alsof ze ieder moment naar beneden zouden glijden, andere zijn doormidden gebroken zodat het dakgebint bloot ligt, de verf bladdert in slierten aan de dakgoot. De belknop hangt nog met één draadje aan de muur en de deur staat half open. Dennis gaat recht naar binnen maar Jan kan het niet laten om een opmerking te maken: “Dat is hier nog slechter dan in ons pand.”

“Ssst, beleefd blijven,” berispt Nestor Jan en duwt hem ook naar binnen.

Een lege kamer met enkel een matras op de vloer. Op die matras ligt een vrouw gekleed met donkere lange jas, een bruine sjaal zit strak geknoopt op haar hoofd. Een luid gesnurk vult de kamer.

Nestor vergeet nu ook zijn beleefdheid en zegt veel te luid: “Wat is dat hier, is die niet verlegen, het is al elf uur en die ligt nog te slapen en met kleren en al nog aan.” “Ssst beleefd blijven!” zegt Jan, “en daarbij als ze uitgekleed hier lag zou het nog erger zijn, denk je niet?”

“Dennis maak dat mens wakker.”

“Dat heeft geen zin, als je ze wakker moest krijgen dan is er nog geen huis mee aan te vangen. Ofwel is ze dronken, ofwel totaal suf en in het slechtste geval is ze nog stoned van de drugs. Ik hoop dat jullie hiermee overtuigd zijn.”

“Moeten wij hier dan wachten tot ze terug nuchter is?”

“Dat is ook geen goed idee, ofwel wil ze onmiddellijk weer weg ofwel ruikt ze geld en dan is ze zo sluw als een vos. Ze zal de hele erfenis wel willen, ik weet niet hoe maar zij zal wel een manier vinden. Dat is nu precies wat ik jullie wil duidelijk maken, ik wil mijn erfenis veilig stellen en dat zal mijn moeder ten allen tijde met alle mogelijkheden verhinderen. Ik smeek jullie zoek een oplossing en help mij.” “Dan moeten we bij de notaris zijn,” besluit Nestor.

“Kom we zijn hier weg, we hebben genoeg gezien. Jij Dennis gaat terug mee met ons. In het pand zien we wel verder.”

              De ganse groep zit rond de tafel, ook Mieke is langs gekomen. Jan had iedereen dringend bijeengeroepen om de zaak Dennis te bespreken.

Jan doet de hele uitleg over de mama van Dennis. “En daarvoor mocht ik mijn stofjas niet aanhouden en moest ik een lange broek aandoen,” besluit Jan zijn betoog. Yvette maakt aanstalten om Jan van antwoord te dienen maar Mieke die het zag aankomen was haar te snel af. “Jan daar gaat het nu niet om, laat die stofjas maar in de kast hangen en concentreer je op de echte problemen.”

“Kan zijn mama dan echt de erfenis opeisen?” vraagt Jan ongeloofwaardig.

“Geld, geld, wie geeft er nu om geld?” vraagt Xavier nonchalant.

“Jij niet want je hebt er genoeg,” sneert Jan vliegensvlug.

“Wie gaat er met Jan naar de notaris? We kunnen moeilijk met allen samen gaan,” werpt Nestor in het midden.

“Ik ken niets van erfenissen, alleen kunst is mijn interesse.” “Ja, en daar ken je ook niets van!” antwoord Jan weer veel te snel.

“Naar de notaris gaan luisteren kan iedereen,” zegt Nestor weer.

Yvette zit stilletjes erbij en luistert niet echt, ze zit ver weg met haar gedachten, hier zitten nu al de mannen bijeen en één van hen is de vader van Mieke haar kind. Die dag met die stootkar, wat is er die dag eigenlijk allemaal gebeurd?

“Yvette, zeg jij het eens wie dan wel?” vraagt Jan terwijl hij Yvette aankijkt.

“Oh heu, Xav…euh ik weet het niet, ik moet dringend gaan plassen. Tot seffens.” “Die was er met haar gedachten helemaal niet bij, die zat ver weg,” oppert Francesco.

Mieke neemt weer het woord: “We moeten goed opletten want als de mama van Dennis wil kan ze werkelijk al het geld opeisen. Ze hoeft enkel
maar te bewijzen alles nodig te hebben voor de opvoeding van haar zoon.”

“Dat wil ik niet,” oppert Dennis nu, bijna huilend, “mijn moeder kan geen geld beheren, zij gokt, drinkt en is aan de drugs. Ik wil eindelijk voor mijn eigen toekomst zorgen.”

“Maar daar ben je nog te jong voor,” weerlegt Nestor.

Jan kijkt naar Mieke: “Kun jij niet samen met Dennis naar die notaris gaan en het probleem uitleggen?”

“Meegaan kan ik altijd en als afgevaardigde van de sociale dienst zal hij mij wel te woord willen staan.”

“Dat is dan afgesproken, Jij maakt een afspraak met de notaris en gaat samen met Dennis voor inlichtingen. Hopelijk kunnen we er iets aan doen. En jij, Dennis, jij blijft hier tot we meer weten. Uw moeder zal jou niet missen,” besluit Nestor de vergadering.

“Zolang mijn moeder geen geld ruikt mist zij enkel haar drugs.” Hierbij staan ze allemaal recht en verlaten de woonkamer.

             Enkele dagen later zitten zij allen weer aan de tafel om opnieuw de toestand van Dennis te bespreken.

“Wel Mieke,” vraagt Yvette wat heeft de notaris gezegd? Kunnen we iets doen voor Dennis, of is alles hopeloos?”

“De meester van de aktes was donker als het mysterie zelf,” antwoordt Mieke met een air.

Oei, denkt Yvette, die krijgt de kuren van Francesco, zou hij de vader zijn? Jan wordt ongeduldig. “Kom Mieke wees duidelijk en leg uit wat de notaris heeft gezegd, en liefst geen hoge woorden want ik heet niet Francesco.”

“Als je zo begint ben ik al weg, en los het dan zelf maar op,” mort Francesco terwijl hij teken doet aan Xavier om op te staan.

“Neen”, roept Nestor, “laat jullie toch niet opjutten door een paar loze woorden. Wij hebben vandaag iedereen nodig, elk idee kan van pas komen. Maar Mieke, hou het verstaanbaar zodat ons Jantje ook kan meepraten.”

Jan schuift hierbij zijn stoel achteruit maar door een strenge blik van Yvette blijft hij toch maar zitten.

Mieke neemt weer het woord: “Volgens de wet heeft de moeder, zolang haar moederrechten niet zijn afgenomen, alle rechten en verantwoordelijkheden over haar zoon en beslist zij over de gelden van de erfenis. Daar niemand van de familie van Kees zaliger ooit iets over Dennis en zijn moeder gehoord heeft zal er niemand veel interesse hebben in de zaak en zo krijgt de moeder eigenlijk vrij spel.”

“Maar dat is schandalig,” roept Jan verontwaardigd terwijl hij zijn stoel weer dichter trekt, “kan zij zomaar al dat geld vermorsen?”

“Neen dat ook weer niet, zij moet de machtiging krijgen van de vrederechter maar indien zij kan bewijzen geld nodig te hebben voor bijvoorbeeld school of leefgeld, kleren, fiets of zelfs een studentenkot, mogelijkheden genoeg, indien zij dat geld daarvoor nodig heeft kan zij dat van de erfenis gebruiken.”

“Op dat gebied is mijn moeder zeer vindingrijk, zij is zelfs bevriend met een advocaat. Dat ziet er niet goed uit voor mij,” jammert Dennis. Met zijn armen gekruist op de tafel en zijn hoofd er bovenop gaat hij moedeloos liggen.

“Is er dan echt geen mogelijkheid, bijvoorbeeld door haar moederrechten te ontnemen?” vraagt Francesco.

“Amaai Francesco en dat vraag jij zomaar zonder haperen? Ik dacht dat jij alleen hoge woorden kon uitspreken,” schampt Yvette.

Nestor springt recht. “Het moet gedaan zijn met dat gepest, het gaat hier om een ernstige zaak. Wel Mieke ben je daar, over die moederrechten, ook iets te weten gekomen?”

”Natuurlijk heb ik dat gevraagd aan de notaris,” antwoordt Mieke, “iedere klacht moet voor de jeugdrechtbank komen. En alleen gegronde klachten worden aanvaard, zonder gegronde klacht begint men er niet eens aan.”

“Klachten zijn er wel,” besluit Yvette, “maar zij heeft ook een advocaat in haar vriendenkring, waarschijnlijk ook iemand die van drugs niet vies is.”

“Dat moet eerst bewezen worden, en is hier ook niet belangrijk. Maar die advocaat riekt ook geld en dat maakt hem zo gevaarlijk,” waarschuwt Mieke.

Xavier heeft tot hiertoe nog geen woord gezegd maar hoe verder het gesprek vorderde hoe aandachtiger hij werd. “Hoe oud ben je nu Dennis en wanneer verjaar jij?”

“Binnen zes maanden word ik achttien.”

“Aha, dan hoeven we enkel alles te vertragen, totdat hij achttien is en meerderjarig.” “Vertragen, dat moet niet moeilijk zijn, het gerecht gaat als een slakkengang. Maar door wat kunnen we de zaak vertragen?”

Mieke nam weer het woord: “Het vermogen moet bepaald worden met onder andere de inboedel die geschat wordt, we kunnen de schatting in discussie brengen om uitstel te verkrijgen en misschien weet de notaris nog een ander achterpoortje.” “Zo een inboedelbeschrijving, wordt dan alles opgeschreven, zelfs een aardappelmesje?”

“Als iemand dat echt wil, dan is dat zo en dan wordt alles nog verzegeld ook. Dat kan heel wat tijd in beslag nemen.”

“Het is maar goed dat dit pand niet beschreven moet worden, want Jan met zijn rommel, daar zijn ze maanden zoet mee om dat allemaal te beschrijven en dan nog de waarde schatten ook,” grinnikt Yvette.

“En die kunstenaar met zijn konijn dan? Die hun inboedel is helemaal niet te schatten want men kan het niet eens fatsoenlijk beschrijven. Een bezemsteel ondersteboven in een bloempot met drie laden van een kast waarvan één rood en de twee ander purper geschilderd zijn. Onder de naam van vader en ….”

“Het is al goed, we wijken af. Zeg liever hoe we dit praktisch gaan oplossen!” dirigeert Nestor weer.

Mieke gaat rechtstaan. “Ik leg mijn oor wel weer te horen bij de notaris, en nu ga ik er vandoor. Ik moet nog gaan werken.”

“En ik ga een oor zoeken voor mijn nieuw kunstw…”

“Een oor van een konijn? Is dat geen goed idee? Je kunt het misschien ‘het konijnenoor’ noemen?” onderbreekt Jan Xavier.

De eigendommen van Henk zaliger.

“Wel Francesco, heb je al een oor gevonden?” vraagt Yvette smalend.

“Een oor? Oh, voor mijn nieuwe creatie! Och, als de hogere atmosferen duistere waanideeën tot zich nemen en de eenvoudige dingen voor ons laten wordt alles glasnost.”

“Laat dat gedoe maar en zeg het maar gewoon, je bent zo al raar genoeg. Maar heb je nu al een oor?”

“Natuurlijk, ik ben gewoon naar het bazarke geweest en heb een plastic oor gekocht.”

“Flauw zeg, dat is toch maar wat simpel voor jou, vind ik. Heb je al een naam?” “Ook dat en het is al af ook, het moet enkel nog vernist worden, maar daar is konijntje mee bezig.”

“Xavier? Profiteer je niet wat teveel van die jongen?”

“Wie het hoogste nastreeft moet onderaan beginnen zodat hij bij het klimmen van de maatschappelijke trap die taken weer kan doorgeven.”

“Och, je weet goed genoeg dat Xavier nooit hoger dan twee treden zal stijgen.”

“Er is nu eenmaal voetvolk en paardenvolk.”

“Wat is de naam nu van uw werk?”

“Het kunstoor van het kind! Laat me nu maar want ik moet nog een pot vernis halen.” Yvette blijft in gedachten verzonken achter op de werf. Het kunstoor van het kind, dat kunstoor is normaal want het is van plastic, maar dat kind? Zou er dan toch iets zijn tussen Francesco en Mieke? Zij sprak ook al zo een hoogdravende taal aan tafel. Ik moet die twee in het oog houden. Daar is Nestor, misschien weet die iets meer. “Nestor, is het jou ook al opgevallen dat Francesco alleen nog maar kunstwerken maakt over moeders en kinderen?”

“Neen, dat kan me niet schelen ook niet, maar iets anders, belasten wij Mieke niet teveel, nu zij zwanger is?”

“Zwanger zijn is geen ziekte. Ze kan nog goed wandelen en een gesprek met de notaris zal ook wel niet te zwaar zijn, of moet zij met haar buik spreken soms?” “Yvette, je moet daar niet mee spotten, dat is ernstig hoor. Zij moet vroeg opstaan, op tijd eten hebben en al zij eens valt of onder de tram loopt?”

“Nestor, jongen toch, verdrijf die doemgedachten toch eens. Mieke is in BLIJDE verwachting. Dat is blijheid.”

“Ja, maar als zij wat lang moet aanschuiven bij die notaris, dan kan ze toch niet eten?”

“Dan neemt ze een koekje mee hé.”

“Oh, dat zal ik haar zeggen, dat ze wat eten moet meenemen. Zeg zou het niet beter zijn dat ik met haar meega naar de notaris?”

“Om haar polleke vast te houden zeker? Zeg jij bent plots zo bezorgd? Heb ik wat gemist soms? Is er iets dat ik moet weten?”

“Als je denkt dat ik iets met Mieke heb dan moet ik je teleurstellen, als en ik zeg als… dat zo was dan zou ik dat zeker niet aan uw neus hangen. Mieke zal wel ter gepaste tijden aan iedereen het nodige vertellen. Laat me nu maar want ik ga nu naar Mieke.” “Verdomd, die doet raar, en dat ontkennen, dat is geen echte ontkenning. Misschien is hij wel de vader. Zo bezorgd om Mieke, eten meenemen naar een notaris, dat is er echt toch over,” peinst Yvette diep in haar gedachten terwijl ze naar het atelier gaat. Daar aangekomen ziet zij Xavier heftig met een vod over een gedrocht van ijzerdraad wrijven. Ze blijft naast hem staan, met gefronste wenkbrauwen kijkt ze naar het gedrocht en dan naar Xavier. “Waarom doe je dat, wil je het soms opblinken zodat beter opvalt? Door te wrijven maak je van oud ijzer nog geen goud hoor!”

“Goud, goud? Neen, ik heb de verkeerde pot vernis gebruikt. Het is maar te hopen dat de meester niets opvalt. Hij heeft het nog gezegd, ik haal een pot vernis wacht tot dan. Ik zag plots bij Jan nog een pot staan en ik wou de meester verrassen. Nu het bijna droog is zie ik dat het matte vernis is en het moest blinkende zijn, dat is sterker beweerde hij.”

“En nu hoop je dat je met te wrijven het ijzer kan opblinken? Maar kijk eens, het vernis was nog niet droog nu plakt er allemaal stof in het vernis. “Het kunstoor van het kind” hangt vol haren, dat is meer het kunstoor van een aap.”

“Ja, lach er maar mee, maar ik zit ermee. Dat was nu juist zijn beste werk van het hele jaar. Hij stelde er heel veel belang in dat niets mis mocht lopen. Hoe kan ik dat ooit nog recht zetten.”

“Och, Francesco is niet van de rapste, die blijft nog wel even weg. “

“Ja, hij moet voor mij nog een beer meebrengen.”

“Een beer? Ga jij ook iets maken?”

“Nee, dat is voor het kindje van Mieke. Alleen weet ik niet of het een jongen of een meisje wordt.”

“Heeft ze dat nog niet verteld?”

“Neen dat kan ze niet eens, ze wil het zelf niet weten. Ze wil het als verrassing houden.”

“Waarom koop je nu dan al die beer?”

“Ik wil de eerste zijn die haar een cadeau geeft.”

“Zou je dat niet aan de vader overlaten?” polst Yvette hoopvol iets meer te weten te komen.

“Ze heeft nog niemand verteld wie de vader is, misschien wil ze wel een kind zonder vader.”

Dat verhaal klopt niet, nu heb ik drie mogelijke vaders in spe, maar deze is toch wel heel verdacht, besluit Yvette. Dan zegt ze: “Je moet het ijzer afschuren met schuurpapier en dan weer vernissen met het juiste vernis. Als je wilt kijk ik eens bij Jan of die nog schuurpapier heeft.”

“Oh dank je, Yvette, als je dat wilt doen. Jan is altijd zo nors als hij mij betrapt, soms ben ik echt bang van hem. Ik zal deze vernis van Jan dan maar terug gaan zetten.” “En dan betrapt worden zeker, niets van geef die maar met mij mee, ik zet die wel weer bij Jan.”

“Jij bent te goed voor deze wereld.”

“Daarom dat ik moet onderduiken zeker? Kom geef die pot maar hier ik ben seffens weer terug.”

Een uur later is het kunstwerk mooi opgeschuurd en terwijl Xavier het stuk nog eens keurt komt Francesco achter hem staan. “Konijntje, ik heb me bedacht, uw idee van die beer heeft mij een nieuw idee gebracht. Ik heb een kokosnoot meegebracht. Als we nu eens direct na het vernissen deze haren van de noot afschrapen en op het kunststuk strooien dan krijgen we een soort pels. De naam veranderen we dan in

“HET KUNSTOOR VAN DE BEER VAN HET KIND”. Ik heb het alleen nog moeilijk met het vernis, zo blinkend, dat is onnatuurlijk. Matte vernis zou beter zijn. Kun jij eens even bij Jan gaan neuzen of die geen overschotje matte vernis heeft staan?” Twee dagen later zitten ze allen weer aan tafel, Mieke was naar de notaris geweest en Nestor kon het niet laten om haar te vergezellen, hij had ontbijtkoekjes meegenomen voor het geval Mieke plots door honger werd overvallen.

Yvette die de plotse toewijding van Nestor niet begreep gaat direct in de aanval. “Wel Nestor, is alles goed verlopen met Mieke, geen hongeraanvallen of een ontspoorde tram?”

“Zie dat jij maar niet ontspoort met al dat detective werk.”

Jan recht zijn hoofd en met gefronste wenkbrauwen vraagt hij: “Detectivewerk? Is er iets gebeurd dat ik niet weet? “

“Bijlange niet,” antwoordt Nestor in haar plaats, “ze is nog altijd op zoek naar de vader van Miekes kind.”

Mieke vindt dat het genoeg is geweest. “Kom, aan de orde, ik heb met de notaris gesproken en hij heeft wel iets losgelaten. Buiten het huis waar ik nu woon, zouden er nog eigendommen zijn.”

“Oei, Henk was een groot grondbezitter en eigenaar van verschillende huizen.”

“Dat weet ik niet, Yvette, de notaris sprak niet over aantallen of soorten eigendommen. Het kan zowel een stukje bosgrond zijn als een heel appartementsblok. Daar heeft de notaris zich niet over uitgesproken. Het huis waar de moeder van Dennis woont, daar heeft zij waarschijnlijk het vruchtgebruik van en dan mag zij daar blijven wonen zolang ze leeft. Al het andere één of meer eigendommen die mogen dan alle verkocht worden.”

“Is dat geld dan voor mij?” vroeg Dennis hoopvol.

“Vanaf dat jij achttien bent heb jij de volledige zeggenschap.”

“Oh jee, ik ben nog maar zeventien, als ze wilt kan zij met een smoes de machtiging van de vrederechter bekomen, alles verkopen en het geld opmaken.” “Zo een vaart zal het wel niet lopen maar we moeten toch rekening met haar houden. Zeker als zij een advocaat als vriend heeft. Volgens het gerecht moet zij later iedere euro verantwoorden tegenover haar volwassen zoon, maar daar zal zij zich geen zorgen over maken. Een kei kan men niet afstropen, dus het geld dat op is zal wel nooit meer terugkomen, want zij bezit niets.”

Xavier slaat beide handen op tafel. “Ik heb het al gezegd, we moeten vertragingsacties

ondernemen. Heeft de notaris daar niets over gezegd?” Mieke denkt even na. “Ja, de notaris heeft daar ook over gesproken.”

“Niet akkoord gaan met de inboedel of de waarde van de eigendommen?” “Niet akkoord gaan met de schatting van de inboedel zou kunnen maar een eigendom wordt verkocht en dat is de waarde, en of er inboedel is, is nog de vraag. In haar eigen huis zijn amper twee bedden en een tafel en twee stoelen. Niet eens goed genoeg voor de kringloopwinkel.”

“Ja, dan is de rommelhoop van Jan nog meer waard, of heb je alles al verkocht met uw garageverkoop?” vraagt Yvette meesmuilend aan Jan.

“Och, Yvette zwijg, jij kent het verschil niet tussen bruikbaar materiaal en echte rommel. Daar wat die ene samen met zijn konijn maakt dat is pas rommel. “

Nestor wordt het gekibbel beu. “Mannen, het moet gedaan zijn op iedereen zijn kap te zitten, we hebben allemaal onze gebreken en tekortkomingen.”

Xavier springt woedend recht: “Bedoel je dat kunst een gebrek is of een tekortkoming? Kunst is minder veeg dan vlees en bloed en zeker niet behept met een grenzeloos verlangen om naar hoe ze zelf willen zijn.”

Jan krabt hier bij in zijn haar: “Wie dat begrijpt staat recht en leg het mij uit, daar zijn die wetteksten nog maar klein bier tegen.”

“Kom,” zegt Nestor zenuwachtig, “het heeft geen belang, Mieke is er geen mogelijkheid om te weten te komen of er eventueel nog inboedel te erven valt?” “Ik vrees dat we moeten wachten tot de notaris het nagelaten goed opsomt.” “Kunnen we dan niets doen intussen?” vraagt Dennis bijna paniekerig.

“We kunnen ons theoretisch voorbereiden, een rolverdeling, en alle mogelijkheden uitdiepen, zodat we klaar staan voor de tegenaanval.”

“Er is nog iets,” merkt Yvette op, “ als Dennis zijn moeder verhuist naar de woonst van Mieke, dan vliegt zij eruit. Is haar slaapkamer al in orde?”

“Daar wordt voor gezorgd,” zegt Nestor met het volste vertrouwen, “daar stel ik mij verantwoordelijk voor. Ik vraag alleen dat iedereen wil helpen indien dat nodig is.” Instemmend met deze belofte verlaat iedereen de vergadering.

 

 

 

 

 

.

 

16-05-2020 om 09:38 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
15-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 9. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 9

De zoon van Henk zaliger.

“De twee-eenheid wordt verheven tot een geheel waardoor het duidelijke zichtbare een ware evolutie doormaakt veroorzaakt door het verborgene.”

“Heb je weer ergens jeuk, zodat je weer staat te bazelen?” vraagt Yvette langs haar neus weg.

Francesco wou juist nippen aan zijn hete koffie, maar in plaats daarvan zet hij zijn tas voorzichtig terug op de tafel. “Het moet iets groots worden, iets unieks,” zegt hij zelfverzekerd, “bijna even wonderlijk als het wonder zelf.”

“En? Heb je al een titel?”

“Zeker: MOEDER EN KIND.”

“Ja, dat is echt uniek. Heel creatief die titel kennen we nog niet.”

“Och, de titel doet er niet toe het is de inhoud, zoals het kind in de moeder.”

Yvette is het zinloze gesprek beu en leest verder in haar boek, stopt plots, heft haar hoofd weer op en vraagt: “Is het dan niet eerder: MOEDER EN FOETUS?” “Och, het kan me niet schelen. Ik vraag het de moeder zelf wel,” antwoordt Francesco nonchalant.

“Je bedoelt Mieke toch niet? Heb jij soms toevallig iets met het vaderschap te maken? Ben jij soms de vader?”

Francesco loopt snel naar de deur en mompelt: “Voor jou een vraag en voor mij…” “Hij is het,” sist Yvette, “hij is de vader.” Op dat moment komt Mieke binnen.

“Ik heb zojuist Francesco gesproken,” begint Yvette onmiddellijk zonder te groeten. “Ook een goede morgen,” antwoordt Mieke en ze hangt haar sjaal op een stoel. “En wat heeft de “grootmeester” dan gezegd? Heb ‘ik en mijn kind’ daar misschien iets mee te maken?”

“Waarschijnlijk meer dan ik verwacht had”

“Ach Yvette, stop toch eens met dat vadergezoek. Nieuwsgierigen krijgen gewoon het deksel op hun neus, dat weet je. En trouwens je weet zelf heel goed hoe gemakkelijk men de verkeerde conclusie trekt.”

“Je ontwijkt het onderwerp maar ik vind mijn antwoord wel.”

Mieke zet zich aan de tafel en zegt kordaat: “Ik heb een beslissing genomen.” Yvette gaat ook zitten. “Ga je ons vertellen wie de vader is? Of ga je kortelings al trouwen? Wie is de gelukkige? Je hebt het hem toch al verteld of weet de sukkel nog niet dat hij vader wordt? Je wilt het toch niet alleen opvoeden? Een kind heeft zowel een vader als een moeder nodig.”

“Yvette! Het gaat over mijn woonst. Ik blijf zolang mogelijk in het huis van Henk wonen. Hopelijk tot na mijn bevordering.”

“Dat is verstandig, Als het lukt toch. Maar je weet, je bent altijd welkom bij ons.” Nestor en Jan komen slenterend de woonkamer in. Nestor vangt net de laatste woorden van Yvette op. “Ik begin deze week nog aan uw kamer en daarna doen we de kinderkamer.”

“Waar ga je die nog maken?” vraagt Yvette verwonderd. “De ganse boven is toch bezet?”

“Wij mannen trekken naar de zolder en het verdiep behoort aan de vrouwen en het kindje.”

“En waar blijft de vader dan?” vraagt Yvette weer terwijl ze aandachtig naar Jan kijkt. Maar Jan zit met zijn gedachten ergens anders. Hij heeft zelfs haar vraag niet gehoord. Nestor echter antwoordt met een gelukzalige glimlach. “We kunnen de kast natuurlijk als afscheiding tussen jou en het nieuwe koppel laten staan.” Het geluk in Nestor zijn ogen was Yvette niet ontgaan.

“Je doet maar, als de kersverse echtgenoot maar niet achter de kast komt piepen.

Want dan smijt ik hem door het venster, een verdiep lager.”

“Yvette je bent zo kregelig. Wees toch eens wat vriendelijker. De mensen hier zijn zo behulpzaam voor ons,” sust Mieke naar Yvette.

“De mensen, de mensen. Vertel liever wie de vader is. Ik word er gek van.” “Later, ik weet zelfs niet eens of ik wel een vader wil voor het kind. Nu eerst mijn woonst en de brief regelen.”

“Dus toch alleen opvoeden,” mompelt Yvette ontgoocheld. “Zo gaan we het nooit te weten komen.”

“De brief? Welke brief?” vraagt Jan zich plots in het gesprek mengend.

“De brief van Henk aan zijn zoon. Ik heb zijn adres al gevonden. “

“Geef maar hier, ik moet toch naar het dorp. Ik post hem wel.” Jan staat al recht om de brief aan te nemen.

“Dat is vriendelijk want ik moet helemaal aan de andere kant van het dorp zijn.” Mieke geeft de brief aan Jan en gaat samen met hem de gang in naar buiten.

“Nestor, je moet niet zeggen wie het is, gewoon ja of nee, weet jij al wie de vader is?” vraagt Yvette gemoedelijk terwijl ze haar boek weer in de handen neemt.

Nestor kijkt Yvette een tijd lang doordringend aan. “Yvette, denk jij nog wel eens aan iets anders? Leef jij nog voor iets anders of is het alleen maar detective spelen om de vader van Mieke haar kind te vinden? Ik ga de zolder opruimen, zodat de mannen naar boven kunnen verhuizen.”

“Je wilt ze zo snel weg, jij wilt terug naar Mieke, niet? Jij bent de vader. Ontken het maar niet.”

“Och, arme Yvette, je ziet spoken. Tot straks, ik ga naar de zolder. Je mag komen helpen maar als je blijft doorzeuren over die vader heb ik liever dat jij beneden blijft.” Yvette springt recht, stuurt een kwade blik naar Nestor en loopt met snelle pas de hof in. Daar ziet zij Francesco in de rommelhoek van Jan zoeken. Hij is de vader niet, besluit Yvette overtuigd, “Francesco denkt alleen maar aan kunst. Die heeft geen tijd voor de seks,” zegt ze half luidop.

Mieke gaat links en Jan gaat rechts de straat in. Enkele honderden meters verderop kijkt hij schichtig om, Mieke is intussen uit het straatbeeld verdwenen. De kust is veilig denkt Jan en haast zich terug naar huis. Langs achter sluipt hij binnen, recht naar zijn slaapkamer. Vlug schrijft hij een briefje, neemt een enveloppe en schrijft het adres over van de andere enveloppe. Hij scheurt de originele open en voegt de twee brieven in de nieuwe die hij behoedzaam dichtplakt. Hij wil terug de trap afsluipen maar hoort beneden een deur hard dichtslaan. Snel trekt hij zich terug. Ze mogen hem hier niet zien, de anderen moeten denken dat hij naar het dorp is. Hij wil liever niets uitleggen aan de andere inwoners van het pand. Als alles weer stil is waagt Jan zich terug de trap af maar dan komt net Nestor hoofdschuddend de gang in. Jan springt snel de kamer weer in en hoort hoe Nestor het zolderluik openduwt. Voorzichtig steekt Jan zijn hoofd naar buiten en ziet nog juist het achterwerk van Nestor door het luik verdwijnen. Wat gaat die daar zoeken denkt Jan even, maar gaat dan op zijn tenen snel de trap af, opent stilletjes de buitendeur en loopt gebukt de straat weer op.

“Francesco?” roept Yvette terwijl ze haar tred versnelt, maar op dat moment bedenkt ze zich en gaat ze weer langzamer lopen. Francesco gaat haar niets zeggen ook al weet hij iets. Ik moet het aan Xavier vragen, die kan ik wel ompraten.

“Ja, wat is er Yvette?”

“Niets, ik vroeg me af hoe ver je al staat met ‘Moeder en haar foetus’? Of is het nog een andere titel geworden?”

“Ik heb haar nog niet gesproken, weet jij misschien wanneer Mieke nog eens langs komt?”

Nee, dat is de vader niet anders zou hij wel weten wanneer zijn liefje langs zou komen, besluit Yvette in een flits en antwoordt: “Die komt vandaag niet meer die is op haar werk. Is Xavier in de galerij?”

“Konijntje? Neen, die is gaan winkelen, voor mij. Die komt pas vanavond terug.”

“Spijtig.”

“Waarom? Heb jij hem nodig?”

“Neen, niet echt. Maar nu Xavier er niet is moet je zelf in de rommel van Jan gaan zoeken. Pas maar op want Jan kan alle ogenblikken thuiskomen.”

“Bedankt voor de verwittiging. Ik dacht dat Jan zeker bij Mieke zou rondhangen.” “Bij Mieke? Neen, die is gaan werken dat zeg ik toch. Denk jij dat Mieke zijn kind draagt?”

“Och, Yvette zolang de hemel wolken heeft zal de wereld verscholen blijven, en zolang wij leven zullen wij raadsels moeten oplossen. In de abstracte fantasie moet de mens meewerken maar in de echte wereld moet de mens meestal gewoon afwachten tot de wolken wegtrekken, de zon de waarheid blootlegt en geheimzinnige raadsels opgelost worden.”

“Zie dat jij maar op tijd van die rommel weg bent want anders zal Jan wel eens een paar donderwolken boven uw hoofd lossen.” “Ik ben al weg, niets zeggen tegen Jan hé”.

In de galerij staat Francesco op een ladder en Xavier houdt die stevig vast. Een klein donker geverfd bakje hangt vastgespijkerd aan een reusachtig grote vierkante kist. Het kleine koffertje krijgt een rokje aangemeten. Een snaak van zeventien jaar slentert de galerij binnen. “Hé makkers doen jullie dat liever dan werken?” De twee mannen kijken niet eens op. “Wat is dat voor iets? Een aardappelbak met een tuttefrutkastje? En waarvoor dient die schort rond dat tuttefrutkastje? Om de aardappelschillen op te vangen misschien?”

“Jongeheer, jij beledigt mijn meester. Jij kunt maar beter weggaan.”

“Waarom zou ik weggaan? Ik kom gewoon iets vragen.”

Francesco draait zijn hoofd naar de snaak en bekijkt hem van boven tot onder. “Wij beantwoorden vragen niet met tekst en uitleg maar met een teken. Dit kunstwerk is een artistiek teken. Uit de doorbreking van elke contextuele referentie krijgt dit object een andere functie en dus ook een andere betekenis.”

“Wat is dat voor een quidam, die maat van jou?” vraagt De jonge man aan Xavier. “Mijn meester is geen zonderling figuur of quidam zoals jij in het Latijn komt te zeggen, hij is een grootmeester.”

“Och, konijntje laat hem toch,” sist Francesco tussen zijn tanden.

“Een quidam en een konijn. Een schoon stel zijn jullie. Jullie kunnen zo op de foor gaan staan.”

Dit was teveel voor Xavier. Woest laat hij de ladder los en springt naar de snaak. Een koord dat aan de ladder hangt strikt zich om zijn voet. Xavier struikelt en trekt de ladder mee. Francesco springt handig de ladder af maar het kunstwerk valt krakend op de grond. De grote kist valt als een hoop schroot uiteen. Francesco springt recht. “Eruit jij, buiten jij ongeluksbrenger. Ik wil je nooit meer zien.” De snaak springt snel achteruit, draait zich om en spurt zonder achterom te zien weer de straat op. Nestor die juist het poortje wil ingaan, wordt opzij geduwd, een selder wipt uit de mand en tomaten rollen over de grond. De jongeman verliest in zijn haast het evenwicht en valt. Nestor wil de man berispen om zijn wild gedrag maar als hij de angst in de

snaak zijn ogen ziet wordt hij milder. “Wat is er jongen wat kom je hier doen? Ik heb jou hier toch nog nooit eerder gezien of wel?”

“Ik ben hier ook nog nooit geweest maar ik heb een brief van iemand hier in dat huis gekregen en ik wil die persoon spreken.” “Een brief? Wie wil je dan spreken?”

“Er stond Mieke en verder alleen dit adres.”

Nestor vraagt zich af waarom Mieke dit adres had opgegeven. Toch laat hij de jongen langs de voordeur binnen.

In de woonkamer ligt Yvette op de zetel met een boek in haar hand. Nestor doet onmiddellijk teken aan haar dat er geen gevaar is tot herkenning. Yvette zucht opgelucht. Nestor licht haar in waarom de jongen langskomt.

“Zet je” moedigt Yvette de snaak aan. “Nestor geef hem eens een tas koffie en schenk voor mij ook maar in.” Nestor gaat gehoorzaam naar de keuken, vult de moor met water en zet die op het vuur. Hij neemt de lucifers, maar wordt opgeschrikt door Xavier die de keuken binnenstormt. “Weet je wat ons nu is overkomen” roept hij met luide stem. Vlak voor Nestor blijft hij staan. Nestor doet teken dat hij moet zwijgen maar Xavier is zo vol van het gebeuren dat hij gewoon doorraast. “Een nozem van weet ik waar komt zomaar onze galerij binnen en begint mijn meester uit te maken voor al het slecht dat je maar kunt denken. Daarna laat hij onze ladder vallen en het grootste kunstwerk aller tijden valt in stukken vaneen op de grond. Als ik die kerel ooit nog tegenkom wring ik zijn nek om.”

Francesco komt ook de keuken binnen en loopt gewoon langs de twee mannen om alsof er niets gebeurd, is maar in de deuropening stopt hij bruusk, zijn mond valt open van verbazing. Dit is de eerste maal dat Francesco sprakeloos is. Dit gaat zijn abstract petje te boven.

Nestor trekt Francesco ruw weer de keuken in en sluit de deur. Met zijn armen gekruist staat hij in dreigende houding: “Jullie hebben die jongen doodsbang gemaakt. Ik heb hem binnengehaald omdat hij eerst moet bekomen van zijn schrik en ook omdat hij een brief voor ons heeft.”

Francesco wordt nieuwsgierig naar wat die jongen komt doen en vooral wil hij weten wat er in die brief staat. “Rustig,” zegt hij, “goed dan, Xavier kalmeer nu maar. Dat kunstwerk was niet zo groots, het rokje had de verkeerde kleur. Vergeet het voorlopig maar en laat ons eens luisteren naar wat die jongen ons te vertellen heeft. Een kunstenaar mag nooit de klank van het woord over het hoofd zien.”

In de woonkamer zit nog steeds Yvette met de jonge snaak. De drie mannen komen de woonkamer binnen. Yvette merkt dat Nestor zonder koffie binnenkomt en vraagt spottend: “Krijgt de jongen geen koffie? Hij is toch oud genoeg hiervoor, hij is zeker al zeventien jaar, te zien aan zijn lengte, toch.”

De jongen die Xavier in de deuropening ziet veert als door een wesp gestoken recht en wilt snel weer naar de gang lopen, maar Nestor grijpt hem bij zijn arm. “Het is oké, Xavier zal je niets doen. Ga maar weer zitten.” Onzeker zet de jongen zich weer op de stoel.

Als oudste neemt Nestor de leiding en vraagt de snaak: “Wel jongen, vertel eens, hoe heet je en wat kom je doen? Je sprak van een brief, wat is er met die brief? Hoe kom je aan ons adres? En…”

“Nestor!” komt Yvette tussen, “overstelp die jongen niet met vragen. Hij krijgt al geen koffie, dat is al erg genoeg.”

“Laat maar,” zegt de jongen, “ik ben Dennis. Gisteren stak deze brief bij ons in de bus en als afzender stond jullie adres.”

“Staat er dan iets in die brief dat je niet begrijpt? Staat er een naam in van de afzender?”

“Alleen een voornaam, Mieke.”

“Dan moeten wij je teleurstellen, hier woont geen Mieke. Maar er komt regelmatig wel een Mieke hier over de vloer. Misschien komt de brief wel van haar?”

“Er zitten twee brieven in de envelop, elk met een verschillend handschrift. Op één van de brieven staat duidelijk dat ik hier naartoe, dit adres hier, moest komen.” “Ik vrees dat je eens moet terugkomen als Mieke hier is. Ofwel naar Mieke haar thuis gaan. Kom je van ver?”

“Toch twee uur; eerst een bus dan een tram en dan nog wat te voet. Ik vond het eerst niet zo goed. Jullie wonen nogal afgelegen.” “Kunnen uw ouders je niet brengen?”

“Mijn vader is overleden.”

“Oh. Innige deelneming.”

“Och, ‘t is niet erg. Ik heb mijn vader toch nooit gekend”

“En uw moeder?”

“Mijn moeder, daar wil ik het niet over hebben. Ik zie haar niet zoveel.”

“Weet ze toch dat jij hier bent, dat ze niet ongerust moet zijn?”

“Als ik al eens wist waar zij momenteel is, dan kon ik het haar zeggen.”

“ Ja, maar uw moeder moet dat toch allemaal niet aan jou vertellen.”

“Ik wil eigenlijk niet over mijn moeder praten, ik kom voor die brief. Kan ik niet wachten op Mieke?”

“Die kan nog wel even wegblijven. Maar Xavier kan je wel naar huis brengen.”

“Xavier?” Dennis kijkt argwanend naar Xavier. “Dat is hij toch? Niet?”

“Wees gerust, Xavier is niet zo een kwade, maar hij was wel wat verschoten van je opkomst.”

“Ja, ik was misschien wel wat onbeleefd.”

“Kom, zand erover, ik breng je naar huis en we zeggen tegen Mieke dat je hier bent geweest.”

“Liever niet, mijn huis is… geen thuis. Ik wacht liever.”

“Maar jongen het is zo etenstijd en…”

“Nestor, die jongen blijft hier eten, zet maar een bord bij.”

“Dat hoeft niet mevrouw, ik….”

“Niets van, het zijn aardappeltjes met broccoli en varkenskarbonaden. Of lust je dat niet?”

“Jawel, graag, het is eeuwen geleden dat ik gekookt eten geproefd heb. Mag ik even naar het toilet, dat is ook al een tijd geleden.”

Nestor wijst de jongen het toilet en als Nestor terug in de eetplaats komt fluistert hij: “Ik denk dat die jongen echt honger heeft.”

“Dennis is verwaarloosd door zijn ouders, verlaten door zijn vader en zijn moeder laat hem aan zijn lot over. Ze is misschien wel aan de drugs.”

Francesco is niet echt overtuigd. “Is het wel allemaal waar wat hij zegt. Jonge mannen overdrijven gemakkelijk en thuis is het nooit goed. Hun vrienden krijgen alles maar zij mogen nooit wat en krijgen steeds te weinig.”

“Amaai, Francesco en dat zonder ingewikkelde hoogdravende woorden? Je begint je aan te passen. Pas op, straks gaat zelfs Jan je nog verstaan.”

“Ho ho, niet overdrijven, ik ben mijn abstractie nog niet vergeten. De spirituele kracht zal pas ruilbaar worden als de taal in de juiste context wordt geplaatst.”

“Lap, hij begint weer. Had maar gezwegen, Yvette. Hij was nu juist goed bezig. Hij was verstaanbaar. Maar nu we het erover hebben, waar is Jan eigenlijk?”

“Wie ben jij en wat kom jij hier doen?” De mannen in de eetplaats horen hoe Jan tegen Dennis tekeer gaat.”

Yvette springt recht: “Vlug Nestor, voordat Jan de jongen opnieuw buiten gooit.” “Jan laat die jongen maar, hij is op bezoek bij ons, hij komt voor Mieke.” Nestor richt zich weer tot Dennis. “Dennis dit is Jan, kom maar binnen we gaan zo dadelijk eten.

Jan weet jij of Mieke vanavond nog langskomt?”

“Mieke? Ja, ja die moet nog wat bespreken met mij.”

Nestor kijkt vragend naar Jan, maar deze gaat gewoon verder de eetplaats binnen.

Terug binnen kan Nestor het niet nalaten om te zeggen: “Dennis kan gerust wachten,

Mieke komt nog langs want Jan heeft nog iets dringends te bespreken met haar.” Waarop Yvette plots wat rechter gaat zitten. “Nu ga ik een bord bijzetten, we zijn volledig, dan kunnen we gaan eten.”

                        Onder het eten vraagt Dennis: “Zijn jullie allemaal familie?”

“Neen Dennis,” antwoordt Yvette, “we zijn allemaal vrienden onder elkaar. Behalve

Francesco en Jan. Die zijn als water en vuur.”

Jan mompelt iets onduidelijk tussen zijn tanden en Francesco schept nog een aardappel op.

              Na het eten wil Dennis, ondanks de protesten van Yvette, helpen met de afwas. Hierdoor steelt de jongen onmiddellijk het hart van Yvette.

Ze zitten met zijn allen rond de tafel bij een tas koffie. Nestor wil juist zijn betoog beginnen over papieren filters en een echte koffiebeurs als Mieke binnenkomt. Van het betoog van Nestor bleven de anderen gelukkig gespaard.

 

 

 

 

 

.

 

15-05-2020 om 09:32 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
14-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 8. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 8

Zwanger.

              “De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Francesco wat raaskal je nu weer? En wat lig je hier zo rond te huppelen? Je bent precies een kieken zonder kop.”

“Yvette, ik ben mijn plan kwijt, heb jij dat ergens zien liggen?”

“Is dat zo een vodje papier?”

“Ja.”

“Met wat krabbels en lijnen?”

“Jaaa, heb je het zien liggen?”

“Neen.”

“Ik ben al de hele morgen aan het zoeken. Ik moet ‘De straal naar de hemel’ nog afwerken en daar heb ik mijn plan voor nodig.”

“De straal naar de hemel? Wat is dat nu weer voor iets?”

“Een vliegend object dat niet vliegt.”

“Dat zal wel weer de moeite zijn.”

“Het is eigenlijk een raket, maar niet zomaar een raket. Het geeft uw wezen weer.”

“Oei, en kan het niet ontploffen?”

“Neen, het kan niet eens vliegen.”

“Spijtig Francesco, ik kan je niet helpen maar meestal vind je de verloren dingen terug als je er niet meer achter zoekt. Als ik iets vind dat uw wezen weergeeft dan laat ik het je weten. Er is iemand aan de achterdeur, we krijgen bezoek, het is Mieke, eens horen of ze nog kwaad is op mij.”

“Toch niet voor de rit op die stootkar zeker? Dat is meer dan een halfjaar geleden. Die is dat allang vergeten. Allez, succes, ik ga in de galerij nog eens achter mijn plan zoeken, ik heb er misschien wel over gekeken.”

“Ja succes!”

“He Mieke. Hoe is het met jou? Je ziet er zo bedrukt uit. Wat scheelt er?”

“Och Yvette, ik kom zo juist van de dokter en er is geen twijfel meer. Ik verwacht een baby.”

“Maar dat is toch fantastisch. Of is het niet gewenst? Och, eens dat het kleintje er is dan wil je het niet meer kwijt.”

“Gewenst, dat weet ik zo niet. Maar het was zeker niet gepland.”

“Hoeveel maanden ben je dan? Dat er geen twijfel meer is?”

“Drie maanden.”

“Is je vriend dan niet mee naar Australië, die was toch op zee als kapitein?”

“Voilá, zie je wel. Bij de eerste die ik het vertel val ik al door de mand.”

“Mag ik weten wie dan… wel de vader is?”

“Ik wil het eerst de vader zelf vertellen. Ik wil niet dat iemand anders het vóór hem te weten komt.”

“Dat kan ik begrijpen, ik hoor het dan nog wel.”

Yvette wil zich omdraaien maar ziet bij Mieke de tranen over haar wangen rollen. Zij doet haar armen open en Mieke valt op Yvettes schouder. “Yvette ik ben bang… zo bang.”

“Durf je het hem niet te vertellen?”

“Dat is het niet, het is Henk.”

“Henk? Ja, die kan ook wel rekenen. Die merkt onmiddellijk dat hij horendrager is en die gelooft niet dat de heilige geest weer eens langs is geweest.”

“Als Henk dat te weten komt. Ik durf er niet aan denken. Hij is zo opvliegend en jaloers, echt jaloers! Weet je, een jonge man vroeg ooit de weg naar het park en Henk stond naast mij. De jonge man was vriendelijk en knipoogde naar mij. Gewoon een knipoog meer niet maar Henk, Henk sloeg hem met één vuistslag in het hospitaal. De arme man zijn kaaksbeen was gebroken.”

“Oei, gelukkig ben ik al zeker de vader niet. Maar wat gebeurt er als Henk te weten komt dat jij drie maanden zwanger bent?”

“Ik weet het, ik weet het, maar wat moet ik doen? Ik durf er niet aan te denken.” “Mieke toch, als je zo bang bent dan moet je hulp inroepen. Bijvoorbeeld, de sociale dienst. Och nee, jij bent zelf de sociale dienst. Dan moet jij toch wel een uitweg kunnen vinden?”

“Nee, ze mogen op het werk niet weten dat ik vreemd ben gegaan. Mijn promotie staat op het spel. Ik krijg promotie.”

“Oh, proficiat.”

“Het is zo ver nog niet. Maar als ze weten dat ik vreemd gegaan ben… Ik moet zowat het voorbeeld zijn, zie je.”

“Ja, ik begrijp het, schoon van buiten, als de mensen maar denken dat alles klaar is.” “Och Yvette, het is de kans van mijn leven, en met mijn privé leven, daar hebben zij eigenlijk toch geen zaken mee.”

“Je hebt gelijk, als je je kunt verbeteren moet je het niet laten. Maar heb je al eens aan abortus gedacht?”

“Neen geen abortus. Het is mijn eerste kind en ik ben er nu al aan gehecht;”     Dezelfde avond, als alle krakers in de woonkamer zitten, snijdt Yvette het onderwerp aan. “Mieke is in verwachting, drie maanden al en haar Henk is al zes maanden op zee. Dit bewijst dat de Heilige Geest echt een duif was. Een postduif die de overzeese post kwam brengen. En met dit al heb ik nog van Mieke vernomen dat Henk heel opvliegend en jaloers is, echt jaloers. Al wie teveel naar Mieke kijkt slaat hij in het ziekenhuis. Waar hij die postduif zal slaan, dat weet ik niet maar dat zal zeker verder dan het ziekenhuis zijn, vrees ik. Weet iemand van jullie wie de echte vader is?”

Het blijft stil in de kamer tot Nestor tot de conclusie komt: “Moest iemand van ons de vader zijn, dan durft hij, na uw betoog, dat aan niemand nog te vertellen. Dat komen we voor het eerst niet meer te weten vrees ik.”

Bij deze gedachte hadden de anderen geen zin meer om nog langer op te blijven.

Tien minuten later was iedereen uit de woonkamer en naar hun bed.

              De volgende dag rond acht uur in de ochtend staat Xavier in het atelier. Een droombeeld was die nacht in zijn hoofd blijven hangen. De muze was langs geweest en zijn eerste kunststuk zat in zijn hoofd. De emotie dwong hem om op te staan en zonder te ontbijten ging hij vastbesloten naar het atelier. Op tafel voor hem staat een kom met water en daarnaast liggen allerlei steeksleutels. De sleutels heeft hij in de gereedschapsbak van Jan gevonden. Resoluut neemt hij een zak plaaster en schudt die in de kom met water. Met een stok begint hij te roeren tot de plaaster een zachte brij wordt. Hij giet de brij in een plastic bak en wacht even tot de plaaster begint op te stijven. Voorzichtig neemt hij een sleutel en steekt die in de plaaster. Nu moet hij snel zijn want eens dat de plaaster hard en uitgewerkt is kan hij geen sleutels meer inbrengen. Met twee sleutels tegelijk begint hij haastig te steken totdat dertig stuks in het plaaster zitten. Grote sleutels, kleine sleutels, ringsleutels en steeksleutels alle gereedschap dat op een sleutel lijkt duwt hij in de plaaster. Hier en daar trekt hij nog een scheefgezakte sleutel recht. Hij doet een paar passen achteruit en knikt tevreden. Nu kan hij gaan ontbijten.

              De anderen zitten al aan tafel, maar omdat Xavier meestal de laatste is valt zijn afwezigheid niet op. Bij het binnenkomen is er dan ook niemand die op hem let, gewoon een goede morgen, en bijschuiven aan tafel. Yvette vraagt aan Jan wat zijn plannen zijn voor vandaag. Jan had eigenlijk nog geen vaste plannen buiten een bezoek aan Mieke, maar dat wil hij aan Yvette liever niet vertellen.

“Niets, Yvette. Misschien straks een kleine wandeling naar het pleintje.”

“Het wordt tijd dat je eens de afvoer van de gootsteen gaat maken. Die is al weken verstopt. Het duurt een uur eer het water is weggelopen.”

Jan die nu geen discussie wil aangaan. “Oké, het is al goed. Ik zal er deze voormiddag naar zien.”

“Naar zien, naar zien, dat is niet genoeg, je moet het maken.”

“Wel ja, dat bedoel ik. Maar kom niet om de vijf minuten komen zien hoever ik al sta.

Ik regel dat deze morgen en laat me verder met rust.”

“En als het deze morgen niet gedaan is? Ga je dan deze namiddag voortdoen?”

“Dat weet ik nog niet, maar het zal wel gedaan zijn. Slaap maar op uw beide oortjes.”

“Moet je vanmiddag een verdedigingscursus gaan volgen, misschien?”

“Een verdedigingscursus? Waarom?”

“Als Henk eens toevallig moest langskomen?”

“Yvette, ik heb daar niks mee te maken en ik wil het daar niet meer over hebben.”

“Ai, je bent precies op uwe teen getrapt, heb ik soms een tere plek geraakt?” Nestor komt snel tussenbeide. “Yvette laat Jan nu met rust. Jij hebt met die zaak helemaal niets te maken. Jij bent met Mieke niet naar bed geweest, of toch zeker niet een kind bij haar verwekt.”

“Nestor denk jij soms dat ik voor de vrouwen ben? Hoe durf je zoiets nog maar te vermoeden? Maar jij komt zo op voor Jan, heb jij misschien…Je kent dat spreekwoord toch nog, dat van die oude bok en een groen blaadje?”

“Yvette, nu is het genoeg.”

Het tikken van de lepels, dat anders in het geroezemoes wegzinkt, werkt plots als een verstikking aan de tafel. De mannen staren naar hun bord en werken automatisch het voedsel naar binnen. Daarna staan ze één voor één op en verlaten zwijgend de woonkamer. Uiteindelijk zit Yvette nog alleen aan tafel. Dan staat zij ook op en begint gelaten de tafel af te ruimen. Terwijl ze de vuile glazen naar de keuken brengt zegt ze vastberaden: “Toch zal ik weten wie de vader is.”

              Jan die onmiddellijk naar de keuken getrokken is zit met zijn hoofd onder de gootsteen. Yvette zet de glazen in de wasbak.

“Yvette, nu geen water laten lopen hé. De kraan NIET open zetten, want ik ben aan de afloop bezig.” Yvette gaat zonder antwoorden terug naar de woonkamer en komt even later met borden terug maar Jan staat voor haar in de doorgang. “Yvette, nog eens, je moet zo nieuwsgierig niet zijn. Mieke zal wel weten wat ze doet en wat ze gedaan heeft. Het zijn uw zaken niet.”

“Mijn zaken niet? Mijn zaken niet? En als die Henk naar hier komt en alles kort en klein slaat en nog iemand in de verdoemenis werkt? Wat denk je dan wat er gebeurt? De Politie komt hier neuzen en ik kan weer onderduiken of erger nog, ik kan verhuizen. Gewoon om dat iemand hier zijn lusten heeft laten botvieren. En dan nog op een stomme manier ook nog. Jan zeg niet dat jij het bent geweest. Zeg het niet. Ben jij de vader?”

“Yvette, als je wilt dat die gootsteen ooit gemaakt wordt laat dan de mensen die willen werken met rust.”

“Och, nu ineens wil hij werken. Je vlucht voor de waarheid hé man. Maar ik kom het te weten, wees daar maar zeker van.”

“Wat ik wil weten is waar mijn gereedschap is gebleven. Ik vind geen enkele sleutel meer.”

“Zie dat je maar een oplossing vindt voor dat kind. En laat me door.” Venijnig duwt ze Jan opzij en kletst de borden met vork en al op het aanrecht. Enkele vorken schuiven in de waskom, andere vallen op de grond, een spoor van etensresten nalatend. Jan schudt meewarig met zijn hoofd en gaat de keuken uit, op zoek naar zijn sleutels. In de galerij loopt hij Francesco tegen het lijf. “Francesco, wat loop jij toch met een lang gezicht, is er iets?”

“Jij moet wat zeggen. Jij bent zelf precies uw ex met haar aanhouder tegengekomen.

Uw lip hangt op uw schoenen.”

”Och, iedereen is hier vandaag slecht gezind. Alleen Xavier die kan zijn geluk niet op. Die heeft precies een examen gedaan en is met glans geslaagd.”

“Ik zou het niet weten, ik heb hem van heel de dag nog bijna niet gezien. Spijtig want hij weet misschien waar mijn plan van ‘de straal naar de hemel’ gebleven is. De laatste keer dat ik Xavier gezien heb was tijdens het ontbijt maar dat was onder bijzondere omstandigheden.”

“Begin jij nu ook niet. Ik heb mijn buik vol van heel die affaire met Mieke.”

“Ja, je bent niet alleen er is nog iemand die er haar buik van vol heeft.”

“Man laat me gerust. Ik ben iets kwijt dat ik dringend nodig heb.”

“De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Begin je weer te zeveren. Zever tegen uw konijn die is dat gewoon.”

Jan draait zich om en gaat met lange pas weer naar buiten. Daar komt hij Nestor tegen. “Nestor, vriend weet jij waar mijn sleutels liggen?”

“Sinds wanneer heb jij een auto?”

“Och onnozelaar, geen autosleutels, mijn steeksleutels, ze lagen in mijn gereedschapskoffer en nu zijn ze allemaal weg.”

“Xavier zal ze toch weer niet verkocht hebben zeker? Om een cadeau voor zijn aankomende zoon te kopen, misschien?”

“Kan hier nu niemand over wat anders klappen? Ik stap het terug af, ik denk dat ik naar Mieke ga, die kapotte gootsteen kan me gestolen worden.”

“Amaai dat zal Yvette niet plezant vinden. En naar Mieke, waarom moet jij ineens naar Mieke?”

“Nestor de ramen moeten gelapt worden. Er zaten daarstraks meeuwen op de raamdorpel en je weet waar meeuwen zijn is er … je weet wel hé.”

Moe van het zoeken gaat Jan weer naar de woonkamer. Hij heeft om drie uur in de namiddag afgesproken met Mieke om een luster te komen ophangen. Het is nog maar elf uur. Zijn sleutels zijn niet te vinden en zonder kan hij niets beginnen. Yvette zit te mokken in haar zetel. Bij het binnenkomen van Jan pakt zij hem onmiddellijk aan. “En… is de gootsteen gemaakt? “

Voor dat Jan kan antwoorden springt Francesco langs de gangdeur de woonkamer binnen. “Zie eens wat een gedrocht dat ik aan de buitendeur gevonden heb. Ik zoek al dagen naar mijn plan van ‘De straal naar de hemel’ en wat vind ik? Een hoop verroest oud ijzer in een bak met plaaster. Dat stond hier zomaar voor de inkomdeur van mijn galerij. Alsof dat ons visitekaartje is. Ik maak geen oud ijzer. Ik creëer kunstwerken.” Met een wilde zwaai gooit Francesco de bak van zich weg. De bak barst in twee op de stenen vloer, de plaaster breekt in brokken en rolt over de grond. De sleutels vliegen uit de bak en schuiven onder kasten en stoelen. Jan ziet onthutst naar zijn sleutels die plots voor hem verspreid liggen. “Ha, daar zijn mijn sleutels.” roept hij tevreden en kruipt onder de kast om zijn gereedschap terug te verzamelen. Yvette kijkt streng naar Francesco. “Wie zou zoiets maken, denk je? Nestor zou het veel meer gecentreerd hebben, met een meetlat afgemeten tot op de millimeter. Jan vernielt zijn eigen gereedschap niet en ik, ik maak mijn handen daar niet aan vuil. Alleen schiet dat konijn nog over, of je moest het zelf gemaakt hebben tijdens een zinsverbijstering. Maar nu iets anders. Wie gaat dat hier allemaal opkuisen?” “Ik weet niet waar Xavier is, maar als ik hem zie laat ik hem onmiddellijk heel de boel opkuisen.”

“Niets van, jij gaat dat NU onmiddellijk opkuisen. Als je die rommel laat liggen loopt hier iedereen met plaaster aan zijn voeten rond en ligt binnen de kortste tijd het ganse huis vol met wit, net alsof het kerstmis is.” Yvette duwt de grootmeester een vuilblik en borstel in zijn handen. “Vooruit laat uw creativiteit hier maar eens botvieren. Of moet je daar ook eerst een plan voor maken.?” Francesco neemt schuldbewust de veger en het blik aan en terwijl hij de boel opkuist gaat Jan met zijn sleutels naar de keuken en begint aan de herstelling van de gootsteen.

              Om drie uur is het karwei van Jan gedaan en gaat hij naar Mieke, maar een half uur later is hij al terug, met Mieke. Yvette en Francesco zitten nog in de woonkamer. “Wat is er?” vraagt Yvette aan Jan, “je bent zo snel terug?” Dan ziet ze Mieke met rode ogen, en opgezwollen gezicht staan. “Maar Mieke wat heb jij gedaan? Je bent toch niet naar… Je hebt toch niet iets gedaan waarvan je nu al spijt hebt? Kom je van de dokter? Is er iets met het kindje?” “Nee… ik… lees maar, een brief van Henk.”

Yvette neemt de brief aan van Mieke en leest hem hardop voor:

“Lieve Mieke,

Hoewel ik nog zielsveel van je hou verkies ik om je nooit meer te ontmoeten. Ik ben je ontrouw geweest en met de verkeerde vrouw naar bed gegaan. Ik was dronken en zij heeft daar misbruik van gemaakt. De slet heeft al mijn geld gestolen, ook dat van uw kameraad. Die met zijn grote dure auto. De job die ik voor hem moest doen is uitgevoerd, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Maar om verder te gaan, die slet heeft niet alleen mijn geld gestolen maar ze heeft ook nog een cadeautje bij mij achtergelaten. De volgende morgen zag ik de roos liggen en ik kromp ineen van angst. Ik wist het onmiddellijk: ze heeft me besmet. Razend was ik, ik heb haar onmiddellijk opgezocht maar ze was verdwenen. Veertien dagen later vond ik haar pas terug, maar ik was te laat en voor haar was het ook te laat. Ze was overleden aan een overdosis. Ik wil zo niet eindigen. Ik wil met jou leven, maar dat kan nu niet meer. En daarom wil ik niet meer leven. Er is nog een brief bij voor mijn zoon. Jij weet niet eens dat ik een zoon heb, maar ik heb hem zelf ook nog nooit gezien. Mijn ex wilde niet meer van mij weten en ik wilde geen gezever, daarom ging ik varen. Het laatst gekende adres van mijn zoon staat op de enveloppe, met iemand op de sociale dienst zoals jij moet hij wel te vinden zijn. Ik zeg: treur niet om mij, ik ben zelf heel jaloers en nu heb ik gedaan wat ik van jou nooit zou dulden. Ik sla de hand aan mezelf. Waarschijnlijk ben ik al overleden wanneer jij dit schrijven ontvangt. Het ga je goed en treur niet om mij.

Henk.”

Yvette legt de brief opzij. “Wat erg voor je.”

“De doodsbrief kwam gelijktijdig aan. Ze hebben hem een zeemansgraf gegeven.” “Wat ga je met die eerste brief doen?”

“Die voor zijn zoon? Dat adres vind ik wel en dan stuur ik de brief op. Ik wil die vrouw niet onder de ogen komen, zeker niet in mijn toestand. Maar er is meer, het huis waar ik woon zijn zoon erven. Ik mag daar niet blijven wonen. Ik moet er weg en dringend ook.”

“Dan zoek je gewoon een appartement en verhuis je.”

“Er is nog meer…”

“Wat scheelt er dan nog?” Yvette trommelt zenuwachtig op de tafel.

Ik kan geen drie maanden voorschot betalen. Eigenlijk kan ik helemaal geen huur betalen. Onlangs heb ik mij diep in de schulden gestoken, ik had niet op zoiets gerekend en dan nog dat kindje dat weldra gaat komen. Ik weet echt niet hoe dat verder moet.”

“Ga naar de sociale… , oei dat ben je zelf…”

“Dat kan ik nu niet doen, net nu die promotie in zicht is.”

Jan had heel de tijd zwijgend geluisterd, langzaam staat hij recht, wandelt langs de tafel en draait zich dan naar de vrouwen. “Ik ga je helpen, Mieke: Je weet toch dat ik de straten afschuim om nog iets bruikbaars te vinden, wel ik doe een paar andere dorpen erbij en dan houd ik maandelijks een garageverkoop. Met dat geld kun jij je nieuwe huishuur betalen.”

“Dat is heel lief van je, Jan, maar gaat dat wel genoeg opbrengen?”

“Jij weet niet wat de mensen allemaal weggooien zeker? Let maar eens op. Ik begin er morgen al aan. Kom morgenavond maar langs en dan overhandig ik je de eerste enveloppe.”

Yvette ademt demonstratief door haar neusgaten. “Ja, Jan is een echte handige Harry. Hij heeft in de tijd nog koffiezetters verkocht. Hij kocht twee oude kapotte toestellen en dan maakte hij er ene nieuwe van. Sindsdien drinken we koffie uit een beurs zoals in grootmoeders tijd. Al onze koffiezetters zijn ontploft.”

“Yvette, je moet geen oude koeien uit de gracht halen. Dit is ernstig. Ik houd me aan mijn woord, let maar eens op.”

              De volgende dag om tien uur staat Jan al op straat achter zijn verkoopstand. Met enkele schragen op het voetpad en daar wat planken op heeft hij een toonbank gemaakt. Op een groot bord staat:

GANSE DAG GEOPEND.

Een politieagent die ook van het zonnetje wil genieten wandelt langzaam door de straat. Nieuwsgierig blijft hij voor de toonbank staan. Hij kijkt wat naar enkele schilderijtjes, draait een strijkijzer om en leest de achterkant van een postkaart.

“Kijk rustig rond meneer de agent. Alles moet weg tegen vanavond. Wat bied je voor deze koolkit?”

“Die koolkit interesseert me niet maar die kandelaars daar, die zien er nog goed uit.” “Echt zilver, meneer de agent, dat is een prachtkans, ze komen nog van mijn eigen overgrootmoeder.”

“Zo iets oud daar krijg je toch geen geld meer voor, kijk er is een stukje af.”

“Er staat wel een stempel op de onderkant, hé meneer de agent.”

“Voor een vriend doe je wel een gunst, niet?”

“Meneer de agent, ik sta hier wel om te verkopen.”

“Heb jij hiervoor een aanvraag bij de gemeente gedaan? En heb jij took een leurders vergunning?”

“Oh, die aanvraag ligt binnen. Ik wil het wel gaan halen, maar dan moet ik mijn kraam alleen laten.”

“Geeft niet, de politie waakt. Er zal niets gestolen worden.”

Er zit niets anders op, Jan moet naar binnen. Zeer langzaam zet hij de kandelaars terug op de tafel en wandelt aarzelend weg. Maar Jan komt niet meer naar buiten.

Intussen gaat Yvette de hof op en ziet tot haar ontsteltenis de agent staan. De emoties van de laatste tijd hebben haar parten gespeeld en nu staat de politie voor haar deur. In paniek vlucht ze de galerij in. De agent wacht nog vijf minuutjes bij de kraam van Jan en wordt dan achterdochtig, hij wil weten waar Jan blijft. Hij gaat een deurtje binnen en komt ook in de galerij terecht. Daar loopt hij Francesco tegen het lijf en vraagt aan hem: “Meneer heb jij soms die venter gezien die hier de garageverkoop houdt?”

“Ogen heb je gekregen om te zien en de zieners zijn de toeschouwers; kom dan laat ik je ‘de straal naar de hemel zien’. De toeschouwer speelt zelf voor model hoewel het model zelf niet belangrijk is….”

              Jan kijkt onder het gordijn naar buiten en ziet zijn kraam onbewaakt staan. Die agent is weg denkt hij. Hij zal de kandelaars wel meegenomen hebben, maar dat is niet erg. Ik ga verder met mijn verkoop. Gerustgesteld loopt Jan terug naar de straat. Op de toonbank ziet hij de twee tinnen kandelaars liggen. Verdorie, denkt hij, die agent hangt hier nog ergens rond. Ik maak dat ik met mijn kraam wegkom, ik breek alles af. Jan haalt snel zijn stootkar, gooit er alles op en holt terug de werf op. Daar neemt hij een oud zeil en legt die over de stootkar. Legt er nog wat oude planken en een kapotte tafel bovenop en gaat snel weer naar binnen. Voor het raam neemt hij post en wacht naar wat er verder gebeuren gaat.

              In de galerij gaat Francesco verder met zijn betoog. “Uit de doorbreking van elke contextuele referentie wordt aan het object een andere functie en ook een andere betekenis gegeven.”

De agent ziet naar een raket die aan de buitenzijde vol kleine spiegeltjes beplakt is. Hij ziet zijn eigen ronde kopje op elk vijf vierkante centimeter weerspiegeld. Sommige stukjes zijn zeskantig andere rechthoekig en weer andere gewoon willekeurig gebroken deeltjes die naast elkaar geplakt zijn. Het lijkt wel of de raket behangen is met duizend ronde rode agentenkopjes. Verdwaasd hoort de man van de wet vaag de stem van Francesco.

“Een betekenis die hier zal ontspruiten aan de verbeelding van de toeschouwer, hier achthonderdtwee en twintig keer weerspiegeld, van zodra die de gestructureerde objecten probeert in te passen kan zowel in fictieve vorm als in herinnerde ruimtes voorkomen.”

“Kom het is goed, ik geloof je wel. Ik ga terug naar buiten, het is hier te duf voor mij. Ik heb dringend behoefte aan verse lucht.” Zonder omkijken holt de agent de galerij weer uit. Suf gepraat door Francesco, ziet hij niet eens dat de verkoopstand weg is. Hoofdschuddend loopt hij de straat uit, zelfs niet meer wetend wat hij daar eigenlijk kwam doen.

                            Jan haalt opgelucht adem en gaat naar de galerij. Hij hoort Yvette fluisteren:

“Is hij weg? Is de agent weg?”

“Ja, hij is de straat al uit. Maar waar zit jij?”

“Hier in de raket, ‘De straal naar de hemel’, help me er maar uit, het is hier wat smalletjes.”

“Francesco, help dat meisje eens, want je hebt de deur op slot gedaan, zo kan ze er niet uit.”

“Ik wist toch ook niet dat Yvette in ‘de straal naar de hemel' was gekropen. Goed dat mijn kunstwerk nog niet af is, want normaal zit ze vol met muggen, om zo een vierde dimensie te creëren, namelijk ken je dat, dat irritante scherpe gezoem van een mug. Stel je voor dat er zo een paar duizend muggen in koor tegelijk zoemen. Yvette, de deur is open, kom er maar uit.” Yvette klimt uit het kleine deurtje en duikt onmiddellijk terug in de raket om dan met een blad papier terug buiten te komen.” Is dat wat je al twee dagen aan het zoeken bent, Francesco?” “Yvette, dat is het, dat is mijn plan. Je bent een schat.”

              Die avond komt Mieke langs om te horen hoe de verkoop is afgelopen. Ieder doet zijn verhaal en Mieke is blij dat ze nog eens goed heeft kunnen lachen met de beetgenomen agent. Kortom de stemming was na die emotionele dagen voor haar weer gekeerd. Aan Francesco vroeg zij: “Was je niet beledigd dat de agent zo weinig aandacht gaf aan je kunststuk?” “Wel nee, voor vertegenwoordigers van de wet heb ik altijd een speciale woordenlijst. Als zij op de tv spreken verstaan wij hen ook niet, dus ik geef ze een koekje van eigen deeg;”

“Wel Mieke,” neemt plots Yvette het woord, “jij hebt ons ook altijd geholpen, en daarom stel ik voor dat jij zolang het nodig is gewoon bij ons komt wonen. In mijn kamer is wel plaats voor twee.”

“Dat zou tof zijn. Maar wat vinden de anderen ervan.”

“Die vinden dat goed. Wie niet akkoord gaat moet het nu zeggen. Zie je wel niemand die iets zegt.”

“Maar Xavier is er niet bij. Die kan nog bezwaren hebben.”

“Ja zeg, dat is waar ook, waar is die eigenlijk? Die is al van gisteren weg.” “Ben je mij aan het zoeken?” De deur gaat open en Xavier staat met een vreemde man in het deurgat. “Mannen mag ik jullie Theo voorstellen. Hij is fotograaf en reporter. Hij komt mijn eerste kunststuk fotograferen. Alleen, weet iemand waar die pot plaaster met sleutels gebleven is?”

 

 

 

 

.

 

14-05-2020 om 17:18 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
13-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 7. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 7

Het schooltje.

                        “Ze zijn er weer. Na vier maanden zijn ze er weer terug.”

“Nestor, wees eens duidelijk. Over wie heb je het nu? Wie is er weer terug na vier maanden?”

“Wel ja Yvette… de zigeuners. De zigeuners hebben hun kamp weer opgeslagen.”

“Waar? Hiernaast op het veld?”

“Ja. Zeven families met kinderen en al.”

“Dat moet toch wel erg zijn hé!”

“Waarom? Die mensen kiezen daar toch zelf voor. Vrijheid! Dat is toch belangrijk.” “Ja; maar voor die kindjes. Die gaan haast nooit naar school. Wat gaan die in de toekomst toch doen. Ze kunnen niet eens lezen of schrijven”

“En zeggen dat kinderen heel leergierig zijn.”

“Nestor, we moeten daar iets aan doen. Die kinderen moeten geholpen worden.

“Allemaal goed en wel, maar hoe? Yvette, hoe?”

“Nestor, vanavond spreken we erover.”

“Och ja, laten we nog eens vergaderen, we doen dat toch zo graag, we doen niets anders meer de laatste tijd.”

“Natuurlijk, zo kun je laten zien dat jij weer de oudste bent en de vergadering mag voorzitten.”

“Ja, plezant is wat anders. De Xavier zal weer zagen.”

“Ik moet er niet over beginnen want ik heb het al altijd gedaan. Ik hoor het hun al zeggen: het is ons Yvette weer. Met haar lumineuze ideeën.” “Je hebt gelijk, Yvette, vanavond na het eten zal ik erover spreken.”

              Nestor nam een slok water om de laatste resten door te spoelen en stond recht. Met een lepeltje tikte hij tegen zijn glas. “Mannen luister,” begon hij zijn betoog, “Yvette heeft een voorstel. Laat eens horen, Yvette wat je deze morgen tegen mij zei.”

Yvette keek nijdig naar Nestor. “Zo waren we niet afgesproken. Jij zou het hen voorstellen.”

“Het was uw idee, ik kan uw idee toch zomaar niet inpikken.”

“Och flauwe. Ga maar terug zitten. Ik zal het hun wel vertellen. Jij weet toch altijd iets om er tussenuit te knijpen.”

“Zeg, komt er nog iets van? Mijn meester moet nog gaan werken hoor.”

“Ja, ja, luister maar: Je hebt misschien al gezien dat ze er terug zijn. Om de drie à vier maanden komen de zigeuners naar hier en kamperen ze weer op de wei hiernaast. Ik dacht aan die arme kindjes en ik maakte me zorgen om hun opleiding. Als zij zo dikwijls mee moeten verhuizen kunnen zij toch geen lessen volgen op school.

Ik vroeg me af: kunnen we daar niet iets aan doen?”

Xavier keek spottend naar Yvette. “Breng ze naar school met de bakfiets van Jan.” “Ben je daar weer? Die bakfiets is van mij en daar moet jij niet over beslissen.” “Wie heeft er een ander voorstel? Jij Francesco? Maar probeer het deze keer wat eenvoudig te houden, want met uwe ingewikkelde uitleg altijd.”

”Als de kinderen niet naar school kunnen, kan de school dan niet naar de kinderen gaan?”

“Ook met de bakfiets, zeker. Ik zie de leraars al op de bak zitten. ‘Allez, schuif eens wat op Juffrouw Marleen, ik zit geprangd tussen die wielkast hier en uw breed achterwerk.’ “

“Maar nee, die leraars die moeten toch in de school blijven bij de andere leerlingen.” “Andere leraars dan, maar waar gaan we die vinden?”

“Als we zelf eens les zouden geven?”

“Goed idee, Jan. We leren ze Nederlands lezen en schrijven en daarbij nog wat hoofdrekenen.”

”Och, Nestor toch. Dat is veel te saai. Na een half uur zijn ze terug weg, ofwel met hun gedachten ofwel helemaal uit de klas. We moeten ze lokken met iets dat hen interesseert, zodat ze blijven komen.” “Oh, ik geef computerles,” juicht Yvette.

“Ga maar al terug zitten,” repliceert Nestor, “jij hebt zelfs geen computer, hoe ga je die computerles dan geven?”

Zonder het antwoord van Yvette af te wachten roept Francesco: “Ik breng hun de moderne kunst bij, en ik laat ze… boetseren.”

“Francesco, die mannetjes kunnen uwe ingewikkelde uitleg niet eens volgen. Ik zal hen wel leren knutselen.”

“Jan, jij bent niet gekleed om voor een klas te staan. Jij met uwe beige stofjas en uw korte broek. Bekijk die stofjas maar eens, die staat stijf van de vettigheid.” “Dat is onze Nestor weer, jij moet ook altijd overdrijven, hé mister proper.” “Laat ons eerst eens bedenken waar we hun klaslokaal gaan maken!” komt Yvette tussen hun gekibbel. “Ik stel voor om de galerij tijdelijk om te bouwen tot een leslokaal. Jullie wilden toch dat Francesco en Xavier de galerij zouden delen, wel zo kunnen ze het delen.”

“Ja, ik had het kunnen denken. Net nu we nieuwe plannen hebben. Maar goed, voor de kinderen wil ik wel wat over hebben. Maar ik geef niet meer dan de helft van de galerij. Dat moet voldoende zijn en ik geef bijles over de kunst.”

“Met wat schragen en planken maak ik tafels en banken. Onder voorwaarde dat ik bijles mag geven over knutselen,” dringt Jan zich op.

Yvette staat er beteuterd bij. “De kinderen hun toekomst ligt bij de computer en dat zullen zij nu moeten missen. Gewoon omdat ik geen pc heb.”

Jan ziet een kans om weer in een goed blaadje te komen bij Yvette. “Ik kan proberen om een oude pc te lenen.”

“Deze keer ene van het Russisch Kremlin zeker?”

“Neen, Yvette, van Mieke, de sociale helpster.”

“Die heeft ook geen computers in overschot.”

“Ik kan het toch vragen, misschien heeft ze er wel ene in overschot.”

Twee dagen later komt Yvette de galerij binnengewandeld. Francesco is druk doende met een beeld af te kuisen. Ze neemt de klammige doek uit de grootmeester zijn handen. “Geef dat maar hier dat kan ik beter dan jij.”

“Wat scheelt er, heb je soms iets nodig van mij?” Francesco kijkt naar Yvette haar gezicht en merkt de verwrongen lip om haar mond. Uit haar rechteroog rolt een traan. “Ik heb nog steeds geen computer en nu kunnen die kindjes nooit leren werken met een computer.”

“Och Yvette, Jan zal wel een oplossing vinden. Je weet toch dat hij een boontje voor jou heeft. Hij laat jou nooit in de steek.”

“Dat is waar,” snikt Yvette, “hij zorgt goed voor mij, maar waarom duurt dat dan zolang.”

“Wees gerust, dat komt allemaal…”

“Ha, hier zit jij. Bij de prutsers. Kijk eens wat er op mijn bakfiets ligt.”

Yvette kijkt op en ziet Jan met zijn bakfiets in het deurgat staan. Nieuwsgierig komt ze dichterbij. “Oh, een computer,” juicht ze.

“Het is wel geen nieuw model, maar wel bruikbaar om de kinderen de beginsels van een computer aan te leren. We moeten hem wel binnen drie weken teruggeven.” “Oh, Jan je bent een schat.” Yvette vliegt Jan om de hals en geeft hem drie vette kussen.”

Francesco doet alsof hij het woord prutsers niet gehoord heeft en wenst Yvette proficiat.

“Kom,” beveelt Yvette, weer de leiding in handen nemend, “we gaan de lessenrooster opstellen.”

              “Rekenen en Nederlands kan door iedereen afwisselend gegeven worden, daar zijn we het allemaal over eens. Maar dan zijn er nog maar twee lesuren over. Voor drie bijvakken. Want in de namiddag geven we geen les. De voormiddag is lang genoeg voor die mannetjes. We hebben Yvette voor de computer, Francesco voor kunst en Jan wil knutselles geven.”

“Als we eens een wedstrijd houden, ieder van jullie geeft een proefles en een jury beslist welke les de beste is,” stelt Nestor voor.

“Ik wil wel jurylid zijn,” zegt Xavier, vergenoegd.

“Dan weet ik al wie er zal afvallen,” antwoordt Jan onmiddellijk.

“Er moeten meerdere juryleden zijn. Bijvoorbeeld: Xavier, Nestor en dan nog een onafhankelijke,” beaamt Yvette weer.

“Ik weet het, ik denk aan Mieke, zij is de ideale persoon voor zoiets. Zij is als een rechtvaardige rechter,” beslist Nestor. “Ik en Xavier maken de leslokalen klaar en jullie maken uw voorbereiding voor de proefles.”

In de namiddag staat Jan onder zijn afdakje tussen de tafelpoten en ijzeren golfplaten. Xavier sluipt stilletjes dichterbij.

“Ben je daar nu weer?! Wat moet je nu weer hebben. Ik heb toch alleen maar rommel, rommel voor het stort volgens uw meester klungelaar.”

“Ik heb maar een paar kleine stukjes nodig. Mijn meester is bezig met de voorbereiding van zijn proefles.”

“En ik? Wat denk je dat ik aan het doen ben? Ik leer ze tenminste iets nuttigs. Materialenkennis en het gebruik ervan. Uw meester maakt alleen maar rommel. Daarbij, moet jij Nestor niet gaan helpen om het leslokaal in orde te maken?”

“Mieke is er ook en ze zeggen dat ik hun in de weg loop.”

“Ach zo, Nestor wil Mieke voor hem alleen en jij loopt hen in de weg. Ga maar snel terug naar de hangar en hou die twee in ’t oog. Anders hebben we binnen negen maanden geen lokaal maar wel een kind erbij.”

“Precies of ik kan dat tegenhouden,” murmelt Xavier, trekt snel een tafelpoot weg en maakt zich uit de voeten. Terug bij Nestor en Mieke vertelt hij volgend smoesje: Mijn meester wou de les liever zonder toeschouwers voorbereiden. Voor de concentratie had hij gezegd.

“Ik ga een kop koffie drinken bij Yvette,” antwoord Nestor nors, “dat konijn loopt meer in de weg dan wat anders.”

Bij het binnenkomen in de keuken overziet Nestor de grote papierberg over de tafel en op de vloer. “Wat ben jij allemaal aan het doen? Het is hier precies een papierfabriek.”

“Ik bereid mijn computerles voor. En wat kom jij doen? Moet jij het leslokaal niet in orde maken?”

“Ik kom een kop koffie drinken. Is er verse?”

“Neen, die heeft Francesco allemaal opgedronken.”

“Wil jij geen zetten? Mijn handen zijn zo vuil.”

“Ik heb nu geen tijd. Ik moet inspiratie hebben.”

“Koffie verscherpt de inspiratie, vooral voor juryleden op ouderdom.” “Jij chanteur, maar ik heb het begrepen. Ik zal koffie zetten.”

              In de galerij zetten Xavier en Mieke de tafels klaar voor de lessen. “Ik krijg die bank er niet meer tussen.”

“Jij kunt toch nooit iets hé. Ja, wat verlang je van een rijkeluiszoontje. Mij wegbrengen met een Rolls, dat wel, maar terug komen halen? Niets daarvan. Dan stuurt hij de kat. Of liever een stootkar. En ik moest blijven zitten want Jan moest kost wat kost bewijzen dat hij het aankon zonder handschoenen.”

“Je had het hem toch kunnen vertellen, dat ik maar vijfhonderd meter de stootkar gereden heb en dat ik dan de auto ben gaan halen.”

“Wat denk je. Ik heb het hem wel dertig keer verteld. Iedere kilometer opnieuw. En iedere keer beet hij wat harder op zijn tanden en reed hij verbeten verder. Mijn gat staat vol blauwe plakken van het schokkelen op die kinderkoppen.”

“Het is voorbij, ik kan de klok niet terugdraaien, maar we hebben er wel goed mee gelachen. Zeker Yvette, die zag je al zitten, dertig kilometer over de kasseien zittend als een zigeuner met al haar hebben en houwen op een stootkar. Ze had je al een kapje en een jutte zak aangedaan, in haar gedachten dan toch.”

“Zo, zo. Yvette heeft met me gelachen. Dat zal ik onthouden. Ik denk dat ik hard ga lachen op haar proefles. En wat is uw probleem nu? Wat gaat er niet tussen?”

“Wel die bank, dat schutsel staat in de weg.”

“Zet dat dan naar achter.”

“Maar, mijn meester is daar aan het werk.”

“Och, konijntje durft niets te zeggen tegen zijn meester. Hé Francesco! Schuif eens wat naar achter, maat, we hebben meer plaats nodig,” roept Mieke over het schutsel heen.

“Ik ben al twee keer opgeschoven. Ik schuif niet meer op. Ik moet mijn les voorbereiden!”

“Doe wat je niet laten kunt. Maar morgen jureer ik en dan doe ik ook wat ik niet laten kan. Begrepen?”

“Ik begrijp het al. De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.” “Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

Nestor komt terug binnengewandeld. “Mieke ga maar een kom koffie drinken. Yvette heeft juist verse gezet.”

“Ah, ben je er terug, Yvette heeft verse koffie gezet, zeg je? Ja, met Yvette heb ik nog een eitje te pellen. Ik zal eens koffie gaan drinken zie.”

Nestor kijkt naar de banken en tafels naast hem. “Zeg Xavier, die banken staan zo dicht tegen elkaar. Kunnen die niet wat verder van elkaar verschoven worden?” “Ja, maar Francesco is achter dat schutsel zijn les aan het voorbereiden en een kunstenaar heeft toch plaats nodig.” “Plaats nodig? Plaats nodig? Zeg Francesco, schuif nog eens een metertje op man.

Die kinderen zitten hier veel te krap.”

“Toch niet weer? Ik ben nog maar pas opgeschoven. Ik moet mijn les toch nog kunnen voorbereiden.”

“Een goede voorbereiding doet wonderen. Vooral als de jury beseft dat de kandidaat

er alles voor over heeft. Zelfs om op kleine ruimtes te willen werken.”

“De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.”

“Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

“Mijn meester beheerst de kunst in alle opzichten zelfs op de kleinste plaatsjes.”

“Als hij niet anders kan, wel, ja.”

Mieke komt samen met Jan de hof op. “Yvette heeft ons echt uitgelachen, ons alle twee. Ze wilde het niet toegeven maar Xavier heeft het me verteld en die liegt niet die is daar niet slim genoeg voor.”

“Och, je moet daar niet zo zwaar aan tillen. Ik heb het toch maar gedaan. Zestig kilometer met een stootkar zonder handschoenen en aan mijn handen is niets te zien, kijk maar.”

“Aan uw handen niet, maar moet je mijn gat eens zien? Twee blauwe plakken, zo groot als…”

“Als van een nijlpaard? Nee, zo een dik gat heb jij niet.” Ze lopen voorbij Xavier.“Oei, kijk eens naar Xavier daar. Wat is die knoeier nu weer aan het doen! Hé Xavier, dat bord moet je eerst voorboren, dat is een soort eternieten plaat, als je er zo een nagel inklopt springt die plaat in duizend stukken kapot.”

“Voorboren? Met een boormachine? Is dit een goede boormachine?”

“Ja, maar zie dat ze niet op kloppen staat.”

“Wat is kloppel?”

“Niet kloppel maar kloppen.”

“Hoe kan ik dat zien?”

“Och jong, geef dat hier. Zie je nu waarom kinderen materiaalleer nodig hebben. Ik zal jullie wel komen helpen. Een uurtje kan er nog wel af. Zo kunnen jullie zien dat een les in materiaalbeheer wel echt noodzakelijk is.”

Tegen de avond gaat Nestor horen of Yvette geen eten wil klaarmaken. De juryleden hebben honger zegt hij er veelbetekenend bij. Yvette is wanhopig. De inkt van haar printer is op en haar cursus is nog lang niet af. Nestor belooft tenslotte om inkt te gaan halen terwijl Yvette spaghetti klaarmaakt.

              De volgende morgen zitten Mieke, Xavier en Nestor op de schoolbanken. De drie anderen krijgen de gelegenheid om één voor één hun les te verdedigen. Francesco is de eerste. Hij staat vooraan in de klas en op een tafeltje naast hem staan verschillende beeldjes en enkele felgekleurde houten plankjes. “Een voorbeeld van monumentale kunst…”

Mieke onderbreekt Francesco. “Monumentaal, hebben ze dat woord al in de Nederlandse les geleerd?”

“Ze hebben nog geen Nederlandse les gehad,” antwoord Nestor.

“Dan moet je een ander woord zoeken, of uitleggen wat je bedoelt.”

“Monumentale bedoelt alles wat een monument kan zijn. En een monument is kunst

Dus: een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel…”

“Weten zij wat een sokkel is?”

“Het kan me niet schelen of ze weten wat een sokkel is, een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel maar met de sokkel…”

“Kun je dat niet tonen, dat is misschien eenvoudiger.”

“Een beeld op een sokkel maar met de sokkel van boven. Door hun opschrift en plaatsing in de ruimte leveren die kritiek op de ideologische werking waarop onze moderne samenleving is gebaseerd.”

“Nestor versta jij daar iets van? Of jij Xavier, jij bent zijn leerling. Wat wil hij eigenlijk zeggen?”

“Dat je alles op zijn kop moet zetten en je hebt kunst, is het niet meester?” Francesco pakt de tafel met geweld vast en kantelt die omver. De beeldjes met de plankjes vallen op de grond. “Ik stop ermee. Jullie kennen er niks van. En jij konijn jij moet bijles komen volgen,” brult hij en loopt vol woede naar buiten.

Xavier staat snel op, raapt alles bijeen, zet de tafel weer recht en loopt Francesco achterna.”

“De volgende,” roept Nestor luid door de klas. Na twee minuten wachten roept Nestor opnieuw: “De volgende!” Dan komt Jan aarzelend binnen:

“Mijn verontschuldigingen, maar ik ben een deel van mijn didactisch materiaal kwijt. Ik kan op deze manier enkel maar een deel van mijn les…”

“Waren daar groene blokjes bij?” vraagt Mieke.

“Ja, ja, vier rechte blokjes.”

“Van ongeveer vijftien centimeter lang?”

“Ja, heb jij ze?”

“Neen maar Francesco had zulke blokjes bij. Ze dienden als sokkel voor zijn les over kunstwerken.”

“OH, die smeerlap. Dat is diefstal, en chantage. Ik doe niet meer mee. Zo kan ik geen les geven.”

Na deze korte opkomst roept Nestor opnieuw; “De volgende mag komen.” Yvette komt op en kijkt rustig in de klas:

“Waar is Xavier? Moeten we niet op hem wachten?”

“Als uw les dezelfde resultaten heeft als de twee vorige is het niet nodig dat we op hem wachten. Trouwens ik denk dat Xavier bijles is gaan volgen bij Francesco.” “Goed laten we dan maar beginnen. Als ik het scherm van mijn monitor zo naar achter draai kan iedereen dan genoeg zien?”

“Ik zie wel een scherm, maar het is nog zo donker als de nacht.” “Wacht ik zet de schakelaar aan.” KNATS.

“Nu is het nog donkerder, we zien nu zelfs geen scherm meer,” spot Mieke.

“Jan, Jan, kom het licht is uitgevallen, de elektriciteit is kapot.”

“Yvette, trek uw plan ik moet nieuw didactisch materiaal maken. Ik kom niet.” “Jan, je moet komen.”

“Ik moet juist niks dan af en toe naar de wc gaan. En dat ga ik nu doen ook. Bye bye.” “JAN!”

“Die zien we vandaag niet meer terug. Willen we de les maar stoppen? Ik denk dat je toch niet veel concurrentie hebt.”

De jury gaat in beraad en beslist dat elk kandidaat één les per dag mag geven. Xavier geeft Nederlands, Nestor Rekenles, de computerles is voor Yvette, kunst zal door Francesco gegeven worden en materialenleer door Jan. De twee hoofdvakken worden in de voormiddag gegeven en de andere vakken in de namiddag.

De volgende dag worden de kinderen aangespoord om de lessen te volgen. Elf kinderen zitten er uiteindelijk in de klas. Allen tussen de acht en twaalf jaar. Het merendeel zijn meisjes. Nestor moet binnen een kwartier de eerste les geven. De drie koppen koffie hebben nog niet echt geholpen. Zijn zenuwen blijven hem parten spelen. Hij weet dat de fles whisky die hij van Jan gekregen heeft nog steeds vol is met de stop verzegeld. Dat is al van na de weddenschap tussen Yvette en Xavier. Nestor had de fles van Jan gekregen en deze in de woonkamer gezet omdat hij daar het minste kans had om er in het geniep van te gaan drinken. Zijn wil is goed maar vandaag enkele minuten voor hij les moet geven…

De woonkamer is verlaten. Hij kijkt naar de fles. Nee, ik ga door, denkt hij, maar bij het voorbijgaan van de fles opent hij deze snel en neemt er een slok uit. Een klein slokje maar, denkt hij, hm, dat helpt, vlug nog een slok en dan verdwijnt de fles in zijn boekentas.

              In de rekenles zitten de zigeunerkinderen op de banken. Enkelen van hen moesten naar de les van hun ouders, de anderen zijn maar meegegaan omdat ze anders toch niemand hadden om mee te spelen. Allen zitten ze gespannen voor een rekensom. Nestor neemt van de gelegenheid gebruik om even achter de tafel in zijn boekentas te duiken.

              Nestor staat op en wandelt rustig door de klas. Bij de kleinste kroezelkop blijft hij even staan. De jongen kijkt verlegen op. “Meester Nestor, jij gebruikt dezelfde medicamenten als mijn vader”

“Oh ja mijn jongen, waarom weet je dat zo zeker?”

“Jouw adem ruikt ook zo als die van mijn vader. Voor de reumatiek zegt mijn vader altijd. Meester heb jij ook zo een last van reumatiek?”

“Kom jongen, maak je sommen maar. Zijn deze klaar? Ik zal eens kijken of ze juist zijn ingevuld.”          

Nestor zet zich aan de tafel, maar door de drank overmand valt zijn hoofd op zijn gekruiste armen. Tien minuten later begint hij te ronken. De kinderen in de klas merken het en beginnen met proppen te gooien. Hoe langer hoe vaster Nestor slaapt en hoe heviger de kinderen de boel op stelten zetten. De kamer ligt vol proppen, enkelen kleven aan de muur het plafond en tegen het bord.

              Ik heb nog even tijd om eens langs het pand te lopen, plant Mieke terwijl ze op haar fiets stapt, eens kijken hoe de studentjes het in de les doen. Aan de galerij zet ze haar fiets tegen de gevel en doet voorzichtig de poort open. De kinderen dansen op de tafels en op het bord staan zotte gezichten. Iemand heeft een man met borsten en snor op bord getekend. Mieke schrikt hevig en zoekt naar een leraar. Ze ziet Nestor. Op zijn hoofd, dat nog steeds op zijn armen ligt, staat een papieren hoedje en een luid gesnurk komt boven het gestommel uit. Voorzichtig sluit ze terug de deur en haast zich naar het zigeunerkamp. Binnen gaat de kermis verder.

              Yvette en Jan komen ook een kijkje nemen. “Straks moet jij les geven Jan. Wat ga je zoal geven? “

“Ik ga hun de communicerende vaten leren. Met water morsen doen de kinderen altijd graag.”

“Dat is waar voor zoiets zijn ze altijd te vinden.”

“Zeg Yvette, wees eens stil hoor jij dat ook? Al dat lawaai in de klas!”

“Ja, ik hoor het ook, is Nestor er dan niet? Ze breken precies het hele gebouw af.” Jan opent de deur en ziet de chaos. Hij loopt naar Nestor om hem wakker te maken maar een stem doet hem ophouden. “Is het zo dat de kinderen hier les krijgen?” Jan kijkt om en ziet recht op tien woedende gezichten. Mieke staat vooraan. “Ik ben hun ouders gaan halen, want ze zouden mij niet geloven. Kom kinderen allen naar huis de les is gedaan. “

Yvette en Jan staan er beduusd bij. Het lokaal loopt leeg. Als iedereen weg is proberen ze Nestor wakker te maken. “Het is uw schuld, je had nooit die fles mogen kopen voor Nestor,” schimpt Yvette naar Jan.

“Zeg, Nestor is normaal heel gedienstig; vandaag was hij nerveus. Dan is hij nogal zwak en grijpt daarom gemakkelijk naar de fles.”

“Gemakkelijk, zeg dat wel. Jij hebt het hem wel heel gemakkelijk gemaakt. Jij koopt de drank voor hem.”

“Och, zulke mannen vinden altijd wel een fles als ze willen drinken.”

Nestor heft zijn hoofd op, fronst zijn wenkbrauwen en vraagt verdwaasd: “Waar zijn mijn leerlingen? Oei, ik ben precies in slaap gevallen. Hoe laat is het? Is het al zo laat?”

“Nestor, uw adem stinkt naar de whisky. Bah. En de school is afgelast. De ouders zijn razend en Mieke ook.”

“Oei, Yvette is het zo erg? Is Mieke hier ook geweest?”

“Zij is er op uit gekomen dat jij sliep en dat de klas op stelten stond. Kijk maar naar die mooie tekening op het bord en naar de mesthoop hier op de grond en tegen de muur. Je kunt zien dat alles opgekuist wordt. Verstaan?”

“Och ja, Het liep van in het begin al mis. Misschien maar goed dat we er vanaf zijn. Laten we de schoenmaker bij zijn leest blijven en de leraar in de klas laten. Ieder zijn talent.”

“Ja, uw talent is drinken en slapen.”

“Dat is overdreven, ik ben ook de moderne huisman. Kuisen, strijken, koken…” “het Is al goed, ga maar een kop koffie drinken. Met uw stinkende adem. Ik word al dronken van uw adem alleen al.”

 

13-05-2020 om 08:17 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
12-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 6. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 6

De PC.

De slippen van zijn beige kiel ruisen irriterend bij iedere stap tegen zijn naakte schenen. De korte pijpen van zijn short konden dat niet verhinderen. Toch voelde Jan dit niet. Verontrustend draait hij zijn hoofd voor de derde keer om. “Gelukkig, niets te zien, de ophaalwagen is nog niet in zicht,” mompelt hij en gerustgesteld fluit hij een stokoud deuntje terwijl hij zijn stootkar verder over de hobbelige straatstenen duwt.

Iedere maand rijdt Jan met zijn gammele kar door de straten en gaat op zoek naar iets bruikbaars: oude tafels, kapotte stoelen of zelfs twee stoelen waar er twee van ontbreken, antieke lusters, verroeste vogelkooien, strandstoelen die wegens het slechte zomerweer weer niet gebruikt zijn, en wat nog meer. Het staat zomaar op straat. Dit kan Jan natuurlijk allemaal gebruiken. Zoals die fiets daar, met een ander voorwiel en een beter zadel kan die nog jaren meegaan. Hij zou liever alle stukken één voor één rustig willen bekijken alvorens ze op te laden maar iedere keer opnieuw is het weer een wedstrijd tussen hem en de ophaalwagen. De mannen van de vuilkar kennen hem al want als ze hem in de verte zien, toeteren ze drie maal kort en eenmaal lang, heel lang, zolang totdat Jan toch omkijkt.

Jan kent de route van de mannen op zijn duimpje, maar soms durven ze een andere weg nemen en dan komt hij te laat, de straat is dan leeg en het voetpad is proper. Vandaag ligt zijn stootkar overvol.

“Ik heb mijn wagen volgeladen” fluitend en af en toe zingend duwt hij zijn kar verder naar het pand. Een zachte wind doet hem opkijken. In de verte komt een donkere wolk dreigend dichterbij. Als het maar niet gaat regenen. Vroeger kon hij alles droog wegzetten in de garage maar sinds Yvette deze omgetoverd heeft tot een galerij mag Jan daar niet meer binnen. Bezorgd doet hij een stapje rapper. De eerste druppels pletsen uiteen en maken grote donkere vlekken op de blauwe kasseien. “Verdomd,” vloekt hij stilletjes, “maar ik ga niet buiten in de regen staan. Ik leg alles in de woonkamer. Wat denken ze nu.” Nors duwt hij zijn kar voor zich uit.

Jan heeft geluk; er zit niemand in de woonkamer. Hij heeft het kot voor hem alleen. “Ze zouden toch alleen maar commentaar hebben,” denkt hij en snel haalt hij zijn gevonden schatten uit de stootkar en draagt ze naar binnen. De kleinere spullen legt hij op de tafel en de kapotte fiets zet hij tegen de keukenmuur. Voorzichtig neemt hij een gammele papegaaienkooi uit de kar loopt weer naar binnen maar net als hij ze op de tafel wil zetten komen Yvette en Nestor binnen.

“WAT … is dat hier. WAT… ben jij van plan? De tafel dient om op te eten. En de woonkamer is geen magazijn. BUITEN met die rommel.” Yvette haar gezicht loopt met deze woorden rood aan tot in haar hals en furieus grijpt ze naar een plastic doos.

“Afblijven, daar zitten nog nagels en vijzen in. Seffens valt alles op de grond en dan zul je pas rommel hebben,” waarschuwt Jan snel.

“ZET die rommel dan niet in de woonkamer en ZEKER niet op tafel.”

“ Jij hebt mijn magazijn afgepakt door van de garage een kunstenaarsatelier te maken en sinds jij via dat venster in de galerij bent geklauterd hangt er een groot slot aan die poort. Ik ga niet buiten in de regen staan Trouwens waar zou ik alles moeten zetten?”

“Buiten, en dat slot hing er vroeger ook al aan.”

Nestor die eerst zijn neus optrok voor die rommel verandert plots van mening, voorzichtig zet hij een stap naar voren. “In feite, sinds Francesco en zijn konijn hier bij ons inwonen zouden ze eigenlijk al de kamers en dus ook de galerij met ons moeten delen.”

Yvette trekt bedenkelijk haar voorhoofd. “Twee tegen één,” denkt ze. Wijsgerig zet ze haar vingertje op haar kin en pulkt aan haar lip. Zachtjes maar waarschuwend zegt ze: “We mogen ons kip met gouden eieren niet slachten. Xavier betaalt rijkelijk om hier te mogen wonen.”

“Mijn naam staat op dat huurcontract, dus ik beslis,” antwoordt Nestor weer. “We halen die twee kunstenaars erbij en we praten erover.” Met deze woorden stapt hij resoluut naar buiten, recht naar de galerij. Enkele minuten later komen ze binnen. Xavier al fluitend Francesco en Nestor stappen achter hem aan. Goedgezind roept Xavier al van in de keuken. “Wat is er, is er weer een spoedvergadering? Zet de koffie dan maar al klaar.”

“Xavier,” begint Yvette “je hoort nu tot onze familie, je krijgt ook medezeggenschap en verantwoordelijkheid.” Yvette haar handen gaan mee met elk woord dat ze zegt. Dat doet ze altijd als ze een netelig probleem moet aansnijden. Hier wacht ze iets te lang en Francesco antwoord al in Xavier zijn plaats.

“Ieder mens heeft zijn eigen idee en dat van kunstenaars is vooral op schoonheid en vorm gericht. Daarom is het zeer verstandig om ons bij uw probleem te betrekken. Laat maar horen, wat is het dilemma?”

“Zie je dat dan niet? Met uw kunstenaarsoog? De tafel is een stort geworden,” beduidt Nestor hem.

“Wat heb ik daarmee te maken. Mijn kunstenaarsoog ziet dat dat stort niet van mij is.”

“Dat klopt. Maar Jan heeft geen plaats om het ergens anders te zetten.”

“Dat hij het zet waar het hoort, voor mijn part is dat hier achter de hoek op het stort.” Dit was teveel voor Jan. “Als je nog eens iets zoekt om uw prullen op te kalefateren dan ga je het ook maar hier achter de hoek op het stort zoeken. Van mijn spullen blijf je voortaan af.”

“Van uw spullen? Rommel is het, niets dan rommel.” Francesco neemt met twee vingers een besmeurd laken vast en laat het snel weer op tafel vallen.

“Afblijven, daar kan ik nog vodden van maken.” Ziedend van woede draait hij zich naar Yvette. “Vandaag of morgen kom ik met iets waar iedereen verbaasd van zal staan, en zeker jij.”

Xavier gaat naar de tafel en wijst naar een zinken bad. “Deze wasteil toch niet? Om Yvette te verbazen. Dan kan ze een bad nemen in de woonkamer, terwijl ze naar die kraakradio van jou luistert.”

“Och jong, zevert niet. Wedden, deze week breng ik iets mee en iedereen zal verstomd staan!”

“Oké, we wedden, maar niet voor minder dan honderd euro. Kom meester we gaan terug naar ons atelier.” Hierbij verlaten de twee kunstenaars de woonkamer. Maar Yvette is nog niet tevreden.

“Jan je kunt iedereen verbazen, maar de tafel moet wel leeg want het is etenstijd en die smerige fiets met dat kapotte wiel en zonder zadel moet hier ook uit de woonkamer.”

“Wacht maar, jij zult het meest verstomd staan.” Hierbij neemt Jan de teil en gooit hem vol met allerlei kleinood. In de hof zet hij alles onder een afdakje, ook de fiets.        Twee dagen later komt Jan met een grote doos binnen en zet die in de woonkamer op de tafel. Yvette kijkt streng op. “Ga je nu weer beginnen, blijf met die rommel nu toch eens uit de woonkamer.”

Hij negeert haar uitspraak en vraagt: “Waar is iedereen? Ik heb hier iets heel speciaal bij.” Yvette kijkt argwanend naar de doos en wil die snel opendoen maar Jan zet zijn hand stevig op de bovenkant. “Eerst iedereen erbij halen.”

Yvette loopt naar boven en roept van op de trap: “Nestor, laat je dweil maar vallen.

Jan heeft iets bij om ons verbaasd te doen staan. Door het raam roept ze: “Xavier en

Francesco, komen, Jan gaat iets laten zien.”

              Vijf minuten later staan ze allen rond de tafel. Xavier in witte kiel vol blauwe en rode verf, Nestor in blauwe stofjas met gele plastic handschoenen aan en Jan nog steeds met zijn hand strak op de doos.

Yvette trommelt op de tafel. “Vooruit Jan laat zien, wat heb je bij?”

“Eerst het geld op de tafel.”

“Welk geld?”

“Wel van de weddenschap.”

Xavier neemt honderd euro uit zijn zak. “Jij ook geld op de tafel Jan.”

“Ik heb geen geld. Yvette leen jij me geen honderd Euro? Je krijgt ze zo dadelijk terug.”

“Het spijt me,” zegt Yvette gemeend. “Geen geld, geen weddenschap!” Xavier steekt zijn honderd euro al terug in zijn zak.

“Dan laat ik niets zien,” repliceert Jan nijdig.

“Xavier, leen mij honderd euro, ik moet weten wat er in die doos zit. Ik brand van nieuwsgierigheid,” smeekt Yvette met een meelijwekkend gezicht.

Tegen zijn zin legt Xavier tweehonderd euro op tafel. “Morgen moet ik die honderd euro terug hebben, en niet van Jan maar van jou.”

Demonstratief doet Jan de doos open en haalt een pc boven. “Eén van de snelste en de laatste versies. Ik kan het weten want ik heb ze ooit verkocht,” zegt hij met triomf. Yvette is duidelijk verrast en vraagt: “Gooien ze dat ook al weg?” In plaats van te antwoorden neemt Jan de tweehonderd euro, gaat de kamer uit en laat hen verbaasd achter.

              Het is al kwart over vier in de nacht en Yvette zit nog helemaal alleen aan de tafel. De zoveelste mok koffie staat dampend naast haar. Met bloot bovenlijf en een verwilderde haardos komt Nestor binnen. “Ik heb honger. Is er nog iets in de ijskast?

Zeg, maar wat zit jij hier nog te doen? Het is bijna half vijf midden in de nacht!” “Ik zit te werken aan die pc.”

“Ik dacht dat een pc tijdbesparend was, maar als ik jou zo bezig zie, dan stel ik mij toch wel vragen. Wanneer zoek jij te gaan slapen?” “Niet voordat ik binnen geraak. De beveiliging is echt goed.”

Nestor gromt iets onverstaanbaars en giet haar ook een mok koffie in.

Plots roept Yvette het uit: “Yes! Ik heb het.”

Nestor reikt opzij en loert mee naar het scherm. Plots fluit hij tussen zijn tanden. “Dit is geen gewone tekst. Dit is precies van het Amerikaans leger, of van de NAVO.

Waar heeft Jan die pc gevonden?”

“Weet ik veel,” antwoordt Yvette lichtjes geïrriteerd.

“Dit is supergeheim, blijkt mij. Als men te weten komt dat die pc hier staat?” Yvette begint plots hevig te zweten. “Ik ga Jan halen, ik moet weten waar die pc vandaan komt!” “Wacht, ik ga mee.”

Beiden lopen ze de trap op. Jan ligt hevig te ronken als Nestor zijn kamer binnenkomt, maar voordat hij iets kan zeggen roept Yvette al: “Jan, wordt wakker, waar komt die pc vandaan? Vanwaar heb je die?”

Het duurt even voordat Jan begrijpt waarom hij wakker wordt gemaakt: “Die pc, Is hij niet goed? Sorry, maar ik heb geen garantie gekregen, we kunnen hem misschien

wel herstellen? Voor jou Yvette kan dat toch geen probleem zijn.”

“Onnozelaar, besef jij wel wat je gedaan hebt? Dat is een computer van de NAVO. Staatsgeheim. Als ze die hier bij mij vinden, vlieg ik de bak in voor de rest van mijn leven of de maffia komt mij omver knallen. Hoe ben je eraan geraakt? Vertel op man.”

“Ik weet niet wie het was, maar hij wilde die pc ruilen voor mijn boormachine, en omdat ik gewed had met jullie dacht ik: dit is mijn kans. Ik bekeek de pc en de ruil was snel gebeurd.”

“Ken je die man, kun je hem terugvinden?”

“Maar neen, ik had hem toevallig ontmoet op mijn ronde. We hadden elkaar nog nooit eerder gezien.”

“Dus hij kent jou ook niet?”

“Ik zou niet weten hoe.”

Yvette grijpt plots naar haar keel.” Als ze mij hier vinden, krijg ik niet alleen de schuld van die virus maar ook van diefstal, spionage en noem maar op.”

Nestor is de enige die zijn kalmte bewaart. “Xavier en Francesco,” roept hij, “opstaan spoedvergadering, snel.”

“Weeral, vraagt Xavier met slaperige ogen. “We doen hier niets dan vergaderen. Zo kan ik wel bij een baas gaan werken ook.” “Komaan, man, haast je het is superdringend.”

             Enige tijd later zitten ze met vijven aan de tafel. Een verse pot koffie, gezet zonder papieren filter maar in een koffiebeurs, moet de slaperig ogen doen opengaan. Nestor neemt de leiding. In een paar woorden legt hij het probleem uit:

“Waar komt de pc vandaan? Hoe geraakt hij terug zonder sporen na te laten? Of hoe geraken we dat spul veilig kwijt en vooral zonder de aandacht te trekken? Wie weet hier antwoord op?” vraagt hij.

“Ik wil mijn geld terug van de weddenschap! Er is vals gespeeld,” zegt Xavier verontwaardigd.

“Ik kan dat geld niet teruggeven, ik heb dat niet meer.”

“Daar gaat het nu niet om,” repliceert Nestor, “het is een probleem dat ons allemaal aangaat. Als we hier willen blijven wonen, moeten we van die rot pc af.”

Plots staat Jan recht. “Luister allemaal, ik heb het probleem veroorzaakt en ik zal het probleem oplossen ook.” “Dat kan wel zijn, maar ik wil weten hoe jij dat gaat doen.” Nestor is de oudste en dat wil hij nu ook laten gelden.

“Ik heb een plan. Mieke, de maatschappelijke helpster, gaat ons helpen. Zij heeft een vriend en die is zeeman. Zijn schip ligt in de haven, en die matrozen weten daar wel raad mee. Op zo een schip mag de gewone politie niet eens op.”

“Jij gaat wel heel dikwijls naar Mieke, dat jij dat allemaal te weten komt. Maar denk jij dat Mieke dat wel voor ons zal willen doen?” vraagt Yvette met weinig hoop. “Niet als zij het fijne van de zaak weet. Maar zij heeft weet van uw virusprobleem, ik geef dat wel een draai. En daarbij zij heeft juist bloemen van mij gehad.” “Bloemen? Oh daar is dat geld naar toe. Voor honderd euro bloemen?”

“Nee, ik had Nestor ook een fles beloofd.”

“Dat is heel stom van jou. Nestor drank geven, een pc kopen zonder te weten van waar hij komt, weddingschappen doen zonder dat je geld hebt en dan onmiddellijk nog al dat geld weer uitgeven aan stomme, nutteloze dingen.”

“Kom,” zei Nestor, “bij de zaak blijven. Morgen halen we Mieke erbij en Jan probeert haar te overhalen om ons van dat rotding af te helpen.” Even later gaan ze allen naar bed, hoewel enkelen al weten dat zij geen oog meer zullen dicht doen.

              De volgende morgen om tien uur komt Jan met Mieke binnen. De anderen zitten hen al op te wachten. Nestor neemt het woord: “Mieke, jij kent toch iemand die matroos is?”

“Matroos? Mijn vriend is zopas stuurman geworden.”

“Goed, stuurman dus. Op een groot schip?”

“Ja, het schip ligt hier in de haven, nog vier dagen en dan vertrekken ze naar Australië.”

“Dan moet het snel gebeuren,” zegt Nestor meer tot zichzelf dan tot de anderen, “Jan vraag jij het maar.”

.”Ik heb het al gevraagd, en zij wil het doen.”

“ Moet jij ons dan zo onder spanning houden?”

“Ja zeg, ik kreeg geen kans om iets te zeggen en oudere mensen mag je niet onderbreken.”

Nestor doet alsof hij dat laatste niet gehoord heeft. “Hoe brengen we haar en de pc weg zonder dat we opvallen?”

“Soms zijn de opvallendste dingen juist degene die het minst opvallen. Vertel iemand een waarheid die ongelooflijk overkomt en niemand gelooft u. Ga zo opvallend mogelijk op straat, iedereen bekijkt je maar niemand zal jou aanspreken.”

Jan staat perplex van deze uitspraak. “Wel, Francesco, dat is de eerste keer dat jij eens geen onzin uitkraamt, en het is nog verstaanbaar ook.” Jan houdt zijn hand voor zijn mond en wrijft lichtjes over zijn kin. “Iemand van ons brengt Mieke naar de haven met de pc natuurlijk.”

Xavier springt recht. “Met de stootkar van Jan. De computer op de stootkar en een deken erover en een zeil voor de regen.”

“Dan moet Mieke dertig kilometer te voet gaan? Want de haven is minstens dertig kilometer van hier.” “Zet ze dan mee op de kar!” Yvette kreeg er zin in, ze zag Mieke al een hele dag op die stootkar zitten.

“Eigenlijk geen slecht idee, niemand zal haar vragen om recht te gaan staan om te zien waar ze op zit. Iedereen zal kijken maar niemand zal ons iets vragen,” beaamt Xavier.

“Ons, ons, ik zie jou nog niet met die stootkar rijden?”

“Toch wel, het was mijn idee en ik wil ook wel eens een dag met Mieke alleen zijn.” “Daar de profiteur. Och, jong dat kun jij niet, dertig kilometer een stootkar voortduwen en dan nog met Mieke en een computer als last.”

“Dat wil ik nu juist bewijzen zie. Laat mij dat geval maar opknappen.”

“We gaan toch weer geen strootje trek moeten doen, zeker?” vraagt Yvette, “kom, wie wil er allemaal met die stootkar rijden? Ikzelf niet, ik blijf liever ver weg van die computer.”

“Ik ook niet, ik ben te oud voor zulke fratsen,” verdedigt Nestor zich. “Mijn handen zijn daar te fijn voor,” merkt Francesco op.

“Geef twee lucifers, ik breek van één een stuk af en Xavier mag eerst trekken, het was zijn idee. Wie het grootste stuk heeft trekt de kar.”

              Xavier heeft ditmaal meer geluk. Onmiddellijk roept hij uit: “Mijn lucifer is nog heel Ik duw de kar.”

De stootkar wordt geladen, op de pc legt men een dekentje. Jan komt nog met een dik zeil aansleuren, hoe zwaarder, hoe liever, denkt hij.

“De zon schijnt, dat zeil is toch niet nodig,” merkt Xavier op.

“Je weet maar nooit en hoe verder die pc verstopt is hoe beter, dat zeil bedekt alles wat geen daglicht mag zien.”

              Mieke neemt plaats op de stootkar en Xavier zwaait nog even met zijn arm en duwt de kar het erf af.

“Och sukkelaar,” mompelt Jan tussen zijn tanden.

“Je bent toch niet jaloers zeker?” vraagt Yvette hem.

“Neen, bijlange niet. Na twee straten staat hij hier terug. Met zijn staart tussen zijn benen. Wedden dat hij mij komt vragen: “Jan ik kan niet meer. Ga jij maar mee zodat we elkaar kunnen aflossen.”

“Ik zou daar niet zo zeker van zijn, Xavier was vastberaden. Kom we gaan binnen een koffie drinken.”

              “Mieke, is dat niet te hard zo op die harde bank? We rijden een heel eind op kasseien. Zeg wat denk je er van, als we eens met de auto gingen?”

“Xavier, het was toch uw idee, van die stootkar, en je beweerde bij hoog en bij laag dat jij dertig kilometer wel aankunt.”

“Ik wel, maar ik heb niet beweerd dat jij dat aankan.” Xavier kijkt geheimzinnig links en rechts. “Heb jij al eens in een Rolls-Royce gereden? Voel je daar niets voor? Ik pik thuis de Rolls op, we laden alles over en ik breng je in een zetel naar uw vriend. Als we terugkomen pikken we terug de stootkar op en niemand hoeft iets te weten.” “Maar met de auto zijn we binnen een uur al ginder, zullen we dan niet te vroeg terug zijn?”

“Och, ik overnacht wel op een hotel en jij blijft een nacht bij je vriendje. Morgen rijden we wat rond, bezoeken een museum of zo, we gaan eens lekker eten en rijden tegen de avond naar huis. We verwisselen de Rolls voor deze stootkar en niemand weet van iets.”

“Het klinkt verleidelijk. Je bent toch zeker dat Jan niets te weten komt? Want ik wil

Jan wel te vriend houden.”

              Een half uur later zit Mieke naast Xavier in de luxe auto. Aan de haven maakt Xavier kennis met Henk, de stuurman. Xavier neemt Henk even mee naar de bar.

“Henk als ooit iemand vraagt hoe Mieke hier geraakt is, zeg dan op een stootkar. Ik heb gewed met een vriend dat ik dertig kilometer een stootkar zou duwen. En die pc, gooi die maar in de volle zee, die willen we niet meer zien. Hier is drieduizend euro, koop er maar een nieuwe voor. Maar niets zeggen tegen niemand en zeker niet tegen Mieke.”

Als matroos heeft Henk wel meer duistere zaakjes gedaan en een computer heeft hij niet nodig, maar drieduizend euro kan hij wel gebruiken. De zaak is snel beklonken. De twee mannen zoeken Mieke weer op en Xavier neemt afscheid. “Mieke tot morgen, ik kom je rond tien uur ophalen.”

“Neen, Xavier, ga jij maar alvast terug en kom mij vrijdag maar terug ophalen. Met de auto is dat toch geen probleem. Ik wil Henk uitzwaaien als hij vertrekt.”

              Xavier zoekt een hotel op en geniet van zijn verplichte vakantie. Hij mag toch niet te vroeg thuis aankomen. Aan het azuurblauwe subtropisch zwembad in een strandstoel rijpt er in zijn hoofd een plan. Hij wil Jan een poets bakken en Mieke wil hij ook niet terug gaan halen. De hoop dat zij met hem hier in een hotelkamer zou belanden is mislukt en dat zint hem niet goed.

                            De volgende dag tegen negentien uur stapt Xavier met de stootkar het erf op.

“Waar is Mieke?” vraagt Jan onmiddellijk;

“Is alles in orde gekomen?” vraagt Yvette gelijke tijd.

“Niet alle vragen tegelijk. Het probleemgeval is veilig en wel. Ik heb dertig kilometers de stootkar geduwd. Ik heb wel handschoenen aan gedaan. Daarom zijn mijn handen nog toonbaar gebleven.”

“Och, zacht eitje, ik heb daar geen handschoenen voor nodig,” pocht Jan met grote mond.

“Weet je wel wat je zegt, heen en weer, dat is zestig kilometers”

“Och platte. Zeg liever waar Mieke is.”

“Zij is bij haar Henk gebleven. Vrijdag moet ze terug opgehaald worden. Weer zestig kilometer. Maar dat kan met de auto”

“Met de auto, met de auto? Ik ga ze wel halen, met de stootkar en zonder handschoenen, je zul eens wat zien.”

Yvette geniet inwendig van deze opzet. Mieke heeft al dertig kilometer op die stootkar moeten zitten en nu nog eens dertig kilometers terug. Prachtig.

              Vrijdag morgen om zes uur vertrekt Jan met de stootkar naar de haven. De anderen wuiven hem nog na. Plots begint Xavier luidkeels te lachen

“Wat scheelt er, waarom moet jij zo lachen?” vraagt Yvette hem.

“Wel ja, Mieke verwacht een Rolls-Royce en nu komt Jan daar met een stootkar. Kom we drinken een koffie en ik vertel jullie alles.”

 

.

 

12-05-2020 om 20:11 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
11-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 5. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 5

Het verleden.

              “Door het openen van de deur laat ik jullie kennis maken met het provocerend antimodel dat zichzelf vernietigt.”

“Het zal weer wat zijn,” zucht Yvette die Francesco op de voet volgt.

“Wij hadden toch vijf emmers en bij die brand vonden we maar ene,” mompelt Jan tegen zichzelf als derde in de rij. ”Waar zijn die ander vier emmers dan naar toe?” vraagt hij meer in zichzelf dan hardop af.

Aan de galerijpoort doet de grootmeester een stap opzij. Yvette neemt krachtig de klink vast maar ziet plots het fietsslot hangen: “Wat betekent dat? Sinds wanneer is die galerij op slot?”

Francesco negeert de vraag van Yvette en gaat verder met zijn verklaring: “Ik open de deur en wat vinden we?”

“Ja, welke schat zullen we hier vinden.” Yvette doet hierbij een stap terug en gebaart ongeduldig aan Francesco dat hij de deur moet openen.

“Het zullen zeker mijn emmers wel niet zijn,” flapt Jan er snel uit.

“En een fles whisky zal er ook wel niet te vinden zijn,” breit Nestor er tegenaan. “Jullie denken alleen maar aan uw eigen. Stelletje egoïsten. Mijn meester doet zo zijn best om jullie een beetje kunst bij te brengen. Zouden jullie…”

“Laat maar konijntje. Het verstand verdwijnt gemakkelijker dan dat het zich vermenigvuldigt. Het antimodel hier achter deze deur is daar het relevante voorbeeld van. De geest verlaat het object en vult de lege bodemloze vaten. De traditionele betekenis wordt niet alleen in vraag gesteld maar tevens ook ontkend.”

“Het is al goed. Open die deur nu maar.” Yvette doet hierbij ongeduldig weer een stap naar voor en morrelt aan de klink. “Komaan doe die deur open. Ik brand van nieuwsgierigheid.”

Francesco steekt zijn kin naar voor. “Xavier, ontgrendel de scheiding tussen mens en kunst. Steek de sleutel maar in het slot.”

“Ja Xavier, doe die deur open, zodat de bodemloze vaten hun geest kunnen verrijken.”

“Yvette, drijf nooit de spot met grootmeesters. Kunstenaars maken van alle bruikbare materialen onbruikbare kunststukken.”

“Jan, hou je in! Straks willen ze ons al niet meer binnenlaten.”

Jan gaat ook een stap opzij en laat Xavier passeren. “Indien jullie niet meer respect tonen voor de kunst doe ik niet open.”

“Konijntje, de tijd nuttig gebruiken is ook een kunst. Dus laat ons hier niet staan wortel schieten en doe die deur open.”

Xavier doet de ketting los en zet de deur op een kiertje, Yvette wil de eerste zijn en wringt zich snel naar binnen, maar haar nieuwsgierigheid wordt nog even op de proef gesteld want een groot wit laken houdt alles netjes bedekt. Tegen dat Xavier binnen is staat zij al bij het laken. “Mag ik dat laken wegtrekken, om de schat te zoeken?”

“Overal afblijven. Dit is het werk van mijn grootmeester.”

Yvettes armen gaan geërgerd in de lucht. “Ja, ja ik weet het al. Dat de anderen dan binnen komen. Ik wil dat provocerend antimodel bewonderen.”

Nadat de laatste ook binnen is vormen ze een halve cirkel rond het laken. Xavier staat fier naast het kunststuk en met een punt van het laken in zijn hand verklaart hij: “Zo dadelijk onthullen wij het nieuwste werk van grootmeester Francesco. Ieder van ons zal dan kennis kunnen maken met de ontdekking van verloren gewaande kunst. We noemen dit monument: ‘Whisky en de dolle koe’.”

Met een ruk trekt hij het laken weg maar een hoek van het textiel blijft haperen en een koeienbel rolt klingel klangel over de grond. De aanwezigen volgen vol gefascineerd de weg van de bel die over de grond rolt. Als deze stil blijft liggen kijken allen plots weer naar Francesco. Ze verwachten zijn uitval maar deze doet rustig een stap voorwaarts, draait zich naar de toeschouwers en schraapt zijn keel. Alle ogen keren naar het monument. Aan een koord hangt een koe. Tenminste wat voor een koe moet doorgaan. De bek, een half opengesneden voetbal, van het beest is naar de hemel gericht en vangt een vloeistof op die uit een fles whisky druppelt. De fles hangt aan een nylondraad aan het plafond. Een druppelteller in de teut zorgt ervoor dat de fles niet onmiddellijk leegloopt. De kop en romp zijn uit triplex. Een witte ondergrond met zwarte vlekken. De uiers worden door kapot geprikte condooms gevormd. Onder iedere uier hangt een emmer en de uiers worden afgesloten door middel van een klein kraantje. Vier nylonkousen opgevuld met sponzen vormen de poten.

“Dit is het symbool van zelfvernietiging,” begint Francesco zijn betoog. “Het verstand wordt beneveld door de drank, waardoor de benen slap worden. Wanneer men deze kraantjes opent …” Francesco opent een kraantje waardoor een straaltje doorschijnende vloeistof uit een speen loopt. “Zal de vloeistof de emmer vullen. Inhoudelijk komt deze opstelling niet tegemoet aan het verwachtingspatroon van het individu. Toch is ieder onderdeel heel gewoon en volgens het historisch model gebouwd en ook gebruikt. Wat maakt hier dan het verschil? Door de unieke samenstelling en de monumentaliteit van het gedenkteken worden de objecten die aan deze voorwaarden voldoen algemeen erkend als kunst.”

“Waarom zelfvernietiging?” vraagt Yvette met fronsende wenkbrauwen.

“De nieuwe tendens in de kunst verwacht meer van het individu dan alleen maar kijken. Er moet gehandeld worden om te begrijpen. De reinheid van het object loopt weg via de uiers. Het zal lege vaten vullen. Het domme gewicht in de vaten zal de koorden, waarmede het object vast hangt, omlaag trekken en de koe zal van zijn ivoren toren neerdalen.”

“Dan komt toch alles mooi op zijn pootjes op de grond? Of zie ik het verkeerd?” Yvette is nog niet echt overtuigd.

“Waar blijft de whisky?” vraagt Nestor plots.

Francesco kijkt met een glimlach naar Nestor en knipoogt naar Xavier. “Konijntje verklaar jij maar waar de whisky naartoe gaat.”

Xavier doet een stap naar voren. Hij zuigt zijn longen vol en verklaart met helle en duidelijke stem: “De drank,” hier wacht hij eventjes, “de drank, die het verderf van de mens is, gaat naar de slapte.”

“Naar de slapte?” vragen de drie anderen in koor.

Francesco neemt vlug het woord weer over: “Konijntje bedoelt natuurlijk de benen. De whisky wordt opgezogen door de sponzen die de poten vormen. Deze poten zijn het symbool voor onze standvastigheid. Doordat de sponzen het vocht opzuigen worden deze week en de massa gaat over van stabiliteit naar labiliteit.”

“Hij zakt door zijn poten wil je zeggen,” verduidelijkt Jan.

“Zonde van de whisky,” merkt Nestor op.

“Na de afhandeling van het volledige proces zal de koe in elkaar zakken en als een voddenpop op de grond blijven liggen. Als toemaat zal de kop afgerukt worden en in de lucht blijven hangen. Deze actie symboliseert de hardnekkigheid van de verslaafdheid.”

“Toch zonde van de whisky,” houdt Nestor vol.

“En met die emmers hadden we toch de brand kunnen blussen,” zegt Jan nu luidop. “Och, jullie begrijpen niets van kunst,” verdedigt Xavier zijn meester. “Ga maar terug naar buiten, de voorstelling is afgelopen.”

“Ik heb wel een emmer nodig om de ramen te kuisen.“ Met deze opmerking trekt Nestor bruusk een emmer weg. De romp van de koe valt op de grond. Zijn poten spreiden open. De kop breekt af, schiet met een ruk omhoog en kletst de fles whisky in stukken vaneen.

“BUITEN!” roept Francesco met rood aangelopen hoofd. “Stelletje kunstbarbaren.” “Toch zonde van de whisky,” mompelt Nestor nog terwijl ze zich snel uit de voeten maken. Even later gaan zij al proestend en lachend de keuken binnen. “Ze bellen, wie kan dat zijn? Wij verwachten toch niemand?” vraagt Jan zich af. “Waar is mijn pruik en mijn bril?” roept Yvette in paniek.

“Daar op de zetel, wacht ik geef ze wel even.” Nestor loopt naar de zetel en geeft de attributen door. Jan wil helpen om vlug de pruik op te zetten.

Maar Nestor duwt Jan bruusk opzij. “ Ik zal dat wel doen, profiteur. Ga jij maar open doen.”

“Jij wilt onder mijn duiven schieten hé. Ga de ramen maar lappen. Je hebt die emmer niet voor niks onder die koe uitgetrokken.”

“Mannekens, gaat er nu iemand opendoen? Mijn pruik staat al lang op mijn hoofd. Of moet ik zelf gaan?”

Jan mompelt wat en gaat nukkig naar de voordeur.

“Neen maar Mieke, wat een genoegen jou hier terug te zien. Wees welkom. Kom binnen. Nestor zet eens vlug verse koffie. Zo op grootmoeders wijze. Uit de koffiebeurs. Je weet wel.”

“Wat maakt jou zo vrolijk, daarnet was je nog een donderwolk, en nu ben je ineens de hemel te rijk?”

“Is het waar Yvette was hij slecht gezind?”

“Och ja, Mieke, ik mag toch Mieke zeggen hé? Och, hij wilde wat te gedienstig zijn voor mij, Nestor zette hem terug op zijn plaats. Daarom was Jan wat nukkig.” “Gelukkig gaat dat bij hem snel over. Tenminste bij goed gezelschap toch.” “Ja, dat is waar Mieke, het was zeker al over vóór dat hij jou zag. IK heb hem nog nooit lang koppig gezien.”

Nestor doet demonstratief een stap naar voor en geeft Mieke een hand. “ Ik hoop dat dat goed gezelschap ook goed nieuws bij heeft.”

“Allez Nestor ga nu eerst koffie zetten, ze zal seffens wel vertellen wat ze komt doen,” dringt Jan aan.

“Ja, die koffie hebben we misschien wel nodig nadat ze ons alles verteld heeft. Gewoonlijk is dat niet veel goeds. Dat goed gezelschap,” schertst Yvette.

“Och Yvette, Mieke heeft toch gezorgd dat het Tinnengat mocht blijven,” verdedigt Jan de maatschappelijke werkster.

Mieke maakt een lichte grimas: “Deze keer is het niet zo een goed nieuws vrees ik.” “Kom, kom, eerst koffie en dan zaken,” beslist Jan snel.

Even later komt Nestor met verse dampende koffie en vier koppen uit de keuken. Met vieren genieten ze van de heerlijke drank. Tot Yvette ongeduldig vraagt: “Wel Mieke wat voor ongelukstijding kom jij ons dan brengen.?”

“Eerst het goede nieuws: de bank werd op haar vingers getikt.”

“Op haar vingers getikt? Waarom dan wel?”

“Je weet toch dat de eigenaar van dit pand het land uit is zonder sporen na te laten. De bank mag niet zomaar een eigendom verkopen zonder de wettige eigenaar hiervan formeel op de hoogte te stellen. Wel dat hadden zij niet gedaan. Als tegenzet heeft de bank een privé detective aangesteld om de eigenaar te zoeken.”

“Ai, dat is erger,” werpt Jan tegenin.

“Ja, dat kon fataal worden, maar de detective heeft geen enkel spoor gevonden. De bank heeft het uiteindelijk opgegeven.”

“Hoera, dat is pas goed nieuws.”

“Kraai niet te vroeg victorie, Jantje, Mieke is nog niet weg,” waarschuwt Yvette met haar fijnste glimlach. “ Spijtig genoeg heeft Yvette gelijk, want de bank heeft een klacht ingediend bij de gemeente. Zij beweren dat dit pand aan het verkrotten is. Zij staven dit doordat de eigenaar al meer dan twee jaar spoorloos is.” “Wat gaat er nu verder gebeuren?” vraagt Nestor bezorgd.

“Volgende week donderdag komt de milieu-inspectie naar hier om uit te maken in hoeverre dit pand aan het verkrotten is. Indien zij besluiten dat er sprake is van verkrotting heeft de eigenaar nog een maand de tijd om het beginnen op te maken en anders kan het zijn dat de gemeente alles laat afbreken. Ik raad jullie aan de dakgoot te herstellen en misschien hier en daar een tikkeltje verf te smeren. Als de milieuinspectie niets ernstigs vindt heeft zij ook geen recht om verdere acties te treffen. De nutsvoorzieningen kunnen misschien nog een klacht indienen maar als die ook betaald worden kan er in principe weinig gebeuren. Tenminste zolang de eigenaar zelf geen klacht indient.” “De eigenaar is met de noorderzon verdwenen, zelfs de bank vindt hem niet terug. Dat is dus een zorg minder, ”besluit Nestor.

“Dan zullen we maar aan het werk gaan, hé Jantje, zo kun jij ook je centje bijdragen.”

“Ik wil dat wel eerst bespreken met die twee andere artiesten erbij. Trouwens, ik heb geen gereedschap meer. Dat konijn heeft alles voor kunst verkocht.”

“Ik roep ze onmiddellijk binnen.”

“Zo, dan ga ik maar,” neemt Mieke afscheid. Nestor loopt naar buiten en Jan laat Mieke uit.

“Bedankt Mieke, dat je ons bent komen verwittigen. Wanneer ik nieuw gereedschap heb kom ik bij jou die lusters hangen.”

“En die deur die niet sluit repareren, je hebt het beloofd.”

“Ja, ik weet het. Maar ik heb nog geen hamer of schroevendraaier. Maar dat komt allemaal wel in orde.”

“JAN! Waar blijf je nu? Xavier en Francesco zijn hier al. De vergadering gaat beginnen.” Yvette haar stem klinkt harder dan verwacht. Zij richt zich nu naar Xavier. “Jan wil het pand volledig in orde brengen, maar jij, Xavier, jij hebt al zijn gereedschap verkocht.”

“Dat is waar Yvette, maar dat was niet moedwillig en daarbij jullie hebben een kunstwerk van mijn meester vernietigd.”

Nestor springt op. “Dat was ook niet moedwillig. Ik had gewoon een emmer nodig.” Jan, die terug aan tafel zit verdedigt Nestor. “Dat alcoholverslaafde monster was een zelfvernietigende machine. De bedoeling was dat het ineen zou zakken. Alleen is dat wat sneller gebeurt dan verwacht.”

“Dat was geen monster, dat was een historisch gebouw,” werpt Xavier tegen. Maar door deze uitspraak schieten al de anderen in een luide lach. Zelfs Francesco kan een glimlach niet onderdrukken.

“Geen historisch gebouw, maar al de elementen zijn volgens de historie gebouwd, konijntje.”

“Kom mannen, hiermee geraken we niet verder. Het huis moet opgeknapt worden.” Yvette tikt hiermee zenuwachtig op de tafel. “Wie heeft er een voorstel?”

“Ik!” Roept Jan. “Ik wil het huis opknappen, maar iedereen moet helpen. En ik moet degelijk gereedschap hebben.”

“Konijntje, ga jij nu maar gereedschap kopen zodat Jan zijn werk kan doen.” “Ja, zeg,” komt Jan snel tussenbeide, “dan komt hij misschien wel met een dozenopener af in plaats van een zaag. Die man kent het verschil nog niet tussen een klauwhamer en een wulle.”

Nestor kijkt vragend naar Jan. “Maar dat ken ik ook niet. Wat is een wulle eigenlijk?”

“Met een klauwhamer kun je zowel nagels in een balk kloppen als de nagels er uittrekken, zeer handig voor een timmerman. En een wulle is voor het zwaarder werk, zoals een gat in het beton kappen.” “Phoe, eerst nagels inkloppen en ze er dan weer uittrekken. Voor wat is dat goed? Dat is net als voetbal. Ze lopen achter de bal en als ze hem hebben trappen ze hem weer weg.”

“Xavier, dat is nu van geen belang. Ik wil alleen maar zeggen dat ikzelf dat gereedschap moet gaan halen.”

“Met mijn geld zeker?”

“Ga dan samen,” komt Yvette tussenbeide. “Jan koopt en Xavier betaalt. Voilá die zaak is afgehandeld. Wat kunnen de anderen doen?”

Jan neemt de leiding weer over. “Ieder doet waar hij het best in is. Nestor kan al de ramen lappen, het huis kuisen en zo. Francesco doet het schilderwerk. Yvette zorgt tijdens de werken voor het huishouden en Xavier doet de boodschappen.”

“Iedereen akkoord?” vraagt Yvette. “Vergadering gesloten.”

“Kom Xavier neemt uw chequeboekje, wij gaan naar de ijzerwinkel.”

              Tegen de middag komen Jan en Xavier terug thuis. “Mm, wat ruikt dat hier heerlijk, vind je niet Xavier?”

“Natuurlijk, dat is stamppot, zoiets kreeg ik thuis niet. Mijn vader noemde dat arme mensen kost.”

“Ja, maar hier zijn het allemaal sukkelaars. Niettemin is kervelstomp gezond en nog heel lekker ook.”

“Dat kan ik geloven en dat met de kalfsworst die ik heb meegebracht, dat wordt smullen.” Nestor zijn ogen glunderen al van de goesting.

“Wel, ik denk dat ik door al mijn rijkdom veel gemist heb in het leven. Ik ben blij dat ik jullie heb leren kennen.”

De buitendeur vliegt open en Francesco komt buiten adem binnen. “We zijn te laat. Alle moeite voor niets. Het is een ramp. De mensheid zal nooit ofte nimmer mijn kunstwerken nog kunnen aanschouwen.”

“Daar zijn ze dan van gespaard gebleven. Wees eens rustig kunstenaartje, wat scheelt er, heb je soms een slecht visioen gehad of zo?”

“Veel erger. De werkelijkheid. Er staat een graafmachine en een zware bulldozer op de werf. Ze gaan alles afbreken. Met het grove stomme geweld alles verpletteren.”

“Bedoel je soms die twee oranje machines?”

“Ja, die twee mastodonten. Gloednieuw nog, denk ik.”

“Dat is gereedschap om de boel hier op te knappen.”

“Wablief? Je had toch maar een hamer en een schroevendraaier nodig?”

“Och, het was een promotie. Het zijn toonzaalmodellen. En iemand zei ooit: “Een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële. De hogere kunst fungeert als uitdrukking van een andere, bovennatuurlijke wereld die het wezenlijke herbergt, het poëtische. Wel, dat geld is slechts het slijk der aarde. En met die machines ga ik die slijkput in de hof gelijktrekken. We gaan er vers mals groen gras zaaien. De hof wordt een uitnodiging om er in alle rust naar onze muziek te komen luisteren of om uw kunst te komen bewonderen.”

“Allez, het klinkt goed, maar toch vind ik het wat overdreven om voor die ene hof…” Xavier die niet wou laten merken dat hij teveel geld besteed had, komt snel tussenbeide. “Francesco, slijk is slijk, of het nu geld is of vieze smurrie, ik heb het betaald en daarmee basta.”

“Je hebt gelijk,” merkt Yvette spottend op. “Geld is niets dan miserie. Als je het bij houdt heb je er niets aan, en als je het weggeeft ben je het kwijt. Kom de stomp is klaar. Aan tafel.”

              Vier dagen later is de hof een mooi grasperk geworden en het ganse gebouw opgeknapt. Het houtwerk is geschilderd. Kapotte ramen zijn vervangen. De deuren piepen niet meer. De wc blinkt als een spiegel. Om de pot niet meer vuil te maken gaan de mannen in het vervolg buiten tegen een boom staan. Xavier had heimelijk een degelijk slot op de poort van de galerij laten zetten. Dit op aanraden van Francesco, want tijdens de werken had de grootmeester allerlei nieuwe plannen in zijn hoofd gehaald.

“Mannen je weet morgen komt de gemeentedienst met de milieu-inspectie. Ik zal er niet bij zijn, die mannen moeten mij niet zien.”

Francesco was juist rechtgestaan maar ging langzaam terug zitten. “Yvette, ik weet, we hebben er geen zaken mee, maar…”

“Jij wilt weten waarom ik onderduik? Ik begrijp het. We kennen elkaar lang genoeg en niemand van ons vaart er wel bij door de ander te verraden. Iedereen kan gemist

worden, maar samen vormen we toch wel een goed team.”

“Ja, maar als je het liever geheim houdt...”

“Als kind was ik een zeer vlijtige student. We hadden het niet breed, maar we trokken onze plan, en wat ik als student kon bijverdienen mocht ik houden voor mezelf. Ik had twee hobby’s: mijn saxofoon en mijn pc. Ik geraakte bevriend met nog andere computerfreaks en we daagden elkaar uit om zelf een computervirus te maken. Niemand was van plan om kwaad te stichten, het was enkel maar om onze vaardigheden en kennis te testen. De ene maakt het virus, de anderen moesten hem ontdekken en vernietigen. Het virus dat het langste stand hield was de winnaar. Alles ging goed. We maakte virussen en we vernietigde ze. Mijn virus was een harde, een zeer harde. Hij infecteerde al wat hij tegenkwam en vermenigvuldigde zich razendsnel. Door louter toeval kwam hij op het internet terecht en de gevolgen waren enorm. Op enkele uren zat hij tot in Amerika verspreid. De jacht werd geopend en ik was verplicht onder te duiken. Het enig wat ik meenam was mijn saxofoon.” Jan nam het gesprek over. “Ik hoorde haar spelen. Ze zat in een oud gebouwtje, dat ooit eens als stal gebruikt werd. Het werd door de buurtbewoners het rattenkot genoemd. Yvette zat er met een pruik en een zonnebril op. Ze speelde stardust, ik bleef als verlamd staan, het ging me door merg en been, ik werd als het ware naar de klanken toe gezogen. Ik zat zelf ook in de put. Ik had een winkeltje van computers, Yvette was een goede klant, maar ik wist niet dat zij saxofoon speelde. Wij hadden het altijd enkel en alleen over computers. Met die pruik en die zonnebril had ik ze niet onmiddellijk herkend. Toen ik dichterbij kwam zodat ze mij zag schrok Yvette op, keek me even in paniek aan en snelde weg. Op dat moment herkende ik haar. Het meisje dat dweepte met de laatste nieuwe snufjes. De snelste computer kon je alleen bij haar vinden. Zij hielp mij soms om een zwaar computerprobleem op te lossen. Ik gaf dan wat zakgeld of een promotie van één of ander nieuwigheidje. Het ging allemaal razendsnel. Voor ik het goed en wel besefte liep ze weg. Ze had problemen, zware problemen, ging het door mijn hoofd. Zij had mij zo dikwijls geholpen, nu was het mijn beurt om haar te helpen, maar ze was weg. Nergens meer te bespeuren. Maar het wonder gebeurde; een kwartier later hoorde ik haar opnieuw.”

“Ja, ik kon niet anders, ik moest spelen, of ik zou zot worden. Spelen was mijn enige troost. Ik was radeloos. Ik wist niet waar naar toe. En ik dacht dat iedereen mij zocht.

Zelfs van een kind had ik schrik.”

Jan nam weer over. “Ikzelf was ook op de dool. Die dag had het gerecht mij failliet verklaard. Mijn vrouw kon geen geld beheren, zij kocht en kocht maar. De schulden stapelden zich op. Die beruchte morgen, meldde ze mij dat een andere man haar kwam halen. Ze trok naar het buitenland. Kinderen hadden we niet, die wou ze niet. Ik besefte toen dat zij met mij getrouwd was om mijn geld op te maken. Maar het was te laat. De deurwaarder was al onderweg en mijn rivaal kwam mijn vrouw halen. Ik had niets meer. Geen vrouw, geen geld, geen huis, geen thuis. Wat moet ik doen, waar moet ik heen dacht ik. Ik dwaalde door het park en hoorde de muziek, stardust, op een saxofoon. Zo vond ik Yvette, maar ze was al weer weg. Onthutst trok ik naar het park en vond de muzikante opnieuw, ditmaal zat ze op een bank. Ik sloop naar haar en griste de saxofoon uit haar handen.” “Ik werd razend,” ging Yvette verder “het enige wat ik nog had werd mij afgenomen. Ik was zeker dat ik goed vermomd was en riep kwaad naar mijn belager. Toen Jan mijn naam zei viel ik stil. Oei dacht ik. Ik ben ontdekt.”

“Yvette,” zei ik, “dat was prachtig. Ik wist niet dat jij muziek speelde.”

“Zijn zachte stem en mijn radeloosheid maakten mij gedwee. Ik keek naar Jan. De Jan van het computerwinkeltje, waar ik zo dikwijls kwam. En waar ik nooit meer zal komen dacht ik weemoedig. ‘Jan’ zei ik en barstte in snikken uit.”

“Ik begreep dat Yvette van huis was weggelopen, en ik wilde niet weten waarom, nu toch nog niet. Ik vertelde haar van mijn miserie en dat troostte haar. Ze begreep dat wij beiden in hetzelfde schuitje zaten. We waren alle twee dakloos.”

“We dwaalden wat door de wijken en uiteindelijk vonden we dit huis. Het stond al geruime tijd leeg, het gebouw was vuil en vele ramen waren kapot. Daarbij stonk het hier naar de vuilnisbelt honderd meter verderop. Maar we hadden onderdak en de dag daarop zouden we wel verder zien.”

“Ik had nog een sleutel van mijn winkel” ging Jan verder, “ik ging erheen en haalde het eten uit de ijskast, en nam nog wat proviand mee uit de keuken. Alle deuren waren verzegeld, maar ik kon toch niets meer verliezen, ik had niets meer. Op mijn slaapkamer nam ik mijn trompet.”

“Hoe kom jij dan hier terecht?” vroeg Xavier aan Nestor?

“Ik verloor mijn vrouw en kind in een auto ongeluk. Ik kon het niet verwerken. Jan en Yvette vonden mij op de stoep. Een lege fles whisky in mijn hand, Jan en Yvette hurkten naast mij en Jan begon trompet te spelen, Yvette volgde op haar saxofoon. Toen begon ik te huilen. De eerste keer in twee maanden, de eerste keer na het ongeval. Alles heb ik achtergelaten en ben met hen meegegaan.”

Francesco floot tussen zijn tanden. “Wat een miserie, wat een miserie. Maar Yvette jij durft af en toe toch nog buiten te komen?”

Jan nam het woord. “Met pruik en bril vermomd kan ze dat wel, maar ik vind ze mooier zonder al die attributen.”

“Dank u, Jan, maar morgen verstop ik me toch maar. De gemeentediensten betrouw ik niet.”

De volgende dag belt de afgevaardigde van de gemeentedienst aan. Yvette maakt zich snel uit de voeten terwijl Jan de inspectiedienst binnenlaat.

Mieke, de maatschappelijke helpster staat vooraan. “Heren mag ik vragen niet teveel lawaai te maken. Onze schepen heeft een slechte nacht gehad en vandaag barst zijn hoofd van de hoofdpijn.”

“Geen probleem, we houden het zachtjes. Ik ken dat van die barstende hoofdpijn,” zegt Nestor met een veelbetekend glimlachje.

              Yvette loopt op het grasveld en wil gaan zitten maar ze merkt dat het gras nat is, verveeld slentert ze verder de hof in. Er steeds op lettend uit het gezichtsveld van de ramen te blijven. Aan de garagepoort mijmert ze. “Toch een goed idee van mij om de garage om te dopen in een galerij. Wat zou er nu gebrouwen worden in die galerij? Waarom is dat fietsslot vervangen door dit zwaar slot? Zelfs een specialist inbreker geraakt niet meer binnen,” toen keek ze naar boven, “tenminste als de ramen gesloten waren.”

              “Zoals jullie zelf kunnen zien, edel achtbaren, dit huis is tot in de puntjes verzorgd en onderhouden. Hier is niet in de minste spraak van verkrotting. De ramen zijn goed onderhouden, er zijn geen lekken, de trap kraakt niet, of toch niet overdreven,” zei de maatschappelijke helpster met volste overtuiging.

De schepen met de hoofdpijn was nog niet echt overtuigd. “Ik zie hier alleen maar mannen. Hebben jullie dan geen huisvrouw? Of doen jullie alles zelf, met een beurtrol of zo iets?”

“Ja, maar er is toch nog ie…” Begon de maatschappelijke werkster die snel onderbroken werd door Jan.

“Ieder van ons heeft zijn taak. Een taak die voor hem het best past. Nestor is zeer op orde gesteld, dus die kuist, en lapt de ramen, Francesco is kunstenaar dus die doet de schilderwerken en verzorgt het interieur. Zo heeft ieder van ons zijn taak.”

“En maken jullie het soms niet te bont? Veel lawaai en zo?”

Francesco stond recht. “Geachte schepen, moesten hier veel storende geluiden voortgebracht worden door mijn medebewoners dan zou ik mijn inspiratie hier niet kunnen vinden. Met te veel storende elementen rondom mij zouden er esoterische invloeden van kracht moeten zijn om een kunstwerk dat het woord Art waardig is te scheppen.”

“Mieke, wat bedoelt hij nu eigenlijk?”

“Wel meneer de schepen, hij wil alleen maar zeggen dat hij in lawaai niet kan werken.”

“Zei hij niet iets over isoleren?”

“Neen, esoterisch, hij bedoelt dat er dan een wonder moet gebeuren om een werk in lawaai te kunnen afmaken.”

“Oh, dus hij bedoelt dat het hier steeds een oase van rust is?”

“Zoiets, ja, om jaloers op te zijn.”

              Yvette schuift een oude tafel onder het raam, neemt een stoel en plaatst die midden op het blad. Ze klimt op de tafel en stapt op de stoel. Door haar gewicht zakt een tafelpoot enkele centimeters in het natte gras. Verschrikt grijpt ze naar het open raam, maar de tafel blijft gelukkig in evenwicht. Ze heft haar midden in het raam en merkt dat aan de andere kant iets heel groot staat met een deken erover. Ze beseft dat zij eerst met haar voeten door het raam moet klauteren om niet voorover op dat ding te vallen. Ze stapt met één been door het raam en zet haar knie stevig op de onderkant, haar tweede knie zet ze ernaast. Ze houdt de stijlen goed vast en laat haar voet voorzichtig naar binnen zakken. Haar gestrekte been zoekt houvast. Ze voelt iets hards onder haar voet. Ze steunt nu volledig op haar gestrekte been en laat haar tweede been ook zakken tot ze weer vaste voet voelt. Ze staat op een deken maar haar voeten voelen een stevige ondergrond. Een meter lager ziet ze de begane grond. Ze springt soepel naar beneden, maar ze schuift uit in een plas olie en valt pal op een hendel.

              “Ik ben speciaal hier komen wonen omdat ik rust nodig had. Ik zat helemaal onder de stress. Niemand van mijn familie of kennissen weten waar ik verblijf. Zelfs mijn vader niet. Ik had het echt niet nodig om te verhuizen.” Het betoog van Xavier overtuigt de schepen.

“Zo dat klinkt goed genoeg. Ik denk dat wij…”

Het hendel kantelt prompt weg en de machine komt met hels lawaai op gang. De zware graafmachine is omgebouwd tot een kunstig gedrocht. Een walm met uitlaatgassen blaast recht in Yvette haar gezicht. Ze doet een stap opzij en valt met haar elleboog op een claxon. Bellen beginnen te rinkelen, toeters te blazen en de machine davert op zijn rupsbanden.

Francesco denkt onmiddellijk aan inbrekers en aan zijn kunstwerk. Hij springt recht en loopt naar de galerij. Hij draait de sleutel om en steekt het licht aan. De andere mannen waren hem gevolgd. Francesco trekt de deken van de machine en duwt het hendel in stop. De rust keert onmiddellijk terug. De stank naar vuil olie en diesel hangt als een nevel in de galerij.

“Er is een inbreker in mijn galerij. Iedereen moet mee zoeken,” beveelt Francesco verontwaardigd.

Na een half uur zoeken vinden zij enkel de tafel en de stoel aan de buitenkant van het raam.

“Er zijn wel sporen van inbraak,” zegt een ambtenaar. “Als je wilt kan je klacht in dienen.”

Jan komt snel tussenbeide. “Er is niets weg. Waarom zouden we dan een klacht indienen?”

“Als jullie geen klacht willen indienen, wil ik dat wel.” De schepen zijn voorhoofd is gefronst van de hamerslagen die door zijn hoofd denderen. “Wat we zojuist hier beleefd hebben kan ik moeilijk als rust en milieu vriendelijk beschouwen.”

“Toe kom,” verdedigde Mieke de mannen. “Het was de inbreker die het lawaai maakte. Daar kunnen zij toch niet aan doen.”

“Goed ik wil verzachtende omstandigheden aanvaarden, om dat esoterische invloeden de oorzaak kunnen zijn.”

De schepen richt zich nu naar Francesco. “Jij, mijnheer de kunstenaar, jij moet deze machine vandaag nog afbreken en mij beloven nooit iets meer te maken dat lawaai, stank, luchtverontreiniging veroorzaakt. Geen enkel milieu verontreinigend gedrocht meer, verstaan?!.”

“Jij noemt mijn kunstwerk een gedrocht?”

“Geen lawaai, stank of wat hinderlijk voor de mens is. Begrepen? Dat of allemaal verhuizen. Kies zelf maar.”

“Konijntje, schrijf die heren een check om hun kledij naar de droogkuis te doen.”

“Wij hoeven geen geld, enkel uw belofte.”

“Oké, meneer de schepen. Ik beloof het je op mijn communiezieltje.”

“Kom schrijf die check nu maar, als schadevergoeding wel te verstaan. En jullie” de schepen kijkt streng naar de anderen, “jullie controleren uw grootmeester zodat hij zijn belofte zal nakomen.”

De schepen stapt resoluut de galerij uit, gevolgd door de andere ambtenaren. Mieke knikt geruststellend naar Jan en sluit de rangen af.

De mannen staan er wat beduusd bij, totdat zij een knarsend geluid uit de hoek van de galerij horen. Nestor neemt vlug een doos vast en Jan gaat voorzichtig op het lawaai af.

“Maak een waaier, laat de dief niet ontsnappen,” fluistert Francesco.

“Zijn ze weg?” een vertrouwde vrouwenstem doet iedereen halt houden.

“Yvette ben jij dat?” roept Jan ongelovig.

“Ze zijn toch weg, hé?” fluistert Yvette met een bibberende stem.

“Ja, natuurlijk, kom maar het is gedaan met verstoppertje spelen.”

Het deksel van een doodskist die nog in de hoek was blijven staan gaat open en Yvette, zo zwart als roet kruipt uit haar benepen toestand.

“Jij had je niet moeten verstoppen, niemand die jou herkend in die vermomming. Jij bent precies Moriaantje.”

“Lach niet, ik kreeg bijna een hartinfarct. Eerst schuif ik uit op een olievlek, daarna springt dat gevaarte hier in gang alsof de motorcross naast mijn oor start. Een rookwolk valt mij aan, ik spring opzij en twintig toeters en bellen beginnen hun fanfare. Eerst wilde ik naar buiten lopen, maar de deur was op slot en dan hoorde ik jullie aankomen. In paniek liep ik naar achteren en daar stootte ik tegen deze doodskist. Ik kroop erin en dacht: ‘Ik hoef nog enkel mijn ogen maar dicht te doen’ zo bang was ik.”

“Kom zand erover. Eind goed al goed,” sust Nestor die nog steeds met de lege doos in zijn handen staat.

“Wat zit er in die doos?” vraagt Yvette.

“Niets, het is Nestor zijn geheim wapen tegen de dieven.”

“Och, jij. Ik moest gewoon iets in handen hebben, om te dreigen.”

“Zeg,” vroeg Jan tenslotte aan Francesco, “na die zelfvernietigende machine was dit dan de zelf startende machine?”

 

 

.

 

11-05-2020 om 07:04 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
10-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4 Seizoenen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

 

LENTE

Hoe maagdelijk wit die verse sneeuw was

Schaatsen en glijden op de bevroren plas

Dit alles is nu voorbij

De zon breekt door het ijs

En straalt z’n nieuwe lente

Naar de eerst bloemen in de wei.

 

 

Zomer

De geur van vers hooi kriebelt m’n neusgaten in

’t gedacht van een zwoele avond in ’t verschiet

Plots uiteengedrukt middenin een zin

Zware donder na een bliksemschicht

het onweer breekt los

De zomer kondigt zich aan.

  

%%%FOTO1%%%

 

Herfst

Kleuren kleuren, volgen elkaar op.

Het blad neemt het over van de bloemen

Gouden kleuren tot in de boomtop

Daar kan de herfst zich op roemen

En priemt de zon door het bos met zijn stralenkracht

Staan wij verwondert te kijken naar deze pracht.

 

 

 

WINTER

Het gevoel van krakende botten

Zoals de krakende sneeuw onder m’n botten

Een neus die drupt van de kou

Twee voetsporen in de sneeuw

Eén van mij en één van jou.

 

 

10-05-2020 om 10:40 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
08-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 4. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 4

De verhuis.

              “Laten we elkaar testen. Ik stel de eerste vraag en dan mag jij: Jan, ken jij het verschil tussen een altsax en een tenorsaxofoon?”

“Och, daar ken ik niets van. Ik weet alleen dat een saxofoon zoiets is als een antieke waterpomp. Een S-vormige buis met allemaal kleppen en verder zo een gebogen handvat. Men blaast in het handvat en er komt prachtige muziek uit.”

“Vrij goed, Jan. Maar het verschil zit hem voornamelijk in dat handvat. Maar eerst wat is eigenlijk een saxofoon? Het is wel een blaasinstrument maar geen koperblazer. Want een koperblazer bestaat alleen uit koper. Bij een saxofoon zit er een rietje in het mondstuk en het is dat rietje dat het geluid produceert. Daarom hoort de saxofoon bij de houtblazers, net als een dwarsfluit en een hobo. Het verschil tussen een altsax en een tenorsax zit hem in het bovenste stuk waar het mondstuk op gemonteerd wordt. Een altsax heeft een recht mondstuk. Het klinkt zowel somber en treurig als majestueus en zeer hel. De altsax wordt gebruikt bij jazz en funk, de tenorsax heeft als mondstuk een S-vorm. De tenorsax klinkt eerder duister, mat, rauw tot edel maar zonder glans. En deze tenorsax wordt gebruikt in harmonies en bigbanden. Let op, Jan, de saxofoon hoort niet in een fanfare want daar komen alleen maar koperinstrumenten in voor.

Wist je trouwens dat bij de saxofoon zelfs de mond van de speler een belangrijke rol speelt? De zuiverheid van de muziek hangt sterk af van de vorm en bouw van de mond.

“Wat een les. Jij moet leraar worden.”

“Je weet Jan, dat ik nog geruime tijd ondergedoken moet blijven. Zodat ik nog niet onder de mensen kan komen. Maar het is aan jou. Stel je vraag.”

“Wat is het verschil tussen een cornet en trombone?”

“Een cornet is dat geen ijsje?”

“Nee zotteke, een cornet en een trombone zijn net als de trompet scherp koper instrumenten. De vorm van een cornet is een rechthoekig platgeduwde spiraal met drie toppen van boven. De cornet stamt af van de posthoorn. Het muziekinstrument wordt vooral gebruikt in de brassband. Dezelfde familie als fanfare en harmonie. Men gebruikt alleen maar blaasinstrumenten, geen snaarinstrumenten. Een brassband heeft een strikte bezetting van vijfentwintig spelers waarvan tien met een cornet.”

“Maar wat is dan juist een trombone?”

“Als ik schuiftrompet zeg dan weten de meeste mensen wel wat ik bedoel. Maar het is een verkeerd woordgebruik. Het juiste woord is trombone. Het wordt ook bij scherp koper gerekend. Met het uitschuiven van de buis verandert de lengte en zo ook de toonhoogte. Kom neem je altsax en speel nog eens stardust voor ons.”

Als Xavier en Francesco de eetkamer binnenkomen, doen ze dat op hun tenen om de prachtige muziek niet te storen. Ze blijven in het deurgat staan en genieten van de door merg en been snijdende klanken die uit de saxofoon van Yvette vloeien.

Yvette legt tenslotte haar altsax weg. Xavier en Francesco nemen een stoel en zetten zich bij aan de tafel.

“Een heerlijk bakje koffie zal ons wel smaken. Niet Konijntje?”

“Een kunstenaar moet zowel eten als drinken.”

“Ja, zeer juist konijntje. Want een lege maag bevordert de nervositeit en belemmert de inspiratie.”

Jan slikt zijn koffie door. “En een lege gereedschapskist bevordert de razernij en belemmert het werk.”

Francesco en Nestor kijken verdwaasd naar Jan. Francesco fronst zijn wenkbrauwen en vraagt: “Wat heeft een gereedschapskist nu met een kop koffie te maken? Daar versta ik niets van.” “Ik versta van uwe kunst ook niks. Maar misschien verstaat uw huisdier het wel.

Tenminste als ik over hamers, zagen en bankvijzen begin?”

Francesco kijkt vragend naar Xavier, die er zelf onnozel bijstaat. Hij begrijpt niet eens waarom hij vernoemd wordt. Volledig ontdaan vraagt hij: “Waarom zou ik daar iets mee te maken hebben?”

“Omdat JIJ al MIJN gereedschap verkocht hebt. Omdat JIJ dacht dat het kunstwerken waren.”

Francesco kijkt uit de hoogte: “Och Janneman, jij gaat ons toch niet leren wat kunst is en wat niet. Jij verstaat niks van kunst.”

“Noem mij geen Janneman en ik weet wel niets van kunst maar ik weet wat gereedschap is en ik wil mijn gereedschap terug.”

“Dat verroest oud ijzer? Daar wil ik niet meer over klappen.”

Francesco richt zich naar Yvette: “Yvette hebben jullie al besloten? Kunnen we blijven inwonen?”

Jan springt recht: “Niks v…”

Yvette onderbreekt Jan en roept boven hem uit: “Jan, het is beter voor jezelf dat je uw mond houdt. Je werkt wel voor ons, maar voor de rest…Francesco, als jullie aan de voorwaarde voldoen dan mogen jullie blijven.”

Jan zet zich mokkend weer op zijn stoel. Hij begrijpt dat zolang hij geen geld binnenbrengt hij het minste in de pap te brokken heeft. Hij wil ook niet dat de twee nieuwkomers teveel over hem te weten komen. Ze zouden van hem kunnen profiteren. Francesco doet een stap naar Yvette en schudt haar hand: “Oké! we betalen mee, we werken mee en we beslissen mee. Vanaf vandaag. Waar kunnen we slapen?” Nestor is plots zijn kater kwijt. “Dat is een groot probleem: Yvette, als enige vrouw hier in huis, slaapt apart. In de kamer waar ik en Jan slapen is slechts plaats voor drie personen. Met veel moeite dan nog. Waar moet de vierde man dan slapen?” Jan is zijn mokken onmiddellijk vergeten. Hij ziet zijn kans schoon om dichter bij Yvette te komen. “Geen probleem, ik zet mijn bed wel bij Yvette op haar kamer.” “Jij profiteur. In mijn kamer slapen geen mannen. Tenminste zolang ik dat zelf niet wil.”

“Dat voorstel van Jan is nog niet zo slecht. Maar we moeten het wel wat aanpassen,” brengt Nestor in het midden, “we plaatsen een grote kast in de kamer en we vormen zo twee slaapkamers.”

“Allez, het is goed ik slaap dan wel achter de kast.”

“Wie zegt er dat jij daar mag slapen. Ik ben de oudste dus heb ik de voorkeur.”

“Nestor, jij bent even vruchtbaar als ik, dus even gevaarlijk.”

“Jij hebt al altijd een oogje op Yvette gehad en nu wil jij je kans wagen.”

Xavier staat plots recht: “Ik wil ook wel op die kamer van Yvette. Dan lig ik alleen en heb ik geen last van snurkers.”

“Als ik het zo hoor wil iedereen in mijn kamer.”

Francesco zet zich wat rechter. “Misschien dat we Yvette zelf kunnen laten beslissen wie achter de kast mag slapen.”

“Ik? Neen, ik kies niet. Maar we zullen het lot laten beslissen. Wat denken jullie daarvan?”

“Waarom het lot?” probeert Xavier nog, maar Yvette heeft al vier lucifers vast en breekt van elk een stukje. De mannen drummen rond haar.

“Ik breek van elk lucifer een stukje. Ieder trekt er één en wie het langste heeft mag achter de kast.” “En wie mag er eerst?”

“Zeg, Xavier. Doe niet kinderachtig. We laten gewoon den oudste eerst trekken. Allez

Nestor trek maar.”

De vier mannen trekken elk hun stokje.

“Ik heb de grootste!” roept Xavier.

“Laat eens zien, ik denk dat ik het langste stuk heb. Hier is haast niets afgebroken,” reclameert Jan zelfzeker.

“Inderdaad, Jan, jij hebt gewonnen. Jij mag verhuizen.”

“Dat is niet eerlijk, ik heb niet kunnen kiezen,” klaagt Xavier verongelijkt.

“Zeg Xavier, er is altijd iemand die het laatste stuk moet nemen. En jij had evenveel kansen. Daarbij daarjuist toen je dacht dat jij gewonnen had, toen sprak je niet over oneerlijkheid.”

Xavier aanvaardt met tegenzin de kritiek. Binnensmonds mompelend slentert hij naar buiten.

“Die is ook nooit tevreden,” merkt Jan op, maar Yvette suste hem snel: “Jan zwijgt er nu maar over.”

Xavier loopt mokkend de tuin in. Kon hij die Jan maar eens een flinke loer draaien. Ze hadden hem zo uitgelachen dat hij een hamer voor kunst aanzag. Toch wist hij dat moderne kunst ooit gewone dingen in hogere waardes zou scheppen door ze tot de kunst te verheffen. Waarom dan geen hamer? Of een trektang, of een gewoon urinoir. Waarom niet? Slenterend komt hij voorbij de plek waar Jan zijn oude meubelen staan. Hij duwt kwaad tegen een wankele kast die prompt omvalt. De zijwand kraakt los en bengelt nog met één vijs aan het raamwerk. Een tafel met slechts drie poten stampt hij erbij. “Het zou een schoon kampvuur zijn, al die oude rommel hier,” denkt hij met een grijns. Plots wordt zijn grijns breder. Schichtig kijkt hij links en rechts. Zijn hoofd draait voorzichtig naar achteren, kijkt even voor zich op de grond en ziet een oude krant liggen. Het ligt zomaar voor te grijpen aan zijn voeten. Haastig scheurt hij de krant uiteen en maakt er proppen van. De aansteker gaat vliegensvlug uit zijn zak. De blauwe vlam graait vurig aan het gazettenpapier. En even later stijgt een rookpluim op en het droge hout wordt een knetterend dansend vuurtje.         In de woonkamer zitten de vier anderen plannen te maken en de bedden te verdelen. “We hebben nog een probleem,” zegt Nestor, “er zijn maar vier bedden. En voor de zetel is er boven geen plaats.” “Jan slaapt dan wel op een kermisbed.”

“Nestor, wat is een kermisbed?” vraagt Francesco nieuwsgierig.

“Wel, vroeger toen ik nog een kind was kwam er weleens familie op bezoek. Zij moesten meer dan tachtig kilometer reizen en in die tijd was dat een heel eind. Met het openbaar vervoer nam dat al gauw uren in beslag. Daarom bleef de ganse familie gewoonlijk overnachten. Wij hadden voor al de kinderen geen bedden genoeg. Hoe losten we dat dan op? Wel we legden enkele matrassen op de grond en daarop sliepen de kinderen. Omdat het gewoonlijk met de kermis was dat de familie bleef slapen noemden we zo een bed gewoon een kermisbed. Voor de kinderen bleef het de hele nacht kermis.”

“De mensen waren vroeger toch vindingrijk,” knikt Yvette bewonderend.

“Vindingrijk, of niet vindingrijk, ik slaap niet op de grond. Alle bedden heb ik persoonlijk bijeen verzameld en nu zou ik op de grond moeten slapen.” Om zijn woorden kracht bij te zetten klopt Jan met zijn vuist hard op de tafel. “Daar komt niets van in huis.”

“Ja, dan zal IK maar van kamer verhuizen.” De twinkeling in de ogen van Nestor was Jan niet ontgaan.

“Niets van. Ik had het langste stekje en niemand anders. Maar ik geloof dat ik een

oplossing ken. Er staat nog ergens een bed, buiten op de wei.” De drie mannen en Yvette gingen met grote passen naar buiten.

“Ik ruik precies verbrande plastic.” Yvette trekt haar neusgaten open en snuift de lucht hevig naar binnen. “Zie je wel er is ergens brand. Ik hoor het knetteren. Kijk daar in de hof, er is brand.”

“Mijn meubels. Vlug allemaal een emmer met water vullen en blussen.”

“Er is hier maar één emmer!” Roept Nestor terug.

De emmer wordt gevuld maar het weinige water kan het hevige vuur niet temmen. “Binnen staat een blusapparaat,” roept Yvette. Francesco stormt naar binnen en komt hijgend met het blustoestel terug buiten. Omdat hij de werking niet kent en bij gebrek aan zelfvertrouwen geeft hij het vlug door aan Jan. Jan neemt het blusapparaat aan en leest diagonaal de gebruiksaanwijzing. Vervolgens klemt hij het toestel stevig vast en trekt de borgpen eruit. Hij gaat een paar passen vooruit totdat hij dicht genoeg maar ook weer niet te dicht bij het vuur staat. Met een arendsblik richt hij de straal naar de basis van de vuurhaard. Zelfzeker drukt hij het ventiel in en… er gebeurt niets. Het poeder is aaneengekoekt door te lang stil te staan, denkt Jan haastig en hij stompt het apparaat enkele malen flink op de grond. Niets kan nog helpen. Het poeder zit muurvast. Hij werpt het toestel in het gras en snelt weer naar binnen. Enkele tellen later komt hij terug buiten met de tuinslang. Zet ze open en blust zo het vuur.

Bezweet en zwart van de rook bekijken de krakers de ravage. Nestor denkt: “Eindelijk zijn we van die rommel vanaf. “Jan denkt: “Verdomme daar heb ik zo voor gelopen en nu is alles opgebrand.” Yvette denkt: Daar ligt een prop papier half opgebrand. Dit vuur is door iemand aangestoken. En waar is Xavier? Francesco rommelt tussen de half verbrande meubels op zoek naar kunst. “Dit is nu wat ik bedoel met de stopzetting van de catastrofe. De vernietiging wordt tegengehouden door het blussen. We hebben nu twee objecten. Het meubel…”

“Iemand heeft het vuur aangestoken, “onderbreekt Yvette Francesco. De drie mannen blijven als verstomd staan.

“Waarom denk je dat?” vraagt Jan met aandrang.

“Hier ligt een krant in stukken gescheurd en daar ligt een half verbrande prop.” “Maar dat is de krant van gisteren. De kruidenier heeft er mijn prei mee ingepakt. Ik struikelde hier over een stuk tafelpoot dat op de grond lag. Daardoor viel mijn netzak en de prei rolde uit de gazet over de grond. De krant heb ik niet meer opgeraapt, omdat ik toch al thuis was. Ik zie het aan die foto daar. Die herken ik nog omdat ze mij opviel.”

“Natuurlijk viel het je op, het is een foto van een callgirl in monokini.”

“Jan wees ernstig. Het gaat om uw meubelen, herinner jij je dat nog wel?”

“Natuurlijk dat ik mij dat herinner, en daar ligt mijn bed. Half opgebrand. Het half vernietigd object en het meubel. Het meubel door enige nostalgie verbonden. Maar door het verlies van een gedeelte is het een verlies van het gehele. Zo was het toch hé

Francesco?”

Maar Francesco luistert al niet meer. Hij trekt wat verbrande stukken hout weg en sleurt tenslotte een tafel opzij.

“Zeg Jan deze tafel kan je toch niet meer gebruiken, die mag ik wel hebben zeker? Ik noem het ‘de geredde catastrofe.”

“Ja, neem het maar en noem het zoals je wilt. Al noem je het van hout tot houtskool. Neem alles maar weg. Het is toch allemaal rommel, maar uiteindelijk kunnen ze allemaal wel iets gebruiken. Die tafel is niet zo erg. Maar mijn bed, zie eens de achterkant van mijn bed is half opgebrand. Dat is pas een catastrofe.”

Nestor, bestudeert de half opgebrande prop papier. Hij draait zich naar Yvette en neemt haar even apart: “Het moet gebeurt zijn terwijl we allen binnen zaten. En als iemand het aangestoken heeft kan het alleen Xavier zijn. Want die is als eerste naar buiten gekomen, zeker een minuut of tien voor ons. Voldoende om het vuur aan te steken. Hij was niet tevreden met de uitslag van de loterij. Trouwens, waar is hij nu?” Yvette trekt een bedenkelijk gezicht. “Als Jan tot dat besef komt, zal dat Xavier zijn beste dag nog niet wezen.”

“Wat zijn jullie aan het smoezen? Je bent toch niet over mij bezig hé.”

“Niets, Jan. Niets bijzonders.”

“Jawel, ik zag jullie alle twee staan konkelfoezen. Over wat hadden jullie het?” “Och Yvette, laten we het hem maar zeggen. Hij komt het toch te weten.” Nestor doet een stap terug naar Jan: “Kijk deze prop is door iemand aangestoken en die iemand is hier niet aanwezig. En wie is hier niet?”

“Verdomme. Ik had het kunnen denken. Die is kwaad omdat hij niet in de kamer van Yvette mag slapen. De smeerlap. Die heeft zomaar al mijn meubels in brand gestoken. Maar dat gaat hij betalen.”

Yvette komt vlak naast Jan staan en fezelt hem in zijn oor: “Jan, Xavier is de kip met de gouden eieren. Hij is de enige die geld genoeg heeft. Tenminste zijn vader. Als we hem gaan verplichten, zou hij zich wel eens terug kunnen trekken.”

“Ja Yvette, maar toch wil ik het niet zo laten. Ik weet al hoe ik zijn schuld ga vereffenen.”

“Jan, doe geen zotte dingen. Je weet wat ik gezegd heb. Denk eraan.”

“Ik ga niets verkeerds doen. Wees gerust.” “Wat ga je dan doen?”

“Dat zeg ik niet. Maar het is gewoon een grap.” “Pas maar op want ik ken die grappen van jou.”

                          Enkele uren later staan Nestor en Jan voor het verbrande bed.

“Nog goed bruikbaar dat bed. Een matras erop en je ziet het alleen nog als je er achter staat. En daarbij in een bed moet je slapen, dus met je ogen dicht en dan zie je er niets van. Kom Nestor draag jij het mee naar boven.”

“Waar ga je het zetten? “

“Daar waar mijn bed staat. En mijn bed verhuis ik naar de nieuwe slaapkamer. Je denkt toch niet dat ik in dat bed ga slapen. Dat de brandstichter er maar in gaat liggen. Dan kan hij iedere avond bij het naar bed gaan eraan denken wat hij gedaan heeft.”

“Oei, die gaat dat niet goed vinden, denk ik.”

“Het kan me niet schelen. Wie zijn bed verbrandt moet maar op de blaren liggen. En dat is nog niet alles, ik zal ze wel eens leren. Die kunstenaars.”

“Wat zoek je dan nog te doen, Jan?”

“Ik ga al mijn meubelen, de verbrande en de niet verbrande, allemaal in de galerij zetten.”

“Zou je dat wel doen? Francesco heeft hier toch niets mee te maken?” “Francesco? Die pikt altijd van mijn meubelen. Hij is te schoon om iets te vragen. Maar als ik mijn rug gedraaid heb is hij daar. Kastjes, stoelen, ijzerwerk, zelfs een driewielertje heeft hij gepikt om zijn pronkstukken te maken.”

“Jan, ik vind uw idee niet goed. Daar help ik niet aan mee.”

“Het kan me niet schelen, dan sleur ik zelf wel alles naar binnen. Francesco komt morgen pas terug en die zal wel weten waar Xavier uithangt. Dus die twee zien we vandaag niet meer terug. En jij houd je mond tegen Yvette. Het is mijn zaak. Begrepen?”

“Het is al goed. Verschuif liever die kast nog eens een halve meter naar links, dan hebben we langs hier een deur, waarlangs Yvette op haar kamer kan.”

“Nestor, dek jij de bedden op, dan kan ik al naar de galerij. Als ik te lang wegblijf gaat Yvette argwaan krijgen.”

“Het is al goed, maar ik keur het af en ik wil er ook niets mee te maken hebben. Verstaan?”

“Oké, oké.” Jan mompelt het half binnensmonds terwijl hij de trap afdaalt. Fluitend gaat hij over het gras. Hij stouwt zijn stootkar vol en duwt ze de galerij binnen. Hij kapt de meubels af en verspreidt ze over de vloer. Hij laadt nog twee keer de stootkar vol, de laatste keer laat hij de kar volgeladen in het midden van de galerij staan. Hij knutselt snel nog een rek in elkaar en duwt die vol met vijsjes, moeren, krammen en nagels. Al fluitend gaat hij terug naar binnen.

“Wel Jan je bent de brand al vergeten zeker? Je bent zo goed gezind.”

“Och, een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële.”

              De volgende morgen zitten Yvette en de twee mannen in de woonkamer als Xavier en Francesco binnenkomen. Yvette doet snel teken aan Jan dat hij zijn mond moet houden over wat gisteren gebeurd is. Jan knikt licht morrend, maar houdt verder zijn mond.

“Goede morgen allemaal. Zijn de slaapkamers in orde gekomen?” vraagt Francesco goedgemutst.

“Alles is in orde,” antwoordt Yvette. “Het is toch zo hé mannen?” Yvette kijkt vragend naar Jan en Nestor.

Nestor knikt vriendelijk naar de twee kunstenaars. Natuurlijk, uw bedjes zijn gedekt.”

“Ik heb ook een kunstwerk gemaakt,” zegt Jan op mysterieuze toon. “Ga maar eens kijken in de galerij.”

Verschrikt springen de twee mannen recht en haasten zich verontrustend naar hun galerij. Yvette kijkt kwaad naar Jan: “Wat heb jij uitgespookt? Pas op hé man. Xavier

is onze bron van inkomsten. Denk eraan. Wat heb je gedaan?”

“Och niets bijzonders. Ik heb wat gerei en de verbrande meubels in hun galerij geplaatst. Ze zullen eerst moeten verhuizen voordat ze kunnen werken.”

“Ze zullen het op een hoop bijeen smijten vrees ik.”

“Geeft niet. Anders steken ze het toch maar in brand. Alleen dat schap.”

“Schap, welk schap?” “Wel dat van jou, Yvetje.”

“Onnozelaar, wat is er met dat schap?”

“Och, ik heb in het midden van de galerij een schap ineengevezen en dat vol doosjes met nagels en vijzen gezet.”

“Ja, als ze dat op de grond kappen! Dat zal nogal een boel worden. Ja, het is uw eigen schuld. Wie wind zaait zal storm oogsten.”

“Wie heeft er hier wind gezaaid? Wie heeft er brand gesticht? Wie is er altijd met mijn meubels weg en wie verkoopt mijn gereedschap voor stomme kunstwerken?” “En wie betaalt hier ons eten, kleren, drinken en noem maar op?”

“Het is weer zoals altijd. Het draait weer om geld.”

“Jongen zwijgt maar al. Of ik verraad aan hen dat jij hier gratis woont, en nog nooit iets in de leefpot gestoken hebt.”

“Ik zou dat maar niet doen, want dan zou uw goudhaantje wel eens anders kunnen gaan kraaien.”

              In de galerij staan de twee kunstenaars perplex. De stukken hout liggen over heel de vloer verspreid, de stootkar en het schap met vijzen staan in het midden van de vloer. Xavier denkt aan al het werk dat hij straks zal moeten doen. Alles moet weer naar buiten en Francesco zal wel niet helpen. Die heeft belangrijkere dingen te doen, kunstwerken creëren. Kwaad stampt hij tegen het schap en wil het omver duwen, maar Francesco houdt hem tegen.

“Wacht, konijntje. Een kunstenaar ziet altijd eerst voordat hij handelt. Iedere handeling kan tot een kunstwerk leiden. Er vormt een zich idee in mij hersens.”

“Spijtig, meester. Want ik zou hier graag alles op zijn kop zetten.”

“Maar natuurlijk. Dat is het konijntje. De omgekeerde wereld”

Xavier kijkt argwanend zijn meester aan: “Wat wil je er dan van maken, meester?”

“Haal al de doosjes er voorzichtig af en plak ze allemaal dicht met tape.”

                          In de woonkamer legt Jan aan Nestor uit wat hij in de galerij uitgestoken heeft.

“Het rek heb ik dan vol kleine doosjes met vijzen en moeren getast. Ik heb er mijn best voor gedaan om het zo vol mogelijk te zetten. Jij zou het moeten zien. Zo ordelijk. Je zou jaloers worden.”

“Als ze het maar niet omgooien. Dan vliegen uw vijzen over de vloer. Alles door elkaar.”

“Jullie hebben afgesproken zeker? Yvette zei dat ook al.”

Even later komt Yvette binnen. “Ze zijn weg, de twee artiesten. Nestor ga je mee? Dan kunnen we Jan zijn rek eens zien, hoe ordelijk dat alles geschikt is. Zoiets krijgen we van Jan nooit meer te zien.”

“Ja, maar ik ga ook mee. Ik wil zien hoe ze alles opgeruimd hebben.”

Met drie gaan ze naar de galerij. Buiten zien ze de stootwagen gekanteld op het gras liggen. De oude meubels liggen er nog half op. Yvette gaat als eerste in de galerij. Heel even blijft ze verbaasd staan daarna schiet ze in een onstuitbare lachbui. Nestor en Jan komen ook binnen. Voor hen staat het rek ondersteboven. De doosjes met vijsjes, moeren en nagels zijn zorgvuldig aan de schappen geplakt en hangen als dusdanig ook ondersteboven. De doosjes zijn tevens ook dichtgeplakt zodat er niets uit kan vallen. Met als gevolg dat men er ook niets uit kan nemen zonder dat de hele inhoud er uitvalt. Jan leest hardop het plakkaatje dat aan het rek hangt. Het is in mooie sierletters geschreven: “De omgekeerde wereld.”

Een vloek galmt door de galerij en Jan duwt met alle macht het rek omver. De doosjes barsten open en met hels gekletter rollen alle vijsjes, moeren en nagels over de grond.

“Zie je wel dat alle vijzen, moeren en nagels door elkaar vliegen. Alleen doe je het nu zelf.”

Yvette schiet opnieuw in een lachbui. Het werkt zo aanstekelijk dat Nestor en uiteindelijk ook Jan beginnen te lachen.

              Rond tien uur die avond komen Xavier en Francesco binnen. Yvette en de twee anderen zitten in de zetel. Jan heeft zijn trompet bovengehaald en speelt: ‘Il Silenzio’. Als Francesco het hoort wacht hij ontroerd tot hij stopt met spelen. “Yvette, konijntje heeft een som geld meegebracht, twee pakjes. Eén voor mij en één voor hem. Kan iemand nu onze slaapplaatsen aanwijzen. Wij willen naar bed. Kan iemand ons wakker maken om negen uur dertig. Of is dat iets voor eigen rekening?” “Dat is voor eigen rekening,” mengt Jan zich vliegensvlug tussenbeide. “En ik ga jullie slaapplaatsen wel aan wijzen, volg me maar.” De drie mannen gaan naar boven: “Deze kamer is voor Yvette en de loteling, ik dus.

Daar mogen jullie niet inkomen. Dat is privé. En daar die deur is voor jullie. Let op Nestor slaapt daar ook. Opdat niemand de andere zou kunnen opsluiten heb ik de sleutel maar van de deur genomen. Het eerste bed is voor Nestor. Het tweede is voor jou, Francesco.”

“En mijn bed? Is er voor mij dan geen bed voorzien?” roept Xavier in paniek. “Jawel. Voor jou heb ik een speciaal bed. Een echt kunstwerk. Daar achter die kast staat uw bed.”

              Jan gaat zonder omkijken de trap af maar keert na drie treden weerom. Op zijn tenen loopt hij naar de deur die hij op een kier heeft laten staan. Gebukt staat hij met zijn oor tegen de deur. Nestor en Yvette die van Jan zijn fratsen wisten komen op hun tenen naast Jan staan. Francesco legt zich onmiddellijk zonder zich verder om Xavier te bekommeren op zijn bed. Xavier gaat voorbij de kast en stopt voor het laatste bed. Het half afgebrande bed staat netjes opgedekt, op de sprei ligt een groot plakkaat: ‘In de echte wereld moet iedereen die zijn bed verbrandt op houtskool liggen.’ Een tweede kleiner plakkaatje hangt aan het voeteinde: ‘Verkoolde dromen’.

.

 

08-05-2020 om 08:05 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
07-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 3. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 3

Te koop.

             Tien dagen na de inhuldiging van het Tinnengat zit Nestor aan de keukentafel. Voor hem staan verschillende dozen met afgewerkte bloemen. Naast hem liggen de lege plastic zakken op de grond. Met een zucht steekt hij de laatste steel op de bloemknop.

“Wat zit ik hier nog te doen?” zucht hij, “ik zit hier helemaal alleen. In de leefpot zit geld genoeg. En Jan… die heeft nog niets verdiend. Het zelf maken van die speeltuigen voor het Tinnengat heeft hem geen cent opgeleverd. Het was goed bedoeld van hem, maar toch…”

Slaafs neemt hij de rol plakband en plakt de doos dicht. Hij ruimt de lege zakken op, kuist de tafel af en veegt de vloer. Vastbesloten gaat hij naar de woonkamer.     Yvette zit in de zetel en Jan prutst aan de radio. Sinds Yvette de stekker uitgetrokken heeft wil er geen muziek meer uitkomen. De lampen geven wel licht maar er is geen klank meer. Een straaltje rook ontsnapt geniepig uit een verluchtingsspleet en een doordringende geur van verbrand stof en plastic vult de kamer. Yvette springt recht en trekt de stekker opnieuw uit het stopcontact. Nestor komt binnen gewandeld.

“Het stinkt hier. Is er iets verbrand? Plastic of zo?”

“Laat maar, onze Jan is weer bezig.”

“Hij is toch weer niet naar de rommelmarkt geweest zeker?”

“Neen, geen koffiezetters die kunnen ontploffen. Het is die oude knar, daar. Hij denkt dat er nog muziek in zit. Het enige wat er uit komt is rook en stank. Hij kan het ding

misschien nog aan de Indianen verkopen als rookmachine.”

Jan staat recht en kijkt geërgerd naar Nestor: “Moet jij geen bloemen gaan maken in plaats van je hier te komen moeien?”

“Ik stop met die rotbloemen. Jullie willen me toch niet helpen en ik heb genoeg verdient. Het is nu aan jou. Zorg jij ook maar eens dat die leefpot gespijsd wordt.” Yvette springt recht uit haar zetel: “Genoeg verdient? Jij genoeg verdiend met dat

thuiswerk? Dat was nog niet genoeg om het zout…”

“Op de patatten, ik weet het al. Maar Jan heeft nog NIKS bijgedragen.” “Hij doet het huishouden,” verdedigt Yvette Jan weer.

“Ik toch ook. En ik steek nog geld in de leefpot op de koop toe!”

“Ja, om het zout te kopen. Als je maar niet wil zeggen dat jij ook niets meer wil doen in het huishouden, want Jan kan niet alles doen: het huis onderhouden, herstellen, kuisen wassen, eten klaarmaken, afwassen en strijken.” “Nee, dat zeg ik niet. Ik wil alleen stoppen met bloemen maken.”

Jan wordt hier stil van en gaat zwijgend naar buiten. “Nestor heeft gelijk,” denkt hij,

“van mij steekt er nog geen vijf cent in de leefpot. Ik kan misschien iets doen voor Nestor om het goed te maken. Ik heb nog een bromfiets staan die ik ooit geruild heb voor een bandopnemer. Ik rijd toch nooit met een brommer. Ik zal hem aan Nestor geven.”

In de hof zet Jan wat kasten opzij en kantelt een oude matras om. Hij bekijkt de brommer die tegen de haag staat.

“Hier en daar wat roest op het stuur, maar de banden zijn nog goed en benzine zit er ook nog in, ”mompelt hij tevreden en stapt vastbesloten weer naar binnen: “Nestor, kom eens mee, ik heb iets voor jou.”

Nestor staat lichtjes argwanend op maar gaat toch mee. Vlak voor de bromfiets blijven ze staan. “Voor jou, Nestor. Ik rijd er toch niet op en jij kunt hem goed gebruiken.”

Verrast neemt Nestor het ding vast: “Meen je dat? Moet ik er niets voor teruggeven of terugdoen?”

“Nee, je hebt er al genoeg voor gedaan. Duizenden bloemen gemaakt en al het geld in de leefpot gestoken. Dat is knap van jou. Daarom wil ik je bedanken. Ik rijd er toch nooit op. Hij staat hier toch maar te roesten.”

“Dank je, Jan. Dank je.” Nestor neemt de brommer en gaat er mee richting galerij. Plots blijft hij staan: “Jan,” fluistert hij, “kijk eens of die twee daar soms ergens rondhangen?”

Jan kijkt achter de hoek en gaat de galerij binnen. “Kom maar de kust is veilig,” roept hij naar buiten.

Nestor komt voorzichtig door de deur en plaatst zijn bromfiets tegen een muur in de galerij. Hij neemt een emmer water en een spons. Vol ijver begint hij zijn bromfiets te kuisen.

Enkele uren later heeft Nestor zijn job geklaard en zit hij terug bij de anderen in de woonkamer. Francesco en Xavier komen opgejaagd in de galerij. Druk beginnen ze alle meubelen buiten te zetten. Een paar oude stoelen, de werkbank van Jan, oude plastic zakken en nog wat andere kleine rommel. Ze maken de galerij volledig leeg op de bromfiets na. Die laten ze staan. Xavier brengt drie doodskisten binnen en Francesco plaats ze lukraak op de grond. “Konijntje loop naar de hof en haal snel dat plastic geraamte dat daar al weken ligt en leg het in die derde kist daar, met zijn armen er nog uit.” Vijf minuten later loopt Francesco kris kras door de galerij. Af en toe doet hij teken met zijn hand. Xavier, loopt met een emmer popcorn achter hem. Telkens Francesco een teken doet laat Xavier een handvol popcorn vallen. De kunstenaar geeft gelijktijdig uitleg over zijn bedoelingen. “Deze keer wil ik minimaliseren. Met weinig materiaal een groot kunstwerk maken. De ganse galerij is het decor. Die bromfiets geeft nog een storende invloed maar ik laat hem toch maar staan. Straks zetten we wel de banden plat zodat hij zeker op zijn plaats blijft staan. Hier nog een beetje meer konijntje. Niemand mag mijn werk, zelfs niet per ongeluk, verstoren door de onderdelen te verplaatsen of te vertrappelen. Met dit kunststuk wil ik doorbreken. Geen halve materialen meer maar afgewerkte stukken. Een werk dat onverplaatsbaar is en dat gebruik maakt van zijn omgeving.”

“Meester, zouden we die brommer toch maar niet buiten zetten?”

“Neen, konijntje, want als de eigenaar hem dan weer binnen zet verstoort hij vast het kunstwerk door er op te trappen Maar ik heb nog een oud fietsslot, we leggen de bromfiets wel aan de ketting.”

“En de banden steken we plat,” voegt Xavier er met binnenpretjes aan toe. “Meester, waarom hebben wij die doodskisten meegebracht?”

Francesco snuift duidelijk hoorbaar door zijn neusgaten, de verse lucht stroomt in zijn longen. “De dood hoort bij het leven en is hiervan onafscheidelijk. Wij maken van de dood een taboe en stoppen het weg zodanig dat we er amper mee kunnen leven.” Francesco verlegt een hoopje popcorn, bekijkt het van op afstand om het popcorn uiteindelijk weer terug te leggen. Na een halfuur talmen, knikt hij goedkeurend en verlaat de galerij. Xavier volgt hem gedwee. Plots kraakt het popcorn onder Xavier zijn linkervoet en de grootmeester draait zich wild om: “Xavier! Een kunstenaar, al is hij nog maar een leerling, moet het werk van een ander kunstenaar steeds waarderen. En dat doe je niet door het te vertrappelen. Man kijk toch uit waar je loopt. Straks kan ik helemaal opnieuw beginnen. En daarbij, het is hier veel te licht. De juiste sfeer is er niet. We moeten de ramen verduisteren.”

“Ja meester. Ik zal het onthouden. Ik zal het niet meer vertrappelen. En ik zal het hier donker maken.”

Xavier loopt voorzichtig op zijn tenen verder de galerij uit.

Yvette is in een goede bui en helpt Nestor door het stof af te doen terwijl hij de ramen lapt. De twee kunstenaars komen binnen en zetten zich in de zetel. Francesco vraagt plots aan de anderen: “Kent iemand van jullie het belang van het tijdelijk element?”

Yvette zucht en Nestor gaat vlug met zijn emmer naar buiten om de ramen langs de andere kant te kuisen. Francesco gaat met heldere stem verder: “Je moet het opvatten als een bewustmaking act. Het tijdelijk element kan in sommige gevallen zeer belangrijk zijn. Neem nu de stopzetting van de catastrofe. Een object begint aan de vernietiging, bijvoorbeeld een zetel wordt in brand gestoken. Dezelfde vernietiging wordt plots tegengehouden en men blust de brand. Vanaf dan zijn er twee objecten: namelijk het half vernietigd object en het meubel. Het meubel door enige nostalgie verbonden. Maar door het verlies van een gedeelte is een verlies van het gehele niet ondenkbaar...”

De deur vliegt open en Jan stormt de kamer binnen. “Het is gedaan met het pand.

We vliegen eruit.”

Nestor ziet de opgewonden Jan en komt snel weer naar binnen. “Wat is er Jan?

Hebben ze uw veer weer opgewonden?.”

“Niet moeilijk. Ik kwam Mieke, je weet wel de maatschappelijke werkster, tegen en die zei dat de bank het huis hier wil verkopen.”

Francesco kijkt verwonderd op. “Dit gebouw is toch van jullie? Waarom zou de bank het dan willen verkopen?”

Yvette doet snel teken aan Jan en Nestor om te zwijgen: “Natuurlijk is dat van ons. Ze zullen onze lening willen afkopen. Maar wij verkopen niet. Wij blijven hier en jullie galerij loopt geen gevaar. Wees maar gerust,” sust Yvette de twee kunstenaars. Francesco springt zonder verder te luisteren recht en neemt Xavier bij de arm. “Dat brengt mij op een idee. ‘De dreiging en zijn verlossing.’ ”Kom konijntje we gaan onmiddellijk winkelen, nu mijn inspiratie nog vers is. Ik heb verf en doeken nodig.” Eens dat de twee kunstenaars de deur uit zijn vraagt Jan: “Waarom moest ik opeens zwijgen?”

“Ik snap het. Zij mogen niet weten dat wij dit gebouw gekraakt hebben. Want zij betalen huur aan ons en zo zouden wij hun borg moeten terugbetalen.”

“Goed gezien, Nestor en natuurlijk hebben wij al rijkelijk van dat geld geleefd,” beaamt Yvette. “En Jan, wat heeft Mieke nu juist aan jou verteld?”

“Wel, de bank wil het gebouw verkopen. Ze gaan een kijkdag organiseren en iedereen mag dan komen. Als er kandidaat kopers zijn wordt het volledig verkocht en vliegen wij eruit. Het pleintje is wel gered maar wij vliegen hier weg.”

Yvette denkt even na: “Eén ding is zeker. Francesco mag niet te weten komen dat wij krakers zijn en dat wij de huur van de garage van hem ontfutseld hebben.” “Neen, zeker niet, want mijn naam staat op het contract,” vult Nestor half paniekerig aan.

Jan krabt in zijn haar: “Laat ons eens zeggen dat er een openbare kunstverkoop komt. Zo dat zij hun werken kunnen verkopen, zo kunnen we de open deur dag verdoezelen.”

“Goed idee!” roepen de andere twee in koor.

              Als de twee kunstenaars terugkomen van de verfwinkel staat Yvette hen in de keukendeur op te wachten.

“Jongens kom eens binnen. Mieke, je weet wel onze maatschappelijke werkster die ons zo goed geholpen heeft met het Tinnengat, heeft ons een voorstel gedaan. Overmorgen wil zij dat wij een opendeurdag houden. Een soort kunstverkoop houden. Zo kunnen de mensen kennismaken met uw kunststukken en Jan geraakt zo ook wat van zijn rommel….”

Xavier onderbreekt Yvette. “Dat zal niet gaan want mijn meester heeft een kunststuk gemaakt dat onverplaatsbaar is. De galerij is het omhulsel.” “Omhulsel? ”vraagt Yvette onbegrijpelijk.

Waarop Xavier uitleg geeft: “Wel ja, de galerij is momenteel het decor van één geheel. Enkele afgewerkte stukken worden ondersteund door het decor, de galerij zelf. Dat betekent dat niemand de galerij mag betreden zonder dat ik erbij ben. Daarom kunnen we in de galerij niets tentoonstellen laat staan een verkoop houden.” “Geeft niet,” pikt Yvette erop in, “het is al dagen mooi weer. We doen de verkoop gewoon in de tuin. Je kunt al je kunstwerken in de tuin plaatsen, het is toch zomer voor iets, niet?”

“Gaat Jan dat goedkeuren?”

“Natuurlijk, daar zorg ik wel voor.”

              Twee dagen later heeft Xavier verschillende kunstwerken van zijn meester verzameld om in de tuin op te stellen. Jan wil die dag niet thuis zijn en verdwijnt met de noorderzon. Yvette zet haar pruik en uilenbril op en gaat naar het Tinnengat op een bank zitten. Nestor ziet het niet meer zitten en denkt met heimwee aan een fles whisky. Hij gaat het huis uit, maakt een wandeling maar na drie kwartier komt hij terug. In de tuin loopt hij Xavier en Francesco steeds voor de voeten. Zodanig dat de grootmeester er zenuwachtig van wordt. Hij stuurt Nestor terug wandelen en laat Xavier de verkoop alleen verder regelen. Gehaast verlaat hij het pand. Xavier schuift een oude deur op de stootkar om zo een verkoopstand op te bouwen. Hij legt de verzamelde werken voorzichtig op de plank, maar omdat hij het verschil niet kent tussen het gereedschap van Jan en de kunstwerken van zijn meester zet hij de hamers en tangen tussen de verbrande stoelen en schilderijen met een gat erin. Nestor blijft nog wat talmen op de hof maar gaat tenslotte naar de galerij, de angst om zijn onderkomen te verliezen speelt Nestor parten. Bij zijn bromfiets gekomen merkt hij niet eens dat er een ketting omligt en ook niet dat de banden plat gestoken zijn. Zijn interesse gaat enkel naar de fietstas. Hij neemt er een fles uit en een half uur later loopt Nestor lallend rond en schopt al zingend tegen de hoopjes popcorn die vrolijk de lucht invliegen.

              De opkomst is niet groot, maar toch groot genoeg om al het gereedschap van Jan aan de man te brengen. Xavier is fier dat de meester zijn werken zo goed in de smaak vallen. Alle tangen, hamers, zagen, boren en zelfs een bankvijs worden verkocht. De kopers zijn niet van plan om het gebouw te kopen maar komen eerder uit nieuwsgierigheid. Mijnheer en mevrouw Smits hebben wel interesses en gaan dan ook heel het huis bekijken van boven tot onder. Uiteindelijk komen zij in de garage. Al de ramen zijn verduisterd door donkere gordijnen zodat enkel een flauwe schemer van de keukendeur de grote ruimte een beetje oplicht. Het geheel ziet er beangstigend uit. De vrouw zoekt naar het licht, maar daar had Xavier ook voor gezorgd. Al de lampen had hij losgeschroefd. De vrouw neemt haar aansteker en met het blauwe vlammetje voor haar uit gaat zij voorzichtig verder tot zij tegen een hoek van een doodskist stoot. Door de schok schrikt Nestor wakker en komt half recht uit de kist. Mevrouw Smits laat een krijs, de aansteker valt op de grond en zij loopt al gillend de garage uit. Haar echtgenoot loopt haar achterna. Recht van de galerij gaan zij een klacht neerleggen bij het verkoopbureel. “Schandalig, hoe jullie uw klanten behandelen. Jullie hadden regisseur moeten worden, van horrorfilms dan. Nooit willen we nog met jullie onderhandelen.”

Zo komt het dat het gebouw uiteindelijk gered wordt door een dronken Nestor. Hij zelf weet nog van niks want na een paar stappen valt hij gewoon weer in een volgend doodskist om zijn roes verder uit te slapen.

Yvette zit op de bank van het Tinnengat. Twee kindjes zitten op de wip. Het jongetje heeft een blonde krullenbol. In haar gedachten gaat ze terug naar haar kindertijd. Haar vriendje had ook een lichte krullenbol, ‘zo wit als sneeuw en zo sterk als een leeuw’ was zijn leuze. Hij was haar steun en als zij eens bang was van het donker of als ze gepest werd om haar vlechten was hij steeds daar om haar bij te staan, desnoods met zijn vuisten. Zij noemde hem haar witte ridder. Iedere nacht droomde ze van haar witte ridder. Nu, hier op de bank droomt ze ook. Een kind hebben om te verzorgen, te vertroetelen ermee in het park gaan wandelen, dat is toch het schoonste wat er bestaat. Maar de realiteit is anders. In de verte ziet zij een politiewagen aankomen rijden, instinctmatig staat ze op en gaat weer huiswaarts.

Thuis aangekomen zitten Francesco en Xavier in de woonkamer: “Zeg waar zitten jullie allemaal? Ik dacht dat we een open deur dag hielden. Jullie gingen de rommel van Jan toch verkopen?” Vraagt Xavier licht verontwaardigd.

“Was Jan er dan niet? Ik kon er niet bij zijn vandaag. Mijn moeder was plots onwel geworden. Ik ben heel de dag bij haar geweest,” loog Yvette. Op dat moment komt Jan samen met Mieke binnen.

“Jan, waarom was je niet op de uitverkoop? Ik heb verschillende werken verkocht van de grootmeester.”

“Xavier, zwijg maar al. Er is iets ernstigs gebeurd. Er zullen sancties volgen denk ik.

We vliegen eruit, met of zonder verkoop.”

“Wat is er dan gebeurd?” vraagt Yvette voorzichtig, terwijl ze teken doet aan Jan dat hij moet opletten wat hij zegt maar Mieke wil het zelf vertellen.

“Deze middag kwam er een ernstige kandidaat koper en jullie hebben haar de schrik op het lijf gejaagd. Wat er juist is gebeurd weet ik niet maar zij was volledig ontdaan. Ze sprak van spoken en doodskisten. Enfin, ze was heel kwaad en het verkoopbureel

wil nu een onderzoek instellen over wat er juist gebeurd is.”

“Wij weten nergens van,” ervoer Yvette, “wij waren niet eens hier. Jan was weg en ik zat op het pleintje.”

“Ja, van Jan weet ik het wel. Die heeft een alibi. Die zat bij mij.”

Yvette haar ogen worden groter en het ligt op haar lippen om te vragen wat Jan de hele dag bij Mieke deed. Maar ze begrijpt dat zij daar geen zaken mee heeft. Dus zwijgt ze. Mieke merkt haar reactie en geniet duidelijk van de situatie.

Jan vraagt plots: “Is Nestor nog niet terug?”

“Niet gezien,” antwoordt Yvette “Jullie ook niet, kunstenaars?”

“Niet gezien.“

“Morgen komt er een inspecteur,” vervolgt Mieke, “en ik geef jullie de raad om te zorgen dat hier niemand aanwezig is, want al wie hier is zal op de rooster gelegd worden. En als dan blijkt wat jullie allemaal uitspoken…Ik weet alles van jullie, ook van Francesco en Xavier. Maar ik begrijp jullie problemen, ik zal niets verraden, maar als ze iets vermoeden dan zal het er gaan stuiven denk ik. Het mooie leventje zal dan vlug gedaan zijn.” Mieke draait zich nog even naar Jan: “Jan kom jij maar weer naar mij morgen, ik heb nog een dag extra verlof.” Met deze woorden kijkt ze even naar Yvette die Mieke op dat moment wel kon dood bliksemen.

              Als Mieke weg is vraagt Francesco onmiddellijk: “Wat bedoelt zij met ons mooie…”

Maar Yvette luistert niet eens naar hem, zij roept boven hem uit: “Jan, wat heb jij haar allemaal verteld en wat moet jij heel de dag bij haar?”

“Ik, niets speciaals. Ik heb wat lusters gehangen en de afvoer van het bad was verstopt. Gewoon wat klusjes gedaan.”

“Wat klusjes gedaan, in haar bed zeker? En wat heb je haar allemaal gezegd?”

“In haar bed? Maar neen. Maar daar heb jij toch niets mee te maken zeker.”

“Oh nee? En als jij je mond voorbijpraat? Wat dan?” “Mieke is te vertrouwen. Zij is een goed mens.”

“Zeg, wat gebeurt hier allemaal?” vraagt Francesco met drang, “wat mag er niet geweten worden? En waarom vliegen jullie uit dit huis? Betekent dat, dat wij onze galerij weldra kwijt zijn?”

“Wij moeten het hen zeggen, Yvette. Het spelletje is uit.”

“Hou jij je mond maar. Ik zal het wel zeggen.” Yvette zet zich wat rechter en richt zich tot de kunstenaars in de zetel: “Francesco en Xavier, luister, wij hebben jullie niet alles verteld.”

“Dat heb ik intussen wel begrepen,” verklaart Francesco en wacht geduldig op de verdere uitleg van Yvette.

“Wij hebben de zorg van dit gebouw op ons genomen en mogen in ruil dit betrekken.”

“Met andere woorden: jullie zijn krakers?”

“Eigenlijk wel, ja.”

“Dat is duidelijk. Maar dan hebben jullie die galerij onwettig aan ons verhuurd?”

“Ja, maar voor jullie maakt dat toch weinig verschil. Je was akkoord en een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële. ‘De hogere kunst fungeert als uitdrukking van een andere, bovennatuurlijke wereld die het wezenlijke herbergt, het poëtische. Dat waren toch uw woorden, Francesco. Waren dat uw woorden niet?”

“Ja, ja, maar wij wisten toen niet alles. Maar goed zand erover. Tenminste als we akkoord kunnen komen.”

“Akkoord? Wat willen jullie dan?”

Francesco haalt diep adem en bijt op zijn nagels: “Het is misschien vervelend voor jullie maar ik wil al lang dichter bij mijn werken zijn. Wij willen bij jullie intrekken.” Jan begint nu op zijn nagels te bijten en Yvette haalt diep adem: “Luister, er zijn niet veel regels, maar het weinige zul je toch moeten respecteren.”

“Laat maar horen. In een samenleving horen steeds losse elementen en vaste…” “Ja, ja het is al goed, ik versta het wel. Eerste regel: er is een takenverdeling voor wat het huishoudelijk werk betreft. Iedereen helpt mee in het huishouden.” Yvette zei het klaar en duidelijk en ze keek daarvoor recht in de ogen van Francesco. “Ten tweede al onze onkosten worden betaald uit een gezamenlijke leefpot. Elk van ons doet een vrijwillige bijdrage en daar leven wij van. Dit wordt van jullie dan ook verwacht. En ten derde:…”

“Wacht die bijdrage, wij hebben …”

Hier wacht Francesco even en Yvette moet slikken, zij vreest dat Francesco wil zeggen dat zij al een bijdrage geleverd hebben. Dan zal deze zaak voor haar niets opbrengen. Wijselijk zwijgt ze en heft ze haar kin omhoog om aan te duiden: zeg het maar wat hebben jullie? Francesco gaat stotterend verder: “Wij hebben…ook… een soort… leefpot. Xavier is onze gezamenlijke euh… “ “Penningmeester!” komt Xavier snel tussenbeide.

“Dank je. Konijntje. Dat wil zeggen: Xavier betaalt voor ons beiden.”

“Als het dan ook maar dubbel is dan is dat oké,” antwoordt Yvette. Opgelucht gaat ze verder: “Ten derde iedere grote verandering moet met allen samen besproken worden.”

“Goed, maar moet Nestor dan niet mee beslissen? Want die is hier nog altijd niet.” “Oh, ja waar is Nestor eigenlijk? Het is al donker aan het worden. Die moest al lang thuis zijn.”

Xavier herinnert zich plots Nestor in de tuin gezien te hebben.

“Maar die is toch al lang thuis. Die liep daarstraks op het erf rond. Is hij misschien boven?”

Jan loopt roepend naar boven maar komt even later terug: “Boven is hij niet, zelfs niet in zijn bed.”

“Waar zou die dan zijn?” vraagt Yvette zich lichtjes ongerust af.

Francesco staat op: “Als je hem gevonden hebt bespreek ons voorstel dan maar met hem. Kom Xavier, deze nacht slapen we nog niet hier. Bij het missen van een kleinste schakel loopt de hele ketting vast. Hopelijk weten we morgen meer.”

De twee kunstenaars verlaten het huis en gaan de garage binnen. Daar Xavier al de lampen losgedraaid heeft zien zij geen steek voor de ogen. Francesco licht met een aansteker terwijl Xavier op de trapladder klimt en een lamp vastdraait. Het licht gaat aan en Francesco slaat een luide gil. Yvette en Jan komen zo snel ze kunnen naar de galerij en zien Francesco met zijn arme zwaaien. Ze horen hem brullen: “Jij, lelijke kunstbarbaar. Kijk eens wat je gedaan hebt! Heel mijn kunstwerk is verknoeid.” Yvette komt als eerste in de galerij: “Nestor, wat doe jij hier en wat lig jij in die doodskist te doen?”

“Doods…kist, li..g…ik in een k…is…t. Ik, ik, ik lig in MIJN bed. En j…jullie

heb…hebben mij w..w…wak…ker ge…ge…gemaakt.”

“Nestor, jij bent dronken, jij hebt weer aan de whisky gezeten. Je had ons beloofd niet meer te drinken.” “Dat, dat, ik …dr…oom. Slaap wel.” Met deze woorden valt Nestor weer in slaap. Yvette gaat naar hem toe en probeert hem wakker te schudden. Buiten wat gesnurk en gemompel komen er geen andere geluiden uit zijn mond.

“Mannen help mij eens we moeten die zatlap in zijn bed krijgen. Dat hij zijn roes kan uitslapen. Francesco en Xavier, morgen zeg ik dat Nestor zijn akkoord gegeven heeft. Hij weet morgen toch niets meer van vandaag. Welkom in de club. Morgen regelen we de slaapplaatsen. Kom helpt me die man op te pakken.” Met zijn allen dragen ze Nestor naar boven en leggen hem in bed.

             De volgende morgen zit Nestor met een kater aan tafel. Hij legt aan Yvette en Jan uit waarom hij gedronken heeft. Hij vreest dat hij zijn thuis moet verlaten en dat is hem te machtig. Vaag herinnert hij zich dat iemand hem wakker had gemaakt en toen hij opkeek liep een vrouw krijsend de galerij uit gevolgd door een man. Zij riep als maar door “EEN SPOOK, EEN SPOOK”.

“Oh, dan waren dat die kandidaat kopers. Jij hebt ze zonder het te weten de stuipen op het lijf gejaagd. Die komen nooit meer terug.”

Jan begrijpt snel wat Yvette bedoelt en de hele toestand doet hem in een schaterlach losbarsten. Zo aanstekelijk dat de andere twee ook beginnen te lachen totdat hun buik er pijn van doet.

“Herinner jij je nog iets van gisteren?” vraagt Jan nieuwsgierig aan Nestor.

“Ja, Xavier had gisteren een stand opgebouwd om de kunststukken van Francesco te verkopen. Maar Xavier kent niets van kunst. Hij kent het verschil niet eens tussen de werken van Francesco en een gewone hamer. Het enige wat hij verkocht zijn hamers, zagen en ander gereedschap.”

Jan begint weer te schateren maar stilaan begrijpt hij wat Nestor bedoelt. “Maar dat waren toch mijn hamers, en zagen. Dat is mijn gereedschap dat die snul verkocht heeft.”

Nestor kijkt Jan meewarig aan: “Dat zal wel, want zij bezitten niets alleen wat kunstwerken of wat er voor moet doorgaan.”

“Wacht tot die twee kwakzalvers terugkomen zie. Die denken toch niet dat zij bij ons kunnen komen wonen zeker?” .

 

07-05-2020 om 11:18 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
06-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 2. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 2.

Het pleintje.

Francesco neemt een mes en kerft ruwweg twee keer door het doek. “Xavier steek die kader eens omhoog zodat ik het resultaat kan beoordelen.”

Xavier gaat op een stoel staan en houdt het schilderij boven zijn hoofd. “Is het zo goed, Meester?

“Kom zet maar terug neer. Mijn inspiratie zegt dat er nog twee grote en één half grote kerf bij moeten komen.”

Francesco zijn mes ritst weer door het doek, en weer en weer, twee lange en één korte snee: “Hou het nog eens recht en ga een paar meter achteruit staan. Dit kunstwerk heeft ruimte nodig.” Xavier luistert gedwee.

“Fantastico. Alleen een grootmeester kan zo een werk tot in de details uitvoeren. Al zeg ik het zelf. Dit vertolkt de vernieling van wat een ander opgebouwd heeft. Ik noem het ‘De verwoesting van het schone’. Waar en hoe ga ik het ophangen?”

“Zeg het maar meester.”

“Ja konijntje, dat ga ik doen. Neem de ladder en knoop een ijzerdraad aan die balk daarboven. We knippen de draad van lengte en we hebben de ideale ophanging.

Van dit kunstwerk uiteraard.”

Xavier doet wat zijn meester zegt. Dat doet hij trouwens altijd. Even later daalt hij de ladder weer af en bekijkt het stukgesneden schilderij. Jan komt in de galerij en houdt halt aan het kunstwerk. Hij bekijkt het aandachtig en vraagt om uitleg: “Wat betekent dit nieuwe kunstwerk?”

Xavier en Francesco staan sprakeloos. Jan noemde het ding aan die draad een kunstwerk en wil zelfs meer weten hierover. Dat hadden zij niet verwacht van een kunsthater zoals Jan. Francesco herstelt zich vrij snel van de verrassing en legt uit:

“Dit kunstwerk geeft het probleem weer van de innerlijke ruimte als gevolg en oorsprong van de uiterlijke ruimte. De innerlijke ruimte is hier slechts een zwart gat waar een tekortkoming schuilhoudt. Dit is een gevolg van de uiterlijke ruimte Indien het uiterlijke niet bestond kon het gat ook geen plaats hebben. Want een gat in het niets is nog minder dan niets. Het is enkel omdat er een uiterlijk bestaat dat we het innerlijke gat kunnen doen gelden.”

Francesco gaat zo op in zijn betoog dat hij niet eens merkt dat Jan enkel schijnbaar interesses vertoont. Jan wacht enkel geduldig af totdat de kunstenaar is uitgepraat om daarna het woord over te nemen. “Daar zijn jullie dus mee bezig. Uwe kostbare tijd verdoen met wat stukken en brokken te maken. Vernielingen aanrichten en rommel maken. Allemaal terwijl buiten de grootste catastrofe staat te gebeuren. ‘Het Tinnengat’, kennen jullie ‘het Tinnengat?’ Dat is dat leegstaand pleintje hier niet ver vandaan. Dit pleintje is nog één brok natuur. Als we niets doen wordt het weldra verkaveld. Er komen grote kantoorgebouwen op. Weten jullie wat dat betekent? Dat wil zeggen drukte, auto’s, files, opstopping, getoeter, nervositeit in de straten. De kant van de straat wordt dan bekleed met geparkeerde auto’s. Iedere avond luchtvervuiling van startende wagens. De vogels zullen gaan vliegen en trekken naar rustige buurten. En er zullen meerdere gebouwen komen. Appartementsblokken. Ons laatste stukje groen zal verdwijnen. En onze woonst zal opgeslorpt worden door de massa. Dit is pas een innerlijk probleem van de uiterlijke invloed. En wat doen jullie? Oude waardeloze schilderijen stuksnijden en aan een ijzerdraadje hangen. Wij moeten samen actie voeren, betogen. Allemaal samen de verkaveling tegenhouden.”

Xavier en Francesco staan perplex. Ze vinden wel dat Jan ergens gelijk heeft: het pleintje en de straten moeten gered worden. Maar bij het horen van het woord betogen gaat hun aandacht weer volledig naar hun kunstwerk aan de draad. “Hang het eens wat hoger, Konijntje.”

Yvette komt binnen en vangt nog net het woord betogen op. Zij vraagt wie er voor wat gaat opkomen en Jan doet opnieuw zijn verhaal.

Met veel interesse luistert zij naar hem maar moet hem uiteindelijk teleurstellen: “Ik vind het een edele gedachte van jou, Jan, maar je weet toch dat ik niet zomaar mee kan gaan betogen. Ik moet ondergedoken blijven. Stel dat ze me oppakken, mijn vermomming zal snel opvallen en dan vlieg ik onmiddellijk in de cel.”

Ze kijkt Francesco aan die schijnbaar druk bezig is maar toch alles goed hoort. “Maar

Francesco, jij en Xavier kunnen toch een paar uur vrijmaken om te gaan betogen?”

“Betogen ligt niet in onze aard. Maar ik wil wel helpen. Ik beloof jullie een kunstwerk te maken in verband met de antiverkaveling.”

Jan en Yvette vinden het een reuze idee. Ze hopen met het kunstwerk de aandacht van de pers te kunnen trekken.

Nestor zit aan de tafel. Op het tafelblad liggen de rozenblaadjes netjes in doosjes. Eerst de rode roze kelkblaadjes en daarnaast de groene takjes. De grootste links en de kleinsten volledig rechts. De groene plastic topjes liggen apart in het doosje bovenaan. Op de grond staat een zak voor de gescheurde blaadjes. De laatste doos met satérozen is bijna afgebroken. Weldra kan hij aan het echte werk beginnen. De eerste echte kunstbloemen maken. Zijn eerste geld verdienen. Yvette enthousiast over de betoging vraagt aan Nestor of hij niet mee gaat betogen. Waarna Jan voor de derde maal met veel vuur zijn uitleg doet. Nestor denkt na. Hij zit met een dilemma. Hij wil dolgraag mee gaan betogen maar de bloemen moeten ook op tijd af zijn. Doordat de eerste dozen verkeerd waren gemonteerd moet hij nu alle bloemen demonteren en opnieuw monteren. Hij heeft nog geen enkele bloem volledig juist en af.

“Spijtig,” zegt Jan, “niemand wil echt iets voor de natuur doen. De natuur, onze toekomst en de toekomst van onze kinderen.”

“Oké,” zegt Nestor, “ik ga mee betogen als jij belooft mij daarna te helpen met bloemen te maken.”

Jan gaat onmiddellijk akkoord en samen beginnen ze plannen te maken, aangespoord door Yvette. “Er moet een spandoek gemaakt worden, slagzin gezocht en een echte aandachtstrekker, iets speciaals, maar wat?”

              Op het erf in een hoek ligt al de rommel van Jan op een hoop. Iedere maand op de dag van het groot vuil gaat hij met een oude stootkar de buurten af en laad alles op wat bruikbaar is. Thuis wil hij het altijd onmiddellijk weg stapelen maar dat komt er nooit van. De stootkar staat steeds overvol, de kasten, tafels en losse planken, oude lusters, een weegschaal, zelfs een plastic geraamte liggen kris kras op elkaar. Nestor heeft hem al duizend keer gezegd wat een rommelvent hij wel is en Jan belooft telkens weer op te ruimen maar verder dan een belofte komt het nooit. Francesco maakt regelmatig gebruik van die rommel en zoekt daar inspiratie en materiaal om zijn kunstwerken te creëren. Deze namiddag staat hij gebukt bovenop de rommel wanneer Jan het erf opkomt, op zoek naar verf en een oud laken om een spandoek te maken. “Francesco! Ben je weer meubels van mij aan het pikken? Dat is hier van mij en daar moet jij met je pollen afblijven. Ik blijf toch ook af van de prullen die jij maakt.”

Francesco voelt zich betrapt en smijt het apotheekkastje met een smak op de grond.

Het kleinood valt in kleine plankjes uiteen. Zonder iets te zeggen gaat hij van de werf af. Maar om de hoek blijft hij staan loeren. Jan neemt een schilderborstel een pot verf en een wit laken. Hij kijkt nog eens kwaad over het erf. Gelukkig kon Francesco tijdig wegtrekken. Even later ligt het erf er weer verlaten bij en Francesco roept zachtjes naar Xavier: “Xavier zie je dat oranje kastje en die oude matrassen staan? Wel loop vlug naar daar en breng het hierheen. Ik heb het nodig om dat project van de antiverkaveling. Maar zie dat Jan je niet ziet. Wees voorzichtig.”

              Enkele uren later heeft Francesco zijn kunstwerk klaar. Fier nodigt hij de drie krakers uit om het te komen bewonderen. Omdat ze denken dat het over de antiverkaveling gaat volgen ze vol verwachting de grootmeester. In het midden van de galerij ligt een stapel brandhout. Francesco houdt halt vlak voor de stapel en begint zijn kunstwerk te verklaren: ”Samenstellingen worden uitgewerkt door het ordenen van kleine eenheidsblokken. Sommigen zijn heel, andere slechts delen ervan. Zodoende ontstaan er verschillende gelijkwaardige talen. Elke constructie is vergankelijk en toch echt. “

“Voor mij is dat gewoon een stapel brandhout dat in as vergaan is als het straks is opgebrand,” zegt Yvette nonchalant.

“Is dit de antiverkaveling?” vraagt Jan volledig verrast.

“Neen, dit is niet de antiverkaveling. Ik had plots inspiratie voor iets anders. Dit noem ik ‘de warmte en de mens’”

“Zie je wel dat het brandhout is,” zegt Yvette voldaan.

“Kom,” zegt Nestor tot Jan, “we nemen onze spandoek en trekken naar het pleintje. En morgen gaan we bloemen maken. Je hebt het beloofd.” Jan, Nestor en Yvette verlaten ontgoocheld de galerij. Ze hadden wel wat meer medewerking van Francesco verwacht.

              De volgende morgen zit Jan met een verwilderde kop en kleine oogjes naast een goedgezinde Nestor. Vrolijk fluit hij een deuntje. “Die betoging was echt een succes. De burgemeester was onder de indruk van onze vreedzame maar efficiënte aanpak. Ik heb er een goed oog in.”

“Ik niet, dat gaat hier vooruit als bonen knopen,” antwoord Jan nog slaperig en telt voor de vierde maal de afgewerkte bloemen op tafel. “We zitten hier al van voor zeven uur deze morgen, het is nu kwart na acht. Vierentwintig bloemen in meer dan één uur. Ieder twaalf bloemen. Dat is vijf minuten per bloem. Dat moet sneller kunnen. We moeten in serie gaan werken. Eerst het één en dan het andere.” Hierbij legt Jan zijn bloem die hij in de maak heeft op tafel en denkt hardop na: “Als we nu eens eerst al de blaadjes van elkaar trekken? Er hangen steeds drie verschillend blaadjes aan elkaar. Om ze te kunnen monteren moeten we die altijd één voor één lostrekken. Als we nu eens eerst al die blaadjes van elkaar trekken en we steken die van dezelfde grootte bijeen in een zak. Dan hoeven we maar uit elke zak één blad te nemen naargelang we nodig hebben.”

“Niks van,” onderbreekt Nestor hem, “we hebben al één keer alles verknoeid en dit systeem werkt. Door de routine zal alles wel sneller gaan. We doen voort zoals we bezig zijn. En neem uw bloem terug vast, in plaats van het staan uit te leggen.”

“Zeg, ik wil toch alleen maar helpen, zeker.”

“Doe maar,” denkt Jan, “straks moet je toch boodschappen doen en dan heb ik het kot vrij.”

                           In de namiddag vervult Nestor zijn plicht en gaat zoals altijd naar de winkel.

Terwijl hij zijn jas aantrekt kijkt hij bezorgd naar Jan. “Jan, geen zotte kuren doen hé. Gewoon voort blijven werken. Je kunt als je doorwerkt zeker zeven of acht bloemen maken terwijl ik weg ben.”

“Ja, ja. Het is al goed. Maak mar dat je wegkomt.”

Zodra Nestor de deur dichtslaat maakt Jan van de gelegenheid gebruik om zijn plan door te drukken. Hij neemt de zak met groene blaadjes en trekt zo snel hij kan al de blaadjes van elkaar. Daarna neemt hij de rode kelkblaadjes en ook die trekt hij van elkaar. Vlug neemt hij de tweede zak met groene blaadjes en ook dan weer een zak met rode blaadjes.

              Yvette Francesco en Xavier zitten aan tafel. Zij wil met Francesco over muziek praten maar de kunstenaar kan alleen maar over beeldende kunst spreken. Zij beschrijft de door merg en been dringende klanken van een saxofoon en Francesco ziet enkel de mooie vormen van het instrument. Xavier zit erbij en luistert alleen maar. Yvette denkt met heimwee terug aan de tijd met haar saxofoon. Het is het enige wat zij meegebracht heeft toen ze naar het kraakpand kwam.

Jan heeft intussen drie zakken van de groene blaadjes en twee zakken van de rode kelkblaadjes uiteengetrokken, “Nestor zal nu wel moeten toegeven dat zijn idee niet zo slecht was. Denkt hij tevreden. Straks kunnen ze de blaadjes zomaar uit de zakken nemen zonder ze eerst te moeten vaneen trekken.“

              De buitendeur naar de keuken gaat open en een vrouw komt binnen. “Zijn jullie de betogers om het tinnengat te behouden?”

“Ja, en wie ben jij?”

“Ik ben de maatschappelijke werkster van de gemeente hier. De poort staat open en daarom kom ik maar langs achter binnenvallen. Ik heb goed nieuws voor jullie. Het

Tinnengat blijft! De burgemeester heeft de verkaveling afgeblazen.”

Bij deze woorden krijgt Jan de tranen in de ogen: “Kom vlug in de woonkamer dan vertellen we het aan de anderen.”

Yvette kan een gilletje niet onderdrukken. De vrouw vertelt verder:

“Toch niet te vroeg victorie kraaien want er is een maar aan.”

“Zeg maar, wij zijn tot alles bereid,” antwoordt Jan grootmoedig.

“Luister! Jullie moeten bewijzen dat het pleintje echt nuttig voor de gemeente kan zijn. Dat wil zeggen jullie richten een speelhoek in met speeltuigen en ook een bank voor de ouders. Jullie krijgen een budget en verder de vrije hand. Maar let wel indien het resultaat niet voldoet wordt de verkaveling terug herzien.”

Iedereen is enthousiast. Zelfs Francesco wil zijn kunstwerk nog afmaken en het tentoonstellen op het pleintje. Met deze woorden gaan Francesco en Xavier naar de galerij. De maatschappelijke werkster gaat langs de keuken terug buiten. In de keuken blijft ze voor de zakken met bloemen staan en roept naar binnen: “Zijn dat kunstbloemen die jullie aan het maken zijn?” Jan en Yvette komen ook naar de keuken.

“Die heb ik wel duizenden gemaakt in de tijd. Om een reis naar Lourdes te kunnen bekostigen,” vervolgt de vrouw, “voor een groep gehandicapten. Een goed werk. Ik maakte in die tijd driehonderd bloemen per uur. Er waren vrouwen die er zelfs driehonderdveertig op één uur ineenstaken. Wacht ik doe het even voor. Maar waar is het machientje?”

“Machientje? Welk machientje? Moet er een machientje zijn?” Vraagt Jan volledig onthutst.

“Natuurlijk is er een machientje. Het wordt er altijd bijgeleverd. Zonder machientje is het gewoon niet te doen.”

Yvette kijkt Jan aan en vraagt: “Zou Francesco er toch niet mee weg zijn?” “Stel je voor. Het zit misschien wel in één van zijn kunstwerken. ‘De technici en een bloem’, of zoiets.”

De twee vrouwen en Jan haasten zich naar de galerij en vinden Francesco in druk gesprek met Xavier. Vóór hen staat een kruiwagen met daarop een spade, een riek, een rijf en een kolenschop. Alles met hun steel omhoog. Bovenop de vier stelen staat een kinderfietsje gemonteerd met op het zadel een ijzeren toestelletje. Een basisplaat met daarop een buisje gelast. In dat buisje zit een veertje met een pinnetje op gemonteerd.

“Daar staat het,” roept de maatschappelijke werkster opgelucht, “daar op het zadel van het fietsje.”

Jan wil het onmiddellijk nemen maar wordt tegengehouden door Xavier: “Afblijven, dit is een creatie van de meester. ‘De anti moderne techniek’.” « Alles is anti bij uw grootmeester,” concludeert Yvette.

Jan gaat voor Francesco staan en kruist zijn armen. “Dit hier is een creatie van Francesco de grootmeester en die fiets is eigendom van Jan de klusjesman. En die spade ook, en die rijf ook en die moderne techniek hier allemaal is van Jan de klusjesman en jij kunt nu kiezen: ofwel sleur ik alles uiteen en neem alles mee terug ofwel geef jij mij onmiddellijk dat ‘anti modern techniek toestel’ op die fiets terug. Wat kies je?” “Konijntje, geef dat ijzeren onding maar terug. Ik zei daarstraks al dat er iets bij zat dat niet paste.”

Xavier gaat op een stoel staan en probeert het machientje van het zadel af te trekken. Maar Francesco heeft het goed vastgelijmd en het wil niet zo goed lossen. Xavier geeft er een stevige ruk aan en valt achteruit. Het hele gevaarte valt als een puinhoop in elkaar. Jan en Yvette proesten het uit van het lachen. De maatschappelijke werkster kan slechts met moeite haar lach bedwingen. Met een reflex neemt Jan het bloemenmachine en gaat met geheven hoofd terug naar binnen.

“Zo laat nu maar eens zien wat je kunt,” vraagt Jan aan de vrouw terwijl hij fier de zakken met de uiteengetrokken blaadjes voorschuift.

“Hebben ze dat zo afgeleverd bij jullie?”

“Neen dat is mijn werk. Ik heb ze voor jou allemaal al vaneen getrokken.” De vrouw kijkt even rond en ziet nog enkele originele zakken staan. Ze schuift de zakken van Jan opzij en zet een zak met blaadjes en een zak met kelkblaadjes naast haar. “Kijk!” zegt ze terwijl ze een groen topje neemt en het op het pinnetje van het machientje zet. “We nemen een topje en zetten het met de rand naar onder op dit pinnetje. Dan nemen we een rood kelkblaadje. Er zitten drie blaadjes aan elkaar, goed voor één roos, het kleinste met het gaatje over het groene topje met een ruk breekt het af van de twee andere blaadjes, het volgende blaadje over het topje, weer afbeken en tenslotte het laatste blaadje. Hetzelfde doen we met de groene blaadjes. Steel erop en de eerste bloem is klaar. Dit was traag. Maar nu laat ik jullie zien hoe vlot het kan gaan.”

Jan neemt zijn horloge en telt af. Twaalf seconden later is de eerste bloem klaar.

“Ongelooflijk,” zegt hij, “mag ik eens proberen?”

“Natuurlijk, moeilijk is het niet. Enkel wat routine en jij kunt dat ook in twaalf seconden.”

Jan zet zich achter het toestel en twintig seconden later is zijn bloem klaar.

“Dat is vijftien maal sneller dan mijn record. Hoe kan ik je bedanken? Je bent vandaag tweemaal onze reddende engel. En wees gerust; van het pleintje maken wij een juweeltje. Zeg dat maar tegen de burgemeester.”

              Een half uur nadat de maatschappelijke werkster het pand verlaten heeft, komt Nestor met zijn boodschappen binnen. Jan legt de gemaakte bloemen vlug opzij, schuift het machientje onder een doos.

“Wel Jan moet jij geen bloemen maken? Wij hadden toch een afspraak!”

“Och maat, ik heb er een studie van gemaakt. Hoeveel bloemen doe jij op een uur?” “Iets meer dan twaalf, nu nog, maar met wat meer routine worden dat zeker veertien stuks.”

“Dat is ongeveer vijf minuten per bloem. Wel ik maak er twee per minuut.”

“Zo een praat heb ik nog nooit gehoord. Zelfs aan de toog niet.”

“Wedden we?”

“Wel ja, als jij er voor zorgt dat ik er ook twee per minuut kan maken dan hoef jij mij niet meer te helpen.” “Voor geen enkele bloem?”

“Voor geen enkele bloem!”

“Vanaf nu?”

“Vanaf het moment dat je het mij geleerd hebt.”

“Oké afgesproken. Yvette jij bent mijn getuige.”

Jan neemt met trillende handen het machientje van onder de doos.

“Wat is dat, waar komt dat vandaan?”

“Ssst. Zwijg, kijk en leer.”

Jan begint zijn bloemen te maken en na de vijfde bloem heeft hij nog maar vijftien seconden nodig. Nestor weet niet wat hij ziet. Razend enthousiast vraagt hij:

“Laat mij dat eens proberen?”

“Ja, maar indien je er twee per minuut maakt dan is mijn taak gedaan. Dan moei ik mij er niet meer mee. Akkoord?” “Ga opzij jong, laat mij dat proberen.”

“Aan jou de eer.”

Nestor begint, de eerste bloem gaat wat moeilijk maar daarna gaat het steeds beter. Na de zevende bloem breekt hij het record. Veertien seconden. Jan wrijft in zijn handen. “Zo mijn taak zit erop voor de rest van mijn leven. Nu iets anders. De maatschappelijke werkster is hier geweest, het tinnengat mag blijven. Maar er is wel een voorwaarde. Wij allen samen, dus jij ook, moeten van het pleintje een echt juweeltje maken zodat de gemeente fier kan zijn op haar pleintje. Het moet zo gezellig en mooi worden dat de reisbureaus het in hun brochures gaan zetten. Francesco wil ook helpen door een kunstwerk van hem op het grasveld tentoon te stellen. Jij gaat toch ook helpen hé?”

“Na uw hulp ben ik dat wel verplicht. Ik kan nu bloemen maken tegen honderd in het uur.”

“Ja, nog iets,” voegt Jan eraan toe, “we krijgen een budget toegewezen. Maar ik heb materiaal genoeg staan in de hof en op mijn stootkar. Dus het volledige budget steek ik in de leefpot. En Yvette jij gaat voortaan terug mee afwassen. Want mijn eerste bijdrage in de leefpot wordt kortelings gestort.”

“Oké, oké. Je hebt gewonnen. Het geluk is voor rare mensen.” Plots ziet Nestor de zakken staan met de afgetrokken bloemen.

“Wat is dat daar? Wie heeft dat gedaan? Zo kan ik die toch niet gebruiken, nu moet ik zes keer uit een zak pakken om één bloem te maken in plaats van twee keer.” Maar Jan hoort dat laatste niet meer, want hij loopt vlug naar buiten en roept over Nestor heen:

“Ik heb met die bloemen niets meer te maken. Dat heb jezelf beloofd. Ik ga een picknicktafel maken voor het tinnengat, want Mieke komt volgende week.” “Wie is Mieke?” vraagt Yvette terwijl ze met hem mee loopt.

“Mieke is de maatschappelijke werkster van daarstraks.”

“Amaai, zo familiair al? Heb je soms iets met haar?”

“Neen, maar ik zag haar naam toevallig op een kaartje staan. Mieke en nog iets, maar dat kon ik niet snel genoeg lezen.”

“Dat naamkaartje was toch van haar?”

“Ik denk dat, ja. Ik blijf ze toch Mieke noemen.”

“En, wat komt Mieke dan doen?”

“Wel ik heb met haar afgesproken dat wij samen naar het pleintje zouden gaan om te bespreken hoe we het allemaal gaan doen.”

“Dat is een goed idee. Misschien kunnen we allemaal wel meegaan.”

“Zou je dat wel doen Yvette? Zie dat er foto’s of zo gemaakt worden. Als iemand je herkent en ze vinden je, wat dan?”

“Ik zet mijn rosse pruik op en met mijn uilenbril kent niemand me nog.”

              Een week later wandelen Jan, Yvette, Nestor, Xavier, Francesco en Mieke samen naar het pleintje.

Yvette heeft voor alle veiligheid haar pruik en uilenbril opgezet. Er wordt druk gepraat over de toekomst van het pleintje. Plots neemt Xavier het woord:

“Wij hebben een verrassing voor jullie. Mijn meester heeft zijn belofte gehouden en een kunstwerk gemaakt. Deze morgen heeft hij het op het pleintje geplaatst. Het heeft iets met een spiraaltje te maken.”

Mieke houdt bruusk haar pas in. “Zeg, er komen kinderen op het pleintje. Er is toch niets onzedelijks bij? Want met die kunstenaars weet men maar nooit.”

Francesco stelt Mieke onmiddellijk gerust: “Mijn kunstwerk heeft niets met het spiraaltje te maken waar jullie aan denken. Het is een protest op de verkavelingen. Een spiraal richt onze aarde naar de zelfvernietiging. De vrijliggende stukken grond worden verkaveld en verbouwd en kunnen daarna niet meer gebruikt worden om tot meer ecologische redenen aangewend te worden.”

Mieke fronst haar wenkbrauwen. “Ja, dat men ze wil verkavelen dat weet ik al, maar wat heeft die spiraal daar mee te maken?”

“De spiraal wijst in de richting van de zelfvernietiging. Even geduld nog, zo dadelijk zien we het tinnengat en dan kun je mijn kunstwerk bewonderen.”

Even later draaien ze de hoek om en allen, behalve de twee kunstenaars, blijven versteld staan: Tafels, oude matrassen, ketels, pannen, kapotte deuren, scheve schuiven, een verroeste fiets, autozetels en stukgeslagen stoelen liggen verspreid over het pleintje. In de drie hoeken staat een veer uit een oude matras recht op de grond. Yvette proest het uit. Mieke durft Francesco niet aan te kijken.

“Inderdaad dit stuk grond kan door niets anders nog gebruikt worden. Er is zelfs geen ruimte om een schommel te plaatsen, laat staan een heel speeltuintje met picknickbank en al.”

Jan staat onthutst te kijken naar zijn meubelen en mompelt: “Mijn meubelen, mijn meubelen. Allemaal kapotgeslagen.” Hij slaat zijn handen voor zijn gezicht, heel even maar. Dan vliegt hij op Francesco en grijpt hem bij de keel. “Mijn meubelen moeten terugkomen en er moet plaats vrijkomen voor de speeltuigen en voor de picknicktafel. Heb je mij verstaan? Stuk kunstenaar van niks.”

Xavier grijpt Jan bij zijn schouders. “Mijn meester is geen kunstenaar van niks. Hij is een grootm…”

Jan draait zich om en geeft Xavier een stomp op zijn oog zodat hij op de grond valt. Francesco wil Jan slaan maar Mieke komt tussenbeide. “Vrienden, het is gedaan. Ik zal jullie wel zeggen wat er moet gebeuren. Of willen jullie alles zien verkavelen?” Jan laat Francesco los en Xavier wordt recht geholpen door Yvette en Nestor. Mieke gaat naar de oude matrassen. “Deze dingen moeten weg. In die hoek komt een nieuw kunstwerk, een veel kleiner en enkel met harde materialen die niet kunnen rotten. Daar aan die kant komt de picknickbank en de rest is voorbestemd om de speeltuigen te plaatsen. Over enkele weken spreken we terug af voor een evaluatie.” Francesco gebiedt aan Xavier dat hij alles weer terug moet dragen naar de galerij. Jan verbetert Francesco door te zeggen dat alles terug op de plaats moet gelegd worden waar ze het genomen hebben, waarop Francesco hem goedschalks een glimlach toezendt.

              Twee dagen lang regende het pijpenstelen. Deze voormiddag is het eindelijk wat zachter gaan regenen. Zo een vuil miezerig weertje waar je uiteindelijk doornat van wordt. Jan staat in de hof en timmert een schommel in elkaar. Hij heeft een kast en een tafel afgebroken om aan het nodige hout te komen. De wrevel tussen Francesco en hem is nog altijd goed voelbaar. Hij is te koppig om aan Francesco te vragen in de galerij zijn speeltuigen te mogen afmaken. Yvette heeft hem al verweten kinderachtig te zijn, maar toch brengt zij hem af en toe een warme kop koffie.

                            Francesco is samen met zijn compagnon aan een volgend kunstwerk bezig.

Hij heeft een vogelkooi zien liggen tussen de rommel van Jan. Al drie keer heeft hij Xavier erop uitgestuurd om te zien of Jan nog altijd op de werf was. Francesco zijn geduld is ten einde. “Konijntje, ga naar Jan op de werf en vraag hem heel vriendelijk of wij die vogelkooi mogen hebben.”

Xavier doet alles voor zijn meester en als een brave soldaat gaat hij naar buiten. “Jan, de grootmeester wil graag de vogelkooi daar hebben, ik mag die toch wel meenemen zeker?”

“Vogelkooi? Gaat hij jou in een kooi zetten? Dat hij maar naar de zoo gaat, daar zijn kooien genoeg.”

“Moet ik mijn leermeester dat zeggen?”

“Zeg hem wat je wilt, maar van mijn gerief blijft hij af.”

Terneergeslagen draait Xavier zich om en gaat terug naar de galerij om de boodschap over te brengen.

Yvette staat vanuit het raam de gebeurtenissen gade te slaan. Zij neemt een paraplu en gaat naar Jan.

“Wel Jan wat was dat allemaal? Zouden jullie niet beter overeenkomen in plaats van elkaar de duvel aan te doen? Als jij eens wat toegeeflijker zou zijn dan mag jij misschien wel in hun atelier werken. Daar sta je droog.”

“Ik moet niet droog staan.”

“Heb je al eens gedacht welke kleur je de schommel gaat geven?”

“Rood, dat zien alle kinderen graag.”

“En gaat dat in die miezerige regen?”

“Er zijn betere omstandigheden.”

“Jan, wees redelijk, kom toch overeen, zodat iedereen er baat bij haalt.”

“Ik ga niet smeken aan die omhooggevallen rommelmaker.”

“En als ik nu eens voor jou ga onderhandelen?”

“Phoe! Allez, ja goed, omdat jij het bent. Die rommelmaker mag hier wat materiaal komen halen, maar hij moet eerst vragen wat hij wil hebben. En in ruil mag ik in zijn atelier werken voor de speeltuigen van het pleintje.”

Een kwartier later staan de twee rivalen naast elkaar te werken in de galerij. Af en toe gaat Francesco naar de hof iets bruikbaars zoeken en dan doet hij teken aan Xavier die het dan weer aan Jan moet gaan vragen. Om zijn wit kostuum niet te bevuilen doet Xavier telkens zijn werkhandschoenen aan en draagt uiterst voorzichtig de stukken één voor één naar binnen. Op zeker moment staan Jan en Xavier samen buiten voor de kapotte tafels, kasten en andere rommel. Naast hen heeft de aanhoudende regen een grote plas gevormd. Jan neemt een losse plank, bekijkt ze even. “Deze is te lang,” zegt hij tegen zichzelf en gooit de plank naast hem weg. De plank valt in de plas en het vuile water spat omhoog. Enkele druppels spatten op Jan zijn broek en een hele veeg tegen Xavier zijn pak. Xavier springt opzij, schuift uit en valt in het slijk.

“Nu kan je zelf mee in het kunstwerk gaan staan,” schertst Jan.

“Dat is jouw schuld! Jij gooit alles zomaar weg zonder te kijken waar het heen vliegt.”

“Man doe werkkleren aan in plaats van dat bakkerskostuum.”

“Dat is geen bakkerskostuum, dat is een Corneliani van Hugo Boss.”

“Ah, dan kun je er nu gerust mee in het bos. Het is toch al vuil.”

              Enkele weken later breekt de grote dag aan. Het pleintje wordt ingehuldigd. De speeltuigen zijn al geplaatst. Op de stootkar werd het kunststuk van Francesco geladen en afgedekt met een groot wit laken. Yvette heeft voor de gelegenheid haar pruik opgezet en een grote zonnebril verstopt haar blauwe kijkers. Een diep uitgesneden decolleté moet de aandacht afleiden. Aan het pleintje wordt het werk van de meester afgeladen en in de aangewezen hoek geplaatst. Xavier zorgt nauwlettend dat het kunststuk mooi onder het laken verstopt blijft. Mieke is ook komen kijken om zeker te zijn dat alles tegen de opening in orde zou zijn. Er wordt een biertje gedronken en iedereen is goedgezind. Plots neemt Jan Yvette vast en zet haar op de stootwagen, Mieke wordt door Nestor naast Yvette gezet; Jan springt ook op de stootkar. Yvette neemt haar saxofoon en Jan zijn trompet. De drie mannen duwen de stootkar door de straten en zingen: “En dat we toffe jongens zijn…” Mieke slaat de maat.    Tegen twee uur in de namiddag zijn ze allen terug op het pleintje. Yvette met haar pruik en Xavier in zijn Corneliani pak. Francesco en Jan dragen een lange stofjas. Met dit verschil dat Jan een korte short onderaan heeft terwijl Francesco een lange jeans draagt. Van Yvette moet Jan een das aan doen, die draagt hij boven zijn T-shirt. De burgemeester doet zijn toespraak, knipt het lint door en onthult het meesterwerk van Francesco: een mini houten wipplank met aan de ene kant een papegaaienkooi met daarin een fles whisky. Aan de andere kant staat een bakje met blauwe vergeet mij nietjes ingeplant. Xavier legt uit: “De geest gevangen in zijn eigen kooi wordt in evenwicht gehouden door het leven.”

Met luid applaus worden de champagneflessen geopend. Natuurlijk spelen Yvette en Jan weer de nodige muziek. Het pleintje is gered.

              Drie dagen later is Yvette de tafel aan het afruimen. Want afspraak is afspraak. Zij helpt terug mee in het huishouden. Jan komt binnen. “Op wat trekt dat nu. Het zijn allemaal dezelfde. Die bureaucraten.”

“Wat scheelt er Jan, je bent toch gaan ontvangen bij Mieke, uw vriendin?”

“Mieke, Mieke, zeg maar Mie. Ik bracht de rekening binnen en ze vroeg de bonnetjes van de aankopen. Ik heb alleen maar wat nagels gekocht, de rest komt uit mijn stootkar. Negen en negentig cent. De nagels stonden in reclame. Ik kreeg één euro van haar en omdat ik niet kon teruggeven mocht ik het overschot houden. Die euro voor die nagels heb ik dan nog geleend van Nestor. Die moet ik teruggeven.”

“Als ik het goed begrijp leg jij dan niets in de leefpot?” “Van wat zou ik? Ik had gerekend op minstens tweehonderd euro en wat krijg ik? Niets. De rotzakken.”

“Dan betekent dat, dat ik niet meer moet afwassen? Jan, de afwas staat voor jou. Het water is nog warm. Je kunt er onmiddellijk aan beginnen.”

“Ik moet eerst naar Nestor. Zijn geld teruggeven.”

Yvette knippert met haar ogen. “Nestor? Die is bezig aan een heel vervelend werk. Ik zou hem maar niet storen. Hij zei daarstraks dat iemand hem een ferme loer gedraaid heeft. Hij is de laatste bloemen aan het maken, maar al die blaadjes zijn al van elkaar getrokken en ze liggen allemaal nog eens dooreen ook. “Heel slordig gedaan,” zei hij. Hij is al twee uren aan het sorteren. Weet jij daar soms iets van?”

“Ik ga eerst afwassen, Nestor wil ik nu niet storen.”

 

06-05-2020 om 08:21 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
05-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deel 1/12 Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 1.

Saterozen.

              Jan fietst in zijn korte short door de Dorpstraat. De punten van zijn stofjas plakken nat aan zijn billen. Hij had de tijd niet genomen om te schuilen. Enkele kinderen die in een plas spelen wijzen hem lachend na: “Kijk,” joelen zij, “die vent heeft geen broek aan.” Jan doet alsof hij niets hoort. Hij houdt zijn aandacht op de twee zakken die aan zijn stuur bengelen. Hij wil zijn nieuwe aanwinst niet laten botsen. Het plastic zou kunnen barsten.

              De foto in het boek eist haar volle aandacht. Toch vindt ze deze de meest lachwekkende van allemaal. Spullen die zij normaal in de vuilbak kiepert zitten hier netjes aaneengelijmd en vormen samen één geheel. Kunst noemen ze dat! Een kleuter kan beter. “Toch moet het kunnen,” denkt ze. Ze heft haar blonde hoofdje even omhoog, maar de woorden onder de foto trekken opnieuw haar aandacht. ‘Niet alleen het object, maar ook de omgeving draagt bij tot het slagen of niet slagen van een kunstwerk.’ Zachtjes sluit ze haar ogen en de woorden sijpelen langzaam dieper, wilde plannen worden stukje bij stukje vastgelegd. Ze is zo diep in haar lectuur verzonken dat zij de laatste nieuwe hits niet eens hoort. De radio staat nochtans op tien.

Dat kan ze, de muziek keihard en toch met volle aandacht een boek lezen.

De livingdeur vliegt open en botst met een klap tegen de muur van de bergplaats. Jan probeert ze nog snel tegen te houden maar door naar de klink te grijpen rijst een plastic zak uit zijn handen. De zak met de koffiezetter klettert tegen de stenen vloer. Een droge knak doet hem beseffen dat iets breekt. De harde vloek doet dan ook niet op zich wachten. Hij kijkt naar de tafel en zucht. Met zijn vrije hand veegt hij de borden, koppen en vorken opzij. De tweede plastic zak die hij nog in zijn hand heeft zet hij op de vrijgekomen plaats. Weinig hoopvol bukt hij zich om de andere zak op te rapen, kijkt er even in en zet die dan ook op tafel.

“Wat een lawaai, dat horen ze tot op de hoek van de straat.” Jan probeert boven de bonkmuziek uit te komen en dat lukt hem zelfs, maar Yvette merkt er niets van. Schijnbaar slapend zit ze rustig met gesloten ogen in haar zetel, maar het boek in haar handen zit zo geklemd dat zelfs een slaapwandelaar het niet zou kunnen nadoen. In lange pas gaat hij naar de radio en draait de volumeknop met een ruk linksom. De harde metalen klanken blijven even luid zijn oor doorboren. Het kreng wil gewoon niet stiller.

“Wat een rommel,” mompelt hij en bonkt tweemaal op de houten kast. De radio valt stil. Yvette draait rustig een bladzijde om en leest de commentaar van de criticus. Jan staat weer terug aan de tafel en schuift nog wat borden opzij. Hij neemt de tweede koffiezetter uit de zak: “Yvette, ben jij ooit op een rommelmarkt geweest?” Glunderend kijkt hij naar zijn aanwinst. Yvette ligt alweer met gesloten ogen op de bank.

“En volk dat er was,” vertelt Jan verder. “Je kon er over de koppen lopen. Op sommige momenten was het onmogelijk om bij de kramen te komen. Een duizendste luk dat ik dit hier nog gevonden heb. Ik vroeg nog garantie maar dat geven ze natuurlijk niet op een rommelmarkt.”

Yvette opent haar ogen. “Hoeveel geld heb je gekregen om die rommel mee te nemen?”

“Gekregen, gekregen. Ik stond aan de andere kant van de kraam, daar moet je betalen. Maar van die twee maak ik ene goede.” Fier heft hij een koffiezetter omhoog. Een snoer waarvan de stekker ontbreekt, bengelt aan het toestel. Enkele druppels bruin vocht druipen langs de draad naar beneden en petsen op de tafel.

“Twee euro.”

Voorzichtig zet hij het vuile ding weer neer en neemt het tweede toestel van de tafel. Snel draait hij de verse barst in het omhulsel naar hem toe en heft het ding ook in de hoogte: “Twee en een halve euro. Met de stekker er nog aan.”

“Had die rommel maar laten liggen. Je had dat geld beter in onze leefpot gestoken.” Voordat Jan kan antwoorden springt de radio weer keihard aan en een schrille vrouwenstem krijst: “ I want, you will hear me.” Jan smakt de koffiepot op de tafel, het gebarsten stuk plastic springt los en valt verloren op de stenen vloer. In drie passen is hij in de hoek en bonkt tweemaal hard op het houten meubel met als gevolg dat een luid irriterend gebrom de kamer vult. Yvette staat rustig op en wandelt naar de hoek van de kamer bukt zich en trekt de stekker uit de contactdoos. Stilte!

“Nog zo een prachtoccasie. Rommel waar je vijf euro voor betaald hebt. Daar hadden we ook beter brood van gekocht.”

Maar Jan wil liever een ander onderwerp aansnijden en vraagt snel: “Wat ben je aan het lezen? Hé, je hebt de tafel nog niet afgeruimd. Het was toch uw beurt vandaag!” “Geen roman zoals je zou denken, maar een boek over Kunst. ‘KUNST EN ZIJN

OMGEVING’ Daar ga ik nog geld mee verdienen. Veel geld.”

Jan neemt een hamer en klopt zachtjes op het deksel van een koffiezetter.

“De enige juiste plaats voor kunst is op het containerpark.” Het deksel barst en splitst in drie stukken. “Kunst is tijdverspilling en kunstenaars zijn allemaal armoezaaiers. Als ze dood zijn geven andere zotten, kunstkenners zogezegd, miljoenen voor een stuk doek met hier en daar een streep verf op. Pure geldverspilling.” De drie stukken van het deksel schuiven over de grond.

Met een strijdlustige blik springt Yvette recht. “Twee versleten, vuile koffiezetters, dat is pas geldverspilling. En wil ik eens wat zeggen: de enige die hier geld binnenbrengt dat ben ik. Waarom zou ik hier dan staan afwassen en de tafel afruimen? Wanneer iemand de tafel nodig heeft, dan moet hij zelf maar afruimen. En dan kan hij ineens afwassen ook.”

“Bij jou is het ook maanden geleden dat je nog iets in de leefpot gestoken hebt. We zijn bijna blut. En daarbij ik werk toch ook.”

“Werken? Jij werken? Dat is nieuw.”

“Ah wel ja, ik werk. Koffiezetters herstellen. Als ik van deze twee er ene goede maak dan verkoop ik die en van dat geld koop ik weer twee kapotte en dan herstel ik die weer en dan verkoop ik die weer en dan koop ik…” “Vergeet maar geen adem te halen anders stik je nog.”

“Och ja, lach er maar mee.”

Yvette gaat recht voor hem staan en kijkt hem vrank in de ogen. “Waarom zou ik er niet mee lachen? Jij koffiezetters maken van die rommel daar?“ Venijnig wijst ze naar de tafel. “Zie maar dat ze niet ontploffen.” Even wacht ze, maar voordat Jan kan antwoorden zegt ze uitdagend: “Wel, ik maak een akkoord met jou. Ik zal terug in het huishouden helpen vanaf het moment dat jij je eerste euro verdiend hebt. En nu, trek maar je plan met de afwas en de tafel afruimen. En naar de winkel ga ik al lang niet meer. Saluut.”

Yvette gaat terug liggen en verdiept zich weer in haar boek. Jan begrijpt dat de discussie afgelopen is. Verslagen ruimt hij de tafel af, gaat naar de keuken en zet zich aan de afwas.

Nestor komt langs achter de keuken binnen. Onmiddellijk controleert hij de kamer. De kastdeur staat half open, de pan steekt met haar steel uit over het vuur, een keukenhanddoek hangt verfrommeld aan het rek, de anderen liggen verspreid over de grond. Hij kijkt naar de afwasbak, het schuim rijst boven het aanrecht uit.

Eerst hangt Nestor de handdoeken netjes geplooid over het rek en strijkt met zijn hand de laatste rimpels glad, hij sluit de kast en geeft de pan een kwartdraai zodat die weer veilig op het vuur staat. “Jan, je gebruikt te veel zeep. Je hebt meer schuim dan water. Trouwens wat sta ‘jij’ hier te doen? Is Yvette ziek? Het is toch haar beurt vandaag om af te wassen?”

“Nee, Yvette is niet ziek, ze had geen tijd.”

“Hoe geen tijd? We hadden toch een afspraak!”

Jan zucht: “Ze wil niet meer meedoen.”

Nestor neemt de moor van het vuur en vult hem met water. Met het schotelvod kuist hij zorgvuldig de onderkant af en zet de moor weer op het gasvuur. “Hoezo niet meer meedoen? Wilt ze weg? Heeft ze een andere woonst gevonden?”

Jan grist ruw een handdoek van het rek. Eén valt er op de grond, de andere hangen weer scheef en schots te dansen.

“Bijlange niet, waar zou ze naartoe gaan. Ze is hier veilig. Wie gaat er nu een computerspecialiste zoeken in een kraakpand.”

Nestor schuift de handdoeken weer zorgvuldig op het rek en wrijft zorgvuldig met zijn hand erover en begint te mompelen meer tegen zichzelf dan tegen Jan: “Ik kan dat zo niet zien liggen, ik zou wel willen maar dat moet allemaal in orde zijn.” Hij raapt de handdoek van de grond. Terwijl hij deze op het rek hangt beseft hij dat hij het vuur nog niet aangestoken heeft. Automatisch kijkt hij over zijn schouders maar ziet geen lucifers op de kast liggen. Hij wrijft met zijn linkerhand de plooien van de handdoek glad, trekt enkele schuiven open nog steeds op zoek naar stekskes, hij snuffelt op het aanrecht en kijkt vragend naar Jan. Maar Jan zit met zijn gedachten ver in het verleden. Ooit lang geleden heeft hij ook nog computers verkocht. Yvette kwam toen af en toe in de winkel. Op zekere dag vertelde zij hem dat ze saxofoon speelde, als hobby. Met een glimlach denkt hij aan zijn trompet die nu naast zijn bed staat. Het is het enige dat hij meegebracht heeft naar het kraakpand. Zijn enige troost en vriend nadat zijn vrouw hem verlaten had.

“Jan, voor de derde maal, weet jij waar de lucifers zijn? Ze liggen weer niet op hun plaats.”

Jan schrikt op en kijkt vluchtig rond. Hij gooit de handdoek op de kast die prompt van het blad afrijst, onverschillig voelt hij in zijn zakken. Nestor neemt als een robot de handdoek van de grond, vouwt hem netjes op en hangt hem aan het rek. Met zijn rechterhand wrijft hij hem extra glad. Jan heft een nog natte pan op en vindt de lucifers drijvend in het sop. Hij draait zich stilletjes met zijn rug naar Nestor, schudt de druppels van het doosje, wrijft het droog over zijn stofjas en geeft het aan Nestor.

“Binnenkort eten we netelsoep in plaats van tomatensoep met balletjes,” waarschuwt Jan hem terwijl hij zijn handdoek terug wil nemen. Te laat, Nestor had hem al gevonden. Ruw neemt Jan een nieuwe handdoek van het rek. Weer komen er enkelen mee en schuiven van het rek op de grond. Nestor bukt zich al maar Jan roept: “Laat die nu maar liggen. Die raap ik straks zelf wel op.”

Nestor kan het niet laten. Hij raapt de handdoeken op, plooit ze netjes in drieën en hangt ze weer aan het rek. Met zijn hand wrijft hij de plooien glad. “Wat bazel jij nu allemaal. Netelsoep in plaats van tomatensoep met balletjes? Heb je soms ruzie gehad met Yvette?”

Jan draait zich om en zet een afgedroogd kopje in de kast. “Ruzie, nee eigenlijk niet. Ik zei alleen dat de tafel nog niet afgeruimd was en ze was precies op haar teen getrapt.”

Nestor neemt het kopje en zet het op het juiste schap. “Ja Jan, maar HOE heb je dat weer tegen Yvette gezegd? Je weet toch dat ze niet gecommandeerd wil worden.

Heb je dat wel vriendelijk genoeg gevraagd? Weet je wat, ik zal eens een heerlijk potje koffie zetten. Met kokend water en een oude koffiebeurs, de enige echte koffie.” Jan geeft de koffiepot aan Nestor: “Nog altijd op grootmoeders wijze zeker?” grinnikt hij.

Minutenlang blijft het stil. De moor begint te zingen en Nestor giet het hete water in de beurs. Heerlijke dampen stijgen op en vullen de keuken. Jan neemt een kop en begint die af te drogen: “Deze morgen ben ik naar de rommelmarkt geweest. Toen ik thuis kwam was ik kletsnat van de regen, mijn kleren plakten aan mijn lijf, het water stond in mijn schoenen en mijn nat haar droop voor mijn ogen. Ik stond daar in de woonkamer met twee plastic zakken in mijn handen die ik kwijt wou maar de tafel was nog gedekt. De radio stond keihard en madame lag met haar luie kont in de zetel rustig een boekje te lezen. Dan moet je lief en vriendelijk blijven: ‘Yvetteke ben je de tafel niet vergeten af te ruimen, mijn kind? Nee, ik was niet vriendelijk. Ik vroeg haar om plaats te maken, maar mijn stem was niet luid genoeg. De radio stond op tien. Ik nam de twee zakken in mijn linkerhand en draaide de volumeknop linksom. Zonder resultaat. De beat bleef om mijn oren slaan. Ik bonkte wild met mijn vrije vuist op de radio die plots stilviel. Oef! Stilte. Ik schoof wat borden en pannen opzij zodat ik wat plaats kreeg voor mijn nieuwe aanwinst, want ik had die twee zakken nog steeds vast in mijn linkerhand. Ik begon te vertellen over de rommelmarkt maar ze onderbrak me en vertelde me droogweg dat zij de enige is die geld binnenbrengt en dat zij geen huishoudelijk werk meer wil doen. Niet koken, niet afwassen, niet kuisen, kortom niets meer.”

Droevig zet Jan de afgedroogde kop op het schap. Nestor neemt de kop en zet die een schap hoger, op het juiste schap. Plots ziet hij het, het bord naast de ondertassen. Brokken etensresten hangen nog aan de onderkant vastgeplakt. Moedeloos neemt hij het bord uit de kast en schudt meewarig met zijn hoofd.

“Niets meer, hoor je dat, ze doet niets meer,” herhaalt Jan.

“Ja, ja ik heb je wel gehoord. Als ik je goed versta wil Yvette beweren dat zij de enige is die geld binnenbrengt en dat zij daarom in het huishouden niet meer wil helpen. Ja, en het ergste is dat zij nog gelijk heeft ook. Zij is de enige die geld binnenbrengt,” antwoord Nestor met een ernstig gezicht en terwijl hij het bord aan Jan geeft, “dat bord is niet goed afgewassen, er hangen nog patatten aan de onderkant.” Jan neemt het bord aan en draait zich met zijn rug naar Nestor. Met zijn handdoek wrijft hij de patat eraf en geeft het bord terug. “Wat ik gekocht had was weggegooid geld beweerde ze en zolang wij geen geld in de leefpot steken wil zij niets meer doen in het huishouden. En winkelen, kan ze niet. Ze durft niet eens op straat te komen.” “Dat zou ik geloven, sinds zij dat computervirus in de wereld gestuurd heeft. Ze is als de dood dat iemand haar zou herkennen.” Nestor giet weer kokend water op de koffiebeurs. “Niets zo lekker als koffie uit een beurs. Nogal wat beter dan die papieren filters. Papier, dat trekt op niets, papieren filters proef je altijd. En, wat heb je dan eigenlijk gekocht op de rommelmarkt?” “Een koffiezetter”, zegt Jan droogweg.

“Een koffiezetter? Zo één met een papieren filter? Ja, dat is weggegooid geld. Niet moeilijk dat Yvette kwaad was. Wie koopt er nu een koffiezetter?”

“Ik mocht hem meepakken voor geen geld.”

Met half toegeknepen ogen vroeg Nestor: “Gratis, voor niks?” “Zo goed als,” verzwakt Jan zijn uitspraak.

“Hoeveel heb je dan eigenlijk betaald? Of mag ik het niet weten?”

“Twee euro. Dat is toch voor niks.”

“Is dat voor niks?… En werkt hij nog?”

“Nee, maar ik heb een tweede gekocht en van die twee maak ik ene goede.”

“Ook voor twee euro?”

“Nee, voor twee en een half. Er zat nog een stekker aan.”

“Wie geeft er nu geld voor een vuile versleten koffiezetter en dan nog ene zonder stekker.”

Jan kijkt paniekerig. “Het is maanden geleden dat Yvette nog iets in de leefpot gestoken heeft. Straks hebben we geen geld meer en dan moeten we netelsoep eten in plaats van tomatensoep met…”

“Met balletjes, ja, ik weet het al en daarom…” Nestor wacht even en giet nog eens heet water op de koffiebeurs. “Eerst nog een snuifje zout en de koffie is dadelijk klaar.”

“En daarom…? Zout en de koffie is klaar? Is dat de oplossing? Waarvan denk je binnenkort die koffie te betalen? We hebben weldra zelfs geen zout meer. De koffie is klaar; dat is nu de oplossing. Onze Nestor heeft gesproken.”

“Wacht, wacht eens wat, zenuwachtig ventje. Laat me eerst eens uitspreken.”

“Maar zeg het dan. Dat moet bij jou ook altijd zo lang duren.”

“Als je er niet tussenkwam was het al lang gezegd. Zwijg nu even en luister,” hier wacht Nestor even alsof hij niet goed weet hoe hij verder moet. “Omdat we altijd afhankelijk zijn van Yvette moeten we daar iets aan doen, en daarom… Ik heb het eigenlijk direct willen zeggen toen ik binnenkwam maar ik zag jou aan de afwas en ik was zo verbaasd dat ik eerst moest weten waarom Yvette er niet stond.”

“Ga je het nog zeggen of moet ik het uit uw neus peuteren?”

“Geduld man. Luister. Je kunt aan iets beginnen zonder na te denken of je kunt op veilig spelen. Als je iets wil bereiken moet je dat voorbereiden, op lange termijn denken. Zeker spelen. Er is niets zo zeker om geld te verdienen dan je handen uit de mouwen te steken.”

Jan kruist zijn armen en kijkt naar het plafond. “Ja, en wat zoek jij dan te gaan doen op lange termijn?” Koffie gaan verkopen soms? Koffie op grootmoeders wijze, met of zonder zout!”

“Ik heb thuiswerk aangenomen.”

“THUISWERK?! Wat voor iets dan? Enveloppen vouwen zeker? Thuiswerk, daar verdien je het zout op uw patatten nog niet mee. Of liever het zout voor in uw koffie.” Nestor draait zich naar de keukenkast en neemt voorzichtig een handdoek van het rek. Stilzwijgend vouwt hij die open op het tafelblad. Met beide handen strijkt hij het doek glad en zet twee kopjes op de handdoek.

“Neen geen enveloppen, plastic bloemen.” “Plastic bloemen?” vraagt Jan ongelovig.

“Ja, kunstbloemen. Bloempjes op steeltjes zetten.”

“Kunst! Spreek me niet van kunst. En zeker niet van kunstenaars. À propos, wat betaalt dat die KUNSTbloemen?”

Nestor giet opnieuw water in de beurs en tikt met een mes even op de rand van de pot. “Twee euro per doos.” Hij wacht even en omdat Jan niet onmiddellijk reageert: “Tien dozen is twintig euro.”

“Ik kan ook wel rekenen, maar hoeveel bloemen zitten er in zo een doos?” “Ongeveer honderd zeker?”

“Hoe? Weet jij dat niet? Knappe voorbereiding. Oké. Neem nu honderd bloemen. Dat is dan 2 eurocent per bloem. Ik zal wel koffiezetters maken. Dan kan ik zelf mijn prijs bepalen.”

“De vorige keer heb jij de wasmachine gemaakt. Heel de straat zat zonder licht.” “En alleen maar opsteken?”

“Nee. Insteken, de stekker insteken. Een vonk van een meter knalde uit het stopcontact, alles zag zwart en overal in de straat ging het licht uit. Knappe stielman ben jij.” “Nestooor. Ten eerste gaat het hier over bloemen, kunstbloemen ineensteken. En ten tweede die vonk kwam niet door mij. Dat was die wasmachine. Maar die bloemen, is dat alleen maar zo een knop op een steeltje steken?”

“Ja, zoiets. En dan inpakken ook natuurlijk.”

“Nestor, ze bellen. Ga jij opendoen of ik?”

“Yvette is daar, die zal wel opendoen.”

“Is dat niet gevaarlijk voor haar?”

“Ze zal haar pruik wel opzetten, zeker.”

“En haar uilenbril, dan herkent zelfs haar eigen moeder haar nog niet. Zeg die bloemen, die moet je toch niet volledig monteren of wel?”

“Och jong, ik weet er het fijne niet van. Straks brengen ze de dozen en dan maken ze een paar voorbeelden. Hier, uw koffie, laat hem maar niet koud worden.” “Een kleine demonstratie zal wel nodig zijn. Ik zou niet weten hoe men daaraan begint, een plastic bloem ineensteken.”

“Dat kan niet moeilijk zijn en als iedereen meehelpt, is zo een doos direct vol.” “Nestor, spijtig maat, maar ik ga koffiezetters maken. Die twee koffiezetters is nog maar een begin. Ik maak er ene goede van en verkoop die. Van dat geld koop ik vier oude toestellen en zo groeit mijn zaak en binnenkort...”

“Ja, ik begrijp het al. Je laat mij zitten met mijn bloemen. ’t Is niks, ik vraag het wel aan Yvette en als die helpt kom je vanzelf terug want jij wilt toch zoveel mogelijk bij Yvette zijn.”

“Wat is daar verkeerd aan? Yvette heeft ook haar goede kanten. Zij kan tenminste mee met de moderne tijd. Jij leeft nog in de middeleeuwen. Koffie zetten met een moorke! Phoe.”

Nestor weet wel dat hij niet supermodern is, maar hem uitmaken voor ouderwets, dat kan hij echt niet verdragen. Nestor kuist zwijgend voor zich uitstarend het vuur af en sluit de twee openstaande kastdeuren. Met het hoofd recht omhoog stevent hij naar de woonkamer. Vóór hij de keuken verlaat kijkt hij nog even om of alles in orde is.

“Hé Nestor, uw koffie, je vergeet uw kop koffie.” Maar Nestor is de deur al uit.

              De volgende morgen zit Jan in de woonkamer. Zijn tafel ligt vol gereedschap: een boormachine, twee hamers, een trektang, een stel schroevendraaiers en twee koffiezetters waar van één nog slechts de onderdelen te zien zijn. Het omhulsel ligt op de hoek van de tafel, klaar om er af te vallen. Nestor en Yvette komen binnen. Yvette met haar kunstboek in de hand. “Wel Jan, is de afwas al gedaan?” vraagt ze met licht leedvermaak.

“Je weet hé Yvette, als ik iets kan doen voor jou, dan is niets teveel hé,” antwoordt Jan opgewekt.

Nestor en Yvette blijven naast de tafel staan. “Wat ben je nu weer aan het ineen prutsen?” vraagt Yvette niet echt nieuwsgierig.

Jan houdt net enkele stukken van de koffiezetter aan elkaar: “Yvette, geef die tang daar eens, ik kan dit niet loslaten.” Nestor komt wat dichter en wijst met zijn vinger naar de koffiezetter. “Die vijs zit scheef.”

Jan draait het toestel naar zich toe om naar de vijs te kijken maar de koffiezetter schuift uit zijn handen en valt prompt uit elkaar. Enkele stukken kletteren op de grond. “Zie je nu! Waar bemoei jij je mee? Zie maar dat uw bloempjes niet scheef staan.”

Terwijl Jan onder tafel kruipt om de stukken op te rapen vraagt Yvette heel verwonderd: “Bloemetjes? Welke bloemetjes?”

Jan komt weer onder de tafel uit en stoot zijn hoofd tegen het tafelblad. “Au. Verdomme, rot tafel! Weet jij dat dan nog niet van die bloemen? Wel ja, meneer daar, meneer vindt dat we niet genoeg te doen hebben. Hij heeft thuiswerk aangenomen.” Nestor die wat verveeld zit met de zaak sorteert de vijsjes op tafel: de grote vooraan en de kleinere ernaast, de rondellen netjes eronder en op de laagste rij de moeren. En omdat Jan niets meer zegt, geeft Yvette Nestor een por in zijn zij.

Nestor schrikt op en kijkt Yvette schaapachtig aan: “Yvette jij bent toch ook met kunst bezig, niet? Wel dit zal je dan zeker interesseren. Kunstbloemen! Dat is echt iets voor jou. Je kunt er bij gaan zitten en het is een schoon tijdverdrijf. We vervelen ons hier toch maar.”

“Vervelen? Jij misschien wel maar ik moet dat hier terug ineen krijgen. En blijf van die vijzen af. Ik mankeer er precies al één,” werpt Jan er tussen.

Yvette gniffelt en wijst naar Jan. “Jij, jij mankeert al lang een vijs. À propos is die koffiezetter nog niet klaar? Ik heb wel zin in een lekker kopje koffie.”

Jan die terug onder de tafel gekropen is komt er weer onderuit, ditmaal voorzichtig om zijn hoofd weer niet te stoten. Hij knikt naar Nestor terwijl hij naar Yvette kijkt.

“Vraag het maar aan hem daar die maakt nog koffie met een koffiezak.” Zonder verder aandacht aan de anderen te geven, neemt Jan een tube lijm en begint de stukken plastic in te lijmen. De nog open tube lijm legt hij naast zich op tafel.

Nestor wil weten of Yvette nu mee wil werken of niet en begint haar te paaien. “Zeg Yvette, ik heb gehoord dat jij niet meer wil helpen in het huishouden. Dan heb jij toch wel wat meer tijd vrij. Zie jij daar niets in? Zo met gedrieën samen gezellig plastic bloemen ineensteken en het verdient nog goed ook.”

“Goed verdienen? Met plastic bloemen te maken? Daar verdien je het zout op uw patatten nog niet mee!”

“Jullie hebben precies afgesproken, jullie twee. Jan zei dat ook al. Maar ik zal jullie één ding vertellen: je kunt beter thuiswerk doen dan niks te eten te hebben.” Vol overtuiging zet hij zijn beide handen op de tafel en omdat er geen reactie van de anderen komt gaat hij verder: “Een mens voelt dat aankomen. De sfeer is gespannen, sommigen willen niet meewerken, anderen gaan zotte dingen doen en je begint je af te vragen hoe dat komt! Maar iedere keer dat je geld uit de leefkas haalt voel je de bodem dichterbij komen. Een mens denkt verder en denkt aan zijn eten. Dat is alles.” Nestor heft zijn arm weer op en een blad papier kleeft aan zijn mouw. Een bundel lijmdraden rekken zich uit van de tafel naar zijn mouw. Nestor kijkt het kleverige gedoe aan en probeert de draden los te trekken maar hoe meer hij beweegt, hoe langer de draden worden. Yvette wil zich verweren en als Nestor naar de keuken wil gaan om de draden lijm aan zijn mouw af te kuisen houdt zij hem tegen: “En daarom heb jij thuiswerk aangenomen, met het gedacht dat iedereen hier tegen honderd in het uur plastic bloemen zou gaan maken. En dat voor een appel en een ei.” Jan proest het uit, maar Yvette wijst nu naar Jan. “En jij Jan, heb jij daarom die afgedankte koffiezetters gekocht om zo een centje bij te verdienen?”

“Ja, euh…NEE, ik heb ze niet gekocht om bij te verdienen maar ik kon ze eigenlijk niet laten liggen. Ze hadden ze misschien wel weggegooid. Dat zou toch zonde zijn. En het idee om terug te verkopen is toch goed bedacht. Zo krijgen we weer geld in onze leefpot.”

Yvette wijst met gestrekte wijsvinger naar het ding dat op tafel staat dat nu met een koord bijeengehouden wordt. “Dat ding daar op tafel zal volgens mij nooit werken, dat kan alleen maar ontploffen, dat is al. Ik geloof goed dat ze die rommel weggooien en jij geeft daar nog vier en een halve euro aan? Goed zot ja.”

“Maar we moeten toch iets doen om geld bij te verdienen. Onze leefpot is bijna op.” De ogen van Jan staan wild in zijn hoofd. Hij zou er bijna bij gaan huilen.

Nestor trekt zich met een venijnige ruk los van de tafel. De slierten wiegen gevaarlijk naast de panden van zijn jas. Voorzichtig draait hij zich om: “Ik ga die lijm hier verwijderen. Ruziën jullie nog maar wat verder.”

Yvette kruist haar armen en zegt: “Jan als jij die rommel blijft kopen zal ons geld zeker rap op zijn,” zij verheft haar stem zodat ook Nestor haar goed kan horen,“ en daarbij wat jullie twee gaan doen dat interesseert mij niet. Ik heb mijn eigen plannen.” Bij de woorden ‘eigen plannen’ komt Nestor snel terug naar de woonkamer en zet zijn handen in zijn zij. De draden lijm zitten nu tot in zijn jaszak. Maar Nestor heeft even andere zorgen: “Zeg je gaat me toch niet laten zitten met die bloemen. Ik heb beloofd dat er volgende week dertig dozen af zouden zijn.”

Jan kan het niet laten op te merken: “Nachtwerk hé Nestorke. Nachtwerk hé man. Jij zult je voorlopig niet meer vervelen. Je zult niet meer moeten blijven plakken in de staminee.”

Yvette die de lijmdraden nu pas opmerkt zegt: “Hij plakt al genoeg zo. De lijm puilt al uit zijn zakken.”

Nestor bekijkt zijn jaszak en trekt voorzichtig zijn hand uit zijn zak. Hij wil zich omdraaien om weer naar de keuken te gaan. De lijmdraden irriteren hem geweldig. Toch bedenkt hij zich, draait zich weer om en vraagt:

“Yvette wat ben jij eigenlijk van plan?”

Jan geeft Yvette de tijd niet om te antwoorden. “Oh ik weet het al. Ze gaat computerlessen geven. Maar die vlieger gaat niet op. Er komt geen computer in huis. Ik heb mijn buik vol van computers.”

Yvette bekijkt Jan met spottende blik: “Niks computerles. En wat ik ga doen? Niks. Ik verdien geld zonder iets te doen. Veel geld.”

“Op uwe rug zeker,” zei Jan vlugger dan hij eigenlijk wou.

Nestor wil Yvette verdedigen en zet Jan op zijn plaats: “Ben je weer jaloe…? “ “Willen jullie twee me nu eens laten uitspreken! In plaats van steeds te zitten kibbelen.” Yvette wacht even opdat de anderen zeker zouden luisteren. “Ik ga de garage verhuren!”

Jan en Nestor roepen beide in koor: “DE GARAGE VERHUREN?!”

“Ja, ze staat toch maar leeg en als ik ze verhuur brengt zij geld op en ik moet er niets voor doen.”

Nestor schudt meewarig zijn hoofd. “Meisje, je weet toch dat die garage niet van jou is hé?”

Yvette staat nog steeds met haar armen gekruist en met zelfzekere stem geeft ze haar antwoord: “Dat weet ik. En ze is ook niet van jou, en ook niet van Jan. Wij betalen zelfs geen huur. Wij zijn hier zomaar in komen wonen omdat het huis hier stond te verkrotten. We hebben het opgekuist, we onderhouden het en als we de garage verhuren blijft die ook proper. De eigenaar mag blij zijn.”

Jan stond met open mond te luisteren. Als Yvette begon te praten was hij altijd verbaasd hoe eenvoudig zij de moeilijkste dingen kon oplossen. “Nestor, Yvette heeft gelijk. Als jij niet alle ramen gekuist had en ik die lekken op het dak niet hersteld had dan was het hier een echte bouwval geworden.”

Yvette voelde dat ze Jan al voor haar plan had gewonnen en wilde er nog wat aan toevoegen: “En als ik hier niet woonde waren alle ruiten kapot gesmeten door snotapen. Dan zat het hier vol duiven, ratten, kakkerlakken, muizen, wilde katten, hamsters, meeuwen…”

“Hamsters?” onderbrak Nestor haar.

“Neen, hamsters niet, maar meeuwen wel want die komen van het stort hier achter de hoek.”

Nestor zet zijn handen weer op de tafel maar deze keer voorzichtig aan de andere kant van Jan, ver weg van de tube lijm. “Ja, natuurlijk, de meeuwen komen naar al dat eten dat de mensen weggooien.”

Jan houdt zijn koffiezetter onderste boven. “Ja, ja Nestor, duivenstront op al de stoelen en tafels, en dat plakt zoals uwe jas.” Hij klopt met zijn vuist een paar maal op de bodem. Twee vijzen vallen eruit en een klad bruine vloeistof maakt een vlek op tafel juist naast de vingers van Nestor. “Ha, daar zijn mijn vijzen.”

Nestor springt als een haas achteruit. “Bah, viezerik!” Zonder wachten richt hij zich weer tot Yvette: “Zeg Yvette ik weet niet, maar… je kunt toch niets verhuren zonder dat het uw eigendom is?”

Yvette steekt haar kin vooruit. “Krakers hebben ook hun rechten. En daarbij ik laat de huurder contant betalen, centen in uw polletjes. Wat kunnen we verliezen? We hebben toch niets. Mijn moeder zei altijd: een kei kan je niet afstropen. En omdat wij niets hebben kunnen ze ons ook niets afpakken.”

“Ik vertrouw dat niet. Wat uw eigendom niet is kan je niet verhuren. Dat is onwettig en daarbij die garage kunnen we zelf toch ook gebruiken.”

“Oh. Wat wil je daar dan gaan doen? Whisky op flessen trekken misschien?” werpt Jan plots tussenin.

“Dat is gemeen, je weet dat ik alles doe om van de drank af te blijven. Sinds ik hier bij jullie ben heb ik nog geen alcohol aangeraakt.”

Plots begreep Jan waarom Nestor de garage niet wil verhuren. “Yvette, ik snap het al. Nestor denkt dat wij allemaal gaan helpen om die plastic bloempjes in elkaar te steken. Daar heeft hij plaats voor nodig. En zoals we hem kennen heeft hij altijd veel plaats nodig. Ik zie het al voor me: een grote tafel vol met stapels bloemen, haakjes, tangen, hamers en weet ik al wat meer gereedschap hij nodig heeft om die kunstbloemen te maken. Dan grote dozen vol met takken en stelen langs de muur en aan de andere muur zakken met oase, kunstblaadjes en dozen met afgewerkte stukken. Je kent hem toch er mag geen millimeter verkeerd staan, daarom heeft hij altijd zoveel plaats nodig.”

Yvette steekt haar armen in de lucht en knikt vastberaden met haar hoofd. “Oh nee, dat nooit. Ik verhuur de garage en dan hoef ik niet nog iets anders te doen.

Dat hij met zijn bloemen maar in de keuken gaat zitten, of op de wc voor mijn part.” Jan knikt instemmend en gaat naar de keuken. Nestor is ten einde raad. “Maar Yvette, in de garage is plaats genoeg. Ideaal voor thuiswerk. Toch geen rommel in de keuken. In de garage kan je alles laten liggen. Het ligt daar voor niemand in de…” Yvette laat Nestor zelfs niet uitspreken. “Ik heb al kandidaten voor de garage. Daarstraks was er iemand aan de deur die loodglas maakt. Dus als jij de garage wilt moet je ze maar huren. Wie eerst betaalt die krijgt ze. Punt amen en uit. En ga nu je jas maar schoon maken. De lijm is nu hard, met wat geluk kun je het er zo aftrekken.” Jan komt terug binnen met een kop koffie en gaat recht naar Nestor. “Uw koffie van gisteren, die zal nu wel afgekoeld zijn.”

              Enkele uren later komen Francesco en Xavier voorbij het kraakpand gewandeld. Francesco is met veel gebaren aan het woord. “Zelfs een architect kan een kunstenaar zijn. Hij zal dan in beton en staal denken, maar ook in licht en geluid. Het punt is dan alleen dat het laatste tijdelijk is. Ik refereer gewoon naar John Körmeling,

Nederlands architect en kunstenaar.”

Xavier loopt er wat verloren bij. Hij wil wel kunstenaar worden maar de hoge woorden van Francesco ontgaan hem meestal. Verstrooid kijkt hij naar het bordje op de garagedeur. “Hé, Francesco kijkt daar eens!”

Omdat Francesco niet onmiddellijk halt houdt maar met zijn hoofd in de wolken verder gaat, blijft Xavier staan en leest het bordje nog eens: “Francesco, kom eens zien.

Ze verhuren hier een kunstgalerij.”

Bij het horen van het woord kunstgalerij keert Xavier onmiddellijk op zijn stappen terug en leest in gedachten het bordje: “Mijn beste Xavier, een beeldende kunstenaar begrijpt door middel van zijn ogen. Hij hoeft zelfs absoluut geen kennis te bezitten van wat hij ziet. Hij voelt het. Het is iets wat academici wel nooit zullen begrijpen.” Xavier kijkt hem hoopvol aan. “Ik bezit helemaal geen kennis, kan ik dan beeldend kunstenaar worden?”

Francesco duwt tegen het kleinere deurtje in de garagedeur dat spontaan opendraait:

“Kom konijntje, een open deur is een uitnodiging. Laat ons binnengaan.”

Wanneer zij goed en wel binnen zijn komt Nestor van de groentewinkel thuis. In zijn netzak zit een prei en een selder. Beide groenten steken met hun loof boven de zak uit. Aan de garagepoort ziet hij het bordje van Yvette hangen. Hij vloekt binnensmonds en gaat langs het kleine deurtje binnen. Zorgvuldig sluit hij maar komt onmiddellijk terug buiten. Met een nauwkeurige precisie hangt hij het bordje recht en gaat dan pas binnen.

Xavier en Francesco staan wat verder in de garage en zien Nestor binnenkomen.

“Kom jij ook voor de kunstgalerij?” Roept Xavier naar Nestor.

Nestor denkt: dat zijn klanten voor de galerij, die ga ik ontmoedigen. “Kunstgalerij? Is dit een galerij? Heb jij al eens goed rond gekeken? Bekijk die muren eens: de verf is helemaal afgebladderd. En het plafond. Kijk eens omhoog. Gaten, allemaal gaten. Dat dak valt nog eens naar beneden. En de achtergevel, die ruit: kapot! En dat is de enige niet, kijk maar eens goed, zo zijn er nog meer. Slecht, heel slecht voor kunstwerken.”

Francesco luistert al lang niet meer naar Nestor en staat reeds in het midden van de garage. Xavier denkt: dat is zeker een kandidaat huurder en antwoordt kortaf: “Dat kan allemaal gerepareerd worden. Ik heb uw raad niet nodig. Ga maar terug naar uw moestuin. Wij waren hier eerst.” Hij haast zich naar Francesco en fluistert hem toe: “Francesco, ik denk dat we snel moeten beslissen want hier is nog een kandidaat. Je weet: eerst is eerst.”

Nestor roept naar hen van aan de poort: “En droog is het ook niet altijd. Natte muren zijn slecht voor een galerij. Eerst schimmel en daarna paddes…”

Xavier onderbreekt hem en roept terug: “Meneer wil je ons alstublieft laten werken.

Onze tijd is kostbaar.” Hij draait zich hoogwaardig naar zijn leermeester: “Meester

Francesco, wat wens je dat ik doe?”

Nestor geeft het op en verdwijnt door de deur naar de keuken.

“Xavier, meet jij de hoogte en de breedte van de garagepoort maar. Hier wil ik een kunstwerk maken dat de mensenmaat overschrijdt. De afmetingen van een werk zijn van onschatbare waarde om iets groots te scheppen. Soms is ruimte een leegte.

Zelfs dat is belangrijk. Iedere holte, leegte of lacune moet zijn betekenis krijgen.”

Xavier bekijkt schaapachtig zijn meester. “Een gat is een gat. Daar zit toch niks in.”

“Een gat? Een leegte, een holte wil je zeggen. Iedere leegte of holte heeft zijn betekenis. Een gat zonder betekenis is een hiaat. Onthoud dat vriend, een hedendaagse kunstenaar weet dat, begrijpt dat en gebruikt dat.”

Xavier haalt een lintmeter uit zijn zak en laat hem speels in zijn hand open rollen: “Ik zal eraan denken mijn, heu dat gat te gebruiken. Voor die poort nu, wat moet ik eerst meten de hoogte of de breedte?”

“Och konijntje, dat is gelijk. In het oeuvre van een kunstenaar kan de volgorde een marginale, een primaire, een centrale tot een obsessionele rol innemen. En hoewel we geneigd zijn om de betekenis ervan te minimaliseren kunnen we dat beter niet doen. Toch laat ik je in dit geval de vrije keuze. Meet je nu eerst de breedte of de hoogte, in deze fase maakt dat geen verschil. En gebruik een vouwmeter, dat is handiger om een hoogte te meten.”

Xavier neemt een stoel en plaatst die links onder de poort, daarna neemt hij nog een stoel en die plaatst hij rechts onder de poort. Hij gaat op de linkse stoel staan en meet de breedte van de garagepoort. De dubbele meter is tekort om de volledige breedte te meten en hij is te lang om van op de stoel aan het uiteinde een streepje te kunnen zetten. Daarom zet hij zijn stoel nu in het midden en meet van op de zijkant tot in het midden. Het kleine deurtje gaat weer open en een man met een doos in zijn handen komt binnen. Hij ziet Xavier op de stoel staan, gaat naar hem toe en vraagt

op vriendelijke toon: “Zeg man, waar mag ik deze doos ergens zetten?” Xavier meet zonder omkijken verder de hoogte van de poort.

“Hé meneer!”

Xavier let nog steeds niet op de man. De man met de doos wordt nerveus en roept:

“HE MANNEN.”

Francesco draait zich om en ziet Xavier op de stoel staan. “Xavier wat ben je nu aan het doen?”

“A wel, ik meet de hoogte van de poort. Ik meet eerst van de grond tot het plafond en daarna van het plafond tot de bovenkant van de poort. Ik trek het één van het ander af en ik heb de hoogte. Slim hé.”

De man met de doos wordt het beu en zet zijn doos zomaar ergens tegen de muur. Hij haalt nog verschillende plastic zakken met onderdelen van bloemen en nog drie pakken opgevouwen kartonnen dozen. Hij zet alles tegen de zijmuur naast de keukendeur. Met een bonnetje gaat hij terug naar Xavier.

“Teken jij voor ontvangst?”

Xavier kijkt over de man heen en roept naar Francesco: “Zeven meter vijf en zestig.” Francesco schrikt en roept verbaasd terug: “Wat zeven meter vijf en zestig? Wat is er zeven meter vijf en zestig?”

“Wel de poort.”

“Heren, wilt er iemand eens tekenen alstublieft?”

“Hoe kom jij aan die zeven meter vijf en zestig? Is dat de hoogte of de breedte?”

“Alle twee, ik heb ze opgeteld.”

“Maar Xavier je moet eerst alleen de breedte meten.”

“Ik mocht toch kiezen wat ik eerst wou meten. In deze fase maakte dat geen verschil.”

“Xavier, ik moet de hoogte en de breedte APART hebben. Dus meet nu eerst de breedte maar en de binnenkant van de dag nemen natuurlijk.”

“Wil er iemand tekenen?”

Francesco gaat naar achter in de galerij maar ziet nog even om en ziet Xavier nog steeds stil op zijn stoel staan. “Wel waarom begin je nu niet te meten?”

“Wat is een dag? Ik weet niet wat een dag is.”

“De opening, je moet het gat meten. Vooruit Xavier. Ik ga hier niet de hele dag wachten tot jij alles gemeten hebt.”

De man met het bonnetje tikt tegen Xavier zijn been: “Meneer!”

Xavier kijkt even omlaag. “Sorry wij willen niet gestoord worden.”

“Ja, maar ik heb nog wel wat anders te doen dan hier staan wachten hé. Zeg dat is waar ook moet ik er geen voordoen? Of weet je al hoe die bloemen gemaakt moeten worden?”

Xavier kijkt nu gekrenkt naar de man. “Francesco is een grootmeester en die heeft uw raad niet nodig.”

“Tja, als je het allemaal al kent, mij goed. In de doos liggen enkele voorbeelden. Als je hier wil tekenen dan kan ik naar de volgende klant.”

Francesco wil voort werken en roept naar zijn maat: “Xavier, tekent die bon nu maar. Die vent brengt mij uit mijn concentratie. Juist nu ik inspiratie heb. Ik voel mijn impulsen resoneren met de omgeving. Indien ik mij nu niet concentreer zal een kunstwerk nooit gerealiseerd worden.”

Xavier tekent.“Bedankt hé mannen. Jullie moeten echt geen uitleg hebben?” Xavier kijkt nog kwader naar beneden: “Hoor jij niet goed? Francesco is een kunstenaar en wil niet gestoord worden.”

De man verlaat hoofdschuddend de garage. Francesco komt naar Xavier en zegt zelfvoldaan: “Zo, ik zie het wel zitten. We nemen deze galerij.”

Beiden gaan ze naar de keukendeur en passeren de dozen en de zakken. Een verdwaalde duif probeert langs een raam buiten te vliegen en Xavier kijkt achterom. Hij stoot een doos omver. De voorbeelden van de bloemen rollen op de grond. Enkele bloemen liggen gekruist op elkaar. “Miljaar!” vloekt Xavier en bukt zich om de bloemen op te rapen.

Francesco springt plots voor zijn voeten. “STOP! Overal afblijven. Alles laten liggen.” Met uitgestrekte armen gaat hij enkele passen terug en duwt Xavier mee achteruit. Hij springt weer naar voren, neemt de modelbloemen en trekt de bloemknop van elke steel. Op één steel schuift hij enkele blaadjes en dan een knop weer enkele blaadjes en weer een knop. Zo gaat hij verder tot de steel haast helemaal gevuld is. Onderaan de steel plooit hij een klein krulletje. Hij steekt het geheel in de lucht.

“Kijk dat bedoel ik nu met kunst. ‘SATEROZEN’ Mooi en grillig van vorm. Geïnspireerd op de schoonheid van de natuur en de vraatzucht van de mens. Een saté vol rozen. Kom konijntje, laat ons niet langer wachten. Straks huurt iemand anders de galerij voor onze neus weg.” Nonchalant gooit hij de bloem boven op een doos. “Goed hé meester dat ik die doos liet vallen. Zo bezorg ik jou ook nog eens inspiratie.”

“Ooit, konijntje, ooit zal jij een groot kunstenaar worden. Misschien wel zo groot als ik.”

Yvette komt net op dat moment uit de keuken in de garage. “Dag mannen wat kan ik voor jullie doen?”

Xavier doet een stap naar voor en geeft Yvette een hand. “Mag ik je voorstellen, meester Francesco en ik zijn leerling Xavier. Mijn meester is hedendaags kunstenaar. Wij zijn op zoek naar een kunstgalerij.”

“Wel dan is het vandaag uw geluksdag, wat denken de heren van deze galerij? Deze plaats is uiterst geschikt om kunstwerken in tentoon te stellen. Kijk eens die afgebladderde muren. Hoe artistiek.”

“Kunst heeft afgebladderde muren nodig,” beaamt Francesco. Waarop Xavier direct de vraag stelt: “Kapotte muren, is dat dan ook al kunst?”

“De normen die bepalen wat kunst is en wat niet waren in het verleden heel duidelijk. Iedereen kon bij de eerste oogopslag kunst herkennen. Hedendaagse kunst echter vraagt meer van de toeschouwer. Hij moet de kunst aanvoelen. De omgeving zal hem daarbij helpen. Geen kapotte muren maar muren die verweerd zijn door de tand des tijd behoren bij de hedendaagse kunst.”

Yvette voelt de zaak vlotten: “Kunstwerken in de juiste omgeving komen meer tot hun recht. Kijk naar het plafond: dat reliëf is uniek.”

Xavier wil laten zien dat hij goed naar zijn meester geluisterd heeft: “De meester vindt het gat uiterst belangrijk omdat de juiste impuls erdoor moet kunnen.” “Gat? Welk gat?” vraagt Yvette verwonderd.

“Van de poort, hé meester. Het gat van de poort.”

Francesco moet hiervan op zijn nagels bijten: “Xavier! Zwijg! Mevrouw, voor mij is de omgeving even belangrijk als de kunst zelf. Tussen kunst en omgeving moet er voor een perfecte relatie gezorgd worden en naar die relatie ben ik op zoek. Soms wanhoop ik, daar er zoveel is dat mij beroert, al die invloeden brengen mijn geest in verwarring.”

“Is dat gat dan niet belangrijk meer?” vraagt Xavier ongelovig.

“Konijntje stopt nu met dat gat.”

Yvette voelt dat zij moet ingrijpen. “Kom laat ons naar binnen gaan dan kunnen we de financiële kant bespreken en een contract opmaken.”

              In de woonkamer zit Jan aan de tafel. Eén koffiezetter blijkt volledig in elkaar te zitten. Hij kijkt even na of alles op zijn plaats zit. Yvette komt binnen en roept Jan tot de orde: “Zeg maatje, maak eens wat plaats voor de mensen dat ze kunnen zitten,” en vervolgens tot de twee heren, “mijne heren dit is onze technicus. Hij kan alles herstellen, dat is handig voor ons als er eens iets kapot is. Ga toch zitten!” Daar er eigenlijk op tafel geen millimeter plaats vrij is en de stoelen vol met gereedschappen liggen, blijven beide mannen gewoon staan. Xavier wil direct tot zaken overgaan en vraagt onomwonden: “Hoeveel?”

Yvette kijkt even sluiks naar Jan. Maar die merkt haar niet eens op. Hij draait gespannen een vijs vast.

Xavier vraagt opnieuw: “Wel? Onze tijd is kostbaar, hoeveel vraag je voor die galerij?”

“Vierhonderd euro.”

“Wat? Vierhonderd euro?”

Er valt een stilte. Waarop Xavier een bod doet: “Honderd euro zal wel genoeg zijn zeker?”

De stilte van Yvette doet de spanning stijgen.

“Allez honderd vijftig euro dan.”

Yvette kijkt de man meewarig aan en blijft als Pietje de dood zwijgen.

“Twee honderd vijftig, dat is mijn laatste bod.”

“Meneer, jij bent niet de enige kandidaat huurder. Je geeft vierhonderd euro per maand met een waarborg van drie maanden. Op voorhand te betalen of ik verhuur de galerij gewoon aan iemand anders.”

Francesco bijt weer op zijn nagels. “Xavier, een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële. De hogere kunst fungeert als uitdrukking van een andere, bovennatuurlijke wereld die het wezenlijke herbergt, het poëtische. Xavier, betaal en maak dat contract op.”

Xavier neemt een bundel geldbiljetten uit zijn zak en vraagt: “Hoeveel moet je hebben?”

Yvette is sprakeloos bij het zien van zoveel geld.

Francesco merkt haar verwondering en verklaart: “Zijn papa is paardenfokker, aan geld geen gebrek.”

“Twaalfhonderd euro waarborg en vierhonderd als eerste huur. Samen zestienhonderd euro.”

Xavier telt duizend zeshonderd euro af en haalt een blocnote uit zijn aktentas.“Op wie zijn naam moet dat contract staan?”

Yvette kijkt weer sluiks naar Jan en merkt dat deze nog steeds druk met zijn koffiezetter bezig is: “Zet maar op Vermeulen Nestor.”

Jan staat recht en zegt luid en duidelijk: “Nestor Vermeulen. Meneer Nestor.”

Xavier steekt onmiddellijk zijn hand uit: “Geldmeyer, Xavier Geldmeyer.”

Jan negeert de toegestoken hand. “Ja, maar ik ben Nestor niet, zeg maar Jan tegen mij. Daarbij, ik heb met de zaak helemaal niets te maken.”

“Let maar niet op hem, hij is met zijn gedachten bij zijn werk,” zegt Yvette sussend tegen Xavier.

Xavier geeft het contract aan Yvette. “Als jij hier wil tekenen.”

Yvette zet zomaar een krabbel en laat de mannen buiten. Het contract laat zij op tafel naast de koffiezetter liggen. Jan gaat naar de keuken en vult een kan met water om de koffiezetter te vullen. Yvette komt handenwrijvend achter hem aan. “Zo, onze garage wordt nu een kunstgalerij.”

“Hmm,” mompelt Jan zonder veel interesse te tonen.

”Ik ben eens benieuwd welke kunst zij zullen maken.”

Jan springt recht. “WAT?!? KUNST, waren dat kunstenaars? DAT VOLKSKE KOMT HIER NIET BINNEN!” In paniek loopt hij roepend naar buiten: “He wacht, heren wacht.”

Yvette proest het uit want zij ziet door het raam dat Jan de verkeerde kant van de straat uitloopt. Tien minuten later komt hij hijgend terug binnen. “Te laat, ze zijn weg.”           Na het eten gaan Nestor, Yvette en Jan naar de garage. Daar zien zij de dozen en zakken tegen de muur staan. Waarop Jan in zijn haar krabt. “Amaai wat is dat hier allemaal? Dat is zeker dat thuiswerk. Geraak daar maar wijs uit. Zeg Nestor, hoe ga je die bloemen nu maken?”

“Wel gewoon hé.”

“Zijn ze dat dan niet komen uitleggen?”

“Daar hebben we toch geen uitleg voor nodig. Dat kan zo moeilijk niet zijn. Kijk hier ligt al een voorbeeld.” Nestor neemt het kunstwerkje van Francesco op: “Kijk maar, dat zijn gewoon wat bloemknoppen op een steeltje, wat blaadjes erbij, een krulletje van onder en het is klaar.”

“Is dat het model?” vraagt Jan onnozel.

“Dat zat er toch bij. Natuurlijk is dat het model. Dat zie je toch zo.”

Jan bekijkt aandachtig de bloem. “Doe dat eens uiteen, dan kunnen we zien hoe dat ineensteekt.”

“En ons voorbeeld dan? Dan hebben we geen model meer.”

“Is er dan maar één?”

Nestor wordt ongeduldig. “Als ik zeg dat we dan geen voorbeeld meer hebben, dan zal er maar één zijn zeker? Of zeg ik dat niet duidelijk genoeg? Moet ik er soms een tekeningetje van maken?”

Jan zijn ogen beginnen te glinsteren. “Natuurlijk, dat is het. Maak er een tekening van.”

“Dat kan ik niet. Ik kan niet tekenen.”

Yvette luistert vol interesse naar de twee kibbelaars. “Kom ik zal dat wel doen. We nemen het voorbeeld mee naar binnen en we schrijven gewoon alles op wat er op die steel zit.”

“En de juiste afstanden. Het moet correct zijn,” voegt Nestor er aan toe.

Samen gaan ze terug naar de keuken. Jan loopt achteraan. De duif probeert opnieuw buiten te komen en fladdert tegen het plafond. Jan wordt hierdoor afgeleid, kijkt omhoog en stoot een doos omver. Vlug zet hij de doos weer recht maar ziet niet dat er nog een overgebleven origineel bloemenmodel onder een radiator rolt.

              In de keuken tekent Yvette de satéroos op ware grootte na en kleurt ze ook in. De afstanden tussen de verschillende onderdelen zet Nestor erbij. Op een millimeter nauwkeurig. Het krulletje ziet hij drie keer na of de vorm wel helemaal juist is. De tekening ligt voor hen. Jan somt de volgorde van de onderdelen op. Yvette noteert. Nestor zegt plots: “Geef die lat nog eens dat ik alles nog eens nameet.” “Niks van, je hebt al drie keer alles nagemeten. Laat ons liever zien hoe zo een bloemknop ineensteekt.” Jan neemt het model van de tafel en trekt ruw een bloemknop van de steel. De knop valt in zijn hand uiteen. Nestor trekt snel de satéroos uit de handen van Jan.“Wat doe je nu? Kom ik zal dat wel doen. Voordat we geen enkele knop meer hebben. Je moet dat met zachtheid behandelen.” Voorzichtig pelt hij een tweede bloemknop uiteen. Jan wacht rustig af tot alle bloemblaadjes op tafel liggen. “En, grote meneer steek ze nu eens terug ineen ook?”

Nestor neemt het topje dat al de bloemblaadjes moet vasthouden in zijn linkerhand en met zijn rechter probeert hij de bloemblaadjes erop te steken. Telkens hij het derde blaadje erop wil steken schuift de boel uit elkaar. Jan probeert het ook maar die geraakt zelfs niet verder dan twee blaadjes. Yvette krijgt uiteindelijk na herhaalde pogingen de bloemknop terug in elkaar.

Jan zucht diep na de spannende gebeurtenis. “Ja, Nestor en dat allemaal voor twee cent. En er zitten zo vijf knoppen op dat steeltje. Om nog maar niet te spreken van de groene blaadjes die er telkens ook nog tussen zitten.”

“Yvette kan het. Vrouwen zijn daar heel handig in. Nu zul je wel willen helpen zeker, Yvette?”

“Ik? Bloemen maken? Nog in geen honderd jaar.”

“Straks begin ik eraan. Ik ga naar de garage en als niemand mij wil helpen zal ik het wel alleen doen. Stikt allemaal.”

“Naar waar ga jij? Naar de garage? Oh nee hé vriend die garage is verhuurd. Die garage moet leeg blijven.”

“Ik ga in de garage werken. Zolang die twee er nog niet zijn kan ik gerust in de garage werken.”

Jan gaat naar de woonkamer om zijn koffiezetter uit te proberen, in zijn vlucht roept hij snel naar Nestor: “Zo is het. Jij bent jouw werkplaats kwijt en ik mijn rust.” Als Jan terug in de keuken komt vraagt Yvette hem: “Uw rust? Wat heeft uw rust met de galerij te maken?”

“Natuurlijk. Iedere dag komen er twee halve garen die denken dat ze het warm water uitgevonden hebben. Die komen hier wat kunstwerken maken. Alle kunstwerken?

Geld verspillen en rommel maken ja.”

Yvette kijkt hem streng aan. “Als er ene is die rommel maakt dan ben jij het wel. Kijk maar eens in de woonkamer naar die rommel op tafel.”

Nestor schudt meewarig met zijn hoofd en vraagt aan Yvette: “Dat huurcontract, waar ligt dat eigenlijk? Ik wil dat eens lezen.”

“Dat ligt in de woonkamer op tafel. Tussen zijn rommel.”

Nestor verlaat de keuken en Jan vraagt stilletjes aan Yvette: “Wat gaat Nestor zeggen, als hij ziet dat het contract op zijn naam staat?”

“Pfft. Hij kan toch niet terug. Die twee kunstenaars hebben het dubbel.”

Yvette en Jan staan te gniffelen wanneer Nestor terug in de keuken komt. Hij zwaait met een bruinig nat velletje papier. “Is dit het contract soms? Dat is onleesbaar geworden. Dit lag naast de koffiezetter die daar ongelooflijk staat te stinken. Er lag een grote plas koffie naast en de dras vloeide van de tafel op de grond.”

“Mijn koffiemachine,”roept Jan. “Mijn contract,” roept Yvette gelijktijdig. Jan springt in paniek recht en spurt naar de woonkamer.

Nestor roept hem na: “Wees voorzichtig. Water en elektriciteit samen is gevaarlijk.” Yvette wil het contract en trekt het uit de handen van Nestor maar het doorweekte velletje scheurt in twee.

“Ja scheur het maar helemaal kapot. Dan zijn we er vanaf. Dan kan ik de garage gebruiken om mijn bloemen te maken. Daar is plaats genoeg voor ons drie. Samen staan we sterk.”

“Geen denken aan. De twee kunstenaars hebben nog het dubbel.”

Op dat moment doet een zware knal hen opschrikken. Even later komt Jan met zwart gezicht binnen.

“Het is mislukt. Mijn koffiezetter is ontploft.”

Nestor berispt Jan: “Ik heb het je nog zo gezegd. Water en elektriciteit gaan niet samen. Daar komen altijd vodden van.”

              Enkele dagen later rond de middag zit Nestor al van ’s morgens vroeg in de garage. Hij heeft zo al tien dozen vol met afgewerkte bloemen, net als satérozen, als Jan binnenkomt.

“Wel, Nestor. Hoe gaat het? Hoeveel dozen heb je al?”

“Tien dozen. Maar zie eens. Alles volgens de perfectie. Zelfs die krul mag je nameten. Die is exact even groot en met dezelfde vorm. Kijk eens die bloemknoppen! Allemaal juist even ver uit elkaar. Net zoals het model.”

“Tien dozen op hoeveel dagen?”

“Dat moet je niet tellen. Het zijn de inkomsten die tellen. De inkomsten zijn belangrijk.

Tijd? Die hebben we aan ons eigen.”

“Inkomsten? Tien dozen, dat is twintig euro op vier dagen.”

“Nee, geen vier dagen want gisteren was het elf uur eer ik begon. En de eerste dag is leergeld. Dat mag je niet meetellen.”

“Gisteren? Om elf uur begonnen en om tien uur ’s avonds gestopt. Je had zelfs geen tijd om te komen eten. Kom man je hebt al zeker veertig uur gewerkt. Als ik goed kan rekenen is dat aan een halve euro per uur. Dat wordt goed betaald. Je hebt al voor een maand koffie verdiend.”

Nestor grijpt een plastic zak met blaadjes en wil die naar het hoofd van Jan smijten maar Xavier en Francesco komen net binnengewandeld. Bij het zien van Nestor die de zak met blaadjes boven zijn hoofd houdt, klaar om te smijten, maakt Xavier de opmerking: “Het is ongehoord hoe het werkvolk tegenwoordig leeft. Die kennen toch geen fatsoen meer. Het zijn net wilden.”

Francesco neemt een bloem uit de doos: “Kijk eens, het is zeer interessant om de reacties van het publiek na te gaan. Kunstwerk en omgeving staan in permanente relatie. Denkproces, realisatie en reactie van de omgeving zijn essentieel voor een kunstenaar. Maar dit hier is, dit is enkel mimesis, nabootsingen. De mensen kunnen mijn kunstwerk wel namaken maar het vuur van de inspiratie ontbreekt.”

Nestor zet de zak weer op de grond en denkt na over de woorden die hij zopas gehoord heeft: “Kunstwerk? Hoe kunstwerk? Welk kunstwerk?”

Xavier staat zijn meester bij: “Wel, meester Francesco, hier aanwezig, heeft zijn creatieve geest laten werken en een kunstwerk gemaakt naar het thema van de vraatzucht.”

Francesco vult aan: “Een combinatie van schoonheid van de natuur en de vraatzucht van de mens.”

“Vraatzucht en wilde natuur?” vraagt Nestor ongelovig.

“Dat stokje is tenminste vol. Bloemen en blaadjes geprikt op één satéstokje. Een creatie van de grootmeester.”

Op dat moment komt Yvette binnen met het echte laatste model in haar hand. “Kijk eens mannen wat ik daarnet onder de radiator gevonden heb. Is dit misschien ook een model van die bloemen?”

 

05-05-2020 om 09:56 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
04-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Al wie schrujft en jarige.

Al wie schrijft voor zijn genot

Vangt nooit bot

Al leest niemand

Dan nog valt hij niet door de mand

Met plezier zal hij schrijven

En dat zal immer zo blijven

 

Wie schrijft voor het geld

Wordt misschien de held

Maar de kans is zeer groot

Zijn verhaal beland in de goot

Zonder plezier van het schrijven

Dat zal immer zo blijven

 

Wie schrijft met plezier en krijgt geld

Is pas de echte held

Maar deze soort is zeldzaam

En zijn ze dan wel bekwaam

Om hun geld te beheren

Anders gaat het weer tegen hun keren

 

Daarom raad ik ieder schrijver aan

Blijf met je voeten op de grond staan

Probeer te genieten van elk moment

En wees steeds blij gestemd

Niet alleen bij het schrijven

Maar laat het altijd, zo blijven.

Bart

 

Een verjaardag is slechts één dag verder in je leven.

Een mens denkt dan, al is het maar heel even

Het is lang geleden, de tijd vliegt voorbij

Toch is deze dag bijzonder ook voor mij

Ik besef indien jij niet waart geboren

Ik zelfs niet van je kon dromen

 Bart.

 

04-05-2020 om 10:25 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
03-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voor onze helden

Het kwam als een donderslag

Het werd plots stil in de uitgaansbuurt

Iedereen was van slag

Want om de hoek is het corona die gluurt

 

Iedere dag een applaus om acht uur

Daarna is het weer stil

Enkel zij die lopen door het vuur

Enkel zij die werken wil

 

Laat in de avond komen ze pas naar huis

Vlug even naar de winkel daar of hier

Maar zij komen van een kale reis thuis

En zonder WC papier

 

Toch krijgen zij applaus

Iedere avond om acht uur

Ze zijn echt geen zeurkous

Maar dat proeft toch echt zuur

 

Alles gaat voorbij dat weten we wel

Het gaat hen niet om de gelden

Zij vergeten dit echt niet zo snel

Waarom niet jaarlijks één dag voor onze helden

 

Veertien maart

Die dag was de stad voor het eerst leeg

Die dag is het wel waard

Zodat een dankbare herinnering herleeft.

 

 

03-05-2020 om 09:45 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
02-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn vestzakje

Ik vind hier in mijn vestzakje

Nog een klein pakje

ik wil het aan ieder geven

die er mee wil leven

 

het is niet het hele zonlicht

slechts één straal,

maar op u gericht

verwarmd ze u helemaal

 

het zijn geen grote dingen

of dure ringen

enkel een kleine wens

tevredenheid aan ieder mens

 

geen moeilijke woorden

of hoge akkoorden

gewoon jij, die het verdiend

mijn beste wensen, vriend

 

 

Ik vind hier in mijn kotje

Nog een piepklein vodje

Ik ga het op maat knippen

Zo bedek ik neus en lippen

 

Het zal wel niet elke druppel stelpen

Maar alle beetjes helpen

We moeten ook niet overdrijven

Toch wil ik ook niet achterblijven

 

Het is een kleine moeite

Wat voldoet aan mijn behoefte

Zo kan ik bij je komen

In plaats van enkel van je te dromen

 

We houden wel wat afstand

Maar het verstevigd toch onze band

En volgen we braaf de regeling

Van onze geliefde regering.

Bart

02-05-2020 om 10:54 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
01-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5 Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

 

Vooraleer we het rijk der orchideeën binnen wandelen raad ik u aan nog even aar de bekerplantjes te kijken. De beker bevat een heerlijke nectar voor de mens nochtans is het dodelijk gif voor de insecten. Nepethes is de officiële naam voor bekerplant; ne = niet en penthes =droefheid. Het vocht van deze plant verzacht het leed. Als je wilt drinken mag de beker nog niet geopend zijn want anders is de nectar vervuild door de insecten.

 

Orchideeën zijn zeer gewaardeerd omwille van hun spectaculaire prachtige bloemen. Avonturiers waagden hun leven om de eerste orchideeën te verzamelen. Minstens 18000 soorten zijn in de wereld bekend.

 

In één van de tropische kweekkassen vinden wij mooie dendrobiums afkomstig uit Azië en het Himalaya gebergte. Het Griekse woord dendron betekent boom wat er ons op wijst dat deze orchideeën in de bomen leven. Wij mogen aannemen dat 1 op de 10 bloemen in de wereld tot de orchideeën behoort.

 

Steeds is één bloemblad uitgesproken opvallend gekleurd. Het geeft de orchidee haar karakteristiek uiterlijk. Het is het enige blad dat toegang geeft tot de geslachtsorganen.

 

Plantkundigen hebben ondervonden dat orchideeën om goed te kunnen gedijen, een bepaald soort schimmel nodig hebben. Door deze te benutten kan men nu ook in Europa prachtige orchideeën kweken.

 

Moeder natuur heeft aphrodite voorzien van stengels met lange doornen.

 

De citroengele anguloa is een orchidee oorspronkelijk uit Columbia.

 

Een begeerde snijbloem waar u minstens een maand volop van kunt genieten is wel het bekende venusschoentjes. En... met dit schoentje stappen we uit het rijk der orchideeën.

 

Vooraleer wij onze wandeling beëindigen, nog eventjes uw aandacht voor één van de grootste en zwaarste bloemen uit het plantenrijk.

De salomonscepter uit Afrika. Deze Hoornachtige bloem was de grote attractie op de wereldexpo 1958 te Brussel.

 

Wij hopen dat u genoten hebt van onze wandeling en zien u graag op bezoek in ons plantenpaleis te Meise.

 

Einde

 

 

 

 

01-05-2020 om 10:51 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
30-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4 Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

 

Wegens de enorme afmeting der grootste waterlelie ter wereld werd, een vijver overkoepeld in ons plantenpaleis te Meise namelijk de victoriahall.

 

Een jong blad van de victoriaregia zal zich tot een enorme bladschijf ontwikkelen. De plant ontwikkelt zich achter chlorofyl dat bladgroen wordt. Deze grote broer van onze waterlelies groeit in Zuid Amerika.

 

De bloemknop zal ’s avonds als een prachtige witte bloem ontluiken. Vervolgens wordt zij roze en zal als rode waterlelie op het eind van de 2de dag afsterven.

 

Even van nabij bekijken. In volwassen toestand is het mooi rond en kan wel een doormeter van 2 meter bereiken. Al wie geen 80kg weegt zou deze bladeren kunnen gebruiken als minibootje.

 

Wanneer deze nog niet geopende knop doormidden wordt gesneden bemerkt men juist achter de stengel het vruchtbeginsel, centraal de jonge stamper die nog moet doorgroeien. Mooi op een rijtje de meeldraden en aan de top de roodgekleurde bloembladen. Toch zullen deze rode kleuren deze koningin in het wit kronen.

 

De clerondendron of kansenboom heeft wel een eigenaardige bloemwijze, net als het ware bloempjes die speelsgewijs uit een dennenappel komen kijken. Dendron is Grieks voor boom. Wanneer men het blad kneust zal het aroma van pindakaas vrijkomen. Als boom wordt deze ongeveer 6m hoog.

 

Tot één van de grootste plantenfamilies namelijk de rubiaceae waar ook onze koffie en kinine vandaan komt behoort deze mooie pentas bloem. Penta verwijst naar vijf omdat de bloem stervormig is.

 

Laat u niet misleiden deze rode lothus bertheloti bloempjes hebben helemaal niets te maken met de vermaarde lotusbloem uit Egypte. Zij zijn immers afkomstig van de Canarische Eilanden. Deze plant is zeldzaam geworden omdat de vogelsoort die voor bevruchting moet zorgen bijna uitgestorven is. Gelukkig is de plant zich aan het aanpassen door zijn nectar ook voor insecten aantrekkelijk te maken.

 

Moest u ooit in de tropische wouden gaan wandelen dan zult u zeker de chamydocarys, met zijn eigenaardige bloeiwijze ontmoeten.

 

De commerciële variëteiten van deze kohleria worden ook bij ons gekweekt. Het is een gloxinia achtige uit dezelfde familie als het ons bekend Kaaps viooltje. De bloem hangt aan een 2.5cm lange fluweelachtige stengel.

 

 

30-04-2020 om 09:24 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
29-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3 Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

 

Nu ontmoeten wij de calistemon. Hij doet denken aan een flessenborstel. Zijn officiële Vlaamse naam? Lampenpoetser. Eigenaardig, de stengel groeit dwars door de bloem heen. Deze kleine familie heeft maar 25 soorten in struik- of kleine boomvorm. De meeldraden zijn rood en als de bloem uitgebloeid is is het zaad ook rood poeder. De orm: tak bloem, tak, bloem, tak...

 

Canna edulis is een moerasplant. De edele vorm van het bekende bloemriet., veel gebruikt als blikvanger in onze bloemperken. De knollen vervangt zetmeel en wordt gegeten door de lokale bevolking.

 

Acca selowianna een, prachtige bloem die later kleine heerlijke vruchtjes afwerpt. Bewonder de prachtige rode meeldraden. De vruchten hebben een zuurzoete ananas smaak.

 

De haemanthus is geen vluggertje. Deze Zuid-Afrikaan doet er jaren over eer hij bloemt. Hij behoort tot de narcissen familie. Hij wordt ook wel eens de poederkwast genoemd.

 

De flamingoplant is één van de aronskelken. Spijtig verspreiden zij meestal een walgelijke geur om dasvliegen aan te trekken. De officiële naam is anthurim. Afkomstig uit Cuba en leeft in moeras. Het schutblad is rood of groen. Het is de bureauplant bij uitstek, hij is niet alleen mooi maar ook zeer makkelijk in onderhoud.

 

Spectaculair is de bloei van de spathicarpa. Stamper en meeldraden groeien per uitzondering rechtstreeks op het blad.

 

Een beruchte moerasplant is de waterhyacint of eichornia. In Zuid-Amerika zijn ze echter een echte plaag. Door overwoekering worden rivieren en waterlopen als het ware afgesloten. De bladvoet zwelt op als een spons. Nieuwe planten groeien zowel aan de wortels als door verstuiving van het zaad.

 

Reedseeuwenoud geliefd in China en Griekenland is de waterlelie of Nympheae. Volgens legende werd Nympha wegens ontrouw aan hercules, in een waterlelie omgetoverd. De vrucht rijst onder het water.

29-04-2020 om 08:28 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
28-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

 

We wandelen voorbij de luciferplant of cuphea ignea. Zeer rijk bloeiend en afkomstig uit Mexico. De plant behoort tot de germeliaecea familie en is ongeveer 1 m hoog. De kelk is scharlakenrood met een zwarte rand. De kroon van de bloem ontbreekt. Het is alsof men een doos lucifers in de plant geworpen heeft.

 

Insectenetende planten groeien zowat overal ter wereld maar zeer overvloedig in Australie, de Tropen en Nieuwzeeland. Drosera’s hebben de eigenaardigheid hun gevangenen te verdrinken.

 

Onze Belgische heide kent ook een vleesetend plantje. de drosera rotundifolia of zonnedauw. Evenals de metalansis vangen zij insecten die zij met hun tentakels vasthouden. De harige tentakels scheiden een soort maagsap af zodat het insect verteerd. Drosera is het Griekse woord voor bedauwd.

Wie Zuid-Afrika zegt denkt aan het suikerbossie of Protea. De plant dankt zijn naam aan de Griekse God: Proteus: hij die zich willekeurig van gedaante kon verwisselen. Het blad zelf kan dikwijls ook zeer veel verschillen. De suikerbossie is een ideale bloem voor droogboeketten.

 

De gele kleur van de butomus nymphoides die ook zwanenbloem genoemd wordt trekt ons aan. Zwanenbloem omdat de stampers op kleine zwaantjes lijken. Zij groeien vooral in moerassige gebieden.

 

Uit het land van de glimlach komt deze prachtige hibiscus. Bij velen een bekende kamerplant. De bloemen bloeien slechts 1 dag doch de knoppen volgen snel elkaar op. De struiken kunnen 6m hoog worden. Ze gedijen het best in een vochtige atmosfeer.

 

Eerder zeldzaam is deze geel gekleurde hibiscus ook wel Chinese roos genoemd Zij behoren allen tot de familie van de heemst en stokroos die ongeveer uit 200 verschillende soorten bestaat.

 

De originele struik heeft rode enkelvoudige bloemen .Maar beschouw hier onder eens deze prachtige bloemige dubbele hibiscus .

 

 

28-04-2020 om 10:20 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
27-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1 Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

Tropische wandeling bloemen uit de plantentuin van Meise.

 

Een mooie passiflora kijkt ons aan. Deze passiebloem is één van de 60 soorten die ons bekend zijn voor hun eetbare vruchten. Uit één ervan wordt de grenadine gemaakt.

 

Wij komen bij de bromeliaceae, de familienaam voor bv. Alle anansachtige. Allen zijn het  tropische planten hieronder één van hen: de guzmania. Deze leeft zowel in de bomen als in de grond.

 

Evenals de vriesea fulgida behoren zij tot één grote familie van ongeveer 1600 ananasachtige. Na bloei en vruchtvorming sterven zij af. Deze plant eist een hoge luchtvochtigheid. Zij is de ongekroonde koningin der bromeliaceae. Ceae wil zeggen achtige.

 

De meesten van hen leven hoog in de boomkronen der Braziliaanse oerwouden. Aechmea’s benuuten de boomtakken als steun en wortelen zich in de ter plaatse gevormde humus. Zij onttrekken echter geen voedsel uit de boomtakken. Zij leven van lucht en water.

 

De bij ons meer bekende kamerplant nidularium toont duidelijk de gootvormige bladeren om zoveel mogelijk regenwater op te vangen. De bloemen hebben geen steel. Nidus is het latijnse woord voor nest. (nestbromlia)

 

Bijna alle bromeliaceae voeden zich zoals deze prachtige Guzmania met zijn draadvormige wortels,  met zuigmondjes. Deze zuigmondjes zitten onderaan de rozetten. Deze plant wordt ook wel eens scharlakenster genoemd.

 

Enkele uitzonderingen onder andere: bilbergia en de bromelia. Beiden bromelia-achtige die zich op de grond tot statige planten kunnen ontwikkelen.

 

27-04-2020 om 09:55 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
26-04-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bloemen zeggen zoveel meer

Deze bloemen zeggen tien keer meer

Dan ik je vertellen kan telkens weer

Wit van mijn oprechtheid

Groen van uw frisheid

Het rood geeft mijn warme liefde weer

Die groeit ieder jaar telkens meer en meer

Bart

 

 

De viroloog zegt het telkens weer

Hij waarschuwt ons meer en meer

Afstand houden is een vaste waarde

En dat telt voor de hele aarde

Volgen wij allen heel gedwee

Dan wordt besmetting niet telkens maal twee.

 

26-04-2020 om 09:46 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!