Bovenas
|
De molenas of bovenas is een onderdeel van een windmolen waaraan het gevlucht of wiekenkruis is bevestigd.
Deze as kan van gietijzer of hout zijn.
De bovenas ligt iets achterover in de kap, omdat het gevlucht bij bepaalde molens, zoals de ronde stenenmolen en de houten achtkant, iets achterover moet staan om te voorkomen dat de wieken tegen de molenromp slaan.
Daarom ligt de bovenas onder een hoek van 17 graden.
Bij de spinnenkop met een vierkant onderhuis ligt de as onder een grotere hoek.
Engels : windshaft
Duits : Mühlenachse
Frans : l'arbre |
tekening van een bovenas
auteur : André van der Ley |
Tegenwoordig komen in Nederland nog maar enkele molens voor met een houten bovenas en dan nog meestal met een gietijzeren insteekkop, zoals bij veel standerdmolens (bijvoorbeeld de Doesburger molen en de molen Tot Voordeel en Genoegen).
Om de pen van een houten bovenas zit een gietijzeren muts of schenen (ijzeren strippen).
De gaten voor de roeden werden in het worteleinde gemaakt.
Tot het begin van de negentiende eeuw waren alle bovenassen van hout.
De eerste gietijzeren assen kwamen uit Engeland.
Pas in 1836 werden er Nederlandse assen gefabriceerd.
In het begin werden deze gietijzeren assen omkleed met vulhout, omdat men toen dacht dat deze dunne assen niet sterk genoeg waren in vergelijking met de dikke, houten bovenassen.
Het nadeel van gietijzer is wel dat het bros is, waardoor de as kan breken als er bij hoge snelheid van de wieken te plotseling gevangen (geremd) wordt.
Tegenwoordig worden de assen van nodulair gietijzer gemaakt, dat minder snel breekt.
|
gietijzeren bovenas (met penlager en springbeugel) van molen De Hoop in Garderen, Gelderland
auteur : Rasbak CC 3.0 |
In 1836 werd de eerste deugdelijke gietijzeren bovenas gegoten door de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (Fijenoord).
Het bedrijf kreeg een octrooi voor het gieten van bovenassen voor vijf jaar.
Daarna konden ook andere bedrijven bovenassen gaan gieten.
Er zijn of waren verschillende fabrikanten van gietijzeren bovenassen, zoals:
Fijenoord, Rotterdam
L.I. Enthoven & Co., 's Gravenhage
De Prins van Oranje, 's Gravenhage
H. Hartogh Heysj, Delft
Penn & Bauduin, Dordrecht
Kon. Ned. Grofsmederij, Leiden
D.A. Schretlen, Leiden
Wed. Sterkman, 's Gravenhage
Boddaert & Versluus, Middelburg; komen in Zeeland voor en zijn dunner dan de andere assen
Hardinxveld-Giessendam; worden nog gegoten.
IJzergieterij Geraedts, Baarlo; hier worden nieuwe assen gegoten. Het asnummer en de naam van de gieterij staan op de askop in plaats van op het aslichaam.
|
houten bovenas met stroppen |
De bovenas heeft vooraan een hals liggend op het halslager, dat 80% van het gewicht draagt en achteraan een pen dat op het penlager ligt.
Het zijn allebei glijlagers. De hals en pen liggen meestal op arduinstenen (blauwe hardsteen) met een bij een gietijzeren as 2 tot 3 cm diepe uitholling en worden enkele keren per dag gesmeerd met reuzel.
De stenen liggen op een kwastvrij plankje, waardoor deze zich goed kunnen zetten.
Er komen ook halslagers voor met een bronzen schaal op een houten lagerblok.
Daarnaast kan er het zogenaamde Dekkerlager voorkomen, dat uit een gietijzeren bak met twee ijzeren rollen bestaat.
Bij dit lager moet er wel een hardstalen manchet om de hals van de bovenas aangebracht worden om overmatige slijtage te voorkomen.
Het halslager rust op de windpeluw en het penlager op de penbalk.
Het penlager ligt op een pensteen of broeksteen.
Tegen de achterkant van de as staat bij een pensteen een arduintegel of een bronzen tegelplaat, dat de door de wieken uitgeoefende achterwaartse druk opvangt.
Er kan echter ook een taats in de pen zitten.
In dat geval zit er een gehard stalen plaat, de knolplaat, aan de achterkant.
Bij een houten bovenas zit om de pen een ijzeren muts.
Er zijn echter ook gietijzeren bovenassen met een wrijfplaat (soort muts), zoals bij molen De Koe (Ermelo).
Op de kop van de as zit de walpen.
De walpen dient voor het afdraaien en het ophijsen van de as.
Vooraan de as zit de askop waar de twee roeden doorheen gestoken worden.
Achter de askop zit er een groef, het zogenaamd waterhol, wat ervoor zorgt dat er langs de as geen regenwater naar binnen kan lopen.
Achter de hals zit aan één kant van de as een vlak gedeelte of knobbel dat is ontstaan tijdens het gieten van de as.
Het heeft gediend als expansie tijdens het afkoelen van de as nadat deze gegoten was.
Soms wordt dit vlak gedeelte of knobbel gebruikt voor het optempelen van de as.
Op het aslichaam zitten vier ribben ter versteviging.
|
tekening (Verbij Hoogmade) van een gietijzeren bovenas voor molen de Windhond in Soest |
Op de molenas of bovenas zit het aswiel of bovenwiel dat de koningsspil of direct de steenspillen aandrijft.
Het bovenwiel zit op de as geklemd met vier in ijzeren knuppelstroppen zittende, houten vulstukken.
Bij een houten bovenas kunnen de kruisarmen van het bovenwiel door de as gestoken zijn.
Over het penlager zit een ijzeren beugel, de springbeugel, die er voor zorgt dat de as met het wiekenkruis niet naar voren kan kantelen (dompen).
Dit dompen kan gebeuren als de wind van achteren op de wieken blaast of tijdens het vangen.
Het materiaal voor de glijlagers waarin de bovenas draait is in Nederland vrijwel altijd steen (meestal arduinsteen), maar soms is gebruikgemaakt van brons en in enkele gevallen van gietijzer, met daarin een laag Babbittmetaal.
|
schaalmodel van een houten bovenas met stroppen
auteur : Peter van Sloten (molenaar - modelbouwer) |
Een bovenas kan ook doorboord zijn voor de bediening van de remkleppen of voor de zelfzwichting.
Op de kop van de as zit dan een spin, waarvan de uiteinden verbonden zijn met de remkleppen op de wieken, de jaloezieën of de kleppen.
Vanaf de spin loopt een stang door de bovenas naar achteren, waar een hefboom zit.
Aan het uiteinde van de hefboom worden aan een ketting gewichten gehangen, waarmee het moment van opening van de remkleppen, jaloezieën of kleppen geregeld kan worden.
Oude bovenassen werden vroeger met behulp van de molen tijdens het draaien vanaf de penzijde doorboord.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |
|