mijn dochter en ik proefden de lente. gewapend met snoeischaar en schop legden we de dag open en haar tuin. we snoeiden de winter van het vorig jaar.
we gaven alle botten kans opnieuw te groeien en gaven struiken en bomen een zonnige plaats. we bundelden onze krachten om de natuur te buigen naar het licht en de warmte. we
gierden van het lachen en vloekten om de weerbarstigheid van wortels in de grond. we legden alles klaar om bloemen en zaad te kunnen zaaien. kleur te geven aan de lente
en de zomer die komt. terwijl kraaide janne aan het venster. ik zag haar al rollen in het groeiend gras, grijpen naar appels en kersen, en verbaasd en blij naar haar nieuwe wereld zien.
haar moeke en ik spreiden de lentesprei open waarin zij en wij volop gingen genieten van de warme intensiteit die ons bindt. de zon en onze ogen zullen stralen.
ze kijkt in haar buggy de kamer rond naar de mensen rondom haar, naar alles wat hel kleurt en ze glimlacht plots. Ik voel me smelten. Zou grootva
zeggen moeilijk zijn? ik neem haar op mijn schoot en knuffel haar warm lijfje met mijn grote handen. ik wil duizend en een dingen vertellen maar
stamel alleen maar zachte klanken als ik in haar klare kijkers kijk. haar vuistjes worden knabbeldieren in haar mond. ik ben verkocht. ooit zal ze weten dat
ik haar haven ben. ik zing zacht een kinderliedje. hetzelfde dat ik ooit voor haar moeke zong. heel lang voorbij. misschien zingt zij voor mij, een laatste