Brasem
|
De brasem (Abramis brama) is een vis die behoort tot de familie van de Cyprinidae.
Het is een van de talrijkste vissen van Nederland en door zijn gewicht vaak de belangrijkste vis qua biomassa.
De maximale lengte is 90 cm.
Normale lengten zitten in het bereik van 40 tot 60 cm en brasems boven de 70 cm komen alleen in specifieke omstandigheden met een lage stand aan brasem voor.
Het officiële record (International Game Fish Association) is 6,01kg voor een brasem, gevangen in Zweden in 1984.
Er bestaan natuurlijk meerdere genoteerde records, al dan niet geverifieerd, maar deze worden meestal niet publiek gemaakt om een overrompeling van goede visstekken te vermijden.
Engels : common bream, freshwater bream, bream, bronze bream, carp bream
Duits : Brachse, Brachsen, Brachsme(n), Brasse, Bresen, Blei
Frans : La Brème commune |
Deze brasem (gevangen in België - 2009) woog 7,3 kg
auteur : CC 3.0 |
De volwassen brasem heeft een typische ruitvorm, is afgeplat en heeft een lange anaalvin en een korte puntige rugvin.
Zo kunnen ze 's zomers wel herkend worden als het zuurstofgebrek ze naar de oppervlakte dwingt.
De vinnen zijn grij
zig of zwart en nooit gekleurd.
In de paaitijd kunnen mannetjes herkend worden aan de paaiuitslag, keiharde wratjes op de kop en kieuwdeksel.
De kleur is variabel en hangt sterk samen met de helderheid en begroeiing van het water.
Bij helder begroeid water krijgt de brasem een bronzen kleur, in rivieren en troebele plasjes is hij meer zilverachtig met een wat gelige gloed.
Zeer jonge brasems worden meestal niet als zodanig herkend omdat de visjes dan nog heel slank zijn.
Ze zijn zilverachtig, sterk afgeplat en hebben een lange anaalvin.
Ze kunnen worden onderscheiden van voorns door het afgeplatte lichaam en de lange anaalvin.
Van kolblei kan men ze alleen onderscheiden door de schubben te tellen (m.b.v. foto of loep).
|
Brasem |
De brasem wordt vaak verward met de kolblei, maar eigenlijk is het vrij simpel de soorten uit elkaar te houden.
De kolblei heeft aan het begin van zijn gepaarde vinnen een rode vlek, de brasem heeft borstvinnen die tot voorbij de aanhechting van de buikvin komen.
Een andere manier om ze te onderscheiden is de geur, brasem heeft een heel sterke geur (en veel slijm), kolblei ruik je niet zo snel.
Bovendien is bij de kolblei de diameter van het oog gelijk aan de afstand van de bek tot het oog.
Bij brasem is dit niet zo.
De kolblei heeft dus in verhouding een groter oog.
Ook kruisingen van brasem en kolblei komen voor en recentelijk worden ook Donaubrasems (Ballerus sapa) gevangen, die aan de enorm lange anaalvin en het iets slankere postuur te herkennen zijn.
|
Brasem |
In elk water dat groot genoeg is komt in Nederland brasem voor.
Ze komen veel voor in kleine en grote rivieren, maar ook in sierwater, polderwater, zandafgravingen, tichelgaten en kanalen.
De brasem is een scholenvis, zelfs de heel grote exemplaren komen nog in kleine groepjes voor.
Op gunstige plaatsen graven de brasems gezamenlijk in de modder of het zand, waar ze eetbare bodemdiertjes uitfilteren.
Modder en plantendelen worden weer uitgespuugd.
Soms schakelen brasems over op watervlooien of andere diertjes in de middelste waterlagen.
Ze prefereren de diepere gedeeltes van het water.
's Avonds en 's nachts azen ze wel vaak op ondiep water.
|
Een brasem op het bord |
Met het verdwijnen van de waterplanten is de snoekstand hard achteruitgegaan, omdat jonge snoeken zich niet meer kunnen verschuilen en ten prooi vallen aan grotere soortgenoten (kannibalisme).
Hierdoor treedt een enorm geboorte-overschot van voornamelijk jonge brasems op ('verbraseming').
Deze jonge brasems eten bovendien het dierlijk plankton op, dat zich met plantaardig plankton pleegt te voeden.
Tot een grootte van ca 42 cm zijn de kieuwaanhangsels van de brasem fijn genoeg om Daphnia uit te filteren.
Op 'verbrasemd' water lijkt dat ook een magische groottegrens te zijn.
Grotere brasems moeten overschakelen op bodemvoedsel (muggelarven), dat niet in voldoende hoeveelheid aanwezig is om de brasem nog verder te laten groeien.
Ook andere karperachtigen (voorns) groeien slecht in deze wateren doordat de enorme aantallen vissen niet voldoende voedsel kunnen bemachtigen.
Deze brasems worden wel schierbliek genoemd.
Hierdoor neemt de vertroebeling van onze binnenwateren nog meer toe.
Grote brasems woelen bovendien - bij het zoeken naar voedsel - de bodem om, zodat naar de bodem gezakte fosfaten opnieuw in circulatie komen.
In sommige binnenwateren heeft deze 'verbraseming' tot gevolg gehad, dat vissoorten als snoek, baars en ruisvoorn verdwenen of zeer slecht groeien.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.igfa.org
- tinternet |
|