De Bonobo (Pan paniscus) is een mensaap, en daarmee één van de primaten. De bonobo staat samen met haar naaste verwant de chimpansee (Pan troglodytes) van alle levende diersoorten het dichtst bij de mens. De bonobo stond vroeger ook bekend als dwergchimpansee.
Bonobo's leven uitsluitend in het woud ten zuiden van de Kongostroom in Congo. Door hun beperkt leefgebied, de onstabiele situatie in het land, legale en illegale houtkap en stroperij zijn ze de meest bedreigde mensapensoort.
Dat de bonobo een afzonderlijke soort vormt, werd pas in het begin van de twintigste eeuw vermoed. De Nederlandse etholoog Frits Portielje was het opgevallen dat de destijds bij het publiek van dierentuin Artis populaire 'chimpansee' Mafuca veel kleiner was dan de andere chimpansees van Artis. Hij vermoedde dat het dier tot een tot dan onbekende primatensoort behoorde, die hij 'dwergchimpansee' noemde. Andere wetenschappers hadden vergelijkbare ideeën. In 1929 werd de bonobo als afzonderlijke soort erkend. Hij werd toen beschreven door de Duitse anatoom Ernst Schwarz. Een meer uitgebreide beschrijving volgde in 1933 door de Amerikaan Harold Coolidge.
Bonobo's en chimpansees verschillen enorm in gedrag, een duidelijk verschil is dat bonobo's minder geneigd zijn tot geweld dan chimpansees.
Geweld onder bonobo's komt voor, maar het is veel minder gebruikelijk en vrijwel altijd ook minder serieus. Daarentegen is seks bij bonobo's een veel voorkomend verschijnsel met een grote sociale functie.
Het heeft tot de jaren zeventig geduurd voor het gedrag van bonobo's in de natuur werd bestudeerd. Na de onafhankelijkheid van België was Congo politiek erg onrustig, wat het tot een weinig geliefd onderzoeksgebied maakte. Bovendien realiseerde men zich pas dat het gedrag van bonobo's en chimpansees sterk verschilde toen de eerste onderzoeksresultaten binnenkwamen. Tegenwoordig worden bonobo's op een aantal plaatsen in Congo langdurig geobserveerd.
leefgebied van de bonobo auteur: Sting/Flash Gordon 1 CC 3.0
Bonobo's leven in het woud. Ze zoeken in vaak dagelijks wisselende groepjes naar voedsel. Net als bij chimpansees bestaan er grotere 'gemeenschappen', waarbij groepjes altijd uit leden van een gemeenschap bestaan. De groepjes zijn groter dan bij chimpansees. Het is echter niet duidelijk of dit een reëel verschil tussen de soorten aangeeft of dat het ecologische achtergronden heeft. De gemeenschappen zijn bij beide soorten van vergelijkbare grootte, van 25 tot ruim 100 dieren. Mannetjes blijven hun gehele leven bij de gemeenschap; vrouwtjes trekken weg als ze de vruchtbare leeftijd bereiken. 's Nachts maken bonobo's hun nesten in groepen die wat groter zijn dan overdag.
Bonobo's in de Cincinnati Zoo auteur: Greg Hume CC 3.0
De grootste bijzonderheid van de sociale structuur van bonobo's is dat de vrouwtjes meestal het hoogst in de rangorde staan. Oorzaak hiervoor is dat bij een strijd tussen een vrouwtje en een mannetje de andere vrouwtjes vaak te hulp schieten. Bij bonobo's is de rangorde van een mannetje dan ook vaak afhankelijk van de rangorde van zijn moeder, meer dan van het hebben van de juiste vrienden onder de andere mannetjes zoals bij chimpansees. De rangorde onder vrouwtjes is vaak onduidelijk en lijkt vooral afhankelijk van leeftijd.
Bonobo "vist" naar termieten auteur: Mike R CC 3.0
Het belangrijkste voedsel van bonobo's bestaat uit fruit. Daarnaast eten ze ook een bepaalde soort van bodemplanten, bij onderzoekers bekend als THV (terrestrial herbaceous vegetation). Dierlijk voedsel wordt gegeten maar niet in grote hoeveelheden, ongeveer 1% van het totaal.
Na een draagtijd van 8 maanden zoogt de moeder haar jong nog tot 3 jaar. Zelfs daarna blijven moeder en jong vaak nog wel een jaar of twee bij elkaar. Tussen 2 geboorten verstrijken ook ongeveer 5 jaar.
Volgens onderzoek uit 2010 kunnen bonobo's door met het hoofd horizontaal te schudden duidelijk maken dat ze het gedrag van een soortgenoot afkeuren. Mogelijk is dit schuddend gedrag gelinkt aan het schudden om nee te zeggen bij mensen, een quasi universeel gedrag.
Een bonkelaar is een aandrijfwiel van een emmerbaggermolen. Vanwege het geluid dat de emmers maken bij het passeren van het aandrijfwiel wordt dit aandrijfwiel "bonkelaar" genoemd. De naam bonkelaar wordt zowel in de baggerwereld als bij molens gebruikt.
Bonkelaar in molen het Hert, Putten auteur: Rasbak CC 3.0
Bij een molen zit de bonkelaar op de koningsspil en wordt aangedreven door het bovenwiel. De bonkelaar is een kroonwiel, omdat de kammen dwars, als een soort kroon, in het wiel zitten. Bonkelaars in molens in het noorden van Nederland hebben vaak een conische bonkelaar. Bij een oliemolen kan er zowel een boven- als onderbonkelaar op de koningsspil zitten, waarbij de onderbonkelaar het wentelwiel aandrijft. Bij een wipmolen komt ook een onderbonkelaar voor, die de vijzel aandrijft.
Bonkelaar in de Walderveense molen auteur: Rasbak CC 3.0
Bij een kammenluiwerk zit op de koningsspil ook nog de luibonkelaar voor het aandrijven van het luiwerk.
Bonkelaar met bovenwiel, molen De Engel, Varsseveld auteur: Rasbak CC 3.0
Bonkaarde, bolster of grauwveen was de bovenste laag van een hoogveengebied, die niet geschikt was om turf van te maken. Men sprak ook wel van bolsterveen, bonkveen, witveen, grauwe turf of vale turf.
De bonkaarde was ongeschikt voor brandstof vanwege de lage verbrandingswaarde. Als brandstof werd het zwartveen gebruikt, dat zich onder het grauwveen bevond en verder verteerd was. Bij de brandstofwinning werd dan ook enkel het zwartveen gewonnen en het grauwveen 'teruggebonkt'.
In Noord-Nederland verplichtten de provinciale overheden in de 19e eeuw de turfcompagnieën de bovenste 40-50 cm veengrond te bewaren, zodat ze na de vervening kon worden gemengd met de zandbodem. Dit was belangrijk omdat zonder bonkaarde de bodem onvoldoende water vasthield voor een goede groei van landbouwgewassen. In combinatie met bemesting met stadsdrek of dierlijke mest en later kunstmest leverde de vermenging redelijk goede landbouwgrond (dalgrond) op.
Deze zogenaamde bonkverplichting werd landelijk geregeld bij wet van 13 juni 1895. Maar toen na 1882 in Zuid-Nederland de productie van turfstrooisel een aanvang nam, waarvoor juist bonkaarde een goede grondstof was, werd daar enkel de bovenste 15 cm wortelvoerende bodem teruggebonkt. De na de turfafgraving met onvoldoende bonkaarde ontgonnen gebieden verwerden gemakkelijk tot onvruchtbare woeste zandgronden.
In de Brabantse en Limburgse Peel werd door de Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij bijna alle bolster verwerkt tot turfstrooisel die geëxporteerd werd naar onder andere Engeland. Deze industrie nam dusdanige vormen aan dat het goederenstation in Griendtsveen -waar enkel turfstrooisel werd verzonden- rond de vorige eeuwswisseling tot de grootste van Europa werd gerekend.
In Helenaveen en in Griendtsveen zijn delen van turfstrooiselfabrieken bewaard gebleven. Op het terrein van het Industrieel Smalspoor Museum in Erica staat de enige strooiselfabriek in Nederland die anno 2009 nog volledig in originele staat is.
Bongo's zijn kleine handtrommels die meestal per twee aan elkaar hangen en samen bespeeld worden. Bij drumbands en malletbands worden de bongo's opgehangen aan de kleine trom en worden ze bespeeld met mallets.
Bongo's hebben meestal een vel-diameter van 7" en 8½" (respectievelijk zo'n 17,8 en 21,6 centimeter). Bongo's worden gemaakt van hout of van fiberglas. Hout levert meestal een warme, volle en diepe klank. Dit is overigens wel afhankelijk van de houtsoort en de dikte van het hout. Fiberglas heeft over het algemeen een feller en krachtiger karakter.
De vellen worden meestal bespannen via spanhaken (meestal vier per bongo). Onder de bongo zit een stevige onderring. Daar lopen de spanhaken doorheen en worden ze met bouten aangedraaid. Hierdoor wordt het hout van de bongo niet doorboort en dat komt het geluid van de bongo ten goede. Af en toe worden de vellen bespannen via spanbouten in spanklauwen. Deze spanklauwen zijn dan geschroefd op het hout van de bongo. Je ziet deze variant meestal bij goedkope bongo's.
opstelling van conga's(vooraan) en bongo's auteur: Edwin 1971 CC 3.0
Bongo's hebben over het algemeen een felle klank. Dat komt enerzijds omdat de bongo's een kleine vel-diameter hebben waardoor de klank hoog is. Daarnaast zijn bongo's klein van stuk; de diepte van de trommels is niet groot.
De klank van de bongo's wordt beïnvloed door veel factoren. De meest belangrijke elementen die de klank bepalen zijn:
- de materialen van de trom en het vel - de spanning van het vel (hoe de bongo's zijn gestemd) - de manier van spelen
De eerste factor is reeds beschreven (hout versus fiberglas). Het materiaal van het vel is ook cruciaal. Meestal zijn bongo's bespannen met een natuurvel (bijvoorbeeld geitenvel of bufalovel). Natuurvel klinkt per definitie warm, vol en (voor zover mogelijk) diep. Soms worden bongo's met een kunstvel bespannen. Deze 'plastic' vellen zie je meestal gemonteerd op bongo's van een drumband of malletband, omdat kunstvellen veel minder kwetsbaar zijn voor weersinvloeden. Een kunstvel klinkt meestal wat krachtiger, feller en scherper dan een natuurvel.
fiberglass bongo's Galaxy foto: Artdrum
De tweede factor is de spanning van het vel. Hoe strakker het vel is gespannen, hoe hoger de bongo klinkt. Daarnaast geldt hoe kleiner de diameter van het vel, hoe hoger het geluid van de bongo. De bongo's worden altijd op elkaar afgestemd. Dat wil zeggen dat de 'hoge' bongo goed samen klinkt met de 'lage' bongo.
Verder bepaald de manier van spelen de klank. Zo kunnen bongo's worden bespeeld met stokken (bijvoorbeeld bij een drumband), maar meestal worden bongo's met de hand beroerd. Daarbij geldt dat een vlakke handslag anders klinkt dan een iets gebogen handslag. Verder kan je de bongo's bespelen met de hele hand, de handpalm of juist alleen met de vingertoppen. Tot slot is de plaats waar je op de bongo's slaat bepalend voor het geluid. Speel je de bongo's op de rand van het vel, dan geeft dat een hogere en fellere klank dan wanneer je de bongo's in het midden van het vel bespeeld. Zo zijn er zeer veel verschillende technieken waarmee een percussionist kan variëren.
Bongo's worden door percussionisten veelal samen met conga's opgesteld.
Augustus (ook wel oogstmaand - het woord oogst is zelfs van augustus afgeleid) is de achtste maand van het jaar in de gregoriaanse kalender, en heeft 31 dagen.
Genoemd naar de princeps Gaius Iulius Caesar Octavianus (Augustus).
Het verhaal wil dat Augustus niet voor Julius Caesar wilde onderdoen en daarom een dag van februari heeft afgehaald.
Dit klopt niet, want al onder Numa Pompilius had februari 28 dagen.
Voordat de maand naar keizer Augustus genoemd werd, was de naam Sextilis, wat "zesde maand" betekent.
Van de naam Augustus zijn ook veel persoonsnamen afgeleid, zoals August, Gustaaf, Gust en Guus.
15 augustus : feest van Maria-Tenhemelopneming. In België een officiële feestdag. In het Antwerpse wordt dan nog Moederdag gevierd. Deze dag wordt ook Halfoogst genoemd.
Weerspreuken
♥ Geeft augustus niet veel regen, maar wel veel zonneschijn, dan krijgen we zeker goede wijn.
♥ Als augustus zonder regen henen gaat, zal men zien dat de koe mager voor de kribbe staat.
♥ Augustus eerste week heet en laf, ziet men veel winterse sneeuw, wacht maar af.
♥ Noordenwind in augustus opgestaan, brengt standvastig weder aan.
♥ Zo d'eerste oogstweek is heet, een lange winter staat gereed.
♥ Menigeen heeft het al ondervonden, wervelwinden zijn aan augustus verbonden.
♥ Als de ooievaars na de 21 ste nog blijven, zal een zachte winter binnendrijven.
♥ Vliegt de vleermuis 's avonds rond, ze brengt mooi weer in de ochtendstond.
♥ Op St.Laurens(10/8) een regenvlaag, 6 weken duurt de regenplaag.
♣ Oudnederlandse/puristische naam: oogstmaand, arenmaand, hittemaand
♣ Romeinse naam: Sextilis ('de 6e maand')
♣ Joodse naam: Av
♣ De sterrenbeelden van deze maand zijn Leeuw en Maagd.
♣ Geen enkele andere maand begint op dezelfde dag als augustus, in schrikkeljaren op dezelfde dag als februari.
♣ In de bank- en reiswereld wordt juli ook wel uitgesproken als julij, om spraakverwarring met juni te voorkomen.
♣ Augustus eindigt elk jaar op dezelfde dag van de week als de maand november.
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel
- vanaf 1833 voor gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheid
- vanaf 1887 voor zonneschijnduur in Ukkel. 1833 - Met gemiddeld 13,5°C is het de koudste maand augustus sinds het begin van de metingen (normaal 17,9°C). 1833 - Deze maand augustus schijnt de zon slechts 119 uur. 1941 - Met 28 regendagen is het een kletsnatte maand. 1947 - De zonnigste maand, met 370 uur zonneschijn (normaal 220 uur). 1947 - Er zijn maar 4 regendagen deze augustusmaand (normaal 16 dagen). 1983 - Het is de droogste maand ooit met slechts 10,4 mm neerslag, (normaal 74,4mm). 1996 - Met 231,2 mm neerslag is het een bijzonder natte maand (normaal 74,4 mm). 1997 - De gemiddelde temperatuur van deze maand augustus bedraagt voor Ukkel 21,2 °C, (normaal 16,9°C).
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1912 - Een kletsnatte augustus met 220,5 mm neerslag. 1912 - Een somberre maand augustus, slechts 105,1 uur zonneschijn. 1920 - De koudste maand augustus met slechts 14,1 °C. 1947 - Tijdens de maand augustus schijnt de zon 312,8 uur in De Bilt. 1991 - Een uitzonderlijk droge maand augustus met slechts 6,3 mm neerslag. 1997 - De warmste maand augustus tot nu toe, met een gemiddelde van 20,5 °C.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.meteo.be
- www.knmi.nl
Bongo (Kameroen, c. 1972 - Apeldoorn, 14 augustus 2005) was een gorilla die in Apenheul, een gespecialiseerde dierentuin in de Nederlandse stad Apeldoorn, lange tijd de groepsleider van de gorilla's was. Bongo was het boegbeeld van Apenheul, en als zodanig - met name in kringen van dierenbeschermers - behoorlijk beroemd.
Op 14 augustus 2005 overleed Bongo volkomen onverwacht op 33-jarige leeftijd aan een bacteriële infectie, na een ziekte van nog geen twee dagen. Op het moment van zijn overlijden had hij 20 kleinkinderen en 3 achterkleinkinderen.
Bongo werd in 1974 op ongeveer tweejarige leeftijd vanuit het Afrikaanse land Kameroen naar Apenheul overgebracht. In de loop der jaren ontwikkelde hij zich tot de onbetwiste leider van de groep. Hij verwekte 27 jongen (de eerste toen hij pas 6 jaar oud was), waarvan er velen verhuisden naar andere dierentuinen binnen en buiten Europa.
Bongo in Apenheul foto: Apenheul
Na het overlijden van Bongo kwam de 19-koppige gorillagroep zonder leider te zitten. Een vervanger voor Bongo was moeilijk te vinden; omdat Bongo zoveel nakomelingen in veel dierentuinen had, waren veel jonge mannetjes die potentiële leiders van de groep zouden kunnen zijn ongeschikt, aangezien zij verwantschap met Bongo hadden en daardoor voor inteelt binnen de groep zouden zorgen. Uiteindelijk werd in november 2006 het toen 13-jarige mannetje Jambo uit de dierentuin van het Duitse Krefeld aan de groep toegevoegd. Jambo was nog erg jong - feitelijk nog een puber - om een groep te leiden, maar na een aanvankelijk stroeve start heeft hij inmiddels het leiderschap weten te verwerven. De eerste nakomeling van Jambo is in 2007 geboren.
Het gorilla-eiland in Apenheul, Bongo Bonde, is vernoemd naar Bongo. Het betekent letterlijk de vallei van Bongo. Bongo zelf heeft van dat eiland niet lang kunnen genieten, hij overleed korte tijd na de opening van het eiland.
Meer dan tien miljoen Nederlanders hebben Bongo als kracht en rust uitstralende leider van zijn groep bewonderd tijdens de voederpresentaties die een paar keer per dag in Apenheul worden gegeven.
Bongo was niet de oudste (mens)aap in Apenheul, maar was wel het dier dat tot nu toe, samen met enkele andere gorilla's en een slingeraap, het langst in Apenheul leefde.
De bongo (Tragelaphus eurycerus) is een Afrikaanse antilope uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Het is de enige soort uit het ondergeslacht Boocerus, wat soms als een apart geslacht wordt beschouwd.
Er zijn twee ondersoorten. De laaglandbongo (Tragelaphus eurycerus eurycerus) leeft in de laaglandregenwouden van West- en Centraal-Afrika. Hij is kleiner en lichter dan de andere ondersoort, de bergbongo (Tragelaphus eurycerus isaaci) uit de Keniaanse hooglanden.
Engels : Bongo, western- of lowland Bongo Duits : Bongo Frans : Le bongo
jonge berglandbongo in de zoo van Praag auteur: Bodlina CC 3.0
De bongo heeft een dieprode vachtkleur. Over beide zijden lopen tien tot zestien witte strepen en op de wangen heeft hij witte vlekken. De buik is zwartgekleurd. Bij het mannetje loopt er een kleine maan over de rug en zijn de poten bont gekleurd met een tekening van zwarte en witte vlekken. Beide geslachten hebben spiraalvormige hoorns. Oudere dieren zijn zwaarder en donkerder dan jongere dieren. De bongo heeft opvallend grote oren.
De bongo wordt 170 tot 250 centimeter lang en 110 tot 130 centimeter hoog. De staart is 24 tot 65 centimeter lang. Mannetjes zijn zwaarder dan vrouwtjes. Een mannetje wordt 240 tot 405 kilogram zwaar, een vrouwtje 210 tot 253 kilogram zwaar.
Berglandbongo in de Zoo van Jacksonville(Florida) auteur: Patrick Coin CC 2.5
De bongo is een echte bosbewoner. Hij komt enkel voor in de bosmozaïeken van de Afrikaanse regenwoudgordel. Hij komt onregelmatig voor in de laaglanden van West-Afrika en het Kongogebied en de hooglanden van Kenia, waaronder Mount Kenya. In de bergen leven ze tot op 4000 meter in het droge seizoen en tot 3000 meter in het regenseizoen.
Bongo's leven vooral van groene planten, die groeien op open plekken in het bos. Bongo's zijn dan ook afhankelijk van een constante verstoring van het regenwoud, waardoor bomen omvallen en open plekken ontstaan. Dit kan door de mens worden veroorzaakt (bijvoorbeeld boskap), maar ook overbegrazing door olifanten en natuurrampen als bosbranden en landverschuivingen zijn een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van open plekken.
Bongo in de Nashville Zoo, Grassmere(Tennessee) auteur: Joanne Merriam CC 3.0
De bongo rust meestal overdag in dichte begroeiing. 's Nachts wordt hij actief. Ze begeven zich nooit ver van de begroeiing, waar ze bij gevaar invluchten. De bongo eet bladeren van struiken en jonge bomen, kruiden, vers gras, bamboe en springzaad. Klimplanten worden uit bomen getrokken.
De bongo leeft alleen in een groot woongebied, dat veelal overlapt met dat van andere bongo's. De dieren zijn niet territoriaal. Vrouwtjes met zogende kalveren leven echter wel in grote groepen. Mannetjes vormen geen harems.
berglandbongo auteur: Chuckupd
Er is in Kenia een geboortepiek tussen juli en september, maar de bongo plant zich het gehele jaar door voort. Na een draagtijd van 284 dagen wordt een kalf geboren. Dit kalf blijft verstopt tussen de dichte begroeiing tot het zich samen met zijn moeder aansluit bij een groep met andere moeders met kalveren. In Kenia hebben alle moeders met zogende kalveren zich drie maanden na de geboortepiek aangesloten bij een kudde.
De bongo is na twee jaar geslachtsrijp. Mannetjes zullen zich waarschijnlijk pas na een jaar of vier voor het eerst voortplanten. De bongo wordt ongeveer 20 jaar oud.
Bongo met kalveren in het Mount Kenya Wildlife Conservancy auteur: Chuckupd
De bongo heeft veel natuurlijke vijanden en zal zich dan ook nooit ver van dichte begroeiing begeven. Natuurlijke vijanden zijn onder andere luipaarden, gevlekte hyena's, leeuwen en de mens. Kalveren vallen ook soms ten prooi aan pythons.
De bongo wordt over het algemeen niet bedreigd en is zelfs algemeen in Centraal-Afrika, maar enkele populaties in West-Afrika en Kenia dreigen uit te sterven door overbejaging en overmatige boskap.
Een bong wordt gebruikt om marihuana of hasjiesj te roken. Deze bong stamt af van de waterpijp die afkomstig is uit het Midden-Oosten. Een waterpijp daarentegen is absoluut niet bedoeld om softdrugs mee te roken, wat wel door vele mensen nog steeds gedacht wordt.
Het grootste verschil tussen een bong en een gewone waterpijp is de dikte van de buis waardoor gerookt wordt. Deze is bij een bong extra groot om veel rook te kunnen bevatten.
Engels : Bong, water pipe Duits : Bong Frans : pipe à eau, bong, bangh
Wanneer de roker bijna klaar is met het inademen van de rook wordt de vinger voor het klapgat (luchtgat onderaan de buis) weggehaald zodat de kolom geconcentreerde rook in één keer geïnhaleerd wordt. Het effect is daardoor vele malen sterker en voor beginners is één of twee keer inhaleren voldoende om een hele tijd zwaar stoned te zijn. Een bong kan met of zonder vloeistof onderin gebruikt worden. Ervaren gebruikers doen er soms alcoholische likeuren in, om de smaak beter te maken. Dit kan het effect echter verminderen, omdat alcohol THC oplost.
traditionele bong van bamboe en kokosnoot auteur: Kreki CC 2.5 legal code
De meeste mensen die dit proberen krijgen een hoestbui, zelfs mensen die al jaren roken. Dit komt doordat de rook in de keel blijft hangen waardoor de stembanden geïrriteerd raken, dit kan voorkomen worden door aan het einde van een haal de pijp opzij te houden en met een korte teug frisse lucht de keel rookvrij te maken.
Bong en waterpijp dealer op St. Mark's Place in Manhattan(New York) auteur: David Shankbone CC 3.0
Een relatief onbekende versie van de bong is de ijspijp. De ijspijp is meestal langer dan de normale bong, omdat extra ruimte nodig is om ijsblokjes of geschraapt ijs in te doen. Een versmalling in de pijp zorgen ervoor dat het ijs niet als geheel in het water zakt, maar dat alleen het gesmolten water erin zakt. Het roken van de ijspijp verzwaart het effect van de THC, omdat de rook extra gekoeld geïnhaleerd wordt.
De twee soorten bonenkruid, het eenjarig bonenkruid (Satureja hortensis L.) en het bergbonenkruid (Satureja montana L) lijken veel op elkaar. Ze groeien beide ruig en ongelijkmatig en hebben zwakke, houtige, zich vertakkende stengels. Ze worden 30 tot 50 cm hoog.
Herkomst : uit het gebied van de Zwarte- en de Middellandse Zee.
Het meerjarige bonenkruid treft men thans in het wild aan in Zuid-Europa, de Balkan en in Zuid-Rusland tot aan de Kaukasus. Het komt voor op oevers en op zonnige plaatsen. Deze soort kan men als plant kopen.
Het eenjarige bonenkruid is een moestuinplant.
Bloeitijd : van juli tot oktober.
Engels : Savory, Satureja, Winter savory, Summer Savory Duits : Bohnenkräuter Frans : La Sarriette, Pèbre d'ai
eenjarig bonenkruid auteur: MarkusHagenlocher CC 3.0
Het eenjarig bonenkruid bezit een sterk ontwikkelde hoofdwortel net als het overblijvend bonenkruid dat ook sterk vertakte zijwortels heeft.
De stengel van het overblijvend bonenkruid is vrijwel gelijk aan die van eenjarig bonenkruid, maar verhout sneller en is niet violet getint. De stengels zijn kort behaard en vertonen talrijke grote klierschubben.
De plant bezit talrijke, groene, glanzende, lijn-lancetvormige blaadjes, beiderzijds spits toelopend, die aan de gave randen met fijne haartjes zijn bezet. Ze staan tegenover elkaar en zijn aan beide zijden eveneens met grote klierschubben bedekt. Als er niet wordt geoogst verkleurt het blad in de nazomer tot dieppaars.
De kleine bloempjes zitten weggedoken in de bladoksels. Meestal staan er drie tot zeven bijeen in schijnkransen. Ze zijn duidelijk gesteeld en krijgen veel bezoek van bijen. De kleurschakering gaat van paarsrood, lichtrood tot witachtig met donkerrode stippen. De bloem-kelk is grijs.
De smaak is enigszins bitter. Eenjarig bonenkruid smaakt zoeter en minder pikant dan het overblijvend bonenkruid.
De eenjarige soort is een moestuinplant en heeft een korte groeitijd van ongeveer vier maanden en wordt niet hoger dan 35 cm. Bonenkruid houdt van veel zon en een voedzame grond.
Het meerjarige bonenkruid kan vijf jaar groeien en bereikt een hoogte van 50 cm.
bloem van het eenjarig bonenkruid auteur: http://www.fungoceva.it/
bloem van het bergbonenkruid auteur: Kurt Stüber CC 3.0
Bonenkruid is net als marjolein een eenjarige plant. Beide soorten hebben nog méér gemeen: ze hebben allebei een overblijvend neefje dat her en der in het wild voorkomt. Het bergbonenkruid geniet dezelfde reputatie als zijn gekweekte verwant. De eenjarige soort is echter beter bestand tegen kou en vocht. Ze verdient daarom de voorkeur in de tuin. Het lijkt op grootbladige tijm of misschien rozemarijn met sappige, donkergroene bladeren. Ook de smaak is verwant aan die van tijm - beide kruiden bevatten thymol en carvacrol. Smaak en geur zijn zo kruidig dat men het graag in de keuken gebruikte lang voordat de specerijen uit het Oosten kwamen.
De hele plant is zeer aromatisch en de geur doet denken aan een mengeling van lavendel en appels, met een lichte muntsmaak - echt een hoogzomer kruid!
Omwille van het looistofgehalte bezit dit kruid een adstringerende werking. Het cymol- en carvacrolgehalte verklaren de antiseptische eigenschappen van de etherische olie. De etherische olie oefent eerst een stimulerende, nadien een dempende invloed uit op het centraal zenuwstelsel.
Satureja hortensis
Bonenkruid is volgens de oude overleveringen de plant van de saters, in bossen levende wellustige halfgoden. De wetenschappelijke naam van bonenkruid is afgeleid van sater. Niet zo gek, want bonenkruid werd ten tijde van de Romeinen vooral door de volgelingen van Bacchus gebruikt. Ze droegen het in de vorm van kransen in hun haar en snoepten er geregeld van om hun potentie te verhogen. Want bonenkruid is een van de oudste potentie-verhogende middelen, al vermelden veel kruidenboeken dat veiligheidshalve niet. Monniken bleven van de weldaden van het bonenkruid verstoken. Voor het bonenkruid was hun tuintje verboden terrein. Het stond immers ook bekend als werkzaam ingrediënt in liefdesdrankjes. Bonenkruid is zeer oud. Oude Griekse geschriften vermelden het al. Jacob van Maerlandt, die de oude Grieken en Romeinen naschreef, vermeldt uitvoerig de toepassingen van t sop van Satureja. Virgilius noemde het een van de geurigste kruiden onder de planten en gaf de raad het in de buurt van de bijenkorven aan te planten om de honing een uitgesproken en bijzondere ambro-zijnsmaak te geven. Bonenkruid was al vroeg in West-Europa bekend en tegen de 16e eeuw moet het een populaire plant geweest zijn. Shakespeare vermeldt in zijn The Winters Tale voor Perditas boeketje vurige lavendel, munt, bonenkruid en marjolein waarvan zij zegt: Dit zijn bloemen van het midden van de zomer en ze worden, dacht ik, aan mannen van middelbare leeftijd voorgezet. Mercurius maakt aanspraak op dit kruid, schreef Culpepper. Houdt het droog bij u, het hele jaar door, als u op uzelf en uw welbehagen gesteld bent, wat negen van de tien keer wel het geval zal zijn. Hij gaf ook de raad het sap met rozenolie te verhitten en het in de oren te druppelen om suizingen en doofheid te genezen en in geval van ischias en verlammingen te pappen met bonenkruid en tarwemeel.
Het ietwat pikante bonenkruid maakt zwaar voedsel beter verteerbaar. Denken we hier vooral aan gerechten met als hoofdingrediënt de gewone tuinboon, erwten en andere peulgerechten, vandaar ook de naam bonenkruid. Het kruid kan helemaal alleen gebruikt worden als smaakmaker. Het kruid is vooral in zijn nopjes wanneer het meegekookt wordt, dit in tegenstelling tot de meeste andere kruiden, omdat het hierdoor ten volle zijn smaak en geur afgeeft. Keule zoals dit kruid in de volksmond genoemd wordt misstaat ook niet in een visgerecht (vette vis), bij varkensvlees ook in groetensalades kan men het er op wagen, dit echter in een zeer kleine hoeveelheid. Hou je niet van de sterke geur van groene kolen of spruitjes, kook dan gerust een blaadje bonenkruid mee, en weg is de geur!
De bondsstad (Duits:Bundesstadt, Frans:La ville fédérale, Italiaans:Capitale federale) is de facto de hoofdstad van Zwitserland en dat is Bern. Officieel heeft Zwitserland geen hoofdstad, hetgeen een gevolg is van bepalingen in de grondwet van 1848. Zowel centralistische als radicaal feudalistische krachten hebben de keuze van een hoofdstad tegengehouden.
Engels : Bundesstadt (federal city, de facto capital) Duits : Bundesstadt Frans : La ville fédérale
De bondsstad geeft aan dat het de regering van de bond, de overheid van de bond en de wetgevende machten op bondsniveau heeft opgenomen binnen de stadsgrenzen.
Op 28 november 1848 waren er drie kandidaatsteden, om bondsstad van Zwitserland te worden, over, namelijk Zürich (economisch en politiek de machtigste stad), Luzern (centraal gelegen) en Bern (ook centraal en bovendien in de nabijheid van het Franstalige Romandië). Uiteindelijk is Bern als bondsstad gekozen, omdat Luzern onmogelijk beloond kon worden na de Sonderbundskrieg en de macht van Zürich niet nog verder versterkt kon worden.