Multatuli schreef het al in een van zijn 'Ideën': kinderen krijgen mag iedereen, om oppasser te worden in een zoo moet men een brevet kunnen voorleggen.
In plaats van zo'n seksistische 'papaverklaring' zou men dus beter werk maken van een 'ouderschapsverklaring' of gelooft men in de onfeilbaarheid van het moederinstinct?
Eén detail uit het onderzoek springt in het oog: moeders besteden gemiddeld anderhalf uur aan het huiswerk van hun kinderen, vaders een half uur. Ik dacht dat het onderwijstijdschrift Klasse - en niet alleen Klasse, ook het departement onderwijs en de huidige minister - altijd de visie heeft verdedigd dat huistaken door de leerlingen zelf moeten opgelost kunnen worden. Indien dit niet zo is dan faalt het onderwijs in zijn gelijkekansenbeleid: kinderen van lageropgeleide ouders worden door dit soort huistaken zonder meer gediscrimineerd.
Wie ervoor pleit dat vaders zich meer bezig moeten houden met het huiswerk van hun kinderen zet de wereld op zijn kop: niet de vaders gaan in de fout maar de scholen.
Het is met de nodige schroom dat ik commentaar lever bij het interview met Els de Temmerman: het enige excuus van ondergetekende petit bourgeois is dat hij al jaren financiële steun verleent aan ngo's zoals Oxfam en Vredeseilanden en de verklaringen van de Temmerman geven hem de indruk dat hij geen nuttige maar een nutteloze idioot is.
Over Somalië schrijft ze: 'Ik probeer nu al zes weken naar Somalië te reizen, omdat het daar op dit moment gebeurt (...) ik weet dat de verhalen daar voor het oprapen liggen.'
Je kan er niet naast lezen: deze blonde passionaria kickt op gevaar en miserie en is vooral uit op 'verhalen' - een duidelijker voorbeeld van de aasgier in de journalist (en in de schrijver) kun je niet verzinnen.(En dit is niet zomaar persoonlijke aanval: deze verhouding lijkt het lot te zijn van alle schrijvers)
Haar kritiek op Artsen Zonder Grenzen wordt bevestigd door allerlei mensen die in Afrika actief (geweest) zijn: deze witte cowboys racen maar al te graag in hun luxueuze 4x4 over de broussewegen alsof ze eerder met een rally bezig zijn dan met noodhulp. En zij merkt terecht op dat deze organisatie te kort schiet als het gaat om de kerntaak van alle ontwikkelingshulp: zichzelf overbodig maken - AZG leidt geen lokale mensen op maar hun dokters functioneren als de Zorro's onder de hulpverleners.
Het wordt pas bedenkelijk wanneer de Temmerman deze Bat Man-attitude gaat veralgemenen en alle ngo's eigenbelang verwijt.
Recente getuigenissen uit Afghanistan tonen aan dat men onmogelijk aan ontwikkelingssamenwerking kan doen, aan opbouw dus, op plaatsen waar men moet vrezen voor het eigen leven en dat van lokale medewerkers. Het Rode Kruis kan dit gezien zijn internationaal erkend statuut meestal nog wel.
Wanneer de Temmerman 98 % van de Oegandezen corrupt noemt - ook al voegt ze daar een culturele verklaring aan toe - dan herhaalt zij het dogma van haar rechtse collega Mia Doornaert: alle miserie in Afrika is toe te schrijven aan de eigen corruptie en hebzucht.
De Temmerman klaagt meer dan terecht de internationale onverschilligheid ten opzichte van Afrika aan, maar ik vrees dat haar uitspraken deze onverschilligheid veeleer zullen bevestigen dan corrigeren. Misschien voelt zij zich daar goed bij: de overtuiging dat men de enige zuivere is in een boosaardige wereld kenmerkt alle Witte Ridders.
En die strijd van één tegen allen levert inderdaad mooie verhalen op.
Kunnen de verkiezingsuitslagen in Frankrijk een les zijn voor de campagne van de Belgische partijen en in het bijzonder de Vlaamse? Volgens een commentaar in De Standaard wel: die krant schrijft de nederlaag van Le Pen toe aan 'het potig discours' van Sarkozy - lees de straffe uitspraken van Sarkozy over de banlieus: 'ik ga u van dat gespuis verlossen'. Wie het nieuws uit Frankrijk heeft gevolgd zal inzien dat de meerderheid van de Fransen vooral geen herhaling wou van 2002: Le Pen in de tweede ronde en schaamte alom. De potige taal van Sarkozy betekent voor Vlaanderen natuurlijk 'het verhaal van rechten en plichten' dat CD&V wil brengen, meer bepaald hun aanval op justitie in het algemeen en ons gevangeniswezen in het bijzonder. Mochten de campagneleiders van CD&V enige eerlijkheid aan de dag leggen dan zouden zij toegeven dat de problemen in dat domein het gevolg zijn van tientallen jaren verwaarlozing, ook door hun eigen partij. Daaruit volgt dat Renaat Landuyt voor één keer gelijk heeft: dit probleem moet over de partijgrenzen heen worden opgelost, het is te ernstig om er een partijpolitiek spelletje van te maken. Ten tweede is de nadruk die door CD&V propagandisten - denk aan Tony van Parys - wordt gelegd op de onveiligheidsgevoelens bij de bevolking een zeer gevaarlijk manoeuvre: hoe meer je praat over onveiligheidsgevoelens, hoe meer deze gevoelens toenemen. In het Engels noemt men dit: 'a selffulfilling prophecy'. En dan hebben Dewinter en co wellicht gelijk: 'de mensen verkiezen het origineel boven de namaak'. Angstige mensen luisteren niet meer naar een genuanceerd betoog, zij willen harde maatregelen. Inspelen op angsten is het basiskenmerk van alle demagogen en misdadige regimes. Een waardige politieke campagne geeft het publiek vertrouwen, zegt in alle rust waar de problemen zijn en hoe men tot een oplossing kan komen. En voegt er in alle bescheidenheid aan toe dat men als politicus niet alle problemen kan oplossen. Er zijn machten die sterker zijn op economisch vlak - denk aan de 'herstructureringen' wat een eufemisme is voor massaal ontslag - en op sociaal vlak: ieder van ons is als opvoeder en burger medeverantwoordelijk, de staat kan niet op elke straathoek een gewapende agent plaatsen. Het volk beliegen kan ook betekenen jezelf sterker voordoen dan je bent, en omgekeerd beliegt en bedriegt het volk zichzelf door de eigen verantwoordelijkheid te ontkennen.
Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik gisteren pas voor de eerste keer door het Brugse Lappersfortbos heb gelopen en dan nog omdat het mijn beurt was om er gedichten voor te lezen. De foto's van Sabine Luypaert volgen. Je wordt er getroffen door de rust, de lachende gezichten van kinderen, de majesteit van een forse beuk. En je vraagt je af waarom het Brugse stadsbestuur hier wandelpaden heeft ingehuldigd, voorzien van de bekende bordjes met informatie over fauna en flora, als ze toch het bos minstens gedeeltelijk willen omleggen ten voordele van de firma Bombardier en een bijkomende ontsluitingsweg. Bombardier kwam vorige week nog in het nieuws vanwege een staking: de 550 werknemers vrezen dat hun bazen of aandeelhouders het bedrijf willen overbrengen naar Oost-Europa. Kan het kappen van een bos de werkgelegenheid garanderen? Moet er telkens weer die tegenstelling gemaakt worden: ofwel natuur ofwel economie en tewerkstelling? Karel van de Woestijne schreef: 'Vlaanderen o welig huis, waar we zijn als genoden aan rijke tafelen...' Wat ben je met overvloedige feestmalen wanneer je aan tafel zit met een gasmasker voor je mond? Brugge is een centrum van toerisme, kleinhandel en onderwijs: vaak zie je de auto's en autobussen er bumper aan bumper aanschuiven. Kan zo'n agglomeratie het zich veroorloven om zo onverschillig om te springen met de laatste restjes groene zone? Brugge kunnen we beschouwen als een model voor onze economie, al is de belangrijkste bedrijvigheid daar het toerisme: nog altijd geloven onze politieke leiders en investeerders dat er geen grenzen zijn aan de groei. Brugge ontvangt jaarlijks ongeveer een miljoen toeristen, maar blijkbaar is dit nog niet genoeg - of de Bruggelingen zelf nu weggedrukt worden, vaak letterlijk, door de toeloop of niet. Reeds in 1967 of 68 (?) publiceerde de zogenaamde Club van Rome haar rapport: 'Grenzen aan de groei'. Het waren geen tuinkabouters of geitenwollensokken anarchisten, maar gespecialiseerde professoren. Maar om het denken, de attitudes en het dagelijkse gedrag te veranderen zijn er rampen nodig: je zou bijna gaan bidden tot de duivel.
Deze jongen is een van de goedgelovigen geweest die de oproep van Yves Leterme in De Standaard om ideeën op te sturen over de samenlevingsproblemen heeft beantwoord. In de illusie dat de minister-president het oprecht meende. Bij het aantreden van zijn Vlaamse regering vroeg Leterme dat al zijn ministers 'de rit tot het einde zouden uitdoen'. De voorbije maanden houdt hij Vlaanderen en de rest van België in spanning: doet hij het of doet hij het niet. Daar komt nu bovenop dat hij en de andere bonzen van zijn partij hebben beslist om minister van welzijn, Inge Vervotte, uit te spelen als joker bij de federale verkiezingen in de provincie Antwerpen. Het smoesje wordt door Bart Brinckman in De Standaard terecht een ouderwetse jezuïetenstreek genoemd: Vervotte zou moeten wegen op de komende communautaire onderhandelingen terwijl iedereen weet dat deze gewezen syndicaliste zich nooit eerder met communautaire stammentwisten heeft bezig gehouden. Met minister Vervotte heb ik een aantal keren kunnen corresponderen wat mijn indruk bevestigde dat zij ernstig met haar vak bezig was. Nu laat zij haar departement in de steek om zich te laten misbruiken als pion op het partijpolitieke schaakbord. Tegen de tijd dat haar opvolger of opvolgster zich heeft ingewerkt zijn de wachtlijsten nog wat langer geworden en zit de termijn van de huidige Vlaamse regering er ongeveer op. Isdit een voorbeeld van 'goed bestuur voor de mensen'? Sommige politici slagen met grootste onderscheiding in het ondermijnen van hun eigen geloofwaardigheid.
Ik heb zo'n vermoeden dat Roger Blanpain ooit een verstokte roker is geweest, hij vertoont alleszins het typische gedrag van de zeloot, de bekeerling: die wil met wortel en tak uitroeien wat hij eerder zelf heeft bedreven of beleden.
Noem dit het Saulussyndroom: de christenvervolger die van zijn paard werd gebliksemd en zich ontpopte tot de vurigste soldaat van Christus. Blanpain denkt zelfs aan een kliklijn voor kinderen om hun rokende ouders aan te geven.
De methode verraadt de gedachte die erachter zit. Sommige mensen lijken heimwee te hebben naar de goeie ouwe tijd van de collaboratie: zonder een Stasi of GEstapo kunnen ze niet leven.
Wie zal de volgende zijn: iemand die met veel moeite een dieet heeft gevolgd en daarom het frieten bakken thuis wil verbieden?
Mijn mooiste jeugdherinneringen hebben te maken met een pijprokende grootvader. En op zondag de kaarters met hun sigaren en cigarillo's.
Wij, de kinderen, hadden er geen last van omdat we voortdurend bezig waren, in en uit liepen, spelend of vader helpend in de tuin. Waarom de ouders niet bestraffen die hun kinderen uren voor een computer of een tv-toestel laten zitten? Ik beklaag nu al de kinderen die vanwege gezondheidsfundamentalisten als Blanpain nooit zulke ervaringen van gezelligheid zullen meemaken.
Aanvankelijk had ik behoorlijk wat sympathie voor Abou Jahjah: eindelijk een trotse, weerbare moslim die met argumenten van zich af kon bijten.
Geleidelijk aan vertroebelde dat beeld: de strijdbare intellectueel werd meer strijder dan intellectueel.
In het Humo-interview zegt hij dat iedereen die zijn cultuur niet kan aanvaarden een racist is, maar een duidelijke omschrijving van die cultuur geeft hij niet. Hij noemt zichzelf eerder 'een culturele moslim' dan een koranvolgeling, maar hoe staat hij precies tegenover de sharia, tegenover de scheiding tussen kerk en staat?
In verband met het Palestijnse conflict stelt hij een onmogelijke eis: het is intussen praktisch onuitvoerbaar geworden om alle Palestijnse vluchtelingen terug te laten keren naar een toekomstig Palestina, tenzij je de meeste Joden van het grondgebied zou verdrijven. De wereldgemeenschap kan en zal dit nooit aanvaarden. Abou Jahjah zingt de lof van Libanon: kan een land dat jaren geteisterd is door burgeroorlog voor Europa een modelstaat zijn?
En wat is de democratische legitimiteit van zijn beweging in Europa: hoeveel stemmen haalde de AEL, hoeveel Belgische moslims voelen zich door hem en zijn organisatie vertegenwoordigd?Abou Jahjah probeert zichzelf te presenteren als een rationele en verzoenende geest, maar keer op keer verraden zijn uitspraken een conflictmodel, of het nu gaat om de Arabische wereld versus Israël of om de ware en valse medestanders in België: steeds spreekt hij over een wij tegen een zij terwijl hij openlijk flirt met de gewelddadigheid.
Brussel noch Antwerpen mogen een Beiroet worden, ik vrees dat deze man zijn hand overspeelt en geen meerwaarde te bieden heeft voor onze democratie.
Wat echter voor ons een aansporing zou moeten zijn om zelf de ongelijke behandeling van de Palestijnse en Israëlische regering aan te klagen: Israël gaat vrijuit voor de massamoord en grootschalige vernietiging die zijn leger in Libanon heeft aangericht, het Palestijnse volk wordt gestraft met ontbering omdat het op een democratische manier de verkeerde partij heeft gekozen. Dat hiertegen zo weinig wordt geprotesteerd - scherper geformuleerd: de laffe dubbelhartigheid van Europa -, verhoogt de kans dat iemand als Abou Jahjah toch nog wordt gezien als de woordvoerder van een rechtmatige strijd.
Met veel van wat Fleur Jurgens, auteur van Het Marokkanendrama, inDe Morgen van maandag verklaart kan ik akkoord gaan.
Minder met haar boudebewering: Er is nog nooit een causaal verband aangetoond tussen opgroeien in een kansarm gezin en terechtkomen in de criminaliteit. Al sedert de deterministen eind 19e eeuw denk aan de Italiaan Lombroso bestaan er voldoende sociologische studies die het omgekeerdevaststellen.
Het spreekt dat de deterministische visie achterhaald is: kansarmoede hoeft niet noodzakelijkerwijze tot mislukking in de maatschappij te leiden en er zijn nogal wat verwende rijkeluiskinderen die ontsporen, maar de problemen afdoen als een zaak van mentaliteit of cultuurverschillen gaat zeer kort door de bocht: trouwens die verschillen doen zich niet voor op een eiland maar wel in interactie met de sociaal-economische feiten.
Recent onderzoek wees uit dat 46 % van de nieuwe Belgen (om dit eufemisme eens te gebruiken) beneden de Europese armoedegrens leeft: voor de kinderen uit deze gezinnen is ons consumptieparadijs één grote etalage met onbereikbare luxe. In de psychologie noemt men dit: een Tantaluskwelling denk aan de hangjongeren in de Brusselse winkelcentra.
Mag ik als zoon van een fabrieksarbeider uit eigen ervaring spreken? Om te beginnen is er het elementaire niveau van huisvesting en accommodatie: om te slagen in studies heb je een eigen ruimte nodig, met rust en verwarming. Binnen het huisgezin heb je behoefte aan stimulantia: boeken, naslagwerken, internet. In het algemeen zijn er al de beperkingen door het inkomen. En buiten is er de invloed van de peer group:probeer het maar eens vol te houden als er onder je leeftijdsgenoten weinig voorbeelden te vinden zijn van schoolsucces maar omgekeerd wel van een geslaagde criminele carrière.
Fleur Jurgens heeft gelijk als ze de ouders op hun verantwoordelijkheidwil wijzen, maar dreigen met sancties heeft pas zin wanneer je als overheid en maatschappij in eer en geweten kunt zeggen dat je er alles aan gedaan hebt om deze mensen kansen te geven.
En daar schort het bij landgenoten van vreemde origine in ernstige mate aan: inburgeren zoueen begeleiding moeten omvatten, in het bijzonder van de moeders die in een voor hen volslagen vreemd milieu terecht komen. En je moet toch stekeblind zijn om niet in te zien dat langdurig werkloze vaders in een machocultuur hun natuurlijk gezag verliezen.
Jonge Marokkaanse en autochtone machos moeten op hun eigen verantwoordelijkheid worden gewezen en zonodig ernstig gesanctioneerd. Maar de overheid kan zich niet gedragen als een dolgedraaide scheidsrechter die met gele en rode kaarten staat te zwaaien, en zelf de basisregels van het spel werkgelegenheid, begeleiding en non-discriminatie - aan zijn laars lapt.
Kijkend naar een quizprogramma ben je plots in Nicaragua, nabij de Mayastad Masaya: in een zandstraatje dat afdaalt naar een van de meren, komt een oude magere man naar je toe. Hij vraagt in het Spaans hoe laat het is. Je toont hem je polshorloge omdat je niet direct de juiste woorden vindt. Hij mompelt, neen hij schreeuwt bijna: 'Thank you, sir...'
Het laatste wat je daar op dat moment wil zijn is een Yankee, maar pas wanneer je weer in België bent, begrijp je het: die man had nooit het uur leren lezen, zoals er toen nog zoveel analfabeten rondliepen in Midden-Amerika.
En de schaamte roept nog meer beelden op van vier weken rondzwerven in een land dat jou overvalt met zijn fascinerende vreemdheid, mensen die willen praten maar jouw Spaans is zo onbeholpen dat het niet lukt. Op een feestdag in de hoofdstad Managua zwierf je rond in je short want je jeans was je kwijt geraakt. De leiders van je groep hadden nochtans verwittigd: laat geen broek aan een wasdraad hangen of 's anderendaags is die verdwenen; een broek betekent een maandloon voor die mensen.
Een short dragen mocht evenmin, in die machocultuur was je meteen een homo, een soortdragqueen als je blote knieën liet zien. Je liep een kerk binnen in een buitenwijk, tussen heuveltjes afval en onkruid. Volk stroomde van alle kanten toe, uitgedost als deelnemers aan een karnaval. In de kerk gaven moeders hun baby de borst, kleuters liepen joelend tussen de banken, achteraan zaten toneelspelers in bonte kostuums een scene uit het leven van de patroonheilige te repeteren - in de processie op een draagberrie: een levensgroot beeld in snoepkleuren omhangen met medaillons en bloemslingers: was het Sint Jozef, Paulus of Jacobus die als een veelvuldig gedecoreerde generaal aan wal kwam in Hawaï? -, een dronken vagebond sliep zijn roes uit, een priester liep rond met een brede glimlach: dit was Breughel in Nicaragua, een boerenkermis midden in een kerk.
Buiten kwam je terecht in het binnenste raster van het grote wafelijzer dat Managua is: vierkantjes in vierkantjes, de grote dikke lijnen asfalt met kuilen, de dunne bleke streepjes: stof, bultig zand dat bij elke stortregen een modderbeek werd, soms gutsend en gorgelend als een bergrivier. De favela bestond uit de bekende krotten: hokjes van golfplaat, planken van pakkisten, palen van een bouwwerf of uit een schutting gebroken. Een veertiger staart je aan, een van de vele werkloze vaders. Hij staat in zijn deur: een donkere opening tussen twee staken, als er al een deur is, dan doet ze denken aan een staldeur op een vervallen boerderij. Zijn ogen zijn zwarte spleten, zijn mond haaks als een kram.
Hij staart de gringo aan die zich volzuigt met beelden, die denkt dat hij zich bescheiden gedraagt maar voortdurend deze mensen beledigt met zijn voor hen onbetaalbare kleren, zijn fototoestel, zijn gulzige blik van verzamelaar.
Leg het niet uit aan deze werkloze dat je uit België komt, uit Europa: je bent een gringo en alle gringo's zijn Yankees, binnendringers, saboteurs, dieven en moordenaars. Zijn mond is nog de enige guerrilla waartoe hij in staat is: hij verdrijft deze gringo met schaamte. Je kijkt om je heen naar de vuilnisbelten, de halfnaakte peuters, de schurftige honden: Yankee uit dat verre, onbekende België, met welk recht loop jij hier rond?