De opkomst van de tokonama zorgde voor een nieuw inzicht in het begrip bonsai. Het werd steeds belangrijker om het aanzicht van een boom terug te brengen tot de meest wezenlijke delen. Datgene wat wezenlijk was werd destijds ingegeven door godsdienst. Het zenboeddhisme, dat destijds in Japan populair was, hing sterk aan natuur en stelde de mens als ontvankelijke macht ondergeschikt aan de essentie van de natuur. Om dit gegeven zichtbaar te maken, waren bonsai zeer geschikt, mits ze in een sobere opstelling werden ondergebracht. Uitsluitend dan zouden ze de aanschouwer de essentie van Boeddha kunnen tonen. Bovendien ontwikkelde zich toen het inzicht dat het innerlijke van de plantensoort leidend moest zijn voor de gehele compositie. Van circa 1700 tot 1849 ontwikkelden zich tal van bonsai-stijlen die toegeschreven werden aan hoofdlijnen van 'plantengeesten'; bonsaimeesters hadden destijds nauwkeurig naar wilde bomen en planten gekeken en hun bevindingen genoteerd. Dit leidde tot het optekenen van 15 hoofdstijlen.
Cascade stijl bonsai(conifeer) op de "Foire du Valais", Martigny, Zwitserland auteur: Dake CC 3.0
- Chokkan (Rechtopgaande stijl): deze stijl is een veel voorkomende Bonsai vorm. Ook in de natuur komt deze stijl veel voor, vooral op lichte plekken waar de boom geen concurrentie heeft van andere bomen. In de recht lopende stam moet een duidelijke verjonging te zien zijn, de stam moet dus onder dikker zijn dan aan de top. Op ongeveer 1/4 van de stamlengte groeien de eerste zijtakken. De top wordt gevormd door een tak, de stam loopt dus niet helemaal tot het einde door.
- Shakkan (hellende stijl): hierbij staat de boom schuin naar één kant. Vaak wordt een hoek van 70 tot 90 graden beschreven. De wortels onder de hellende stam lijken in de grond te worden gedrukt, terwijl de wortels zich aan de andere zijde krachtig tonen. Asymmetrische verdeling van takken en taps toelopende stam. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Moyogi (gebogen opgaande stijl): onderaan beschrijft de stam een goed zichtbare bocht, waarna in de hogere delen van de stam het evenwicht gezocht wordt. De takken zijn asymmetrisch verdeeld en de stam loopt taps toe. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Kengai (cascadestijl): in deze stijl wordt een door natuurkrachten naar beneden groeiende boom afgebeeld. In de natuur treedt dit fenomeen onder andere op in rotsachtige omgeving, waar bomen onder meer door vallende rotsblokken en hevige sneeuwval, vaak gedwongen worden om krom naar beneden te groeien. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten.
- Han-Kengai (half-cascadestijl): de kruin is aanwezig, doch laag. een der takken helt over en doet denken aan Kengai. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten.
- Bunjingi (literati- of wijsgerenstijl): deze stijl is gebaseerd op het principe van de vrijgestelde boom in een bos op voedselarme grond. Deze bosbomen hebben namelijk een hoge, sierlijke kroon die op een matig gekronkelde stam staat. Zichtbaar bij met name naaldbomen.
- Hokidachi (bezemstijl): de naam geeft al aan dat de boom qua uiterlijk gelijkt op een bezem. Een rechte stam eindigt in een ronde, dicht vertakte kroon. Zichtbaar bij iep en haagbeuk.
- Yose-ue (bosstijl): een groep bomen die als geheel een natuurlijk element van een landschap vertegenwoordigen. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Seki Joju (wortels-over-steenstijl): deze stijl is gebaseerd op bomen die op rotsen hun wortels naar beneden sturen ten einde daar meer voedingsstoffen en water te vinden. Wortel en stam krijgen daardoor hetzelfde uiterlijk. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Ishisuki (hangend-aan-een-rotsstijl): de boom groeit in een spleet van een rots. Wortels zijn niet zichtbaar buiten de rots, wel de wortelaanzet. Alle voedingsstoffen en water worden uit het diepe van de rots gehaald. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
- Sokan (dubbelstammige stijl): twee stammen komen uit dezelfde wortelhals, waarbij de één dikker is dan de ander. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Ikadabuki (vlotstijl): een omgeworpen boom richt de zijtakken op, waaruit schijnbaar nieuwe boomindividuen omhoogkomen. De stam(-loop) blijft zichtbaar. Zichtbaar bij alle boomsoorten.
- Fukinagachi (windgestriemde/verwaaide stijl): Bij deze stijl helt de boom over en alle levende takken wijze in een richting. Deze stijl is geschikt voor naaldbomen en voor loofbomen en struiken.In Nederland met zijn winderig klimaat kun je mooie voorbeelden zien in de kuststreek (duinen) en ook in de polders. Door de wind neigt de boom van de wind af en de takken neigen allen in dezelfde richting.
- Sharimiki (drijfhoutstijl): uitsluitend vertegenwoordigd door jeneverbes. De stammen van jeneverbessen die in rotsachtige gebieden groeien, worden door steenslag vaak ontschorst en gedeeltelijk geschild. Door de zon bleken deze wonden vaak uit tot witte lijnen in de stam. Dit worden Shari's genoemd.
- Saikei (natuurlijk landschap): een natuurlijk landschap dat in zijn aanzicht vrij is van menselijke invloeden. Per definitie niet gebonden aan de aanwezigheid van bomen, wel vaak gewenst in het kader van bonsai.
Naast de klassieke, Japanse bonsaivormen met de specifieke, esthetische regels, doen nieuwe termen zoals potensai, mallsai en snobsai de ronde. Potensai wordt vaak gebruikt als men een bonsai in wording wil aanduiden. Mallsai is een massabonsai die met weinig toewijding en esthetische criteria heel goedkoop wordt aangeboden in de supermarkten of tuincentra. Snobsai is een aanduiding voor een dure bonsai die door rijke mensen zonder enige kennis van bonsai wordt gekocht en puur als decoratie en/of statussymbool wordt gebruikt.
Bonsai is een Japans woord dat letterlijk 'boom in pot' betekent. Het woord heeft betrekking op een door manipulatie klein gehouden plant die echter de illusie wekt een groot en oud exemplaar te zijn. Dit wordt in de praktijk bereikt door taksnoei, wortelsnoei, kweken in kleine potten en door stengels en stammen met behulp van aluminium- of uitgegloeid koperdraad in de gewenste vorm te laten groeien. Zo kan een boom, die onder natuurlijke omstandigheden uitgroeit tot een enige meters of tientallen meters hoog exemplaar, een sierlijke plant worden op kamerplantformaat.
Engels : Bonsai Duits : Bonsai Frans : Bonsaï, bonzaï
Acer buergerianum in de Seki-joju-stijl. Deze esdoornsoort is één van de oudste soorten die speciaal voor bonsai worden gekweekt auteur: Agricultural Research Service/United States Department of Agriculture.
Gedurende de Han-dynastie (202 v. Chr. - 220 n. Chr.) bereikte de bonsaikunst in China een zeker hoogtepunt. Destijds was het uitsluitend de rijke en gegoede burgerij, die zich met deze kunstvorm bezighield. Chinezen spraken toen nog niet van bonsai, maar van pun-sai, wat ook 'boompje in pot' betekent. Waarom er in dat verleden zo'n behoefte ontstaan is om bomen terug te brengen tot een miniatuur, is nog steeds niet echt duidelijk. Getekende kunst uit de Han-dynastie geeft wel aan dat er destijds door de gegoede burgerij veel bonsais cadeau werden gedaan, die dan per schip of koets vervoerd werden. Ook verkeerden mediterende monniken vaak in de buurt van zulke miniatuurbomen.
Bonsai "forest", bonsai tentoonstelling in Suzhou, China auteur: Miguel A. Monjas CC 3.0
De sterke verbreiding van het boeddhisme in de Middeleeuwen zorgde voor een export van de eerste bonsai naar Japan. Rond 1195 werden de eerste bomen ingevoerd in Japan. Daar nam de populariteit van bonsai een grote vlucht. De eerste echte, historische verwijzing naar het bestaan van bonsai in Japan, is afkomstig van het kunstwerk op rol Kasugagongen-genki uit 1309, van de schilder Takakane Takashina. Takashina schilderde gedurende de Kamakura-periode(1183-1333), een tijd waarin de Japanse kunst zich sterk ontwikkelde onder invloed van het zenboeddhisme. De Japanners verfijnden destijds de bonsaikunst door de toepassing van ingewikkeldere handelingen, waardoor de bomen beter gemanipuleerd konden worden.
In de 16e eeuw ontwikkelde de boomchirurgie zich verder in Japan onder invloed van de bonsaikunst; bomen werden door middel van fijn gesmede werktuigen en rauwe chemicaliën (vooral zwavelverbindingen) 'verbeterd'. Die verbeteringen waren sterk gericht op verfijning en versobering in de geest van Boeddha.
Bonsai(Acer palmatum) op de "Foire du Valais", Martigny, Zwitserland auteur: Dake CC 3.0
De Japanners waren degenen die het begrip 'Bonsai' verrijkten met een filosofie die heden ten dage erkend wordt als de hoofdfilosofie. Vóór de introductie van bonsai in Japan creëerden de Chinezen al miniatuurlandschappen gedurende de Han-dynastie. Dergelijke landschappen werden penjing genoemd. Van de Chinese filosofie achter bonsai en de miniatuurlandschappen is niets concreets bekend. Derhalve is er volop ruimte voor historici om te gissen naar de beweegredenen. Vooralsnog wordt de sierwaarde van dergelijke objecten nog steeds beschouwd als de achterliggende hoofdreden voor de creatie van bonsai en penjing in China.
Binnen de bonsaileer in Japan werd in het begin van de 18e eeuw sterk aangestuurd op de ontwikkeling van een essentialisme. In de 18e eeuw werd de tuinarchitectuur sterk verrijkt door de integratie van bonsai in de gehele compositie. Japans Wijsgerenraad stelde destijds Ibo Ito aan als 's lands 'bonsai-toezichthouder'. Ito bezat zelf een gigantische collectie bonsai, die hij uitgestald had in verschillende kwekerijen. Ito was de eerste bonsaimeester die de essentie van de bonsaicompositie combineerde met haiku. Hij richtte daartoe op zijn privé-grondgebied verschillende tokonama's in. Tokonama's combineren een lege ruimte met een plant (vaak een bonsai), steen of landschap en een wijze spreuk (vaak een haiku) tot een essentieel geheel. Het was de bedoeling om de waarnemer een gevoel van rust te bezorgen door de 'ruis' uit de natuur weg te nemen en uitsluitend datgene wat de kunstenaar van belang achtte, te tonen. Vaak waren de overgangen tussen de verschillende seizoenen een reden om tokonama's opnieuw in te richten.
De Bonobo (Pan paniscus) is een mensaap, en daarmee één van de primaten. De bonobo staat samen met haar naaste verwant de chimpansee (Pan troglodytes) van alle levende diersoorten het dichtst bij de mens. De bonobo stond vroeger ook bekend als dwergchimpansee.
Bonobo's leven uitsluitend in het woud ten zuiden van de Kongostroom in Congo. Door hun beperkt leefgebied, de onstabiele situatie in het land, legale en illegale houtkap en stroperij zijn ze de meest bedreigde mensapensoort.
Dat de bonobo een afzonderlijke soort vormt, werd pas in het begin van de twintigste eeuw vermoed. De Nederlandse etholoog Frits Portielje was het opgevallen dat de destijds bij het publiek van dierentuin Artis populaire 'chimpansee' Mafuca veel kleiner was dan de andere chimpansees van Artis. Hij vermoedde dat het dier tot een tot dan onbekende primatensoort behoorde, die hij 'dwergchimpansee' noemde. Andere wetenschappers hadden vergelijkbare ideeën. In 1929 werd de bonobo als afzonderlijke soort erkend. Hij werd toen beschreven door de Duitse anatoom Ernst Schwarz. Een meer uitgebreide beschrijving volgde in 1933 door de Amerikaan Harold Coolidge.
Bonobo's en chimpansees verschillen enorm in gedrag, een duidelijk verschil is dat bonobo's minder geneigd zijn tot geweld dan chimpansees.
Geweld onder bonobo's komt voor, maar het is veel minder gebruikelijk en vrijwel altijd ook minder serieus. Daarentegen is seks bij bonobo's een veel voorkomend verschijnsel met een grote sociale functie.
Het heeft tot de jaren zeventig geduurd voor het gedrag van bonobo's in de natuur werd bestudeerd. Na de onafhankelijkheid van België was Congo politiek erg onrustig, wat het tot een weinig geliefd onderzoeksgebied maakte. Bovendien realiseerde men zich pas dat het gedrag van bonobo's en chimpansees sterk verschilde toen de eerste onderzoeksresultaten binnenkwamen. Tegenwoordig worden bonobo's op een aantal plaatsen in Congo langdurig geobserveerd.
leefgebied van de bonobo auteur: Sting/Flash Gordon 1 CC 3.0
Bonobo's leven in het woud. Ze zoeken in vaak dagelijks wisselende groepjes naar voedsel. Net als bij chimpansees bestaan er grotere 'gemeenschappen', waarbij groepjes altijd uit leden van een gemeenschap bestaan. De groepjes zijn groter dan bij chimpansees. Het is echter niet duidelijk of dit een reëel verschil tussen de soorten aangeeft of dat het ecologische achtergronden heeft. De gemeenschappen zijn bij beide soorten van vergelijkbare grootte, van 25 tot ruim 100 dieren. Mannetjes blijven hun gehele leven bij de gemeenschap; vrouwtjes trekken weg als ze de vruchtbare leeftijd bereiken. 's Nachts maken bonobo's hun nesten in groepen die wat groter zijn dan overdag.
Bonobo's in de Cincinnati Zoo auteur: Greg Hume CC 3.0
De grootste bijzonderheid van de sociale structuur van bonobo's is dat de vrouwtjes meestal het hoogst in de rangorde staan. Oorzaak hiervoor is dat bij een strijd tussen een vrouwtje en een mannetje de andere vrouwtjes vaak te hulp schieten. Bij bonobo's is de rangorde van een mannetje dan ook vaak afhankelijk van de rangorde van zijn moeder, meer dan van het hebben van de juiste vrienden onder de andere mannetjes zoals bij chimpansees. De rangorde onder vrouwtjes is vaak onduidelijk en lijkt vooral afhankelijk van leeftijd.
Bonobo "vist" naar termieten auteur: Mike R CC 3.0
Het belangrijkste voedsel van bonobo's bestaat uit fruit. Daarnaast eten ze ook een bepaalde soort van bodemplanten, bij onderzoekers bekend als THV (terrestrial herbaceous vegetation). Dierlijk voedsel wordt gegeten maar niet in grote hoeveelheden, ongeveer 1% van het totaal.
Na een draagtijd van 8 maanden zoogt de moeder haar jong nog tot 3 jaar. Zelfs daarna blijven moeder en jong vaak nog wel een jaar of twee bij elkaar. Tussen 2 geboorten verstrijken ook ongeveer 5 jaar.
Volgens onderzoek uit 2010 kunnen bonobo's door met het hoofd horizontaal te schudden duidelijk maken dat ze het gedrag van een soortgenoot afkeuren. Mogelijk is dit schuddend gedrag gelinkt aan het schudden om nee te zeggen bij mensen, een quasi universeel gedrag.
Een bonkelaar is een aandrijfwiel van een emmerbaggermolen. Vanwege het geluid dat de emmers maken bij het passeren van het aandrijfwiel wordt dit aandrijfwiel "bonkelaar" genoemd. De naam bonkelaar wordt zowel in de baggerwereld als bij molens gebruikt.
Bonkelaar in molen het Hert, Putten auteur: Rasbak CC 3.0
Bij een molen zit de bonkelaar op de koningsspil en wordt aangedreven door het bovenwiel. De bonkelaar is een kroonwiel, omdat de kammen dwars, als een soort kroon, in het wiel zitten. Bonkelaars in molens in het noorden van Nederland hebben vaak een conische bonkelaar. Bij een oliemolen kan er zowel een boven- als onderbonkelaar op de koningsspil zitten, waarbij de onderbonkelaar het wentelwiel aandrijft. Bij een wipmolen komt ook een onderbonkelaar voor, die de vijzel aandrijft.
Bonkelaar in de Walderveense molen auteur: Rasbak CC 3.0
Bij een kammenluiwerk zit op de koningsspil ook nog de luibonkelaar voor het aandrijven van het luiwerk.
Bonkelaar met bovenwiel, molen De Engel, Varsseveld auteur: Rasbak CC 3.0
Bonkaarde, bolster of grauwveen was de bovenste laag van een hoogveengebied, die niet geschikt was om turf van te maken. Men sprak ook wel van bolsterveen, bonkveen, witveen, grauwe turf of vale turf.
De bonkaarde was ongeschikt voor brandstof vanwege de lage verbrandingswaarde. Als brandstof werd het zwartveen gebruikt, dat zich onder het grauwveen bevond en verder verteerd was. Bij de brandstofwinning werd dan ook enkel het zwartveen gewonnen en het grauwveen 'teruggebonkt'.
In Noord-Nederland verplichtten de provinciale overheden in de 19e eeuw de turfcompagnieën de bovenste 40-50 cm veengrond te bewaren, zodat ze na de vervening kon worden gemengd met de zandbodem. Dit was belangrijk omdat zonder bonkaarde de bodem onvoldoende water vasthield voor een goede groei van landbouwgewassen. In combinatie met bemesting met stadsdrek of dierlijke mest en later kunstmest leverde de vermenging redelijk goede landbouwgrond (dalgrond) op.
Deze zogenaamde bonkverplichting werd landelijk geregeld bij wet van 13 juni 1895. Maar toen na 1882 in Zuid-Nederland de productie van turfstrooisel een aanvang nam, waarvoor juist bonkaarde een goede grondstof was, werd daar enkel de bovenste 15 cm wortelvoerende bodem teruggebonkt. De na de turfafgraving met onvoldoende bonkaarde ontgonnen gebieden verwerden gemakkelijk tot onvruchtbare woeste zandgronden.
In de Brabantse en Limburgse Peel werd door de Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij bijna alle bolster verwerkt tot turfstrooisel die geëxporteerd werd naar onder andere Engeland. Deze industrie nam dusdanige vormen aan dat het goederenstation in Griendtsveen -waar enkel turfstrooisel werd verzonden- rond de vorige eeuwswisseling tot de grootste van Europa werd gerekend.
In Helenaveen en in Griendtsveen zijn delen van turfstrooiselfabrieken bewaard gebleven. Op het terrein van het Industrieel Smalspoor Museum in Erica staat de enige strooiselfabriek in Nederland die anno 2009 nog volledig in originele staat is.
Bongo's zijn kleine handtrommels die meestal per twee aan elkaar hangen en samen bespeeld worden. Bij drumbands en malletbands worden de bongo's opgehangen aan de kleine trom en worden ze bespeeld met mallets.
Bongo's hebben meestal een vel-diameter van 7" en 8½" (respectievelijk zo'n 17,8 en 21,6 centimeter). Bongo's worden gemaakt van hout of van fiberglas. Hout levert meestal een warme, volle en diepe klank. Dit is overigens wel afhankelijk van de houtsoort en de dikte van het hout. Fiberglas heeft over het algemeen een feller en krachtiger karakter.
De vellen worden meestal bespannen via spanhaken (meestal vier per bongo). Onder de bongo zit een stevige onderring. Daar lopen de spanhaken doorheen en worden ze met bouten aangedraaid. Hierdoor wordt het hout van de bongo niet doorboort en dat komt het geluid van de bongo ten goede. Af en toe worden de vellen bespannen via spanbouten in spanklauwen. Deze spanklauwen zijn dan geschroefd op het hout van de bongo. Je ziet deze variant meestal bij goedkope bongo's.
opstelling van conga's(vooraan) en bongo's auteur: Edwin 1971 CC 3.0
Bongo's hebben over het algemeen een felle klank. Dat komt enerzijds omdat de bongo's een kleine vel-diameter hebben waardoor de klank hoog is. Daarnaast zijn bongo's klein van stuk; de diepte van de trommels is niet groot.
De klank van de bongo's wordt beïnvloed door veel factoren. De meest belangrijke elementen die de klank bepalen zijn:
- de materialen van de trom en het vel - de spanning van het vel (hoe de bongo's zijn gestemd) - de manier van spelen
De eerste factor is reeds beschreven (hout versus fiberglas). Het materiaal van het vel is ook cruciaal. Meestal zijn bongo's bespannen met een natuurvel (bijvoorbeeld geitenvel of bufalovel). Natuurvel klinkt per definitie warm, vol en (voor zover mogelijk) diep. Soms worden bongo's met een kunstvel bespannen. Deze 'plastic' vellen zie je meestal gemonteerd op bongo's van een drumband of malletband, omdat kunstvellen veel minder kwetsbaar zijn voor weersinvloeden. Een kunstvel klinkt meestal wat krachtiger, feller en scherper dan een natuurvel.
fiberglass bongo's Galaxy foto: Artdrum
De tweede factor is de spanning van het vel. Hoe strakker het vel is gespannen, hoe hoger de bongo klinkt. Daarnaast geldt hoe kleiner de diameter van het vel, hoe hoger het geluid van de bongo. De bongo's worden altijd op elkaar afgestemd. Dat wil zeggen dat de 'hoge' bongo goed samen klinkt met de 'lage' bongo.
Verder bepaald de manier van spelen de klank. Zo kunnen bongo's worden bespeeld met stokken (bijvoorbeeld bij een drumband), maar meestal worden bongo's met de hand beroerd. Daarbij geldt dat een vlakke handslag anders klinkt dan een iets gebogen handslag. Verder kan je de bongo's bespelen met de hele hand, de handpalm of juist alleen met de vingertoppen. Tot slot is de plaats waar je op de bongo's slaat bepalend voor het geluid. Speel je de bongo's op de rand van het vel, dan geeft dat een hogere en fellere klank dan wanneer je de bongo's in het midden van het vel bespeeld. Zo zijn er zeer veel verschillende technieken waarmee een percussionist kan variëren.
Bongo's worden door percussionisten veelal samen met conga's opgesteld.
Augustus (ook wel oogstmaand - het woord oogst is zelfs van augustus afgeleid) is de achtste maand van het jaar in de gregoriaanse kalender, en heeft 31 dagen.
Genoemd naar de princeps Gaius Iulius Caesar Octavianus (Augustus).
Het verhaal wil dat Augustus niet voor Julius Caesar wilde onderdoen en daarom een dag van februari heeft afgehaald.
Dit klopt niet, want al onder Numa Pompilius had februari 28 dagen.
Voordat de maand naar keizer Augustus genoemd werd, was de naam Sextilis, wat "zesde maand" betekent.
Van de naam Augustus zijn ook veel persoonsnamen afgeleid, zoals August, Gustaaf, Gust en Guus.
15 augustus : feest van Maria-Tenhemelopneming. In België een officiële feestdag. In het Antwerpse wordt dan nog Moederdag gevierd. Deze dag wordt ook Halfoogst genoemd.
Weerspreuken
♥ Geeft augustus niet veel regen, maar wel veel zonneschijn, dan krijgen we zeker goede wijn.
♥ Als augustus zonder regen henen gaat, zal men zien dat de koe mager voor de kribbe staat.
♥ Augustus eerste week heet en laf, ziet men veel winterse sneeuw, wacht maar af.
♥ Noordenwind in augustus opgestaan, brengt standvastig weder aan.
♥ Zo d'eerste oogstweek is heet, een lange winter staat gereed.
♥ Menigeen heeft het al ondervonden, wervelwinden zijn aan augustus verbonden.
♥ Als de ooievaars na de 21 ste nog blijven, zal een zachte winter binnendrijven.
♥ Vliegt de vleermuis 's avonds rond, ze brengt mooi weer in de ochtendstond.
♥ Op St.Laurens(10/8) een regenvlaag, 6 weken duurt de regenplaag.
♣ Oudnederlandse/puristische naam: oogstmaand, arenmaand, hittemaand
♣ Romeinse naam: Sextilis ('de 6e maand')
♣ Joodse naam: Av
♣ De sterrenbeelden van deze maand zijn Leeuw en Maagd.
♣ Geen enkele andere maand begint op dezelfde dag als augustus, in schrikkeljaren op dezelfde dag als februari.
♣ In de bank- en reiswereld wordt juli ook wel uitgesproken als julij, om spraakverwarring met juni te voorkomen.
♣ Augustus eindigt elk jaar op dezelfde dag van de week als de maand november.
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel
- vanaf 1833 voor gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheid
- vanaf 1887 voor zonneschijnduur in Ukkel. 1833 - Met gemiddeld 13,5°C is het de koudste maand augustus sinds het begin van de metingen (normaal 17,9°C). 1833 - Deze maand augustus schijnt de zon slechts 119 uur. 1941 - Met 28 regendagen is het een kletsnatte maand. 1947 - De zonnigste maand, met 370 uur zonneschijn (normaal 220 uur). 1947 - Er zijn maar 4 regendagen deze augustusmaand (normaal 16 dagen). 1983 - Het is de droogste maand ooit met slechts 10,4 mm neerslag, (normaal 74,4mm). 1996 - Met 231,2 mm neerslag is het een bijzonder natte maand (normaal 74,4 mm). 1997 - De gemiddelde temperatuur van deze maand augustus bedraagt voor Ukkel 21,2 °C, (normaal 16,9°C).
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1912 - Een kletsnatte augustus met 220,5 mm neerslag. 1912 - Een somberre maand augustus, slechts 105,1 uur zonneschijn. 1920 - De koudste maand augustus met slechts 14,1 °C. 1947 - Tijdens de maand augustus schijnt de zon 312,8 uur in De Bilt. 1991 - Een uitzonderlijk droge maand augustus met slechts 6,3 mm neerslag. 1997 - De warmste maand augustus tot nu toe, met een gemiddelde van 20,5 °C.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.meteo.be
- www.knmi.nl