Een begijnhof is een verzameling van individuele en/of gemeenschappelijke woningen, huizen en conventen genoemd, van begijnen meestal in de nabijheid van een kapel of kerk en al dan niet omgeven door een muur met een of meerdere toegangspoorten. Specifiek voor Nederland spreekt men van hofje om een reeks kleine huisjes aan te geven waarin arme of bejaarde personen verblijven. Het begijnhof als bijzondere ruimtelijk gesitueerde stedelijke bewoningsvorm wordt alleen in de Nederlanden aangetroffen, sporadisch in Noord-Nederland en Wallonië. Vlaanderen en Zuid-Nederland telden er een 70-tal. Niettemin is de begijnenbeweging waaruit deze bewoningsvorm voortkwam een in de late middeleeuwen alom voorkomend Europees fenomeen. Om politieke en religieuze redenen stierf deze beweging voor 1400 echter uit in de rest van Europa. |
Begijnhof van Amsterdam auteur : LennartBolks |
De Belgische historicus Henri Pirenne verklaart het succes van de begijnenbeweging door een vrouwenoverschot dat ontstond door geweld, oorlogen en militaire- en paramilitaire operaties, waarbij vele mannen om het leven kwamen. De vrouwen hadden dikwijls geen andere kans om te overleven dan zich te verenigen en gezamenlijk hulp te vragen bij rijke weldoeners. Op dezelfde wijze kenden in de twaalfde eeuw de vrouwenkloosters aanvankelijk een groot succes, doch de striktere regels en de beperking in aantal per klooster binnen de premonstratenzer- en cisterciënzerabdijen deed vele vrouwen zoeken naar een minder dwingende omgeving. Bovendien had het aanvankelijke succes van deze abdijen tot gevolg dat talrijke aanvragen tot toetreding moesten geweigerd worden, temeer daar meerdere van die kloosters een zekere hoge geldsom en soms ook de eis om van adel te zijn als één van de toetredingsvoorwaarden oplegden. Stadsorden zoals de arme klaren en de dominicanessen kenden omwille van het ontbreken van die laatste voorwaarde meer succes. |
Begijnhof van Brugge auteur : Donar Reiskoffer CC 3.0 |
Aanvankelijk werd dit probleem opgelost door de oprichting van dubbelkloosters in het geval van de Premonstratenzers omdat mannen en vrouwen er in hetzelfde klooster werden ondergebracht. De stichting van deze dubbelkloosters mislukte omdat ondanks de scheiding bij gebed en misviering de menselijke natuur de bovenhand behield. De vele problemen leidden tot de opheffing ervan, en de zogenaamde "mulieres religiosae", of "virgines continentes" moesten hun toevlucht zoeken tot andere vormen van religieus leven en wonen. De verschillende elkaar opvolgende of samen voorkomende vormen hiervan worden hierna voorgesteld. |
Begijnhof van Breda auteur : A3diet CC 3.0 |
Om een onderscheid te maken tussen de oorspronkelijke vorm van de begijnenreligie en de vormen die deze beweging in latere stadia omhelsden onderscheidt LJM. Philippen:
- Alleen, of nog bij hun ouders of familieleden, in afzonderlijke huizen levende vrome vrouwen. - Begijnenbewegingen die alleen of samenleefden, verspreid in de stad, in georganiseerde vorm onder toezicht van geestelijken - In afzondering levende begijnengemeenschappen in een ommuurd begijnhof, volgens het stratenplan, het pleinmodel of een gemengde vorm opgebouwd. De afgesloten vorm was tussen het sluiten van de poorten bij het vallen van de avond en de ochtend. - Als begijnenparochies georganiseerde gemeenschappen erkend als parochie onder leiding van een eigen kapelaan.
Het ontstaan van religieuze stromingen van alleen levende vrome vrouwen had plaats, tussen de 12e eeuw en het begin van de 13e eeuw, toen de naam begijn nog niet in gebruik was maar eerder als een spotnaam voor ketterse vrouwen gebruikt werd. Deze vrouwen leefden verspreid in de stad zonder enige vorm van organisatie. Bij het begin van de 13e eeuw kwamen in het bisdom Luik vormen voor van vrome vrouwen die zich groepeerden rondom een leidinggevende figuur zoals een van de als heilig beschouwde vrouwen, Maria van Oignies en anderen. Dit gebeurde meestal in de buurt van een hospitaal of een kapel. Door toedoen van weldoeners zoals plaatselijke heren, graven of hertogen, verkregen ze grond of enkele huizen waar ze zich konden vestigen onder toezicht van de plaatselijke parochiepriester. In verschillende steden in Frankrijk, Duitsland en Vlaanderen namen de bedelorden, Franciscanen en Benedictijnen, de zielszorg voor deze vrouwen op zich.
In de loop van de 13e eeuw neemt de omvang van de groeperingen toe zodat ze zich meer en meer buiten de stadspoorten vestigen in nieuw opgerichte begijnhoven omgeven met een gracht en ommuurd. Door hun eigen kerk hoeven ze zich niet meer naar de kerken in de stad te begeven. De naam begijn werd ondertussen, vanaf het midden van de 13e eeuw gebruikt om de orthodoxe vrome vrouwen aan te geven en de ketterse bijgedachte zwakt langzaam af.
Ondanks veroordelingen houden door een afzonderlijke toestemming van de paus de begijnen in de Lage Landen, in sommige delen van Noord Frankrijk en Duitsland. De begijnen maken echter moeilijke tijden door tijdens de beeldenstorm, de Spaanse repressie en de verschillende oorlogen tussen Protestanten en Rooms-katholieken. Tijdens de Contra Reformatie verplicht de kerk religieuze bewegingen zich te vestigen binnen de verdediging wallen van de steden. Er ontstaan in de Lage Landen steden in de steden gevormd door de door een muur van de rest van de stad afgescheiden begijnhoven.
De uiteindelijke vorm, niet voor alle begijnhoven weerhouden, was het verkrijgen van de toestemming voor het oprichten van een eigen parochie wat toeliet om de dode begijnen op het begijnhof te begraven en hun andere privilegiën gaf. |
Begijnhof van Brugge - ingang |
De leiding van een begijnhof berust bij de grootmeesteres. Deze door de meesteressen gekozen verantwoordelijke heeft de leiding van het begijnhof met als taak de statuten te laten naleven en de algemene organisatie te controleren. Sommige grote begijnhoven konden meerdere grootmeesteressen hebben.
Bij het uitoefenen van haar taken werd ze bijgestaan door een of meerdere momboren, mannelijke gevolmachtigden, die geldverhandelingen voor het verwerven van eigendommen en eventuele rechtszaken voor het begijnhof uitvoerden. Het was namelijk verboden voor vrouwen om dergelijke handelingen te stellen.
Op rang twee kwam de meesteres van het hospitaal, die tevens de kiste of de tafel van de heilige Geest beheerde. Het hospitaal verzorgde ook de behoeftige begijntjes die niet meer konden zorgen voor hun eigen inkomen omwille van ziekte of ouderdom. Het geld om deze bijkomende dienstverlening mogelijk te maken kwam uit de kiste waarin naast de kleine wekelijkse bijdrage van de begijnen ook schenkingen of testamentaire giften terecht kwamen.
De meesteres van de kerk (kosteres) die eveneens de leiding had van het koor dat de erediensten opluisterde. Zij beheerde de uitgaven voor de kerk, het onderhoud en organiseerde de vorming van het koor en de oefenstonden.
De portierster speelde een belangrijke rol bij de controle van het verkeer in en uit het begijnhof. Zij is belast met het sluiten en openen van de poort, het noteren van de in en uitgaande begijntjes tijdens de dag en de in en uitgaande vreemdelingen voor leveringen van materialen en levensmiddelen, werklieden en bezoekers.
Op rang drie vernoemen we de meesteressen van de conventen: ze zijn verantwoordelijk voor de algemene orde en de werking van het hen aangeduide convent; al naargelang het een convent voor novicen of voor arme begijnen betreft, zorgt zij voor de vorming en het laten respecteren van de specifieke regels ervan. Deze specifieke regels kunnen zijn opgelegd door de stichter en omvatten gebeden of andere godsdienstige oefeningen ter nagedachtenis van de stichter en zijn familie. |
Begijnhof Ter Hoyen in Gent CC 3.0 |
Voor de rest komen
Eerst de begijnen die een eigen huis bezitten, dit huis kon verkregen worden door er een te bouwen met eigen middelen, of een bestaand huis te kopen bij de openbare verkoop in het begijnhof. Het bezit van een huis is voor de duur van een leven, waarna het huis in het bezit kwam van het hof en het terug verkocht werd.
De begijnen die een kamer huren, meestal een achterkamer in een van de grotere huizen. Zij moesten instaan voor het onderhoud van de kamer en indien hun inkomsten onvoldoende waren moesten zij een onderkomen zoeken in een convent.
De begijnen en de novicen die in conventen verblijven. Zij hadden geen eigen inkomens en moesten werken om in hun onderhoud te voorzien, naargelang het convent kregen zij hulp bij de aankopen van voedsel, hout voor de verwarming en enkele extra's tijdens de winter. De kosten voor het onderhoud van de woning werd voorzien voor een lange periode door de stichter.
Deze rangorde was beslissend voor hun plaats in de kerk. Tijdens misvieringen namen de grootmeesteressen vooraan plaats, gevolgd door de verschillende meesteressen, de eigenaressen, de begijnen en de novicen. |
Groot Begijnhof van Leuven auteur : Snowdog |
Daar waar de allereerste begijnhoven gebouwd werden in de rechtstreekse omgeving van stedelijke kernen, en dus buiten de muren van de stad waren ingeplant, hadden ze behoefte aan een eigen ommuring. In geval van oorlogen en belegeringen werden de buiten de stadspoorten gelegen begijnhoven soms afgebrand door de stedelingen om te beletten dat de aanvallers ze zouden gebruiken als bescherming, of ze werden door plunderende benden vernietigd. Na de godsdienstoorlogen en het concilie van Trente werd door de kerk aanbevolen de kloosters en begijnhoven binnen de stadspoorten te brengen. Dit is het geval voor Brugge, Gent (met drie sites, namelijk het Klein Begijnhof en Oud Groot Begijnhof, dat later verhuisde naar de jongste begijnhofsite in Sint-Amandsberg), Lier, Herentals, Leuven (klein en groot), Diest, Brussel, Dendermonde, Hasselt, Mechelen (Groot Begijnhof) (klein) en Tienen. Het begijnhof van Sint-Truiden bevindt zich nog steeds "buiten de muren".
Een bepaald type heeft een binnenplein, driehoekig of rechthoekig, waarin sommige auteurs latente invloed van Salische Franken menen terug te vinden. Dit is het geval voor de begijnhoven van Aarschot, Herentals, Turnhout, Hasselt, Hoogstraten, Anderlecht, Oudenaarde, Aalst, Dendermonde en Diksmuide.
Een ander type is dat waarbij huizen gebouwd werden rond een weide in een dubbele rij, zodat een straat ontstond: het gemengde type. Dat vinden we terug in Tienen, Antwerpen, Sint-Truiden en Kortrijk. |
Bron : Wikipedia CC 3.0 |
|