"Het verhaal van Zuster Kat Fael." Of hoe een gevonden poezennestje nog goed terecht komt! (klik op bovenstaande foto) ---------------------
Growing old is mandatory. Growing up is optional. ----- Ouder worden is onvermijdelijk. Volwassen worden niet!
Als je op de groene button klikt kom je op de site van het baby-poezen-opvangcentrum van "Den Dierenvriend". Hét adres om een jonge poes te adopteren! Ga eens kijken en zeg het voort aan andere dierenvrienden aub!
Zoek je een speciaal onderwerp waarover ik ooit iets schreef? Tik dan hieronder een trefwoord in!
Zoeken in blog
Klik op het envelopje om mij een mailtje te sturen
We don't stop playing because we get old... We get old because we stop playing! -------------- We stoppen niet met te spelen omdat we oud worden... We worden pas oud als we stoppen met spelen!
Je kan maar 1 week tegelijk bekijken op mijn blog. Anders gaat het te traag open. Wil je zien wat er vorige week op stond? Klik dan op de data hier onder!
In elke 50-plusser zit een verbijsterde teenager die zich afvraagt wat er gebeurd is.
Leonardo da Vinci (1452-1519)
Italiaans kunstenaar
Als ik in de hemel kom, dan wil ik
daar graag een kat op schoot hebben.
Jan Wolkers (°26-10-1925)
Nederlands schrijver en columnist.
Katten haten dichte deuren; het
maakt niet uit aan welke kant ze staan. Als ze buiten zijn willen ze naar binnen, en
als ze binnen zijn willen ze naar buiten.
Lilian Jackson Braun (1916)
Amerikaans schijfster
Laten we eerlijk blijven; de meesten van ons
vinden het wel leuk als onze katten een tikje gemeen zijn. Ik zou me in ieder geval niet echt op mijn
gemak voelen in het gezelschap van een kat die in huis rondliep met een heilige
uitdrukking op zijn snuit.
Beverly Nichols (1898-1983) Engels
Schrijfster
Eén kat
leidt tot de volgende.
Anoniem
Katten bereiken
moeiteloos wat wij mensen niet kunnen: door het leven gaan zonder lawaai te
maken. Ernest Hemingway (1898-1961) Amerikaans
schrijver
Er zijn twee
manieren om de ellende te ontvluchten: muziek en katten. Albert Schweitzer (1875-1965) Theoloog,
filosoof en dokter.
Katten schijnen uit te gaan van het principe
dat het nooit kwaad kan om te vragen wat je
wilt.
Anoniem
Katten zijn
delicate wezens en ze kunnen de meest uiteenlopende kwalen krijgen, maar ik ben
nog nooit een kat tegengekomen die aan slapeloosheid
leed. Joseph Wood Krutch(1893-1970)
Amerikaans schrijver
Als u in een
gracht valt kunt u best angstig miauwen, want een kat willen we wel eens
redden. Toon
Verhoeven
Lang geleden werden de katten als goden
gezien. Dit zijn ze nooit vergeten.
Anoniem
Cat Proverbs
You will always be lucky if you know how to make friends with
strange cats. Colonial
In a cat's eye, all
things belong to cats. English
No matter how
much cats fight, there always seems to be plenty of kittens. Abraham Lincoln
Dogs come when they're called; cats take
a message and get back to you later. Mary
Bly
There are two means of refuge from the
miseries of life: music and cats. Albert
Schweitzer
Settling a dispute through the law is like losing a cow
for the sake of a cat. Chinese
A cat goes to a
monastery, but still she remains a cat. Congolese
The cat is a saint when there are no mice
about. Japanese
The cat is a lion to the
mouse. Albanian
A house without either a cat or
a dog is the house of a scoundrel. Portuguese
The kind man feeds his cat before sitting
down to dinner. Hebrew
Handsome cats and fat
dung heaps are the sign of a good farmer. French
Beware of people who dislike cats. Irish
Who cares well for cats will marry as happily as
he or she could ever wish. French
An old cat
will not learn how to dance. Moroccan
A cat
will teach her young ones all the tricks, except how to jump backwards. Netherlands Antillean
When the mouse laughs at the cat,
there's a hole nearby. Nigerian
As every cat
owner knows, nobody owns a cat. Ellen Perry
Berkeley
If you play with a cat, you must not mind her
scratch. Yiddish
To live long, eat like a cat,
drink like a dog. German
A cat has nine lives;
for three he plays, for three he strays, and for the last three he
stays. English-American
A cat with a straw tail
keeps away from fire. English
Those that
dislike cats will be carried to the cemetery in the rain! Dutch
After dark all cats are leopards. Native American (Zuni)
If stretching were wealth, the
cat would be rich. African
One should not send
a cat to deliver cream Yiddish
The cat--moon
eats the gray mice of night. Western
Europe
When the cat's away, the mice will play. Western Europe
It's for her own good that the cat
purrs. Irish
Cats don't catch mice to please
Khoda(God). Afgani
Fat cats and thin birds can
share a yard, but thin cats and fat birds no way! Rosicrucian
Like the cat in the tree, getting caught up
in the chase can leave us in an awkward place. Rosicrucian
The cat laps the moonbeams in the bowl of
water, thinking them to be milk. Zen Saying
If
men were now to turn their hostility towards the cat, it would not be long
before the domestic cat became a wild animal. Nigeria
In even a cat the Buddha-nature exists. Japanese Buddhist
It is useless to show the gold piece
to a cat. Zen Saying
Nature breaks through the
eyes of the cat. Irish
It's a brave bird that
makes its nest in the cat's ear. Hindi/Indian
A
rat who gnaws at a cat's tail invites destruction. Chinese
He who does not feed his cat will feed rats.
Dogs are
dogs, but cats are people.
When the cat and mouse agree, the grocer is ruined. Iranian
Beware of the cat that licks from the front but claws from
behind. Old English Proverb
A trapped cat becomes a lion. Old English
Proverb
Life's like cat vomit; if you don't clean it up right away,
you're going to step in it. Xnterna
Drowsing, they take the noble attitude of a great sphinx, who,
in a desert land, sleeps always, dreaming dreams that have no end. Charles Baudelaire
Of all God's creatures, there is only
one that cannot be made slave of the leash. That one is the cat. If man could be
crossed with the cat it would improve the man, but it would deteriorate the
cat. Mark Twain
One cat just leads to another. Ernest
Hemingway
The cat is nature's beauty. French
The dream of cats is all mice. Egyptian
I have studied many philosophers and many cats. The wisdom of
cats is infinitely superior. Hippolyte Taine
No heaven will not ever Heaven be; unless my cats are there to
welcome me. Scottish
Dogs see people as companions; cats see people as staff.
It is better to feed one cat than many mice. Norwegian
The cat does not negotiate with the mouse. Robert K. Massie
You see, the wire telegraph is a kind of a very, very long cat.
You pull his tail in New York and his head is meowing in Los Angeles. Do you
understand this? And radio operates exactly the same way: you send signals here,
they receive them there. The only difference is that there is no cat. Albert Einstein
When the cat is not home, the mice will dance on the
table. Dutch
When a Cat adopts you there is nothing to be done about it
except put up with it until the wind changes. T.S.
Eliot
A cat in her house has the teeth of a lion. Somali
A kitten can catch only a baby mouse. Ghana
The naming of cats is a difficult matter. It isn't just one of
your holiday games. You may think at first I'm mad as a hatter when I tell you a
cat must have three different names... T.S. Eliot
I love cats because I enjoy my home; and little by little, they
become its visible soul. Jean Cocteau
God is really only another artist. He invented the giraffe, the
elephant and the cat. He has no real style, He just goes on trying other
things. Pablo Picasso
The man who carries a cat by the tail learns something that can
be learned in no other way. Mark Twain
What greater gift than the love of a cat? Charles Dickens
Katten laten pootafdrukken achter op je hart. Uit "Citaten voor een katten liefhebber."
Het begrip rust komt tot uiting in een zittende kat. (Jules Renard)
Het enige mysterie aan katten is waarom ze ooit besloten hebben huisieren te worden. (Compton Mackenzie)
Als een een hond op je bed springt, doet hij dat omdat hij graag bij je wil zijn. Als een kat op je bed springt, doet ze dat omdat ze je bed zo lekker zacht vindt. (Alisha Everett)
Het is onmogelijk om niet vertederd te raken bij de aanblik van een of meer kittens. (Cynthia E. Varnado)
De kat zou's mans beste vriend kunnen zijn, maar ze zou zich nooit verlagen om dat toe te geven.
Probeer nooit koppiger te zijn dan een kat. (Ropbert A Heinlein)
Laat iets van de rust van een kat op mij overgaan. (David Harold Rowbothom)
Je bent pas iemand als je door een kat bent genegeerd.
Katten : net zo soepel als hun schaduw, de wind krijgt geen vat op ze.
Ze glippen slank en stil, door spleten, kleiner dan zijzelf. (A S J Tessimond)
Het verschil tussen katten en honden is dat honden komen als ze geroepen worden, terwijl katten een boodschap aannemen en later contact opnemen.
Ik meen het oprecht als ik zeg dat ik van katten hou... Een kat is een dier dat meer menslijke gevoelens heeft dan de meeste andere dieren. (Emily Bronte)
Vrouwen en katten doen waar ze zin in hebben, en mannen en honden kunnen daar maar beter mee leren leven. (Alan Holbrook)
Eén reden waarom kattenliefhebbers volgens mij katten bewonderen, is hun superioriteitsgevoel. Het lijkt alsof ze overal een meester in zijn, ongeacht wat ze doen of pretenderen te doen. Zelden zie je een kat die in verlegenheid verkeert. Ze hebben geen geweten, en ze hebben nooit ergens spijt van. Misschien zijn we stiekem jaloers op ze. (Barbara Webster)
Katten zijn bedoeld om ons te leren dat niet alles in de natuur een functie heeft.
Als je de beste zitplaats in huis wilt, zul je de kat moeten verplaatsen.
Katten zijn slimmer dan honden. Je krijgt acht katten nooit zo gek dat ze een slee door de sneeuw gaan trekken. (Jeff Valdez)
Onlangs heeft iemand me een schattig katje gegeven... en nu is het katje van mening dat iemand mij aan hem heeft gegeven. (Evelyn Underhill)
Het viel als snel op dat de kat nergens te bekennen was als er iets gedaan moest worden. (George Orwell)
Katten die een goed tehuis hebben, zijn eraan gewend dat er de hele tijd tegen hen wordt gepraat. (Lettice Cooper)
Van alle schepselen Gods is er maar 1 dat zich niet laat onderwerpen. Dat is de kat. Als de mens gekruist zou kunnen worden met de kat, zou dat voor de mens een verbetering betekenen, maar voor de kat een verslechtering. (Mark Twain) Katten zijn net als mannen : enorme charmeurs. (Walter Savage Landor)
Het is nauwelijks te geloven, maar sommige mensen beweren dat hun katten bijna menselijk zijn - en dat bedoelen ze dan als een compliment.
Wat katten het belangrijkst vinden aan mensen is niet hun vermogen om voedsel te produceren (want dat vinden ze vanzelfsprekend), maar hun amusemenstwaarde. (Geoffrey Household)
Ik zou een kat nooit kunnen kwetsen, ook al kan ik tegen mensen soms ronduit agressief zijn. (A.L. Rowse)
Geen huis is compleet zonder het getrippel van kleine kattenpootjes.
Is het niet prachtig hoe katten vrienden kunnen maken en mensen kunnen beïnvloeden zonder ook maar ooit een boek te lezen.
De kat heeft honger als zij met een broodkorst genoegen neemt. Katten zijn mysterieuze wezens. Er gaat meer in die hersentjes om dan we beseffen. (Sir Walter Scott)
Als ik met mijn kat speel, dan is het niet echt duidelijk of ik me nu met haar amuseer, of zij met mij. (Michel Eyquem De Montaigne)
Mijn poezenverhalen vinden jullie door in de linkerkolom op de foto van de betreffende poes te klikken. En als je op "Poezenstrips" klikt kan je lezen wat mijn poezen onderling allemaal zitten te roddelen... Mijn reisverhalen van Thailand, Egypte en Noorwegen staan ook in de zijkolom. "Mijn Jeugdherinneringen" beschrijven de jaren 60 in Antwerpen. Veel plezier!
29-05-2011
Reisverhaal Elzas - Zwarte Woud. Deel 11.
Donderdag, 12 mei 2011.
Aan boord van de Rosenwiller. Voor de sluis van Saverne.
11. Dromen gaan in vervulling.
Bij het zoeken naar onze slaapplaats hadden we vermeden om in de buurt van dorpen, grote wegen of spoorbruggen terecht te komen. Midden tussen de weiden was het zalig stil. Hier zou beslist geen onverwacht lawaai opduiken. Gisterenavond hoorde ik wel schieten en ik dacht nog Die Fransen zijn toch voor niks beschaamd, jagen in de lente, als al de dieren jongen hebben... Vannacht hoorden we rare muziekjes en berichten. Allemaal heel kort. Er vlogen ook enkele super lawaaierige helicopters over. (Een beetje overkill want zóveel hebben we hier nu toch nog niet misdaan...) Aangezien we al bijna twee weken geen nieuwsberichten gehoord hebben overwoog ik of Frankrijk misschien met Lybië in een oorlog zou verwikkeld zijn geraakt. Enfin, ik voelde mij hoe langer hoe meer in Sri Lanka en dat maakte de vakantie er alleen maar aangenamer op. Tot we vanmorgen op de kaart keken en zagen dat hier een militair oefenterrein lag! Toen was het verband met de gecamoufleerde soldaten, de geweerschoten, de vreemde radioberichtjes en de helicopters snel gelegd. Leven is toch echt wel een onvoorzienbare bezigheid. Maar dat nam niet weg dat ik toch weer overheerlijk geslapen heb.
De dag begon met een grauwe hemel die als een halfnatte dweil over onze boot gespannen stond. De blatende schapen in de wei moeten zich als sponzen gevoeld hebben. We namen uitgebreid de tijd om eitjes en spek te bakken en onze boot een klein beetje aan kant te brengen. Maar de zon kwam niet op de afspraak en we moesten uitvaren in de grijzigheid waarin zelfs het betonfabriek niet opviel. Paul wou en zou desalniettemin de boot van op het bovendek besturen. Dat is inderdaad iets makkelijker omdat het stuur daar pal in het midden staat - dat in de binnenkajuit bevindt zich rechts, zoals in een auto. Er is wel meer zoals een auto. Als ge betrapt wordt op overmatig alcoholgebruik dan wordt niet uw vaarbewijs afgepakt (aangezien ge dat niet hebt) maar wel uw rijbewijs. Bij te snel varen wordt ge beboet en die boetes zijn contant te betalen. Vandaar dat de boten van Nichols tegenwoordig op 8km per uur gelimiteerd zijn. Al te veel toeristen hebben hun boetes al willen betalen met creditcard blijkbaar. Want hier wordt verdorie wat afgedronken! Er passeert geen boot of de bierblikken en wijnflessen staan in groten getale op de tafels. Het gedrag van de passagiers is dikwijls ook navenant. Al maar goed dat ge maar 8 per uur moogt varen, ik zou het anders niet willen meemaken.
Maar zonder alcohol valt er evenveel lol te maken. Eergisteren besloot Paul te filmen terwijl ik de boot bestuurde. Hij stond met zijn rug naar de vaarrichting, ik zag wat overhangend lover, dus ik manoevreerde ongemerkt naar de oeverkant zodanig dat mijn echtgenoot onverhoeds met kop en camera in de bladeren verzeilde. Het kan alleen maar bijdragen aan het humoristisch gehalte van onze film. Eén van zijn grote verzuchtingen was dat hij zo graag eens overboord wou plassen, als een echte zeeman. Vanzelfsprekend wou ik hem die kans met plezier gunnen. Ik besloot vandaag zijn wens waar te maken, met dit treurige weer waren er toch geen andere boten te zien. Ik nam het roer over en stuurde hem benedendeks - ik vond dit geen experiment om vanop het bovendek te doen wat onze livingramen stonden open - we vaarden door een bos maar vanop mijn hoge troon zag ik dat net achter de bocht enkele huizen vlak aan de oever stonden. Ik riep dus naar beneden : Zet u maar in positie! Geen mens kan u hier zien!. Geen 20 seconden later hoor ik :Miljaarde!!! Staan hier toch wel ineens huizen zeker!!! Tja. Dus ging de sukkelaar het, na het passeren van de huisjes, maar langs stuurboord proberen waar het nog altijd bos was. Ongemerkt had ik de boot al naar het midden van het kanaal geleid, zodanig dat ik zonder gevaar mijn roer plots kompleet kon omgooien en direct terug omgooien zodat we hevig gingen zigzaggen. Overbodig te zeggen dat twee meter onder mij de Heer weeral vol vuur werd aanroepen. Gelukkig dat ge een wens maar 1 keer moet vervullen. Zeker de deze.
Na de verlossing besloot mijn heer het roer terug over te nemen zodat ik wat op het terras van het uitzicht kon genieten en wat bijschrijven. Ik heb zelfs ook nog een droom kunnen waarmaken en heb even op het bovendek in de zon gelegen. Ik wou per se testen of het breed genoeg was voor mij, en inderdaad, een mens van 1.70m kan in alle richtingen lekker uitgestrekt liggen. Ge ziet dan de boomkruinen en de wolken boven u voorbij zweven en dat is wel een heel apart gevoel.
We vaarden opnieuw over de hoge brug die over een beek en een baan loopt en vlak daarachter zag Paul een weide vol ooievaars!! Het was een heel verwarrend zicht, want net daarachter stonden een hoop dikke witte koeien, dus het was eerst niet zo heel duidelijk wat die stilstaande zwart met witte beesten waren. Hij stopte (nou ja, stoppen... we legden ons in zwalp-modus) en inderdaad daar zaten maar liefst 50 ooievaars te rusten! Een machtig zicht. Heel af en toe vloog er eentje een cirkeltje maar het was duidelijk pauze. Ze zaten wat te grazen, sommigen deden een dutje, anderen waren genoeglijk met hun kapsel in de weer. Zouden ze nog op trektocht zijn? Dat kan toch niet want eigenlijk zouden die nu toch op hun nest moeten zitten? De jongen zijn al geboren! Misschien was het gewoon een uitje van De Gouden Passer, allemaal dames die eens een dagje vrijaf namen, terwijl de heren op de jongen pasten?
Eindelijk, na drie dagen, maakte ik mijn grootste droom waar : op de voorplecht, aan het ingebouwde tafeltje, zitten schrijven in de zon. Wat een luxe! Dit was helemaal hoe ik me zo'n boottocht voorgesteld had! Al het moois zachtjes zien voorglijden en het ondertussen kunnen beschrijven. De typfouten haal ik er later wel uit, het zijn de eerste impressies die tellen. Zien en schrijven, zonder na te denken, heel spontaan registreren. De verschillende pasteltinten van de huizen en boerderijen opmerken, en merken dat aan de ene zijde van de boomstammen naast het kanaal een ander soort mos groeit dan aan de andere kant van hun stam. Door de wind? Door de zon? Ik weet het niet. Ik zie het alleen. En het is mooi. Sommige oevers zijn afgemaakt met platen die ooit van metaal moeten geweest zijn, nu lijken ze organisch. Uit elk gaatje groeit een plantje en het water heeft roestvlekken nagelaten zodanig dat het lijkt of er allemaal mannetjes op getekend zijn. Een galerij van figuurtjes zweeft op de waterlijn voorbij. Het lijkt wel of ik al zittend een tentoonstelling passeer... De rust is enorm, op de voorplecht is het stil, en hoewel het al na de middag was waren we amper twee boten tegengekomen. Die dan nog stil lagen ook. De lucht is opnieuw blauw gewatteerd met pluizige witte wolkskes. En die zie ik vanuit mijn groene tunnel. Het water is donkergroen, de bermen zijn bruin en mosgroen, vervolgens een laag frisgroen gras en riet en daarboven de geel en grijs bemoste boomstammen bekroond met kruinen in alle tinten groen naargelang het soort van boom.
Het aanmeren is ook al lang niet meer zo een drama. Niet meer sinds ik Paul aan zijn verstand heb gebracht om eerst de boeg vast te maken. Ik moet nog wel telkens naar de meerpaal gaan om zijn kunstige macramé te ontwarren (waar een begijntje jaloers op zou zijn) en het geknossel vervangen door een eenvoudige knoop. Piketten inslaan gaat ook prima. Het valt me op dat ik hier veel beter tegen geluid kan omdat het hier allemaal enkelvoudige geluiden zijn en niet het ratjetoe van een stad die altijd een chaos in mijn kop veroorzaakt.
Vandaag blijkt de dag van de vissers te zijn. Niemand vaart, iedereen vist. Het fijne is dat de vissers totaal niet boos worden als ge voorzichtig, zo ver mogelijk van hun lijnen verwijderd, voorbijvaart. Integendeel ze groeten hartelijk.
Voor we het wisten, om 13 uur, lagen we al voor het rode licht van de eerste korte tunnel. Paul meldde ons aan via de intercom op de oever, ik raakte eindelijk mijn twee vuilzakjes kwijt bij een gebouw van de kanaalorganisatie, en na 5 minuten vaarden we de tunnel binnen. Toverachtig moment om hier aan mijn schrijftafeltje door de semi-duisternis te glijden. Wat een ervaring en zo een rust! OK, straks bij de sluizen zal het er wel heel anders aan toe gaan, maar deze goddelijke momenten kunnen ze me toch weer niet meer afpakken. Helemaal alleen vaarden we door de tweede, lange, tunnel. Machtig gevoel. Vlak achter de uitgang begint een wandelweg naar de reeks van 17 oude sluizen. Ik had ze graag op de heenweg al eens bekeken en nu hadden we de tijd. We ontmoetten een oude Belgische schipper die vroeger die 17 sluisjes nog gebruikt had. Destijds werd hier het geduld pas echt op de proef gesteld.
Om de 50 of 100 meter lag een sluis mét een sluishuis. Naast het kanaaltje zagen we nog resten van de sporen van het treintje dat de boten voorttrok. Nog vroeger gebeurde dit zelfs met paarden. Tijd om de volledige wandeling te maken hadden we niet maar we zagen toch de eerste vijf sashuisjes. In de oude kanaalgeul stond nog water, en dat werd nu voornamelijk bewoond door kikkers en libellen. De sluisdeuren waren even roestig als die van gisteren maar sommige van de huisjes werden nog bewoond. Het was een veel lieflijker plek om te wandelen, maar de mysterieuze sfeer van gisteren ontbrak hier totaal. Tijd om ze allemaal te gaan bekijken hadden we niet. We moesten stilaan voortmaken om bij de scheepslift van het Plan Incliné Saint Louis-Arzviller te geraken. Daarachter wachtten ons nog 17 sluizen...
Voor de scheepslift lagen nog twee andere boten aan te schuiven. We kregen even een voorproefje hoe deze trip er in de zomer moet uitzien. Een boot vol zatte Duitsers in zwembroeken had zijn muziekinstallatie zo hard staan dat heel de berg kon meegenieten. Een gruwel. Na al de rust plots terug oordoppen moeten dragen... We versasten samen met de discoboot en een Nicols Quattro met Zwitserse mensen. Eens beneden bleek de discoboot gelukkig aan te leggen. Het zou voor mij de hel geweest zijn om samen met die boot door de eindeloze reeks sluizen te moeten varen.
De boot voor ons was heel a-sociaal, die palmde de sluis voor zich alleen in, en sloot de poorten voor de neus van de Zwitsers. Dus besloten wij en de Zwitser in het vervolg samen te versassen. Dat werd een prima samenwerking. Zij waren niet gehaast en legden al in Lutzelbourg aan, voor ons ging de race verder. Wij moesten nog proberen om voor 19 uur 13 sluizen te passeren...
Ondertussen was ons teamwork met enorme sprongen vooruit gegaan. Paul parkeert in een sluis als met een auto in een garage, ik spring vlot van boord op de kade, zwier mijn touw rond een meerpaal, en trek aan de blauwe stang. Naar lagere niveaus doorsluizen is stukken makkelijker dan op de heenweg, toen we altijd omhoog moesten versassen. Ge begint niet in het diepe en kunt de stang vanop de kademuur bedienen. Met uw voeten stevig op de grond is het helemaal niet zwaar om de stang omhoog te duwen. Ge wacht tot de poort dicht is en terwijl ge zakt leidt de ene de boot aan een touw de diepte in en de andere staat op de boeg om met de enterhaak de boot van de sluismuren weg te duwen. De boot ligt ook veel stiller omdat het water uit de sluis weggepompt wordt, in plaats van met veel kracht er in gestuwd.
We waren de enigen op het kanaal, elke sluis was vrij, we raceten (aan 8 km per uur dus...) van de ene naar de andere, zelfs het automatische tijdsmechanisme van de sluizen kon ons tempo niet volgen. Om kwart voor zeven namen we de voorlaatste sluis en om kwart na zeven stonden we voor de sluis van de stad Saverne. Te laat dus. Op nog geen kilometer van het botenbedrijf waren we gestrand. Niettemin hadden we ons traject op een recordtijd gevaren. Twee tunnels, een scheeplift en maar liefst 13 sluizen op 4 uur tijd!
We keerden een hondertal meter terug en even voor de sluis vonden we een rustig aanlegplekje. Op ons terras zaten we nog lekker van een aperitief te genieten in de laatste warme stralen van deze geweldige dag. Paul schonk zich een glas wijn in en ik mixte mijn nieuwste soort longdrink : cola, bruiswater, citroenlimonade, opgefleurd met een blaadje munt.
Restaurant Oud Sluis- zoals we onze keuken ondertussen al enkele dagen noemen - serveerde couscous met lamvlees en groenten. Onze warm eten-voorraad raakte stilaan op. Ofwel moesten we morgen naar huis, ofwel terug naar de Aldi in Saverne. We zaten zeer in dubio. Het was hier zon zalig weer, we zouden de boot makkelijk nog twee dagen langer kunnen huren en een keer naar Straatsburg varen. Maar thuis wachten onze zalige zeven... Een hartverscheurende keuze... Die we dan maar uitstelden tot morgen...
Oeps! Per ongeluk een reisverhaaltje overgeslagen... Nu wordt het helemaal een chaos... Maar ze komen allemaal netjes onder mekaar, in volgorde, op een apart blog, net zoals de andere reisverhalen. Eén van de dagen...
Zaterdag, 7 mei 2011. Gasthof Belchen Multen, Aitern.
6. Jodelen tijdens 't rodelen.
Na een genoeglijk, rijkelijk ontbijt begonnen we aan onze gevulde to do- list. Het is zaterdag, dus het was nu of nooit. Eén van de neusbeentjes van mijn bril is afgebroken (door steeds mijn zoeker tegen mijn neus te drukken, met de Nikon gebruik ik het scherm niet om te fotograferen). Er schoot alleen een heel scherp puntje plastic over dat steeds in mijn huid drukte. Niet zo gezellig. Gisteren hadden we aan Walter gevraagd waar we op zaterdag een optieker konden vinden en dat bleek in Todtnau te zijn. Tof, want daar wilden we toch naar de watervallen gaan kijken.
Met ons ontbijt-theetje op het hotelterras belden we eerst naar Cindy van Nicols Saverne om de reservatie voor onze boottocht in Frankrijk te bevestigen, en vervolgens naar Graufthal om terug dat hotel te boeken voor zondagavond. En dan gingen we op pad naar de optieker en naar een apotheek - want Paul zijn rug ligt zo stilaan aan diggelen - om Traumeel zalf & pilletjes te kopen. Iets wat volgens mij hier wel te vinden zou zijn, want het klinkt alvast Duits.
In Todtnau vonden we onmiddellijk een lieve optieker die de glazen van mijn twee brillen onderling ging verwisselen. Gelukkig dat ik twee dezelfde monturen heb. Ge moet u de situatie voorstellen, ik in Pfaff-Duits : "Ach mein Herr, Ich habe ein Problemchen. Das Naseflüchelein von meinen Brill ist afgebrochen, können sie vielleicht die Gläser wechseln mit die von mein anderen Brill..."
Ondertussen besloten we een apotheek te zoeken. Nog voor we daar waren viel ons oog op een berg met de grootste Rodelbahn van Duitsland. Onze interesse was instant gewekt! Toch eerst de apotheek binnengelopen en alvast 1 tube Traumeel zalf en 5 potjes Traumeel pillen gekocht. Vooruitziende vrouw zijnde vreesde ik al dat die Rodelbahn Paul's rugpijn niet echt veel vooruit zou helpen.
We moesten toch een uurtje in het dorp blijven tot mijn bril gemaakt was, dus voor ik het in de mot had stond Paul al aan de kassa van de zetellift. Ik trachtte hem nog te overtuigen om dit uitstapje voor de namiddag te houden, maar met mijn doppen in liep de conversatie kompleet in de mist. Voor we het wisten zaten we in een zetelliftstoeltje en werden we de berg opgetrokken. Links van ons liep de rodelbaan. Het zag er de moeite uit. Plots zweefden we voorbij een bosje, en bleek de sleebaan nog verder te lopen... Dat was al méér dan de moeite. Na het derde groepje bomen zagen we ze helemaal, er kwam gewoon geen einde aan! Dit was indrukwekkend! Drie kilometer bochten over een hoogteverschil van 360 meter! De kerk in het dorpje onder ons werd kleiner en kleiner, en onze opwinding steeg met elke meter die we hoger zeilden Met de zetellift werden zowel passagiers als sleeën als fietsen omhoog getrokken. In dit seizoen bleek voornamelijk de mountain-bike afdaling gewild. De rodelbaan lag er verlaten bij. In de zomermaanden kan de aanschuiftijd tot 2 uur oplopen...
Boven propte Paul zich achterin de slee, ik plantte me voorin, tussen zijn benen, en Irma vond een plek tussen mijn knieën. De achterste passagier moest de rem bedienen. En daar gingen we! We hadden zoiets nog nooit gedaan, maar veel kunst leek er niet aan. Bij elke scherpe bocht stond er een verkeersbord Bremsen, maar Paul vertraagde helemaal niet. Dus riep ik elke keer remmen! maar hij vroeg zich af waarom, en we raasden doodleuk verder. Joelend, jodelend als kleine kinderen. Tot ik na een kilometer toch zijn aandacht op de bordjes kon vestigen. Het was allemaal zo rap gegaan dat hij ze nog niet had zien staan. Begrijpelijk, want hij was ondertussen ook nog aan het filmen, dus remmen was duidelijk te veel gevraagd. Ik ondernam dappere pogingen om een foto van Irma te nemen met op de achtergrond het dorpje in de diepte, maar door de snelheid en de onnoemelijk vele bochten was dat geen sinecure. Het was een zalig hilarisch ritje en t fijne was dat er niemand voor of achter ons kwam. We moesten ons voor niemand generen. Nu niet dat we dat ooit doen, maar toch. Kompleet murw en overgelukkig bereikten we de aankomst.
Onderaan de zetellift was een zonnig terras vanwaar we een goed zicht hadden op de afdaling van de mountainbikers. Het interessantste vond ik hun kleding. Het leken wel wezens van planeet Disco. Gestreepte en gevlekte pakken in de afgrijselijkste kleuren, en helmen die iets weg haddden van Guatemalteekse maskers. Met een rotvaart zoefden ze over de aarden baan naar beneden, slingerend tussen de bomen dan ook nog. Ik hoop dat hier vlakbij een ziekenhuis is.
Terug bij de opticien bleken mijn glazen in het andere montuur te zitten, maar mijn leesbril was kompleet gedemonteerd. Tja, dat was wel lastig, want die gebruik ik als ik s avonds zit te schrijven. Dus heeft die lieve man dat wrak ook nog terug in mekaar geprutst terwijl ik nostalgisch zijn uitstalling van koekoeksklokken stond te bekijken. Als kind hadden wij er thuis ook eentje, maar dat was een zuinige, ah ja, het was er één van ons ma. Onze koekoeksklok had een nepdeurtje. Er leefde helemaal geen koekoek in. Ik moest me echt inhouden of ik had bij deze vriendelijke mensen zon monsterke gekocht, puur uit nostalgie.
Na voor de zoveelste keer een bancontact geplunderd te hebben reden we richting Todtnauer watervallen. De bedoeling was een kort wandelingetje te maken tot aan de grote waterval. Het zou de hoogste van Duitsland moeten zijn, met haar 100 meter, maar ze zijn hier precies nogal kwistig met die uitdrukking. Uiteindelijk draaide het er op uit dat we heel de weg van de waterval omhoog geklommen zijn tot op het eindpunt. De wandeling bleef prachtig. Langs vele kleine watervalletjes, door bossen, langs rotsen. Regelmatig was er een brug aangelegd om de waterval van de andere zijde te bezien, en de grote was inderdaad echt wel hoog. Ook daar konden we nog tot aan de top klimmen, en daarboven lag de volgende. Die we natuurlijk ook nog moesten zien... Ik hoopte op het einde een café te vinden, maar er bleek enkel een groot Bergluchtkuuroord, en die mensen schijnen niet te drinken. Helemaal achteraan vond ik een Gästezimmer en ik besloot aan te bellen. Een lieve vrouw verkocht ons onmiddellijk bronwater en nodigde ons uit het in haar tuin op te drinken. In t zonneke, 24°, in mijn onderhemdje, op het stille einde van de wereld.... Paradijselijke momenten. Natuurlijk moesten we nu wel helemaal terug naar het begin van de wereld. Gelukkig was dat bergaf. Maar toch werd het een langdurige klus.
Om vier uur kwamen we terug aan de auto en hadden we nog altijd niet gepicknikt. We hebben ons dan maar beperkt tot een tros bananen en veel, veel drinken. De volgende waterval die op ons programma stond was de Fahl waterval. We begonnen op een bangelijke hoogte en het pad volgde een zielig watervalleke dat zich een weg strompelde tusssen omgevallen en omgehakte bomen. Triestig. En steil. Ik zag het echt niet meer zitten om nog eens helemaal naar boven te klimmen, dus nam ik de camera-zooi mee en daalde verder af terwijl Paul gezwind terug de berg opstapte om de auto te gaan halen. Een win-win-situatie. Dacht ik. We hadden afgesproken aan Hotel Lawine, een groot ding dat we in het oprijden aan de baan hadden zien liggen. Alleen jammer dat mijn pad niet naar Hotel Lawine bleek te leiden. Ik bleef maar de bosrand volgen en kon de brede beek nergens over steken. Toch niet met de cameras. Op de duur vond ik een doorgang en stuurde een sms naar Paul : Ik zit op de mesthoop van Gasthaus Adler. Vanzelfsprekend was ik daar liever op het terras gaan zitten, maar dat lag vlak aan een rotbaan met veel motos, en in de tuin speelden een hoop kinderen... dan verkoos ik toch wel de achterzijde van de zaak. Enfin, we hebben mekaar terug gevonden.
Aangezien onze voeten nog enkel goed waren om gas te geven besloten we de top van de Feldberg eens te gaan bekijken. Was me dat een droevige bedoening! Zo kaal! Alles was hier opgevreten door de ski-industrie. Op de top staat het allerlelijkste hotel van het Zwarte Woud (dat hoop ik althans). Het zeventiger jaren onding, met gevels uit reflecterend glas, maakt deel uit van een conglomeraat van andere bouwkundige draakjes. Zoals een café gehuisvest in een plastic bol (voor de après-ski) en een troosteloze galerie met winkeltjes. De andere gebouwen in de buurt waren al niet veel mooier. Het woord verkrachting is hier op zijn plaats. Ze proberen het momenteel nog wat te redden door een educatief plekje neer te poten - Das Naturhaus- met daarrond een tuin met uitleg over de verschillende vegetaties van de streek. Heel zinnig, maar toch niet meer dan een pleister op een houten been.
De uitleg op de borden in de tuin leerde ons wel enkele interessante weetjes. Vroeger was het hier een loofwoud maar door menselijk toedoen (zilvermijnen, woudontginningen, veeteelt,...) hebben enkel de sparren het overleefd. Die gaven het woud het donkere aanzien, vandaar de naam Zwarte Woud, en daarom waarschijnlijk dat ik het in mijn jeugd een troosteloze plek vond. Tegenwoordig probeert men zoveel mogelijk dennen te vervangen door loofbomen en op sommige plekken is dat resultaat al aardig te zien. Het woud glundert in talloze tinten groen. We zullen over 50 jaar nog eens terug moeten komen, dan staat het misschien al een beetje verder met het kleurenpalet dat ze hopen te bereiken.
Toen we aan ons Gasthof kwamen stond de hof vol motos... Maar liefst 10 motorrijders waren in mijn oord van stilte neergestreken! Ik heb toen wel aan de gastvrouw moeten uitleggen dat er iets mis wat met mijn oren, en ze vond het prima dat we buiten zouden eten. Onder ons tweetjes, met zicht op de bergen, smullen van asperges en hertengebraad met paddestoelen, gebakken appeltjes en spätzle. Om duimen en vingers af te likken! En we konden dat nog doen ook, want er was geen kip die ons zag zitten. Een ietwat koel, maar overheerlijk einde van een fijne dag!
De levenscyclus van de kokerjuffers verloopt als volgt:
ei > larve > pop > imago (volwassen insect)
Het larvestadium
Indien je in een rivier enkele stenen opvist en omdraait ontdek je zeer dikwijls kokertjes die op de steen geplakt zijn. In die kokertjes leven de larven van de schietmotten. Niet alle larvesoorten leven in een kokertje dat aan een steen gehecht is. Er zijn soorten die met hun kokertje rondkruipen over de bodem en tussen de planten. En er zijn ook soorten die geen kokertje hebben en die vrij op de bodem en tussen de planten rondkruipen.
Het popstadium
Naargelang het seizoen vordert sluit de larve haar kokertje af en gaat zich verpoppen. De vrij levende larven spinnen een cocon waarin de verpopping plaats vindt. Na 8 a 14 dagen bijt de verpopte larve haar koker of cocon stuk en zwemt als pop naar de oppervlakte. Sommige soorten kruipen langs plantenstengels naar de oppervlakte. Aan de oppervlakte gekomen kruipt de schietmot uit de pophuid en vliegt onmiddellijk weg.
Het volwassen insect of imago :
Kokerjuffers zijn gemakkelijk te herkennen. In rust vouwen ze hun vleugels als een dakje over hun lichaam. De vleugels zijn fijn behaard en glanzen niet. Ze rusten meestal in de bomen aan de onderkant van een blad. Kokerjuffers vliegen vaak in grote groepen vlak boven het wateroppervlak. In de vlucht ziet men duidelijk de vier vleugels, wat alleen ook bij de steenvliegen het geval is. De volwassen schietmot eet en drinkt en leeft twee a drie weken. Gedurende die periode wordt de vrouwelijke schietmot bevrucht waarna ze haar eitjes aflegt. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: al vliegend, op het wateroppervlak drijvend of door onder water te duiken en de eitjes op stenen of andere obstakels te deponeren.
Kijk nog eens goed. Ik betwijfel of het een glazenwasser, libelle of wat dan ook is. Het diertje leeft als een kreukel in een koker waar allemaal kleine keitjes op geplakt lijken. Het verlaat die koker niet. Hij draagt zijn huis constant mee en bij gevaar verdwijnt zijn lijfje er helemaal in. Ik weet natuurlijk niet of ge hem los kunt maken uit zijn koker want dat heb ik niet geprobeerd, zo'n dierenbeul ben ik niet. Ze leefden in een ondiep plasje van een zacht stromend beekje. Op sommigen hun koker zaten stukjes hout geplakt. Die aanzag ik eerst voor vleugels, maar het bleek enkel camoeflage te zijn. De dieren zijn behoorlijk sterk en nog vlug ook.
Misschien hebt ge op de vorige foto niet eens het diertje ontdekt. Hieronder een album van hem, waar hij telken groter opstaat om te eindigen met zijn portretje.
Aan boord van de Rosenwiller. Aan de oever van het Canal de la Marne au Rhin, in Gondrexange.
9. Er is iets niet pluis met deze sluis.
Ontwaken midden in de natuur is zalig. Zelfs al hoorden we buiten al de dierengeluiden ook regendruppels op het water vallen. De lucht was grauw en het weer zag er niet echt veelbelovend uit. We besloten eerst rustig binnen te ontbijten en dan plannen te maken. In onze kajuit was alles klam. De matrassen zijn uit rubber en daarover hadden we een veel te klein hoeslaken moeten draperen. Het was moesnat. Ik had wat close-ups van regendruppels en van een schitterende libel, die haar vleugels trachtte droog te trillen, zitten maken, gehurkt onder mijn paraplu. In t vuur van mijn enthousiasme had ik niet gemerkt dat mijn achterwerk onder de paraplu uitstak. Dus nu was ook mijn warme broek en de onderkant van mijn dikke vest nat. We zouden véél moeten laten drogen als er wat wind opkwam...
Het leek me niet de beste dag om een dierenpark te bezoeken, trouwens, we zouden er ook maar een halve dag kunnen blijven, want me moesten voor half zeven al terug door sluis 1 geraken. Naar het dierenpark kunnen we evengoed eens met de auto gaan, dus besloten we vandaag nog optimaal gebruik te maken van onze, ondertussen zeer slijkerige, Rosenwiller. We belden met de sluiswachter om te vragen hoe ver de volgende sluis was, want hij zou daar naartoe moeten rijden om ons te versassen, en hoe lang we dan verder door het bos konden varen tot aan een volgend sas. De man wou het met liefde en plezier doen, maar toen bleek dat we vanaf dit punt maar liefst 13 sluizen na mekaar moesten passeren hebben we al vlug van dat idee afgezien. Dat werd puur tijdverlies en op die manier geraken we nooit op vrijdagmorgen terug in Saverne. We besloten nog eens tot aan de brug van Albeschaux te varen en dan de terugtocht aan te vatten.
Toen ik gisterenavond met een vriend belde had hij me over een heel griezelige sluis van wel 15 meter diep verteld, die hier niet ver uit de buurt moest liggen. En dat doel fascineerde me ondertussen veel meer dan die natte wolven. We keken op de kaart, en als we niet naar het dierenpark gingen werd die omweg naar die sluis makkelijk haalbaar.
Terwijl Paul afwaste kon ik, als een koningin helemaal alleen, vanop het bovendek de boot besturen. Ik genoot met volle teugen van de stilte (boven hoort ge de motor amper), de vogels, de rust. Ge ademt hier puur bloemenparfum in. Al snel piepte de zon van tussen de wolken en voelde ik me echt in de hoogste hemel op mijn troon. Ik slaagde er al aardig in om mooi langs een oever te varen als er aan de overkant vissers zaten, en dat werd duidelijk geapprecieerd.
Aan sluis 1 werden we weer hartelijk verwelkomd door de vriendelijke sluiswachter. We vertelden hem dat we naar de sluis van Réchicourt wilden en hij vroeg of we daar niet bang van waren. Nee, natuurlijk niet, integendeel, dat moet een zalige ervaring zijn met zo'n klein bootje! De man waarschuwde wel dat we daar misschien zouden moeten wachten omdat die grote sluis niet gebruikt wordt voor één enkele boot. Logisch. Hij zei ook op te passen omdat daarna het kanaal veel breder wordt en we goed in het midden moeten varen want dat de zijkanten eigenlijk al vijvers worden. Te ondiep veronderstel ik. Mijn idee zag er opeens nog aantrekkelijker uit.
Het versassen ging als een fluitje van een cent, hoewel we deze keer stegen. Ik had de sluiswachter een touw mogen toewerpen dat hij rond een meerpaal geslingerd had en zo moest ik amper nog moeite doen om de boot stabiel te houden ondanks het binnenspuitende water. Eindelijk eens tijd om wat zinnige fotos van een versassing te maken. Toen de man zijn euro viel dat ik eigenlijk actiefotos had willen maken, zei hij spijt te hebben dat hij er niet meer druk had opgezet. Mja, dat is dan een gemiste kans, want onder toezicht van een man met vakkennis had ik het wel eens graag héél wild willen meemaken. Ik bedankte de man hartelijk en we voeren verder in een stralende zonneschijn.
Gisteren had ik in dit stuk van het kanaal iets gezien dat me heel droevig had gemaakt. Er dreef een opgezwollen kadaver van een hondje voorbij. En het beestje droeg een halsband. Ik was er zo van onder de indruk dat ik alleen verlamd toe kon kijken. Ik dacht alleen maar aan de gruwelijke dood die het dier gestorven was. De wanden van het kanaal zijn heel dieronvriendelijk. Ofwel bestaan ze uit steen ofwel uit verroeste metalen platen. Voor een dier dat in het water sukkelt is er geen enkele houvast... Vandaag keek ik uit of ik het kadaver nog ergens zag druiven - ik wou met mijn enterhaak naar zijn halsband vissen om te zien of er geen telefoonnummer aan zijn band hing om tenminste de eigenaars te verwittigen dat ze hun dier niet meer hoefden te zoeken - maar ik zag of vond het nergens meer. Misschien dat de sluiswachters het uit het water gevist hadden? Het zou best kunnen, want het was echt geen fijn zicht, en de staat zorgt er voor dat deze kanalen heel aantrekkelijk en goed onderhouden worden.
Iets later passeerden we weer het jachthaventje Houllion, het bolwerk van Grosse Caisse. Ik riep het arrogante ventje nog eens van harte mijn welgemeende fuck you toe. Maar ik vrees dat hij nog sliep. Aangezien we er toch niet even mogen aanmeren om een foto van het meer met de "duizenden" waterlelies te nemen besloten we met de piketten aan te leggen op 100 meter voorbij zijn heilige jachthaven. Bij het overboord springen kraste Paul zijn been en de serenade begon alweer... Voor mij hoeft het dan eigenlijk al niet meer, maar kom, nadat het been geamputeerd was (het aanbrengen van twee minuscule pleistertjes), zijn we de steile berm opgeklommen om... een stom meer te zien zonder ook maar 1 waterlelie. Wat een gedoe voor niks.
Aan de afslag, voorbij het merengebied, kozen we deze keer richting Nancy op weg naar de diepste sluis van Frankrijk, de griezelsluis van Réchicourt-le-Château. We meerden aan op een veilige afstand van de sluis. Ik had een ouderwetse, maar diepe sluis verwacht, maar in geen geval dit gigantische ingenieuze kunstwerk dat het hele vijvergebied domineerde. De sluis bleek bezet, er werd net een grote aak versast.
Naast onze ligplaats zag ik een enorme kikkerpoel waar een gekwaak van jewelste uit opsteeg. Ik wipte aan wal en begon de kikkers te zoeken, maar Paul legde net de motor stil en plots zwegen ze allemaal. En ik zag er geen ene. Via gaten tussen de gele en groene slijmerige oppervlakteplanten kreeg ik een inkijk in het oerwoud onder water. Een wirwar van lange fijnbladerige slingerplanten en dichte wasems van algen in vele niveaus. In die magische wereld zwommen kleine bruine visjes. Zelfs al zouden we niet door de sluis mogen dan was deze poel voor mij al de moeite van de trip waard geweest. Ik had er uren naar kunnen zitten turen.
Het personeel van de reuzesluis was ook alweer van uiterst goede wil. Als we een uurtje zouden wachten - tot er nog een boot kwam - versasten ze ons, en als we om 6 uur zouden terugkomen pompten ze ons terug omhoog. En weer hadden we geluk, de sluiswachter wenkte dat hij ons wel alleen zou versassen! Net op dat moment kwam er toch nog een boot aan. We voeren allebei de sluis in, de afdaling zou een half uur duren (volgens een plakkaatje) dus vond ik dit het ideale moment om iets te eten. Van een originele lunchplek gesproken.
Ik gooide mijn touw om een meerpaaltje, gewoon los (ik dierf het niet vastmaken omdat er al verhalen genoeg bestaan van mensen die hun boot vastbinden in een sas, en het water vervolgens begint te zakken en hun boot blijft hangen met alle rampzalige gevolgen vandien) maar de man legde uit dat dit een zeer speciale meerpaal was, hij zakte samen met de boot mee de diepte in! (Terwijl hij af en toe het geluid maakte van een bronstige olifant. Een laag geluid dat ver draagt en op vreemde manieren weerkaatst wordt in de enorme stenen put.) De sluis was echt geniaal gemaakt! In mijn ogen een nog boeiender bouwwerk dan de scheepslift. Onverwacht snel zakten we de dieperik in, de zon verdween van onze snoet, we daalden af in een grote grijze gleuf, we namen wat fotos van dit meesterlijke bouwwerk, mijn tafel stond gedekt, en... we waren beneden! Zestien meter lager. Een geruisloze operatie. (Op de bronstige olifant-meerpaal na.) Op amper een kwartiertje!!!
De enorme metalen poort werd langzaam omhooggehaald, de zonnestralen gleden de grijze sluis binnen en wij vaarden de zon tegemoet via een brede plas. Het vaargedeelte was afgebakend, het rechtse gedeelte bleek vijvergebied. De man had ons gezegd dat we rustig nog één of twee sluizen verder konden varen en dat we dan nog makkelijk tegen zes uur terug konden zijn om weer omhoog gehaald te worden. We kregen een zendertje mee zodat we op 50 meter voor een volgende sluis maar op een knop moesten drukken om de sluis in werking te stellen. Geniaal gevonden, die automatische sluizen, en heel makkelijk. Dachten we toen nog.
Achter de linkeroever van het kanaal, gescheiden door een dam, lag een enorme visvijver, het leek vanuit ons standpunt wel of de bomen in het water groeiden. Naast ons liep de oude reeks sluisjes waarvoor de supersluis de vervanging was. We konden ze spijtig genoeg niet zien omdat ze achter de rietkragen van het vijvergedeelte verstopt lagen. Ook dit kanaal, richting Nancy, was puur natuur. Schitterende bomen. Prachtige bloemenoevers. Grote vogels. Ik snap niet waarom ze bij Nichols dit deel minder mooi hadden genoemd. Samen met het andere bootje vaarden we de volgende sluis in, en toen liep het enigszins mis.
Na een druk op de afstandbediening openden de poorten zich maar hoe zeer we ook aan de fameuze blauwe stang duwden om ze te sluiten, er gebeurde niks. De poorten weigerden dienst. Er was duidelijk iets niet pluis met deze sluis. De mensen in de andere boot moesten naar Nancy, voor hen was het dus wel belangrijk dat ze verder konden varen, voor ons maakte het niet veel uit, wij moesten over een uurtje toch rechtsomkeer maken. De Duitsers namen de noodtelefoon en er vertrok onmiddellijk een sluiswachter om het mechanisme te herstellen.
Ik wou terugkeren, gewoon met de hand de boot achteruit uit de sluis trekken, maar Paul wou per se wachten op de reparateur. Totaal zinloos, want we zouden over een half uur toch terug moeten keren... Na een kwartier zag hij de zin van mijn redenering in en mocht ik dan toch overboord wippen om de boot terug uit het sas te slepen. Ik ging dus op wandel met mijn boot als met een overmaatse hond, trok hem op snelheid omdat ik hem langs die open sluispoort moest slepen, wipte op de deur om hem uit het sas te leiden en net op dat moment schiet de sluis in werking en beginnen de deuren zich te sluiten. Gelukkig zat Paul nog aan boord, ik gilde : Motor aan en gas geven!!!!, deze keer begon hij niet te argumenteren en gaf hij gas, anders hadden we met onze achtersteven tussen die deuren gezeten. Een kapitale fout van de in der haast opgebelde sluiswachter, die gearriveerd bleek zonder dat ik hem gezien had, omdat ik mijn boot voorsleepte met mijn rug naar het sashuisje! Die man had toch moeten zien dat ik de boot terug in het kanaal aan het trekken was? Waarom drukt hij net op dat moment op zijn knopke en roept niet eens?? Ge zoudt toch denken dat zon man eerst de situatie in zijn sluis eens bekijkt alvorens iets in werking te zetten?? Enfin, het was goed afgelopen. Maar ik was wel zo gefrustreerd dat ik ben beginnen afwassen. En geloof me, daar moet ik nijdig voor zijn.
Anderhalve kilometer verder kwamen we weer aan een sluis, maar nu was het echt wel tijd om terug te keren. Gelukkig bleek de kapotte sluis nu wel te werken en hadden we de tijd om aan te leggen aan het begin van de reeks oude sluisjes. Stom genoeg legden we onze boot aan aan de verkeerde oever. We dachten over een roestige ijzeren brug te kunnen wandelen die naar de ruïne van het oude sluishuis leidde, maar die weg was versperd. De brug was kompleet doorgeroest. Jammer want ik had die verzameling industriële archeologie graag eens van dichtbij bekeken. In plaats daarvan zaten we dan maar op een dammetje van het uitzicht te genieten. Een wijds uitzicht op de meren, onze boot, en heel in de verte het reuze sluisgebouw.
Tegen zes uur legden we braaf terug aan aan de moeder aller sluizen. Haast onmiddellijk kwam er een boot vol zatte Duitsers uitgevaren en mochten wij er in. Helemaal alleen! Dat was pas écht indrukwekkend. De sluis wordt vol water gepompt via een tiental enorme gaten in de bodem. Eens de valpoort neergelaten begon het water in dikke, broesende bobbels en draaikolken ons bootje te omspoelen. Machtig! Wij lagen daar te dobberen als een speelbal onderin een diepe grijze schacht. Het water stuwde ons omhoog en enkele meters hoger werd het water rustig, en stegen we zacht op tot het niveau van het kanaal. Boven kwam de sluiswachter de afstandsbediening terug ophalen en genoot zichtbaar van het plezier dat wij aan ons avontuur beleefd hadden.
We legden even aan aan de kikkerpoel en eindelijk zagen we snoetjes, en soms hele kikkers, tussen het drijvende groen zitten. Het waren geen groene kikkers maar felgekleurde. Het leek wel familie van de boomkikkers. Op deze plek bevond zich ook het oude jaagpad dat naast de in onbruik geraakte 6 sluisjes liep. We besloten er in het gouden avondlicht eentje te bezoeken, maar het was zo fascinerend dat we er wel drie gaan bekijken zijn.
Van het oude kanaal schoot weinig over, het was een soort moeras geworden, ook al groeien er zelfs grote bomen in, maar de half vergane, volledig verroeste sluisdeuren bestonden nog. Ze zijn kompleet overwoekerd door 50 jaar ongelimiteerde plantengroei, maar dat maakt het net zo mooi. Zet er enkele apen bij en ge voelt u in Jungle Book! De oude muren vertoonden grillige tekeningen van afgezette kalk. Ook de meerpaaltjes - net uit de kluiten gewassen paddestoelen - stonden nog op de rand van de 10 meter diepe afgronden. Het was een symfonie van groen, grijs en roestbruin. Alles leek er organisch met mekaar verweven. Het oude metaal had evengoed een plant kunnen zijn, een omgevallen boom een deel van de sluis. Ik besloot door het dichte struikgewas van de steile helling naar beneden te wriemelen om de restanten van de deuren vanop waterniveau te kunnen fotograferen. Best een hele klus, maar zeker de moeite waard. Het had een ideale setting kunnen zijn voor een film van Indiana Jones, of een of andere spookfilm. Met mijn ene voet ingegraven in de dikke humuslaag van de helling en de andere op een gevallen boom kon ik op de duur langs onder in de sluis kijken. Vanuit dit kikkerperspectief was het nog impressionanter. De zurige geur van mos en oude steen vulden mijn neusgaten. Ik hoorde alleen het gezoem van insekten, het gekraak van dode takken onder mijn voeten, en het gekabbel en gedrup van water. De enige dissonant was mijn echtgenoot die ergens ver boven me stond te roepen : Waar zijt ge?!! Kom naar boven!! Nu!. Gevolgd door een paar vloeken. Maar op vloeken antwoord ik toch niet dus ik nam rustig verder fotos van de klimop die een alternatief raderwerk voor de sluizen aan het weven was. Intens mooie plek. Het kostte me wel wat moeite om terug boven te geraken, ik moest het voorzichtig aan doen, niet zozeer voor mezelf als wel voor mijn vriend zijn Nikon. Eens terug boven, in het hoge gras, werd er plots een lading insecten wakker. Langs alle kanten begonnen ze te steken. In snelwandelpas moesten we terug die twee kilometers door het bos tot aan onze kikkerpoel en onze boot. Ik heb nog nooit zo snel gewandeld. Voornamelijk omdat ik dringend een bezoek aan een toilet moest brengen, en mijn arme billen niet aan deze dolgedraaide insektenwereld wou overleveren.
In de avondzon vaarden we verder over het rustige kanaal. Geen idee waar we zouden slapen. Sluizen waren er op de eerste 30 kilometer toch niet dus we waren zo vrij als vogels. Hoog op ons nest boven op onze boot. Na anderhalf uur, net na zonsondergang, wilden we stilaan aanmeren. Ondertussen al dik ingeduffeld, als vogels met hun pluimen rechtopstaand, en ongeveer bevroren. Onze handen tintelden van het stuur vast te houden. De avonden zijn hier al even koel als de ochtendstond. We hadden natuurlijk ook het roer in de kabine kunnen gebruiken maar de kleuren van de zonsondergang en het halve uur daarna waren te mooi om te missen door onder in de kajuit te gaan zitten. We hoopten in Gondrexange enkele meerpalen te vinden maar die bleken er niet te zijn, dus vaarden we verder tussen weiden vol koeien en paarden, en besloten daar onze piketten maar in de grond te slaan. In een vage geur van koeienmest installeerden we ons voor de nacht. Op de linkeroever lag een breed geasfalteerd fietspad, dus kozen we voor de rechterzijde waar tussen het kanaal en de weiden enkel een aarden jaagpad lag. De grond was er heel geschikt om de piketten in te hameren.
Paul begon onmiddellijk aan het eten en ik zat in de duisternis te schrijven. Genietend van alle geuren en zachte dierengeluiden. Net toen we doodmoe aan onze cassoulet met gebakken aardappeltjes zaten zagen we twee koplampen opdoemen. Op onze oever! We renden naar buiten om te vermijden dat die auto over onze piketten zou rijden, maar het bleek iemand van de dienst voor waterwegen en hij reed netjes naast onze piketten en stopte niet eens. Even was ik bang geweest dat we zouden weggejaagd worden, maar dat was dus gelukkig niet het geval. Als dat gebeurd zou zijn weet ik niet wat we gedaan hadden... We waren allebei kapotmoe, en om 11 uur s avonds nog een andere aanlegplaats te moeten gaan zoeken?... Ik mocht er niet aan denken! Als ze ons dat aangedaan hadden denk ik dat ik de trossen gewoon had los gegooid en de boot had laten afdrijven. Dan zouden we 's ochtends pas op een verrassende plek wakker geworden zijn. Dat snode plan moest dus goddank niet uitgevoerd worden.
Onze pijp was echt uit. Zestien uur aan een stuk hadden we gevaren, gewandeld, en tientallen keren op en neer naar ons stuurdek geklommen (op mijn volgende boot wil ik een intercom), met een lunchpauze van een kwartiertje - onderin de diepe sluis - waarin we niet eens onze boterhammen hadden kunnen opeten, omdat we veel sneller beneden waren dan verwacht. Gelukkig heb ik ondertussen geleerd om tegelijkertijd te eten, te sturen en te fotograferen. Geef me nog een weekje en ik kan varen. Maar of ik dan nog leef weet ik niet.
We zijn overal veel sneller geraakt dan ze ons verteld hadden, en we hebben minstens dubbel zoveel gezien als verwacht. Hopelijk hebben we nog genoeg benzine... Anders staan we er morgen bleek op. Ik zie me die boot al 50 kilometer langs de oever naar Saverne trekken...
Aan boord van de Rosenwiller. Albeschaux, aan de oever van het Canal des Houillières de la Sarre.
8. Van Kapitän Von Trapp naar Kapitein Haddock.
Na een zalige nacht (ik slaap altijd heerlijk op boten) werden we wakker en besloot Paul eitjes te koken, om hier, beneden in de bocht van de Plan Incliné, te ontbijten. Ondertussen zag ik de scheepslift naar beneden komen en besloot we eens met de sluiswachter te gaan praten. Hij wou ons, als we er zin in hadden, direct mee naar boven nemen, en het bleek volgens hem geen probleem om daar te ontbijten. We waren helemaal niet verplicht direct verder te varen, zoals ons verteld was. Ik hoste dus snel terug naar de boot en haalde Paul ertoe over de eitjes hard te laten koken en eerst de lift te nemen. Ik vreesde dat we wel eens lang zouden moeten wachten als we ons vertrek uitstelden. Dus trossen los en wij met onze Rosenwiller de liftbak in. Als enige. De enorme contergewichten sleepten ons zachtjes naar boven. Heel het gebeuren duurde amper 5 minuten en we lagen goed en wel boven. Eertijds waren er 17 sluizen voor nodig om deze 45 meter hoogteverschil te overbruggen! Onze eitjes waren indertussen hardgekookt en nu konden we aan de licht gekookte beginnen. Het was een veel fijnere plek om te ontbijten omdat we hier niet vlak aan een baan lagen.
Er was veel kookgerief aan boord maar eierdopjes hoorden daar niet bij. Niet getreurd, dan losten we dat toch op zoals we dat 30 jaar geleden deden : met twee wc-rollen waarin we onze eieren planten. Ik haalde twee rollen uit de badkamer, zette Paul zijn eitje in de ene, en ploef het ei viel er gewoon door. Er bestaan dus blijkbaar Franse en Belgische maten in wc-rollen. Gelukkig vond ik nog twee geschikte rollen. Het is bovendien een schitterende "serving suggestion" voor een ei. Men neme eerste enkele repeltjes toiletpapier, drapere die over de bovenzijde van de rol maar men late het gat vrij. In het gat komt het ei, en tussen de lagen papier steke men het lepeltje en het zakje zout. Origineler hebt ge uw ei nooit opgediend gekregen, en de bovenlaag toiletpapier is achteraf uw servet.
Na de scheepslift was de volgende "hindernis" die we moesten nemen, een tunnel van 3200 meter. Daar lagen we wel een tijdje voor het rode licht, omdat er eerst zes andere boten door de enkelrichting tunnel moesten terugvaren. In de tunnel rook het het heel fris naar bemoste stenen en water, een geur die ons door een frisse bries werd toegewaaid. De sfeer leek een kruising tussen een bezoek aan ondergrondse grotten en de ruien van Antwerpen. De gele natriumlampen gaven het geheel tegelijk een spookachtige en toch feeërieke sfeer. De tunnel was kaarsrecht, we konden dus de hele tijd ofwel een klein holletje voor ons, ofwel achter ons zien. Het was totaal niet beklemmend, de tunnel was zelfs zo hoog dat we op ons dak aan het stuur konden zitten.
We waren de tunnel amper uit of we moesten een volgende binnenvaren. Deze was amper enkele honderden meter lang. In ons vaarboek staat als één van de belangrijkste eigenschappen van de schipper "geduld", in dit seizoen werd dat helemaal niet op de proef gesteld, maar ik vrees dat het in het hoogseizoen wel een zeer nuttige deugd moet zijn. Alleszins, bij het verlaten van de tunnel had ik alvast een nieuw potje thee gemaakt. Met verse munt. Want het eerste wat ik aan boord zette bij het inschepen in Saverne was een potje met een muntplant. Decoratief, huiselijk, lekker en nuttig. Wel grappig : eitjes koken in een scheepslift, thee zetten in een tunnel.
Naast het kanaal lag een treinspoor en de machinist was zo enthousiast en vriendelijk om naar de bootjes te toeteren. In mijn oren klonk dat natuurlijk alles behalve vriendelijk, dus moesten de oordopjes weer bovengehaald worden. Na het sluizengedoe en de tunnels waren er tijdens de volgende 32 km geen obstakels meer in het vooruitzicht. Ik dacht dus eindelijk een rustige dag te hebben (de oude droom van lekker zonnen en schrijven op het dek sudderde nog altijd na in mijn achterhoofd), maar niks was minder waar. Het kanaal waarop we voeren was druk. Allemaal plezierbootjes en de meeste schippers bleken ook niet meer dan amateurs. Het was een gesukkel van jewelste. Boegen die alle kanten uitwezen terwijl we toch eigenlijk allemaal gewoon rechtdoor moesten varen, ieder in zijn eigen richting bij voorkeur. Bij momenten leek het op een zigzagkoers tussen onzichtbare paaltjes. En wij waren zeer enthousiaste deelnemers. In het begin was ik nog echt bang om de boot te beschadigen maar dat moest ik op de duur opgeven.
Ik denk dat Paul een paar tegenliggers een halve hartaanval bezorgd heeft met zijn gekke onverwachte manoevers. Op de duur sprong ik al maar van boord om de boot met touwen tegen te houden. Het handvat van de enterhaak schiet telkens van de stok, dus die is ook waardeloos. Ik sleurde me een ongeluk om dat gevaarte vanaf te wal proberen te temmen terwijl Paul als een rijder op een rodeostier boven op het dek zat te draaien aan dat wieleke. Bij momenten was het gewoon hilarisch : de kapitein zit boven gas te geven en de matroos tracht te boot vanop de wal met een touw tegen te houden... God zij dank voor de uitvinding van de meerpaal. Nee, de samenwerking was niet optimaal te noemen, en dat is dan nog een under-statement. Hij kent nog minder van boten af dan ik, maar hij is nog net iets eigenzinniger. Een wel heel slechte combinatie voor dit avontuur waar alles rond teamwork draait, zeker als ge al maar met zijn tweetjes bent om de zaken in euh, rechte banen, te leiden. Op reis in de natuur noemen we mekaar meestal 'Kobe' en 'Zulma', maar nu was het 'Kapitein Haddock' en 'Griet Piraat' geworden.
De meeste schippers blonken uit door onervarenheid en schrik. Sommigen stuurden hun boot ijlings de oever in als ze een tegenligger zagen, waarna ze hem krampachtig met hun stokken aan de wal probeerden te houden. Waarna ze er vanzelfsprekend niet meer van losraakten zonder kompleet uit koers te raken. In die schippers hun ogen moet onze boot op een territoriale, wilde stier geleken hebben, eentje die halstarrig de doorgang tot zijn eigen weide wilde vrijwaren door over de hele breedte van het kanaal van rechts naar links te springen. Als verdediger van een middeleeuwse vesting zou mijn echtgenoot zeker geen slecht figuur geslagen hebben. We passeerden een "chantier naval" en ik nam alvast nota van de ligging, want dat zou nog wel eens een nuttig adres kunnen zijn.
Het vrij rechte kanaal was omzoomd door bossen en oevers vol wilde bloemen. Gesteld dat men de tijd had om ervan te genieten zou het heel mooi geweest zijn. Het zou dan als een soort zittend wandelen door een schitterende dreef aangevoeld hebben. Nu moesten we vooral op andere boten letten, zeker bij de versmallingen. Foto's nemen was een ramp want ik kon niet cadreren aan 8 per uur, en Paul wou nergens stoppen. Simpelweg omdat hij niet kón stoppen. Maar hij zat nog in een fase dat hij dat niet wilde toegeven.
Ondertussen speelde zich binnen nog een ander gesukkel af. Alle electrische dingen moesten opgeladen worden, dat kan alleen als de motor draait, niet 's nachts dus. Fotobatterijen, Pandora, de notebook, de videocamera, de gsms... alles hing aan draadjes aan een grote stekkerdoos, die via een 12 volt /230 volt converter aan de sigarenaansteker op het dashboard van de boot hing. Ondertussen probeerde ik toch mijn reisverhaal te schrijven op de kleine notebook maar dat liep ook helemaal mis. Het leek wel hoe meer ik schreef, hoe meer stukken tekst ik kwijtraakte. En maar "saven" en nog eens "saven" en ondertussen bleken er al heelder brokken tekst in het niets verdwenen. Gelukkig had ik eergisteren de kladjes van mijn reisverhalen al naar mijn vrienden doorgestuurd en op mijn blog voorgeprogrammeerd, dus op die manier kon ik ze nog altijd terug opvissen als ik thuis kom. Niettemin was het stom, want nu had ik eindelijk eens tijd en zat ik in een heel mooie omgeving om te typen, en nu kon het niet. En om boven naast mijn vloekende kapitein Haddock te gaan zitten had ik geen zin.
Paul was gefrustreerd omdat die boot niet deed wat hij wou, ik was gefrustreerd doordat mijn computer mijn leven zo zuur maakte. Uiteindelijk klapte ik het ding dicht en haalde net als vroeger notaboekje en bic boven. Diep ongelukkig omdat ik weet, van vorige trips, dat die nota's dan nooit uitgeschreven worden eens ik thuis ben, en dat dan het hele reisverhaal in de vergeethoek geraakt omdat er één of twee hoofdstukjes ontbreken... Op Pandora typen ging ook niet want die was leeg en trouwens, als ze vol is gaat haar arme oude batterij nog maar een dik half uur mee, dus die spaar ik liever om 's avonds de foto's op te laden.
Uit pure ellende ging ik uiteindelijk toch maar mee boven op de brug zitten om af en toe het stuur eens over te nemen. Maar ik bracht er ook niks van terecht. Ik veroorzaakte zelfs paniek bij eenden aan 8 kilometer per uur. Als we voor de zoveelste keer weer eens omgekeerd of dwars in het kanaal gesukkeld waren door een ontwijkmaneuver werd Paul heel boos, en misschien maar best, want anders had ik de slappe lach gekregen en was niet meer bijgekomen. Als hij boos wordt klap ik dicht, maar doe ik nog wel mijn best om de zaak mee te redden. En dat is misschien wel wijzer dan dat ik mij slap van de lach ter plekke laat neervallen om te liggen gieren. Maar prettig is het daarom niet. Ik vond het al bij al een wreed stressy bedoening, en het gaf zeker niet de rust die ik verwacht had, integendeel, elke spier in mijn lijf was gespannen. En dan ook nog geen troost kunnen vinden in mijn typdoos... Niet fijn. Nee, geef mij dan maar de ruimte. Een zeilboot op volle zee ofzo.
Aan een aanlegsteigertje zagen we onze Limburgse collega's weer en die mensen hadden het ook niet onder de markt. De man had een beenspier gescheurd met over boord te springen. Veertig jaar had hij naar deze tocht uitgekeken en nu had hij teveel pijn om te kunnen fietsen of wandelen... We leenden hem even onze geliefde Flexium-gel in de hoop dat die wat verlichting zou brengen. Het is weer een reisje waar Flexium goud waard is. We spraken af wat foto's van mekaar te maken als we elkaar onderweg tegen kwamen en ze later door te mailen. Ze vertelden dat ze gisteren al aardig wat gekke foto's van ons hadden toen ze telkens achter ons in een sluis lagen. En ze waren heel blij dat wij met onze brede boot altijd de instromende vloedgolf getrotseerd hadden en hun zo uit de wind, in dit geval uit de stroming, gezet hadden met hun kleine bootje.
In de namiddag legde Paul de boot een uurtje aan om te proberen het onmogelijke tekstprogramma dat op mijn kleine notebook computer staat terug te ontwarren. Het is een heel frustrerend dingetje. Zijn shift en delete-toetsen staan op andere plaatsen dan op Pandora, en 1 knopje verkeerd klikken en heel het uitzicht van het blad verandert, om nooit meer goed te komen. Dat, in combinatie met het ongewone tekstprogramma, maakt het ding nog meer tot een kwelling. En ik kan niet zonder, want het grootste plezier van mijn vakanties zijn schrijven en fotograferen.
In het kleine, muisstille dorpje Xouaxange was weinig te zien, maar gewoon eens weg zijn van de boot, en vooral van de al even onbestuurbare notebook, was een verademing voor ons allebei. Xouaxange is niet alleen de gelukkige bezitter van een onuitsprekelijke naam, maar ook van een ruïne van een kasteel. De kleinste ruïne die ik ook gezien heb. Twee morzels muur. Gelukkig stond ze wel midden in een stralende bloemenweide. Hun andere bezienswaardigheid was een kerkje met een ronde toren. Op zich niet zo indrukwekkend maar de details van sommige glasramen waren dat wel. Zó fijn uitgewerkt! De afgebeelde engeltjes leken wel echt te zweven op het zonlicht dat door het gekleurde glas viel. Op het kerkhofje viel me op dat alle graven in marmer waren en dat ze propvol stonden met herdenkingsplaatjes. Ook in marmer. En dat blijft hier allemaal staan! Bij ons zou dat al lang gestolen zijn.
Toen we terug aan onze boot kwamen bleken de Limburgers net aangemeerd. Ze waren in het dorp een apotheek gaan zoeken maar dat had tot niets geleid. Zelfs de bakker komt hier pas om 5 uur terug uit zijn middagdutje. En dan moogt ge uw brood bestellen... voor de volgende dag.... Omdat ik echt wel een dipdag had bakte Paul pannenkoeken en de geur verspreidde zich zo ver dat ik vreesde dat vanavond iedereen in Xouaxange pannenkoeken zou gaan bakken.
Aangezien hier toch geen mens te zien was, we helemaal alleen net buiten het dorpje lagen, iedereen daar blijkbaar zijn siësta hield, stommelde ik aan boord rond in mijn ondergoed. Netjes sober grijs, maar toch. En ineens kwam er een soldaat aangerend, wapen in de aanslag, zijn snoet met camouflagekleuren beschilderd! Hij liet zich, ploef, naast onze boot achter een boom vallen. Plots kwam er een tweede aanrennen en die liet zich, ook met geweer en al, achter de struik voor ons vallen. Wat mijn brein toen op een paar luttele seconden te verwerken kreeg... De eerste ogenblik vond ik het nog normaal. Ik ben die situaties in Sri Lanka al die jaren zo gewoon geweest. Plots bedacht ik dat ik helemaal niet in Sri Lanka was maar in Frankrijk!! Ik dacht dat ik hallucineerde. En toen kwam er een derde, en een vierde, en een heel peloton. Ik stond als een verstijfd konijn op het achterdek van mijn bootje. Mijn brein draaide spiraaltjes. Ik riep naar Paul : "Schat! Euh... ziet gij ook soldaten?...", en goddank hij zag ze ook. Het was dus echt. Ik voelde me opeens op vakantie in Sri Lanka. Echt een surrealistisch maar heel geestig moment!!
De commandant van het peloton kwam doodgemoedereerd een babbeltje maken en had dolgraag een stukje willen meevaren, maar hij moest tot zijn grote spijt zijn miliciens verder gaan opleiden. Voor mijn part had heel die bende een lift kunnen krijgen. Het zou niet de eerste keer zijn dat we wat tot de tanden gewapend volk in onze auto hebben zitten, dus waarom niet op een boot? Al na vijf minuten bleek de oorlog voorbij, of was het wapenstilstand, want heel de bende zette zich aan een van de houten picknicktafels op de oever en begon op zijn gemak naar ons afmeren te kijken.We vaarden weg en ik werd, in mijn grijze ondergoed, vrolijk uitgezwaaid door een heel peloton gecamoufleerde soldaten. Te gek voor woorden.
Onderweg vaarden we langs een enorme cementfabriek van Holcim. Gigantisch en geen arbeider te zien. Gelukkig want ik zat aant roer boven op het dek nog altijd in mijn ondergoed. Maar kom, op Ellaidhoo ging ik daar ook al wel eens mee zwemmen en geen mens die t verschil met een bikini merkte.
Een beetje later kruisten we een bootje met Fransen. Met geheven wijnglas groetten ze ons met de woorden : Fraternité, Egalité, et...? Ik wist het derde woord van hun wapenspreuk niet meer maar de man hielp me direkt verder : Santé! We schoten in een daverende lach. Het was ook heel plezant dat iedereen telkens naar mekaar zwaaide als er gekruist werd. Op de meeste boten zat er wel véél meer volk dan twee man. Maar kom, ze sukkelden even hard, ze schenen het zich alleen niet zo aan te trekken. Waarschijnlijk omdat op elk dek wel ettelijke flessen wijn of vaatjes bier te zien waren...
Af en toe kwamen we nog wel eens een tegenligger tegen, maar die bleken al even bang als wij. Sommige vertraagden zodat hun boot ook onbestuurbaar werd. Anderen doken het riet in. We zijn hier precies allemaal zondagsvaarders op dinsdag. Het lijkt wel of niemand er iets van kent. Aangezien we door te proberen achterwaarts te varen altijd ongewild een volledige cirkel maken, is dat nu ons systeem geworden om te draaien. Een boot blijkt trouwens een heel kleine draaicirkel te hebben. Uiteindelijk weten we nu ook dat als we niks doen, en het roer gewoon recht laten staan, we ook traag maar zeker een volledige draai maken. Raar maar waar. We vrezen dat de schroef niet recht gemonteerd is, ofwel dat wij ze al een beetje te dikwijls geramd hebben. Dat is ook niet onmogelijk. Eigenlijk is het toch wel heel stom van Nicols dat ze ons niet, al was het maar een klein beetje, les hebben gegeven in varen. Bijvoorbeeld "achteruit varen". Ze hebben zelfs niet eens geleerd hoe aan te meren. Gewoon : In dit bakje liggen de piketten en de hamer, "achter dit luik ligt de 'passerelle' voor als ge te ver van de oever aanlegt" en dat was het dan. Gelukkig heb ik ooit zeilles gehad en kan ik tenminste wat knopen leggen, maar ik vraag me af hoe mensen die nog nooit gevaren hebben, en dan zon ding huren, zich redden. Ik zag boten die waren vastgelegd met een soort strikje, als was het een doosje Leonidas-pralines. Ik denk dat hier veel ongelukken moeten gebeuren...
Het kanaal liep hier tussen twee enorme vijvers. Heel raar om op water te varen dat op een hoger niveau ligt dan het water naast u. Het fijne was dat we hier haast geen boten meer tegenkwamen. We waren ook veel sneller veel verder geraakt dan verwacht. Ik kon niet over de berm van de rechtse vijver kijken, de dijk was te hoog, maar op het einde lag een jachthaventje. We wilden daar even aanmeren om eens op die dijk te kunnen gaan kijken en wat fotos te nemen. Toen we de kade nog maar naderden kwam er uit het niets een dik, rood aangelopen ventje aangedabbeld, dat ons onmiddellijk toeriep of we hier kwamen slapen en dat het geld zou kosten. Ik zei dat ik gewoon even een foto wou nemen en binnen vijf minuten terug zou doorvaren, maar hij liet me zelfs niet uitspreken. Ondertussen zat Paul van de hand Gods geslagen op zijn hoge troon en die was zo van zijn melk dat hij afdreef naar een jacht achter ons. Die vent maar brullen tegen Paul dat we ook voor een foto moesten betalen, en ik maar gillen tegen Paul : Gas geven! Vooruit!!! Ge gaat botsen met uw achterste!!! Chaos alom. Ik schoot in een Franse colère en brulde een welgemeende fuck you naar dat ventje en hoewel mijn Frans dramatisch is kwam er tot mijn opperste verbazing toch onmiddellijk een gepast scheldwoordje uit mijn mond : Fuck you! Grosse caisse!!! We schaterden het uit door deze plotse inval en uitval.
Maar ik was door dit voorval toch wel een beetje triest, want alle andere mensen die we al tegengekomen zijn waren echt vriendelijk en heel behulpzaam. Het was ook wel stom dat we niet mochten aanleggen want we wilden in zijn winkel een vaarkaartenboek gaan kopen, omdat ze dat bij Nicols hadden vergeten mee te geven. Nu zaten we hier te worstelen met een carnet van 12 cm dik met kopiëen van kaarten, maar we waren zo snel opgeschoten dat we al van de kaart afgevaren waren...
We kwamen eigenlijk nog maar weinig boten tegen, en de Belgische mensen bleken al op de terugweg want die waren eten vergeten in te kopen in Saverne. We konden moeilijk onze halve ijskast meegeven want zelf gingen we naar natuurgebieden waar dorp noch winkels te vinden zijn. Eens we de afslag naar de vijvergebieden ingeslagen waren voelden we ons helemaal alleen op de wereld. En totaal van de kaart dus. Rond half zeven kwamen we aan een sluis, de eerste met een sluiswachter. We meerden aan op de bangelijkste wijze denkbaar. Paul vloekte dat het tot een halve kilometer ver te horen was, (een echte Kapitein Haddock waardig) gelukkig wonen hier alleen vogels, vissen en insecten. En die sluiswachter dus.
De sluiswachter van Sluis 1 is tegelijkertijd ook de laatste. De sluizen die hierna volgen zijn noch bemand noch automatisch, dus moesten we nog verder willen dan moeten we de sluiswachter telefoneren en dat komt hij ons verder versassen. Echt een heel toffe man.
Het versassen ging deze keer vrij vlot (OK, mijn enterhaak was voor de zoveelste keer van zijn handvat geschoven en hing weeral aan een ladderke in de sluis, dus ik kon hem weer gaan redden), en dat kwam omdat we deze keer niet naar boven versasten maar wel naar beneden. Het water kwam niet in de sluis gespoten, het water in het sas zakte rimpeloos en snel. Maar... de sluisdeuren gingen niet open! Ik denk dat ze niet veel gebruikt werden want de man moest er manueel een paar flinke tikken op gaan geven alvorens ze wilden opendraaien. Mja, we waren precies ver van de bevaarde wereld geraakt. De man gaf ons ook nog de goede tip om over een drietal kilometer aan te meren, dan konden we de volgende ochtend makkelijk met de fiets naar het dierenpark met de wolven, "Sainte-Croix" in Rhodes, rijden. Misschien horen we vannacht de wolven wel tot hier huilen?...
We volgden het kanaal met aan één zijde een rijke rietoever met gele lissen, de andere zijde was een dreef met bomen met daarachter weiden met koeien en schapen. Er zat zowaar een ooievaar tussen. De enige geluiden die we hier hoorden kwamen van koekoeken, een boel andere vogels, kikkers, en af en toe een vis die opsprong. Er zweefden dikke reuzelibellen van bloem tot bloem, en bloemen groeiden hier in overvloed. Ik wist niet dat seringen (of toch iets soortgelijks) heuse bomen van 10 meter konden worden, maar hier stonden ze voor mijn neus en roken heerlijk.
Langs de rietoever zag ik plots een randje bemost beton van 10 meter en dat leek me de ideale plek om aan te meren. Op die manier moesten we onze loopplank niet boven halen om aan wal te gaan en onze piketten in de grond te hameren om de boot vast te leggen. Eerst trachtte ik de boeg vast te leggen aan een uitstekend stuk hout maar het was te kort, het leek me niet veilig. De piketten kwamen er dus al aan te pas. We vonden zelfs een netelvrij plekje om ze in de grond te rammen. Kortom, we lagen perfect. Idyllisch.
Ik was kapot moe en hoopte wat op het dek te kunnen zitten schrijven maar daar stak "de Grote Sluiswachter van Hierboven" een stokje voor. Net toen alle touwen geknoopt waren en we ons wilden nestelen voor onze aperitief begon het te druppelen. Fijne cirkeltjes op het water en in de verte bliksemschichten... En ons zonnedak blijkt enkel dat te doen wat het woord zelf zegt. Water houdt het niet tegen. Dus zaten we van onze kaas en olijven te knabbelen onder een paraplu. Net geen loze vissertjes, wel loze vaardertjes.
Het muntplantje op onze terrastafel is al een rustplekje voor menig mooi insect geweest. Een libel heeft er al op zitten poseren en daarna kwam een sjieke spin met een langwerpig lijfje van wel een centimeter, er draadjes op spinnen. Dit stuk van de kanalen is echt nog meer natuurparadijs dan ons beloofd was.
Terwijl ik trachtte al mijn notas en restjes schrijfsels terug aan mekaar te breien maakte Paul het eten. Onze menukaart bestaat nog uit cassoulet met gebakken aardappeltjes, couscous met groenten of spagetti met tomaten en kruidensaus. We kozen voor het laatste. De desserten kozen we wel naderhand. En de dessertkaart was nog zeer uitgebreid.
Aan boord van deRosenwiller Plan Incliné, Lutzelbourg.
7. De boottrekster van de Wolga.
Gisterenavond, met het snelle internet, geraakte ik niet in mijn bed. Het was zo plezant weer eens met mijn vriendinnen te kunnen spelen... s Morgens moest ik er wel uit, want vandaag zou ons bootavontuur beginnen. Na een hartig buiten-ontbijt gingen we ons aanmelden bij Nichols in Saverne om het papierwerk te doen. Voor bootjes korter dan 15 meter is geen vaarbrevet nodig. (Ik dacht dat wat gezond verstand, en een flinke portie geduld voor de sluizen, voldoende zou zijn. Hoe zou ik me vergissen...)
Om 14 uur zou een van de techniekers ons met de boot leren omgaan, maar na t invullen van de papieren en de betaling rond 11h30, kregen we de sleutels en mochten we hem al laden. Een fijne tijdswinst. Nog snel wat boodschappen gedaan in de buurt, de nodige bagage netjes over de vele kleine vakjes verdeeld, de ijskast volgeladen, en we stonden vertrekkensklaar.
Paul ging de auto op het terrein van de maatschappij parkeren, en ondertussen kreeg ik alvast de uitleg waar de gas, het anker, de enterhaken, de reddingsvesten, de piketten en de hamer (om aan te meren in volle natuur), en nog veel meer verborgen zaten. Ik was heel blij dat Paul terug was toen de vaarinstructies gegeven werden, want mijn kop liep al over van de informatie. Het besturen van de boot bleek (in theorie dan toch) heel eenvoudig.
Achteruit en vooruit, naar de toerenteller van de motor kijken, en de stand van het roer in de gaten houden. Zonder enige overschakeling kan de boot vanop het bovendek bestuurd worden, of van in de kajuit. Hopelijk blijft het goed weer en hebben we de ruitewissers niet nodig en kunnen we sturen in open lucht. Op het bovendek zitten we hoog en droog, en hebben we een heel goed uitzicht.
Het fornuis, de oven, het kookstel, de koelkast en de diepvries werken op gas. De kajuit is heel ruim ingericht, een halfronde zetelbank rond een tafel, en de keuken aan de andere zijde. Langs alle kanten hebben we grote ramen die open kunnen. Onze achterdeur is een schuifdeur van waar we naar ons terras kunnen. Daar staat nog een ronde tafel en twee stoelen onder een zonnetent. En onze twee fietsen. In de boeg van de boot bevindt zich de slaapkamer en het toilet met lavabo en douche. Functioneel en praktisch. Alles is heel ruimtebesparend en ergonomisch ingericht. Het is de Duo, het laatste nieuwe model dat Nichols gefabriceerd heeft. Hij is ongeveer 7 meter lang en 3 meter breed. De snelheid is begrensd op 8 kilometer per uur, de maximum toegelaten snelheid op de Franse kanalen.
Toevallig vertrok er samen met ons ook een Belgisch koppel, vlotte zestigers, met een iets kleiner bootje. We zouden dan samen de eerste sluis nemen. We kregen tot in die sluis een leraar mee. Op minder dan 300 meter zouden we dus moeten leren met de boot overweg te kunnen. Ik zat op het bovendek en genoot van het uitzicht op een paleis. Ik voelde me God in Frankrijk.
De eerste sluis bevond zich midden in de stad Saverne, dus vanop de brug stonden toeristen ons te filmen en te fotograferen. Maar tijd om een Sound of Music- dansje te doen was er niet. We hadden al snel door dat bij het doorvaren van een sluis alle hens aan dek nodig waren. En alle ogen ook. De sluis liep vol, onze jongen wenste ons veel geluk en daar dreven we dus...
Paul vaarde de eerste sluis uit en ik sprong, als een jonge gems, van niveau tot niveau, van stuurboord naar bakboord, met de enterhaak in mijn handen in het rond, in een poging de twee voorzijden en de twee achterzijden van de muren weg te houden. Ik had handen en benen te kort. Voor het invaren van de volgende sluis stonden we er helemaal alleen voor.
De Limburgse mensen vaarden achter ons, dus wachtten we steeds zodat zij ook ineens mee konden versassen. Dat maakte wel dat wij altijd vooraan in de sluis lagen en de hendel - om ze te sluiten en te laten vollopen - moesten bedienen. Het is een blauwe ijzeren stang die aan de sluiskade bevestigd zit en het is al een hele kunst de boot op de juiste plek te manoevreren, Vervolgens trekt ge de boot, met een enterhaak die ge rond een ijzeren buis, of een laddertje, tracht te haken, of met een touw dat ge rond een meerpaaltje slingert, tot aan die blauwe stang. Dan komt het eerste hachelijke moment, ge moet die stang naar boven duwen. Naar beneden trekken zou makkelijk zijn, maar om ze die 5 cm naar boven te duwen hebt ge veel kracht in uw arm nodig, en ge hebt al maar 1 hand want met de andere hand hebt ge uw enterhaak vast om te proberen de boot enigszins op zijn plaats te houden.Ondertussen drijft de boot dan toch nog weg... Niet simpel.
Maar we kregen veel, heel veel, herkansingen. Deze namiddag moesten we maar liefst 15 sluizen door. We trachtten uit te vissen wie de beste kapitein en wie de beste matroos was. Ik weet van mezelf dat ik heel slecht met boten vaar, ze reageren te traag voor mijn ongeduldige natuur, en ik zigzag dan ook door het water. Laat me iets met zeilen en touwen doen en ik ben gelukkig, maar aan het roer van een schip zwalpt het alsof het te veel gedronken heeft. Met een enterhaak daarentegen ben ik wel goed. Ik denk dat ik in mijn hart meer een piraat dan een kapitein ben. Paul kan veel beter sturen, maar die maakt er met de enterhaken een potje van.
Als ik aan t roer zat dan vaarde ik de sluis uit en kwam onverrichterzake na een tiental meter tegen de kanaalwand terecht waar ik niet meer van weg geraakte. Ik probeerde me dan terug naar het midden van het water te bewegen, maar eindigde aan de andere oever. Paul had hier geen begrip voor. Maar 1 matroos volstaat niet om de boot met de haken stil te houden. Zeker niet op het moment dat de achterste sluisdeur dicht is en het water door openingen in de voordeur met volle kracht in het sas begint te spuiten. De boot krijgt dan de volle laag en wordt heel balsturig. Op de duur snapten we dat we in een sluis geen kapitein nodig hadden, uiteindelijk ligt de motor dan toch stil, en dat we met twee matrozen veel meer gebaat waren. Zij het dat we dan nog altijd maar twee en niet vier hoeken van de boot onder controle kregen. Er gebeurde vanalles.
Tot drie keer toe stond ik op het uiterste minuscule hoekje van de achterplecht met volle kracht aan die enterhaak te sleuren en gleed ofwel het rubber handvat van mijn stok er af, ofwel trok de boot zo hard dat ik moest kiezen, ofwel de stok te lossen (om hem los te haken is het dan al te laat), ofwel mezelf in t water te laten trekken. Dus telkens een van deze scenes zich voordeed moest ik met enkele acrobatentoeren aan land zien te geraken om mijn stok terug op te pikken en dan zien dat ik snel genoeg terug aan boord was voor de sluisdeur zich opende.
Een andere keer dacht ik er iets op gevonden te hebben om met meer gewicht die blauwe stang naar boven te kunnen duwen. Ik zag uit de kademuur een stuk ijzer steken en besloot daar één voet op te zetten. En inderdaad ik had meer kracht. Zoveel zelfs dat ik de boot onder me weg duwde, mijn grand écart altijd maar wijder werd en ik op mijn collega-matroos moest roepen om de boot tegen te houden of ik was in tweeën gespleten, maar meer waarschijnlijk, in het sas gevallen.
Als de boot door de plotse waterstuwing in zon sas alle kanten begint op te trekken, dan moet ge die proberen tegen te houden vanuit de plek waar ge op dat ogenblik staat of hangt. Het resultaat is dat er altijd wel een schouder, elleboog of pols half uit zijn gewricht getrokken wordt, of dat ge op zijn minst uw rug verrekt. Heel zelden hadden we een momentje waarop we eens naar achter konden kijken en dan zagen we onze collegas ook met zijn beiden spartelen om hun vaartuig in bedwang te houden. En zij hadden dan nog het geluk dat onze boot de ergste deining kreeg te verwerken, en dat hun bootje veel kleiner is.
Op de duur lukte het Paul vrij aardig om de boot in en uit een sluis te varen. (Ik zou gewoon dubbel zoveel benzine gebruiken omdat ik zigzag vaar.) Maar toen kwam de eerste tegenligger. Overtuigd van zijn kunnen zou mijn echtgenoot eens laten zien hoe goed hij mooi in rechte lijn langs de oever kon varen. Het eindigde ermee dat onze tegenligger moest stoppen aangezien mijn kapitein zijn boot volledig dwars over het kanaal lag. De acht stoere binken, met een reuze biervat op hun dek, konden er gelukkig hartelijk om lachen.
Eens we een sluis 50 meter achter ons gelaten hadden kwam de volgende na de eerste bocht alweer in zicht. Mijn idee van bootje varen was lekker op dek in de zon liggen, afgewisseld met zitten typen aan de inbouwtafel op de voorplecht, om dan eens een colaatje te gaan drinken op het achterterras. Ik kreeg zelfs tussen twee sluizen door niet eens de tijd een sigaret te roken. Ik heb niets anders gedaan dan op en neer en van voor naar achter gerend als een piraat op speed. Gelukkig voelde ik op die momenten de spierpijn en de blauwe plekken nog niet.
Wat me nog het meest ergerde, was dat ik het veel te druk had om te fotograferen. Ik zag al die gemiste foto's aan me voorbijglijden en dat maakte het er niet prettiger op. Dus op de duur hield ik mijn enterhaak in mijn ene hand, de Nikon in de andere (een apparaat waar ge eigenlijk twee handen voor nodig hebt, anders kunt ge niet aan de lens draaien...) en probeerde ik op die manier toch wat fotos te nemen. Ik moest hem dan in noodgevallen wel direct wegleggen, en er waren eigenlijk niet anders dan noodgevallen. Tot overmaat van ramp gleed hij dan nog van het schuine dek en kon ik hem op t nippertje van een verdrinkingsdood redden. Bootje varen met zijn tweeën,... ik voelde me al niet meer de koning, eerder een noestwerkende bootsman.
Na drie uur en een half, en 15 sluizen verder, kwamen we aan "le Plan Incliné", de bootlift achter Lutzelbourg. Daar moesten we wel halt houden want de lift werkt enkel tussen 7 uur en 17.30. s Nachts mag er niet gevaren worden, de gewone sluizen werken ook niet meer na 19 uur. In de wijde bocht voor de lift moesten we dus aanmeren. Paul ging zich achterwaarts parkeren. Dat is op ongeveer alle maniere behalve achterwaarts gebeurd. In alle richtingen hebben we voor de kade gelegen behalve in de juiste. Uiteindelijk ben ik van boord gesprongen en heb ik eerst de boeg op zijn plaats gesleept, dan de achtersteven aangehaald, dan het meertouw van de boeg terug aangespannen, en zo voort en zo verder, tot we op een fatsoenlijke manier aangemeerd waren.
Ik was zó blij op dat plastiek zeteltje op mijn terraske te kunnen gaan zitten, dat kan geen mens geloven. Hoewel ik toen ook de spierpijn op de onmogelijkste plekken gewaar begon te worden. Paul was ondertussen al op zijn fiets gesprongen om te gaan kijken hoe die scheepslift er van boven uitziet. Ik was er niet rouwig om want in de loop van deze namiddag dacht ik dikwijls This boat aint big enough for the both of us.
Toen hij terugkwam overhaalde hij me om eens me te gaan kijken, dus wandelden we 45 meter hogerop en kwamen boven aan de lift. Het is inderdaad de moeite. Twee waterbakken, waar maximaal drie boten in kunnen, worden door contergewichten naar boven en naar beneden getrokken. Er komt geen extra energie bij te pas. De sluiswachter laadt boven de boten in de bak, pompt 25 cm water bij in de bak, het evenwicht geraakt verstoord, en de bak daalt 45 meter om daar de boten terug te lossen in het lagere kanaal. Door beneden 25 cm water weg te pompen dalen de contergewichten, en stijgt de bak weer naar het hogere kanaal. Een geniaal systeem, waardoor men een 15-tal sluizen kan uitsparen. Die oudjes liggen er nog wel allemaal, maar zijn nu industriële archeologie.
En dan, eindelijk, bij het invallen van de duisternis, kon ik mijn eerste letters typen terwijl Paul aardappeltjes bakte om bij een koude visschotel te eten. Overdag liepen we te bakken in de zon, ik kreeg zelfs hoofdpijn van recht in de zon te moeten kijken bij het varen, en s avonds waren we heel blij dat we in onze kajuit konden eten. Toen pas bleek echt hoe gerieflijk dit ding is. Ge kunt zowel aan de ijskast als aan de vuilbak als aan de keukenschuiven terwijl ge aan tafel zit. Schitterend gevonden. Het eten smaakte beter dan in het beste restaurant. In de bocht liggen nog twee andere kleine bootjes te overnachten, en één grotere, bemand door een bende Spaanse jongens. En die moeten natuurlijk weer voor ambiance zorgen. Hopelijk vinden we morgen een fijne plek in volle natuur zonder radio of geraas van een baan in de buurt. Gesteld dat er morgen nog een spier in mijn lijf is die wil meewerken natuurlijk.
Alleszins, we hebben het niet echt slecht gedaan vandaag, want we zijn een uur vroeger aangekomen dan Nicols voorspeld had. We hebben dan ook heel veel geluk gehad met de sluizen, we hebben maar 1 keer enkele minuten moeten wachten. In de zomer moeten de wachttijden enorm zijn. Maar dat we het echt goed gedaan hebben kan ik ook niet zeggen want achteraan steken twee boomtakjes uit onze kiel, die daar bij ons vertrek niet zaten. En de witte bumperballen die gelukkig rondom de hele boot hangen, hebben nu alle tinten van groen tot bruin tot geel, gevlekt maar vooral gestreept.
De familie Von Trapp in volle aktie! Enkele "stills" uit de film.
De stoere Kapitän Von Trapp wacht vol verlangen op zijn dartele Maria...
En hier komt Maria!
Bij de aanblik van Herr Kapitän kan ze niet snel genoeg bij hem geraken!
Vandaar dat ze ook al vlug in "close contact" komt met de eerste de beste molshoop, en vervolgens met de harde grond van de alpenweide...
Edoch, Herr Kapitän maalt er niet om dat zijn Maria nu vuile knieën en ellebogen heeft...
Hij zal Maria zelfs ten huwelijk vragen. Ware het niet dat ze toen allebei al op de grond gevallen waren.
Een dolgelukkige Maria, die ondanks het zware werk van dansen op molshopen, toch kiest voor dit bestaan en besloten heeft niet in het klooster terug te treden.
Onderschat "dansen" op een schuine en ongelijke ondergrond niet. Acteur zijn,... 't is niet gemakkelijk. En 't is een dorstig beroep.
En als ik ooit de moed heb dan zet ik de volledige filmkes hier op. Maar daar gaat ge dan toch heel lief naar moeten vragen.
Na een zorgelijk telefoontje raakte ik niet in slaap. Ik heb dan maar enkele uren buiten naar de piepjonge maan en de sterren zitten staren. Ik vond het zo jammer dat hier geen internet was om mijn gedachten wat af te leiden, en met mijn vriendinnen van over heel de wereld, via Facebook, samen een spelletje te spelen en wat bij te chatten. Vanmorgen raakte ik dan ook niet wakker en ben ik te laat opgestaan. Desalniettemin namen we uitgebreid de tijd om van ons ontbijt in de zon te genieten. Dan beklimmen we maar een bergske minder vandaag. Onze voeten zullen ons dankbaar zijn.
De 10 moto's vertrokken net op het moment dat we begonnen te ontbijten op het terras. Het bleek helemaal niet zo lawaaierig als gedacht. Ik hoefde er zelfs mijn dopjes niet voor in te steken. Het waren allemaal BMW's en die hebben heerlijk stille motoren. Maakten alle fabrikanten hun voertuigen maar zo geruisarm, de wereld zou er een veel aangenamere plek door worden. Want hier in de bergen rijden er aardig wat moto's rond. Aan de rand van de baan staan soms borden met "Lärm ist Out" "Lawaai is Out". Zou de wereld dan toch echt een poging doen om stilller te gaan worden? Vannacht las ik een lezersbrief in Humo van een dame die zich ook suf ergerde aan de muziek overal in de tuinen, en vooral op bouwwerven. (Want inderdaad, elke vakman die ergens gaat werken, laadt eerst zijn radio uit voor hij begint te werken. Heel de buurt wordt geteisterd door een blèrende radio waar zijzelf door het lawaai van hun machines waarschijnlijk niets eens iets van horen.) Die vrouw vroeg ook niets meer dan nutteloos lawaai buiten te vermijden, het dagelijks leven is tegenwoordig op zichzelf al luid genoeg. Ik dacht aan mijn eigen drie lawaaierige buren die me het ook regelmatig onmogelijk maken van mijn terras te genieten. Ze heeft gelijk, die wet op nachtlawaai tussen 22u en 6u is al lang onvoldoende. Trouwens, er is toch geen café dat ze nog naleeft. Wettelijk is hier nog heel wat werk aan de winkel. Maar dan zullen we toch eerst moeten sparen voor een regering...
Elke ochtend ziet onze zwarte auto er uit als een gele smoutebol. Hij is telkens zo bestoven met het okergele stof dat we misschien volgend jaar niet meer in een auto maar in een paardebloem rondrijden. Als hij nú nog niet bevrucht is weet ik het niet meer.
We besloten naar de top van de Feldberg te rijden om daar de zetellift te nemen, misschien leek vandaar die top iets minder troosteloos. Maar onderweg zag ik een wegwijzer naar Präg, en die gletsjers had ik toch ook wel eens graag gezien. Dus volgden we onze neus die richting Präg wees.
Ik koesterde al twee dagen het plan een bescheiden persiflage op de Sound of Music te filmen, maar de ideale setting bleek moeilijk te vinden. De auto moet naast een schuine bloemenweide kunnen staan, de zon moet langs de juiste zijde op de achtergrondberg vallen, de weide mag niet te nat of te bultig zijn om te kunnen dansen. En de auto moet zo dichtbij kunnen staan dat we de soundtrack kunnen laten spelen terwijl de camera vastgeklemd zit op het autoportier. Bovenal moeten wij de muziek ook nog kunnen horen vanuit onze weide, anders hebben we geen ritme. Ik wou, vanzelfsprekend, ook nog liefst een plek zonder huizen...
Maar 't is onze laatste dag hier, dus we kunnen niet meer al te veel eisen stellen. Dus bloemenweide, berg op de achtergrond, paadje om te parkeren, zon in goede richting. Het enige minpunt aan onze setting... vlak achter onze auto stond een hele woonwijk, allemaal chalets met balkons... Tja, dat moest dan maar.
Ik begon aan mijn verkleedpartij. Jeans uit en mijn Maria-kleed aan. Toch zalig dat ik twee weken geleden dit waanzinnige ding in de kringloopwinkel gekocht heb. Hoewel ik het absurd vond heb ik het om zijn eigenaardigheid toch meegenomen. Ik vreesde het ding nooit buiten te zullen dragen, maar voor dit doel was het echt het geëigende accessoire.
Kapitein Von Trapp had het veel makkelijker, die moest alleen maar zorgen dat hij ietwat kaki-kleding droeg, en dat doet hij al meestal. Alleen spijtig dat dat Tirolerhoedje dat ik gisteren op Paul zijn kop gezet had 52 euro kostte, want dat had goed van pas gekomen.
Ik stond daar dus in mijn ondergoed aan de rand van het dorp. De installatie van de videocamera op het portier was niet zo makkelijk, maar hem op het dak zetten was geen optie, want dan kon hij het geluid van de cd niet opvangen. Toen onze setting eindelijk klaar was kon de opname beginnen. Zonder regisseur en zonder cameraman, want die waren de acteurs. Bij het eerste nummer, "The Lonely Goatherd", liep het al grondig mis. We stonden daar in die wei gewoon wat onnozel te doen, echt schoon dansen was er niet bij want de bloemen en de bulten waren veel te hoog, en trouwens, we konden de muziek niet horen, dus van maat houden was al helemaal geen sprake. Toch wou ik een spectaculair einde en zou in Paul zijn armen springen. Ik was in't vuur van de bezigheid vergeten dat zijn rug in nogal amechtige staat verkeerde. De slotscène verliep dus meer met een gepijnigd gezicht en gekreun dan met een stralende glimlach.
Voor onze tweede opname, de titelsong van "The Sound of Music", hadden we de muziek iets luider gezet en konden we enigzins in de maat blijven. Ik kwam zogezegd aangedarteld uit het bos op de achtergrond, maar dat bleek veel te ver weg. Ik loste dat probleem dan maar op door me in het hoge gras te verstoppen, zachtjes op te rijzen en dan naar de camera te lopen in de armen van Kapitän Von Trapp. Aangezien we geen choreografie afgesproken hadden werd het een komplete chaos, ik weet niet eens of we wel altijd in beeld waren... Paul stond erop toch nog eens de springscène te doen maar die is ermee geëindigd dat hij met mij in zijn armen viel, en dat we allebei in 't gras knalden. Paul krabbelde recht en danste onverstoord - als een prima-ballerina met rugpijn - verder maar ik krijg op zo'n momenten jammer genoeg altijd de slappe lach en ik lag daar tussen mijn molshopen te rollen van 't lachen en geraakte niet meer recht. Ondertussen waren er op verschillende balkons mensen verschenen. Gelukkig kon ik daar niet echt veel van merken want ik had mijn bril toch niet op. We wilden als souvenir ook nog enkele foto's van ons samen, dus dat moest dan weer met de tijdsontspanner gebeuren. Een onderdeel van de Nikon dat ik nog nooit gebruikt had. We eindigden dus met een reeks foto's van Paul die zich duidelijk staat af te vragen wanneer ik er nu eindelijk bij kom staan, maar toen was de reeks allang getrokken. Ik besloot de foto dan maar met de kleine Sony te maken, daar wist ik de knop tenminste staan. En ja hoor, weer moest ik de sprong in zijn armen maken. Toch een geluk dat we eergisteren die 5 potjes Traumeel hebben gekocht en dat onze Flexium-gel ook nog niet op is.
Toen we uitgeput en wel (rondspringen in zo'n wei is doodvermoeiend) onszelf terug in "normale mensen" omtoverden klonk er plots applaus van een balkon. Een man met een poes in zijn armen zei dat hij enorm van de vertoning genoten had. Rood worden hoefde niet meer want ik had al een kop als een pioen van de inspanning. Ik bedankte het publiek met de alweer historische woorden : "Danke schön, sie waren ein grossartiges Audienz." Paul keek me eens zeer "puzzled" aan en maakte de bedenking dat ik waarschijnlijk "Publikum" bedoeld had. Ach Mensch... So wass?!...
We hadden de tijd niet om onze opnames te bekijken want we mogen niet vergeten... we moeten vanavond nog wel in Frankrijk geraken. Ons publiek vertelde ons dat er iets verderop een mooi uitkijkpunt was, en inderdaad, we stopten enkele kilometer verder aan een bospad dat ons onverwacht een magnifiek overzicht van onze dansplek gaf. Het dorpje Präg ligt in een mooi gletsjerketeldal. En in het midden ligt nu een platgetrappelde, maar historische, weide.
Ik hoop nu maar 1 ding en dat is dat niemand ons vanop die terrassen gefilmd heeft en het spektakel op YouTube zet... Zot doen voor een beperkt publiek is nog wel wat anders dan als complete lunatics voor heel de wereld te kijk staan.
We besloten die mottige top van de Feldberg maar te laten wat hij was, we vonden hem gisteren toch al niet mooi, waarom dan nog teruggaan voor die zetelliftrit? We kozen een weg naar de Titisee, waarlangs we eerst nog de Schluchsee zouden zien. Onderweg passeerden we de HochschwarzwaldsKlinik en ik was al heel blij dat we daar niet terechtgekomen waren na onze filmopnames.
Aan de Schluchsee kwamen we in een motortreffen terecht. Honderden motos waren verzameld op een grote parking naast de baan. Hier moet voor ettelijke miljoenen euro's op een hoopje gestaan hebben. Doppen diep in mijn kop gedrukt en toch eens van dichtbij gaan bekijken. Uiteindelijk stonden de meeste motoren stil en was het enkel het lawaai van de baan dat hard was. Ik zocht wat mensen in leuke t-shirts om te fotograferen maar ik vond er niet veel. Het enige geestige was een hondje met een gareel waarop de tekst Katzenversteher te lezen was. Op de motos was ik snel uitgekeken. Het meer aan de andere kant van de baan was een heel ander verhaal.
Het wateroppervlak en de oever aan de stuwdam waren bedekt met een dikke gele modder. Blijkbaar al het gele zaad dat zich in deze hoek verzamelde. En stinken!!! Een doordringende geur van verrotting. Niet bepaald romantisch, maar voor mij wel schitterend om te fotograferen. Het wateroppervlak leek te bestaan uit okerkleurige marmerplaten met grillige tekeningen. Verderop was het meer terug helder maar het bleef onaantrekkelijk van deze kant, de baan die erlangs loopt is razend druk. Het is natuurlijk zondag en stralend weer, dus vele mensen komen nu zeilen.
De weg naar Titisee bleek onderbroken en we kwamen in een ellendige file terecht. We besloten dan maar via de Uhrenstrasse naar Titisee te rijden in de hoop dat ik eindelijk die enorme koekoeksklokkenwinkels uit mijn jeugd zou terug vinden. (Ook al een doel sinds eergisteren). Toen dacht ik eraan dat het zondag was en dat die winkels gesloten zouden zijn. Paul beweerde van niet aangezien het hier vandaaag zon toeristische dag was met het motortreffen. Ja, precies of die komen hier om koekoeksklokken te kopen! Ik zie het al voor me! Een dikke motard met op zijn rug een koekoeksklok waarvan de gewichten achter hem aan zweven...
Maar toen ontwaarde Paul plots een minuscuul plekje sneeuw in de verte. Dus werd weer van de weg afgeweken om de sneeuw te zien. Het bleek de top van de Feldberg te zijn. En inderdaad, er lagen nog summiere sneeuwplekjes. Uiteindelijk kwamen we dan toch aan de Titisee. Die zag er wel mooi uit. Klein, rond, met een charmant kerkje en veel zeilbootjes op het water. Maar de baan die ernaast loopt is de hel. Iedereen raast voorbij, ook een paar ambulances, en ik begrijp waarom. De zeldzame parkeerplekjes zijn tegen de bergwand en om een foto te maken moet ge dan die baan oversteken. Levensgevaarlijk. Niet leuk.
Om Titisee te bereiken was het ook al niet simpel, op de duur waren van de rotweg af en stonden in een knalgele wei. Het leek me plots een plezant idee om Irma ook eens te laten dansen. Dat was niet makkelijk, want één van ons moest haar omhooggooien en de ander moest liggend op zijn buik fotografren als ze nog net in de lucht zweefde. Een moeizaam procédé wel.
Uiteindelijk sukkelden we toch Titisee binnen. Van mijn plannetje om aan het strand van het meer te picknikken kwam niets in huis. Titisee bleek een overgeregulariseerde toeristenval. Niks dan terrasjes en winkels en massas volk. We namen de weg rond het meer en daar was ook niet aan het water te geraken, want alles was geprivatiseerd. We kwamen aan een verlaten jeugdherberg en ik zei Paul daar in te slaan. Er was parkeerplaats. Maar geen Titisee meer...
Dus reden we wat terug tot waar ik eerst wou afslaan, maar waar Paul echt niet voor te vinden was geweest : een camping. Erger nog, een marginalen-camping. Ik had dan ook nog het bordje verkeerd gelezen, er stond Seeufer Café", en ik had dat gelezen als zoiffer, dus ik redeneerde zuiperscafé, vrije toegang als we daar iets gaan drinken. Dus Paul op zoek naar mijn Zoiffer café.
Op de sjofele camping vonden we inderdaad een cafeetje, en tot mijn grote verbazing verhuurden ze er per uur zitplaatsen in een cocoon! Een kompleet van de pot gerukt idee om midden tusssen deze bende, in zon overdekte dubbele tuinzetel met voetsteuntjes, te gaan zitten. Te plezant om te laten liggen dus. Binnen de twee minuten zaten we daar met een cola en een pint vanuit onze cocoon naar het leven rondom te kijken. OK, de Titisee lag op 10 meter van onze voeten en was best mooi, maar er was zoveel interessanters te bekijken. Ik had het gevoel of we zaten op de VIP-tribune bij een voetbalmatch van hooligans. De kleurrijkste tatoeages en haardrachten, het meest wansmakelijke gedrag, het totale onbegrip van privacy, kortom The Human Zoo op haar best. En niemand, buiten enkele zwemmende honden, scheen zich dan nog echt te amuseren ook, van elk gezicht straalde verveling. En wij zaten daar discreet in ons hokje bananen en koekjes te knabbelen. Voor een echte picknick was het hier te onsmakelijk, want ook de Titisee rook naar de verrottende zaden. Wel helemaal niet zo erg als het vorige meer, maar fris was het toch niet.
In Titisee zag ik 1 grote namaakkoekoeksklok, dus het bezichtigen van een reuze koekoeksklokkenwinkel werd een doel dat we deze reis niet haalden. Gelukkig maar, dan hebben we een reden om terug te komen. Maar nooit meer op een zondag.
We moesten terug de toeristendrukte van Titisee-dorp door om aan de autostrade richting Straatsburg te geraken. Blij dat we er uit waren. Het eerste deel van de weg leidde tussen enorme rotsen waar de baan uitgedynamiteerd was. Best indrukwekkend zo tussen kathedralen van steen rijden. Al snel zaten we op de autostrade en dat werd ook wel tijd want het was alweer 5 uur. Iets later dan verwacht. Alweer. Eens het Zwarte Woud uit steeg de thermometer tot 28°. Hoogzomer in begin mei!! Alle mensen die we de laatste dagen spraken hadden het ook over het ongewone weer. Véél te droog en véél te warm voor dit seizoen. En dat het gele zaad zo overvloedig was had men ook nog nooit meegemaakt.
Zelfs in het ordentelijke Duitsland is het weer van slag.
Wie er ook kompleet van slag was, was ons Trees. Gelukkig heeft onze auto een ingebouwde gps, want Trees (onze Garmin Nüvi, in gebruik om de snelheidscameras te kunnen zien) was niet in grote vorm. Op haar scherm reed het autotje links van de baan, dan weer rechts, maar nooit op de baan. Als aangeving stond er slechts : Rijden naar het noord of Rijden op weg. Ze begint precies al een beetje Duits proberen te spreken.
We haalden een sportwagen met open dak in. Vooraan zaten twee dames met zonnebril, en op de achterbank zat fier rechtop een grote hond... ook met een zonnebril op zijn snoet! Zalig zicht! Deze keer eens geen hond met een hoed op, maar ene met een brilletje.
Na een eindeloze rit op een autostrade vol letterlijke zondagsrijders reden we om half zeven eindelijk Frankrijk binnen. Een klein uurtje later zaten we terug in ons eerste hotelletje rijkelijk te dineren op het terras. Escargots, asperges met drie soorten hesp Heerlijk. En hier was dan nog internet zodat we ook onze vrienden konden laten meegenieten. Dat maakte het paradijs kompleet.
5. Wijst uw neus naar boven, dan gaat ge in de lucht.
Een zalig stille, lange nacht onder een warme dons in een knus hotelletje. Toen Paul me wakker maakte had hij er al een flinke jog-toer op zitten. Ik vond dat hij het lang had volgehouden maar de reden werd al snel duidelijk. Hij was richting top van de Belchen gelopen maar had zich in de terugkeer van weg vergist en bleek opeens een paar honderd meter ónder ons hotel te staan. Aangezien ons nestje op 1040 meter hoogte ligt moest hij dus terug naar boven dabbelen.
De beslissing of we hier nog een nacht langer zouden blijven lieten we van het ontbijt afhangen. Toch wel een cruciaal aspect voor ons. Zeker na ons Frans suikeravontuur van gisterenochtend.
Een Duitser stuurt ge duidelijk níet met een rozijnenboterhammetje wandelen. Hier verscheen een buffet met de beste charcuterie en kaas, pumpernickelbrood, allerlei ander donker brood met zaden, witte broodjes en daar bovenop kwam de gastvrouw nog met een lichtgekookt eitje aandragen. De keuze was dus snel gemaakt, we boekten een dagje bij. We namen onze theepot mee naar het zonneterras om te overleggen wat we vandaag gingen doen. Het had geen zin ver te gaan rijden want hier vlakbij beginnen prachtige wandelingen. Uit een heel dik boek van het hotel trachtten we wat zinnige dingen te puren, maar het was in het saaiste Duits geschreven, dus was het nogal moeilijk het kaf van het koren te onderscheiden. In dit prachtig weer heeft het geen zin om kapelletjes of kastelen te gaan bezoeken, dit was een dag waarop de natuur ons met open armen (en moerassen) zou verwelkomen.
We besloten om eerst naar de toeristische dienst in Schönau te rijden om een wandelkaart te zoeken. Onze gesprekken duren tegenwoordig iets langer omdat we vroeger mekaars zinnen afmaakten doordat we mekaar zo goed kennen, tegenwoordig moeten we dat doen uit noodzaak omdat we op de helft van de woorden die we nodig hebben niet meer kunnen komen. Er wordt ook al heel veel "de dinges van de dinges van dinges" genoemd en al flink wat uitgebeeld. Tegen dat we 70 zijn, zijn wij waarschijnlijk uitgegroeid tot een beroemd pantomime-duo.
In de Dienst voor Toerisme viel mijn oog op een foldertje van Wanderung mit Lamas. Even geïnformeerd of het gewoon wandelen was - zoals met een grote hond, weliswaar dan ene die af en toe eens in uw oog spuwt - of dat de dieren bereden werden. Het bleek een wandeling. Tja, dat vond ik nu niet echt avontuurlijk. Gelukkig zag ik daarnaast een reclame voor paragliding hangen. Dat leek me al iets boeiender. We lieten de vrouw onmiddellijk contact opnemen met de piloot en binnen de 5 minuten stonden we aan zijn huis. Hij zag het wel zitten om ons om 4 uur mee te nemen, maar keek eens, laatdunkend en monkelend tegelijk, naar onze schoenen en naar Paul zijn korte broek. Kurkdroog merkte hij op dat we ons tegen dan wel zouden moeten verkleden. Geen probleem. Om zoiets te kunnen doen verkleed ik mij desnoods als een ajuin., 17 lagen boven mekaar. Toen viel zijn blik op de Nikon, en hij merkte direct op dat die camera meenemen er ook niet bij hoorde. Maar die ballon ging niet op. De grote Nikon wil ik desnoods thuis laten maar mijn kleine Sony moet mee. Daar ging hij mee akkoord op voorwaarde dit ik niet zou reclameren als hij schielijk zou overlijden. Dat was dus afgesproken.
Aangezien we nog 4 uur tijd hadden besloten we eerst de Belchen te gaan bekijken. De derde hoogste berg van het Zwarte Woud (1414 m) die zich vlak bij ons hotel bevindt. Althans de kabelbaan.
De man aan de kassa vroeg naar onze toeristenkaart, maar die ontvangt ge blijkbaar pas als ge hier drie nachten verblijft. Vanaf dan is de kabelbaan gratis en krijgt ge kortingen op vanalles en nog wat. Die beslissing was snel genomen. Paul reed 2 km terug naar ons hotel en boekte een nachtje bij. Fijn, dan moeten we niet verkassen, want dat vind ik toch altijd zon tijdverlies, en ik vind dit een zalige plek om te logeren. Ondertussen maakte ik met Irma een wandelingetje in het bos.
In een rond geel bolletje van de kabelbaan - een cocon voor ons alleen - zeilden we de berg op, over wouden van donkergroene dennen en lichtgekleurde loofbomen. De skipistes liggen er in dit seizoen grasgroen bij. Boven maakten we een wandeling rond de top van de Belchen. In volle zon! Dankzij enkele dramatische wolken zagen de panoramas er nog indrukwekkender uit. Op de top was het zalig op een bank in de zon zitten en kijken naar onooglijke dorpjes diep in de dalen, en in de verte de Rijn te zien stromen. Een riviertje van niks vanuit dit gezichtspunt. De grond zag geel van de paardenbloemen in volle bloei. Hier en daar stond een boom met taaie maar fluweelzachte blaadjes. Op de rotsen groeien korstmossen als landkaarten van onbestaande werelden. Een droom die zich voor mijn lens ontvouwde.
Indertijd waren in deze regio verschillende zilvermijnen en die activiteit heeft de bebossing zwaar aangetast, tegenwoordig wordt onze toeristentaks dan ook aangewend om nieuwe bossen te planten. In het hoogseizoen is het ook niet meer toegelaten om met de auto tot aan de voet van de kabelbaan te rijden. De vervuiling van de autogassen werd te groot voor mens en natuur. Op een grote parking in het dorp moet men dan zijn auto achterlaten en een shuttlebus nemen. Het moet wel een vreselijk gedoe zijn als ge dat met skis moet doen.
Na de wandeling ploften we neer op het terrasje naast de kabelbaan, ik met een colaatje en Paul met een reuze fles bier. We zijn in Duitsland natuurlijk. En hier zaten we dan, totaal onverwacht op het topje van een Duitse berg in het Zwarte Woud, terwijl we gedacht hadden in de Franse Vogezen rond te rijden.
Toch wel grappig dat als ge uw neus volgt ge altijd op onvoorziene plekken uitkomt.. Ik vind een neus een plezant orgaan, ge draait uw kop, en ge hebt alweer een andere bestemming in zicht. En als ge uw neus naar boven draait? Dan gaat ge de lucht in.
Eens terug beneden hebben we thuis op ons terras een fijn maaltje bereid en vervolgens trokken we gelaarsd en gespoord naar onze piloot in Schönau. Mét mijn skibottinnen, windjacks en Paul in lange broek. En mijn Sony. Bij de Dienst voor Toerisme even ingelogd (ons hotelletje heeft geen internet) om te kijken wat de weersvooruitzichten zijn in verband met het huren van onze boot, en dan linea recta naar de Skydivers. Tot mijn opperste verbazing, en teleurstelling stond daar nog een groep van 7 mensen te wachten! We stapten met zijn allen in een busje en ik vroeg me af wat er nu ging gebeuren, ik dacht dat we maar met zijn twee gingen zijn. De man had ons s ochtends gezegd dat hij de enige piloot was die een dubbelvlucht kon maken.
Na een lange kronkelende rit kwamen we op de top van een berg aan, daar laadde iedereen in doodse stilte een enorme zak op zijn rug, en begon een wandeling door het bos. Ik snapte er nog altijd niks van. Uiteindelijk kwamen we op een grote schuine weide en daar bleek dat die andere mensen leerlingen waren die drie weken cursus gevolgd hadden, en nu hun laatste vlucht voor het examen van morgen gingen maken. Wij moesten ons van de anderen niets aantrekken want die hadden een leraar bij.
Walter zou eerst met mij vliegen. Plots ging alles heel snel. Ik kreeg een gareel aan, een helm op, een korte, krachtige uitleg, dat ik vooral op zijn commando heel snel moest beginnen lopen en blijven lopen zelfs als we al 10 meter van de grond waren. Vervolgens moest ik me achterover gooien en kwam ik automatisch in een soort zeteltje terecht en werd ik verondersteld mijn armen achter de riemen te wurmen en me vast te houden. Walter keek nog eens heel bedenkelijk naar mijn Sony en ondernam nog een halfslachtige poging om me te overtuigen het ding achter te laten. Wat natuurlijk niet lukte. Aber... mensen die niet fotograferen hebben er meer plezier aan! Kan zijn, maar ik heb een blog, en op deze manier hebben er veel mensen plezier aan! Voilà. Hij bond mijn camera aan het tuig maar dat vond ik helemaal gevaarlijk. Als ik dan zou vallen kwam ik met mijn snufferd op mijn camera terecht. En wie van beide daar het slechts zou uitkomen wist ik nog zo net niet. Ik foefelde dus mijn Sony met veel moeite in mijn jasje en dat vond Walter een slim idee. Hij geraakte stilaan zichtbaar verzoend met mijn camera en toverde zelfs uit het niets zijn visitekaartje en stak het in mijn zak.
Ons vertrek ging als een fluitje van een cent, we crossten samen de bergweide af - op een bepaald moment loopt ge als een clown ter plaatse, want ge moet die vlieger dus wel in de lucht zien te krijgen - en dan vlogen we weg. Ik wierp mijn achterwerk naar achter en floep, daar hing ik als een princes in mijn zetelke. Mijn armen achter de riemen, en vasthouden. Tja, vasthouden... Dat kon ik natuurlijk niet want ik moest mijn camera terug uit mijn jas pulken.
We hadden het enorme geluk dat er heel veel thermiek was, zodat we in wijde cirkels steeds hoger en hoger cirkelden. Mijn enthousiasme zette de lekkere brok aan om nog meer zijn best te doen. Op de duur waren we even hoog als het begin van de skipiste! Vierhonderd meter boven de grond!! Meer dan drie keer de hoogte van de kathedraal van Antwerpen!
Hij vertelde dat een vluchtje normaal 10 minuten duurde maar dat hij t zo plezant vond dat hij het onderste uit de kan ging halen. Opeens zei hij zelfs : Komaan, pak eens een foto van ons beide! Hoe kan ik dat nu! Dit is geen camera waar ik het scherm van om kan draaien! Ik maak nooit fotos van mezelf! Trekt u dat niet aan, draai heel de camera om en mikt maar, het zal u op den tast ook wel lukken! Jaja, er was er ineens eentje blij dat ik dat ding bij had. Grote kunstfotos zijn er niet van voortgekomen want ik vond het rondkijken veel te plezant. Ik zat te kraaien als een baby die een verse pamper had gekregen.
Bovendien was hij een leeftijdsgenoot en bezat hij ook een heel gezonde zin voor humor, dus nadat s morgens ons beider macho-inborst gebotst had, bleek ze nu in ons voordeel te werken. Het klikte perfect. Hij vroeg of ik liefst op het topje van de kerk zou landen of in t kerhof. Ik koos voor t kerkhof omdat we dan ineens op ons plaats lagen. Kortom, we amuseerden ons een kriek. Ik zei dat ik veronderstelde dat het toch ook wel een krachtsport was, hij beweerde van niet, dat enkel duovluchten meer kracht vergen. Ik dacht heel stillekes : amai, en straks hebt ge hier nog 20 kilo meer onder u bengelen... Op de duur werd het spijtig genoeg toch tijd om te landen, want wat ik toen nog niet wist, was dat de leerlingen nog eens terug de berg opmoesten voor nóg een vlucht.
Walter mikte op een wei naast het kerkhof, ik hing me in positie en begon alvast te trappelen, want ik wist dat dat heel belangrijk was. Maar op 10 meter hoogte bleek de wind plots van een andere richting te komen en raasden we pijlsnel over de grond. Mijn voeten konden zo rap niet lopen, dus ik lag al na twee meter languit in de wei. Gelukkig kon hij zich schrap zetten en bleef hij rechtstaan. Ik vroeg wat ik verkeerd had gedaan en hij zei heel galant : Gij niks, ik heb gewoon de windrichting aan de grond verkeerd ingeschat. En dat was het dan.
Ik liet hem de vlieger in mekaar frommelen, want dat maakte een akelig geluid, en ondertussen kon ik wat fotograferen, wat hij zich nu echt wel liet welgevallen. Een zeil voor 1 persoon bestaat uit 26m², maar voor een duovlucht wordt er een van 40m² gebruikt en dat is wel een flinke berg stof. Waar ik niet aan gedacht had, was dat we met die beide reuze rugzakken nu wel terug naar het dorp moesten geraken.... Walter bekeek me eens en zei : Hij weegt niet zo zwaar hoor en knalde een zak op mijn rug. Ik moest even naar adem happen maar mijn macho-ziel kon dat echt niet laten merken, dus ik stapte gezwind naast hem, zak aan zak, al babbelend naar het busje dat midden in het dorp stond te wachten. Van heinde en verre kwamen er nog studenten met hun vrachtje aangewaggeld, we stapten allemaal in... en reden terug langs de slingerende weg de berg op! Halverwege ging hij met zijn walkie-talkie in een wei staan wachten, en hij praatte nog een paar andere leerlingen aan de grond,. Ik fotografeerde ondertussen wat bloemen, en bleef maar rondkijken of ik mijn echtgenoot nergens zag vliegen. Ik vroeg Walter wanneer ik hem eindelijk zou zien vliegen, en of hij misschien al op t kerkhof lag, maar hij zei dat die nog altijd boven op de berg op ons stond te wachten. Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar dat bleek niet het geval. Na nog een paar gevallen engelen ingeladen te hebben reden we inderdaad naar de top, struinden terug het bos door en daar zag ik tot mijn grote vreugde mijn echtgenoot terug. Die blijdschap kwam niet zozeer door mijn man te zien als wel dat ik eindelijk toegang kreeg tot de fles water. Ik vloog er op af als een kameel na drie dagen Sahara. Ik zag er ondertussen ook wel als een bestofte kameel uit, want net als momenteel in België, ligt alles ook hier bedekt onder een fijn laagje geel stof. Mijn zwarte skibottinen zagen beige. Raar toch, dat het verschijnsel zich ook hier voor doet.
Nu was het Pauls beurt om te gaan vliegen. Ook hij werd ingerijgd en moest proeflopen terwijl Walter stilstond en hem bij zijn lendenen vasthield. Het is eigenlijk gewoon een proef om te zien hoeveel kracht ge hebt. Maar Paul is natuurlijk een loper en bovendien heel sterk, dus Walter kon hem niet vasthouden. Heel grappig, (voor Paul, niet zozeer voor Walter), en ook pech voor mij want Paul was al uit het beeld verdwenen voor ik een goede foto gemaakt had. Mijn echtgenoot maakt dan ook nog de fout om te vragen hoeveel keer hij per dag zon duo-sprong maakte en dat was héél fout! Springen?! Das heisst Fliegen!!. Alleszins het kwam er op neer dat hij 4 à 5 duovluchten per dag maakte. Het rekenmachientje in mijn hoofd deed rikketikketik. Fijn wel, zon extra bijverdienste van 400 euro per dag, terwijl uw lessen gewoon doorlopen. Als ik nog jong was, ik zou het wel weten, dit is pas een plezante manier om uw, flink belegde, boterham te verdienen.
Uiteindelijk stonden ze daar beiden startklaar, ik liep ondertussen een flink eind naar beneden om een goede fotohoek te zoeken. Waarop Walter tegen Paul fluisterde : Daar gaat ze nog spijt van krijgen want straks moet ze wel terug heel die berg op... Ik stond in een schitterende positie. En zij bleven daar staan. Ik ook. Na vijf minuten nog. Na 10 minuten ook nog. Opeens deed Paul teken dat ze het aan de andere kant van de berg gingen proberen. Dus ik in volle vaart die berg terug op, met video-camera én Nikon, en over de top weer naar beneden om daar opnieuw een goeie positie te kiezen. Ik was bekaf. Na enkele minuten kwam er een geschikt windje, ze holden de berg af en vlogen. Tegen een prachtige achtergrond! Ze zeilden eerst rustig over de bergweiden en over het dorp...
Maar Walter was nog niet vergeten dat Paul hem had liggen gehad met zijn spurtje. Zijn wraak zou zoet zijn. Hij besloot een beetje gek te gaan doen. Dus zie ik ineens mijn echtgenoot daar aan een rotvaart in spiraalvorm naar beneden cirkelen! Alleen al van het te zien zat mijn maag bijna achter mijn oren. Ik hoorde het geluid van hun stemmen en ik kon me het gesprek levendig voorstellen. Den ene ging natuurlijk niet onderdoen voor de andere. En Paul zou beslist zeggen dat hij het heel geestig vond maar ondertussen wel proberen zijn ingewanden op hun plaats te houden. Ze maakten een perfecte landing in een weide aan het dorp.
Ondertussen waren er nog 4 leerlingen aan het proberen om op te stijgen. De sukkels bleven maar staan wachten op het juiste windje. Ik vond het best prettig om het te bekijken en te fotograferen. Maar ik vrees wel dat ik de oorzaak was van enkele geaborteerde startpogingen en noodlandingen. Op de duur heb ik mijn lens maar op iets anders gericht, zodat ze zonder zenuwen konden proberen de wind te pakken te krijgen, uiteindelijk waren die mensen doodmoe. De cursus duurt drie weken en ze maken 6 à 7 sprongen per dag... Een inspanning die niet te onderschatten is want ge moet altijd van het dorp terug naar boven en ook telkens uw vlieger inpakken, terug uitpakken, netjes opplooien, terug inpakken, de berg op, te voet het woud door, en weer proberen op te stijgen. Zware kost.
Uiteindelijk waren ze allemaal gelanceerd, als laatste steeg hun leraar op en kon ik met de vrouw die het busje bestuurde (omdat ze te moe was om nog een sprong te maken) terug wandelen. Maar... ik stond daar nu met twee fototassen, Paul zijn zware jack, een fles water, Irma, en een schoon stuk hout dat ik gevonden had... Enfin, na die 20 kilo vlieger al door heel het dorp gesleept te hebben kon deze verhuis er ook nog maar bij. Toen de vrouw me onderweg op de boswegel zo ongeveer zag bezwijken, vroeg ze nogmaals of ik toch niet iets aan haar wou laten dragen. Op dat moment heb ik met graagte mijn fles water en mijn blokske hout afgestaan. Met Irma op mijn rug, de kleine fototas over mijn schouder en de loodzware grote (mét mijn notebook in!!! Ah ja, ik ging toch veel tijd hebben om rustig in een weide wat te zitten schrijven...) in mijn twee armen voor mijn buik geperst bereikte ik het busje. Mens wat was ik blij dat te zien staan...
Doodmoe kwamen we in het dorp aan waar Paul en Walter stonden te wachten. De laatste afgepeigerde leerlingen kwamen met hun zware last uit de omliggende straten gekropen, en die zagen er toch ook heel blij uit dat ze aan het busje waren.
We stonden nog even te babbelen, en hij vroeg of we geen zin hadden de cursus te volgen. Het oudste lid van zijn vlieggroep is 82 en die man heeft het pas op zijn 65ste geleerd. Maar nee, cursussen gaan volgen... geen denken aan. Zelfs niet bij zon Lekkere Brok. Drie weken zo moeten afzien om een sport te leren waar ge thuis niks mee kunt doen lijkt me maar niks...
Op deze manier was het een goddelijke ervaring, maar meer hoeft dat voor mij niet te zijn. Ik heb het meegemaakt, er enorm van genoten, en dat is voldoende.
Als uw leven door omstandigheden, in mijn geval die stomme ziekte, de vorm van een citroen heeft aangenomen vind ik dat ge ze maar moet uitpersen ook. Er goed wat suiker op doen en genieten van het drankje. Tot de beker ooit leeg zal zijn. Of tot er niemand meer is om hem leeg te drinken.
Paul was ook erg onder de indruk van zijn vlucht en geraakte maar niet uitgepraat over zijn spiraal-vlucht, die ik in dit geval toch echt wel val zou willen noemen. Zijn maag had inderdaad ter hoogte van zijn keel gezeten en was eigenlijk nog altijd niet gezakt... Erg genoeg moesten we snel naar huis of we zouden te laat zijn om nog te eten. Dus raceten we terug naar ons hotel en bestelden al bij t binnenkomen ons eten. Nadat we de reden verteld hadden, en ze ons enthousiasme zag (ik zag nog altijd zo rood als een tomaat van de inspanning) had onze gastvrouw alle begrip voor onze late aankomst.
We gingen snel onze rommel op de kamer zetten en ik vroeg toen aan Paul wat zijn vestje toch zo onnoemelijk zwaar maakte. Bleek die met zijn zware Maglite pillamp op pad geweest te zijn!!! Om te gaan vliegen in klaarlichte dag!!!
Aan tafel konden we niet stoppen met napraten, en ik vroeg of hij mijn zotte gesprekken ook gehoord had. Paul zijn ogen werden vraagtekens. Ik vertelde hem dat ik hun stemmen had gehoord terwijl ze vlogen maar dat ik hen niet kon verstaan. Hij kwam voor de tweede keer vandaag uit de lucht gevallen. Hij had toen ik vloog totaal niets gehoord! Weer maar eens een bewijs hoeveel ik hoor. Ik denk dat als een arend op 400 meter hoogte er eentje laat vliegen ik het nog gehoord zou hebben.
Hoe moe we ook waren, in bed moesten we toch even onze film en de fotos bekijken. Paul was zo pompaf dat hij halverwege de diashow al begon te snurken. Mijn adrenaline werkte nog op volle kracht, dus heb ik me nog maar even verdiept in mijn spannend boek van Val Mc Dermid. Na zon dag is een goeie thriller de beste bekroning.
Het ontbijt van Auberge de Froeningen verdiende, met allergrootste onderscheiding, de prijs voor Suiker-bom. Brioche, suikerbrood, rozijnenbrood met als toespijs drie mierzoete confituren en honing. Ik voelde de zoetigheid langs mijn wijsheidstanden tot in mijn hersenen sluipen. Hier was in de verste verte geen kaas of paté of een eitje te bespeuren. En Paul vond het dan ook nog onbeleefd om onze eigen schapraai uit de auto te halen. Onnozel wel, want daar zitten nog de lekkerste hartige happen in. En voor dat zogenaamd ontbijt werd dan ook nog zo maar even 19 euro aangerekend.
Na de kamer terug in zijn oorspronkelijke staat gebracht te hebben en al onze zakken naar de auto gesleept, besloten we om eens richting Duitsland te rijden. Of misschien wel Zwitserland? Ik zou nu toch eindelijk mijn sneeuwbottinen eens willen testen, dan hebben die tenminste niet voor niets zoveel plaats in de koffer ingenomen.
Erg genoeg gaat in die contreien de keuken er niet beter op worden, daar gaan we helemaal terechtkomen in de bordvullende schapenbout-afdeling.
In een tankstation zochten we een landkaart, want eentje van Duitsland hebben we niet bij. Uiteindelijk zijn we toch voornamelijk onze neus achterna gereden en zo in Badenweiler terechtgekomen. Een zeer sjiek kuurstadje - voornamelijk voor 70-plussers, het verbaast me dat ze uw identiteitskaart niet vragen bij t betreden - met van die prachtige degelijke, ouderwetse, paleiselijke hotels aan de rand van een heuvelachtig park met fonteinen en een wandelweg naar een ruïne. De wandeling voerde ons doorheen bloeiende seringen, knalrode klaprozen, vurige tulpen, en zo ongeveer alle kleurtjes van veldbloemen die ge kon bedenken.
Vanop de ruïnes hadden we alweer een uitzicht over de hele streek. Ik heb me deze keer zelfs niet eens afgevraagd wat deze hoop oude stenen ooit had moeten voorstellen? ik was te druk bezig ze op een zinnige manier proberen te fotograferen.
Een hondertal meter lager vonden we de Romeinse ruïnes van het grote badhuis. Ze waren overkapt met een hypermoderne glazen koepel. Met zonnewering. Een heel knappe oplossing om het monument te beschermen. Interessant om zien is dat onze huidige teenslippers reeds door de Romeinen gedragen werden, en dat ze zelfs al mengkranen in hun badhuis gebruikten. Zelfs hun privé-huizen hadden al een badkamer en een apart toilethuisje. Een toilet dat toen reeds met water werd doorgespoeld! Wij mogen dan als Galliërs misschien wel de dappersten geweest zijn, maar zeker ook de geurigsten en in geen geval de slimsten.
Bij het verlaten van het kuuroord kozen we voor een slingerende weg dwars door het Zwarte Woud. Dat viel me eerst wat tegen. Alleen maar bos, bos, bos. Maar toen... reden we regelrecht The Sound of Music binnen! Alpenweiden overvol bloemen... Heuvels met glooiende bloemenweiden waarop hier en daar een sjieke solitaire boom... Beekjes... Bemoste rotsen... En dat allemaal op 1 enkel schilderij.
Opeens viel mijn oog op de ideale picknickplaats, onderaan een veld dat zachtjes afhelde naar een beekje. Het gras stond wel redelijk hoog en de weide was nogal aan de schuine kant dus besloot ik eerst zelf op verkenning te gaan. Ik was zo gelukkig in deze heerlijke stille natuur dat ik de weide afdolde al springend en zingend : The hills are alive... with the sound of muuuuuuuuuuusic! Tot ik midden in mijn lange u over een molshoop struikelde en halsoverkop op de drassige bodem terecht kwam, en nog een beetje verder de helling afrolde. Paul stond boven naast de auto toe te kijken en hij leek mijn plek precies al niet meer zo geschikt te vinden. Eens ik terug naar boven was gekrabbeld kon ik hem toch overtuigen van de unieke schoonheid van mijn plekje aan de beek daar beneden. (Naast onze auto liep ook wel een charmant beekje, maar daar vond ik geen kunst aan.) Dus namen we onze koelkoffer, de zak met borden en bestek, de reuze handdoeken en de fototas en ik ging voor. Ondertussen had ik al een weg uitgedokterd die misschien wel iets steiler was, en waar ook een beekje moest overgestoken worden, maar waar we maar door half zo weinig brandnetels moesten strompelen. Eén klein detail was ik vergeten : ik droeg een jeans, en Paul, naar goede gewoonte,... een korte broek... Ineens hoor ik daar achter me een gevloek, zie ik een gestampt van voeten, een gezwier met de koelkist en hoor ik door heuvelen galmen : Dat staat hier vol brandnetels!!! Ik zit tot mijn knieën in de netels!!!
Waarop ik enkel naar waarheid kon antwoorden dat er op mijn vorige pad nog dubbel zoveel stonden. Mijn antwoord had weinig relevantie want Paul was met heel zijn inboedel al terug gekeerd in de hoop zo snel mogelijk uit de brandnetelwildernis te sukkelen. Ik dierf niet hardop lachen dus ik stikte zowaar. Met mijn meest toegeeflijke glimlach heb ik dan maar beaamd dat dat beekje naast de auto toch ook wel héél erg mooi was en dat we daar wel zouden eten. Een vlammende blik schoot in mijn richting, dus ik sprong rap het beekje over naar een eilandje van nog geen twee vierkante meter groot, en begon de handdoeken alvast aantrekkelijk uit te spreiden. Iets later kwam Paul ook aangewipt - al krabbend aan zijn benen weliswaar - en kon ons feestmaal beginnen.
Ons zelfgebakken brood smaakt nog altijd even lekker, en belegd met boerenpaté met daarover een laagje mangoconfijt is het zelfs een lekkernij. Als dessert enkele kazen, een banaantje en met appelsien gevulde chocolaatjes. Voor de vruchtencake vonden we geen plaats meer.
Op nog geen 10 cm naast me kropen de vreemdste diertjes in het water. Uiteindelijk heb ik er een paar uitgevist en het bleken anderhalve centimeter lange kokertjes die bezet zijn met minuscule keitjes. In het buisje leeft een diertje dat het midden houdt tussen een kreeft en een spin. Ze liepen over mijn hand, hun buishuis meeslepend zoals een kreukel. Fascinerend! Paul vergat er zelfs zijn jeuk door.
Voor we deze enig mooie plek verlieten wou ik dat Paul nog enkele fotos van me nam temidden van de bloemen. Ik dartelde weer naar beneden, viel nogmaals en rolde nog wat verder de berg af, posteerde me op mijn knieën tussen de hoge veldbloemen met een horizonbrede glimlach en voelde me wegzakken. Ik maande mijn fotograaf aan om een beetje op te schieten, want dat ik anders misschien helemaal uit het beeld zou verdwenen zijn, maar voor hem is de Nikon nog ondoorgrondelijk. Mijn schoenen en mijn jeans werden er hoe langer hoe grondelijker uitzien.
Misschien zag ik er niet echt appetijtelijk uit na mijn Sound of Music-avontuur, maar ik voelde me verrukkelijk!
Na het fijne maal en de geestige fotosessie reden we verder richting Schonau over een smalle, hoge bergweg, dwars door het zuidelijke Zwarte Woud. Een zonovergoten woud. Vandaag meer een Gouden Woud. We begonnen stilaan uit te kijken naar een slaapplaats maar dat bleek niet zo eenvoudig. Ik had zo graag op een boerderij op een van die bergen geslapen... Uiteindelijk eindigden we in het kleine Schonau waar een paar knusse pensions al bezet bleken. Er waren wel twee hotels maar die waren heel onpersoonlijk, en weer in een eetzaal moeten gaan eten, en dan misschien een jarret van een mammoet, nee, daar bedankte ik voor.
In het centrum (het dorp bestond eigenlijk uit niet veel meer) lag een pleintje met een electronische reservatie-service. We tikten een nog kleiner dorpje in de buurt in en vonden een klein hotelletje. We informeerden of ze nog een dubbele kamer met balkon hadden, en ja, we mochten direct komen. We slingerden ons acht kilometer verder door de magische natuur en kwamen aan een grote blokhut die blijkbaar voornamelijk tijdens de skiperiode en volle zomer gebruikt wordt. Er was zelfs een binnenzwembad en sauna.
Onze kamer beschikte over een reuze terras met zicht op de gouden bomen. En bovenal, aan de deur hing een bordje dat hun specialiteit forel was. Mijn geluk kon niet op. Zolang ze nu geen jarret van mijn forel maken...
Nee, dat is niet gebeurd. Maar toch hebben ze me weer weten te verrassen. Paul was ons eten gaan bestellen en ik had gewoon forel met een fritje gevraagd. Daar kon in mijn ogen weinig verkeerd mee gebeuren. Desalniettemin verscheen er toch een voorgerecht op tafel... asperges. Een fijne verrassing, gesteld dat Paul er aardappelen bij zou besteld hebben en niet... een pannenkoek. Asperges met Hollandaise saus en een pannenkoek. Moest ik nog een geheugen hebben ik zou dit gerecht nooit van mijn leven nog vergeten.
Daarna verscheen een lekker slaatje gevolgd door mijn forel waar niks mis mee gebeurd was. Goddank dat hij daar geen peperkoek of zoiets bij besteld had. Ik begin ernstig te denken dat die pannenkoek een subtiele wraakoefening was voor zijn genetelde onderbenen.
Aangezien ik het doodzonde zou vinden dat ik die bikini voor niks heb meegebracht besloot ik het zwembad eens te proberen. Het was er erg warm en we hadden het helemaal voor ons alleen. Het leek me ook een goed idee voor personen met genetelde benen. Overgelukkig dat het eten in het restaurant me deze avond gelukt was (er zat gelukkig nog maar 1 ander koppel) troonde ik mijn martelaar mee naar het zwembad. Alles ging goed tot ik er in begon te zwemmen. Het water klotste in de overloop en maakte een heel akelig geluid. Paul stapte er ook in en met zijn waterverplaatsing erbij werd het helemaal oorverdovend. Het zwemgenoegen heeft dus hooguit een paar minuutjes geduurd, binnen de kortste keren stond ik terug op de gang, in mijn onderbroek met mijn kleren onder mijn arm. Stom wel, dat ik het nu weer zo verknoeid heb.
De muisstille rust op ons terras deed me zon goed. Om van onze nougat met kokos en amandelen nog te zwijgen. Een eigen frigo, het is toch een geweldige uitvinding. Maar nu ga ik naar binnen want hier buiten voelt het niet meer als een frigo, 't is eerder een diepvries. Onze auto zal morgenvroeg weer mooi berijmd zijn. Wel makkelijk, dan kunnen we 's nachts onze koelkast laten openstaan en beginnen we lekker fris aan de dag. Onze kaas- en charcuterievoorraad zal hier nog niet snel slecht worden.
Een dosis Temesta, twee oordoppen, en 10 uur slaap hebben me terug op de poot geholpen.
We kwamen dan ook lekker laat, met een flinke eetlust, in de ontbijtzaal aangesloft in het idee dat we ze op dit uur wel voor ons alleen zouden hebben. Maar owee daar kwamen ook net de mensen met de kindjes eten. Zo stom dat het momenteel te fris is om s morgens en s avonds buiten te eten. Desalniettemin toch een flink ontbijtje verstouwd. Vervolgens begon het volstouwen van de auto.
Vreselijk wat we allemaal bij hebben. Van badgerief en zonnemelk, tot skibottinen en handschoenen (waar Paul tijdens zijn ochtendjogging al heel blij mee was geweest), van een volle elektrische koelkast tot plastic eetgerief, van kostuum tot fietsbroek, van een grote doos vol Luxemburgse sigaretten (25 "sloefen"), tot watervoorraad voor twee dagen (mensen die drie liter de man per dag drinken en een hekel hebben aan supermarkten...)
Kortom, een stel bohemers zou ons afgunstig bekijken als ze een glimp in onze koffer konden werpen. Enfin, koffer... de achterbank is ondertussen ook al helemaal overspoeld, want die gewassen jogkleding moet nu wel te drogen hangen. Irma met de twee fototassen tussen de vuile was...
Tegen half 12 was de kameel gepakt en vertrok de karavaan richting Philippe. Buiten de bootjes beluisteren was een tweede doel van onze trip één van onze versteende bomenplaten terugbrengen om te laten retoucheren, want er is een minuscuul barstje in gekomen. Dus die 50 kilo zware plaat zit ook nog tussen gewatteerde dekens onderin de koffer. Kortom, als we ergens stranden, kunnen we makkelijk een dolmen maken. Dozen en koffers fungeren als zuiltjes, onze versteende boomschijf wordt het dak, en de dekens kunnen als wanden dienen, de vloerbekleding wordt gevormd door de twee reuzezwemhanddoeken. Water en eten hebben we ruim voldoende bij, ik denk dat we het wel een week of twee volhouden. En als ze ons nooit meer terugvinden, dan hebben ze later toch weer iets om op te graven waar ze zich de kop over kunnen breken. Een archeologische vondst van een combinatie van een steen van miljoenen jaren oud met hightech computers en fotoapparaten. Om van t zakje met al onze elektrikios nog te zwijgen. Elektrikio is de naam van de zak die alle mogelijke adaptors, batterijen, een zesvoudige priezenblok, verbindsnoeren en aanverwanten bevat. Een elektrieker zou er jaloers op zijn. Om al die apparaten op te laden is er natuurlijk wel wat zooi nodig. Kortom, ik denk dat het enige wat we niet bij hebben cement en bakstenen zijn.
Onze eerst leuke stop was een 12de eeuwse kasteelruïne in Lutzelbourg. Uiteindelijk bleek het dan wel om een klooster te gaan, maar kom, kapotte stenen zijn kapotte stenen, we gaan niet moeilijk doen voor wat ze oorspronkelijk gediend hebben. In de diepte zagen we een spoorweg à la Delvaux met daarnaast het kanaaltje waaraan de firma die we gisteren eerst bezochten lag. Er vaarde net een bootje door een sluis. Het leek wel een papieren speelgoedbootje vanop deze hoogte.
Aan het kasteel-klooster was nog niets gerestaureerd, het was een zalige junglebook vol veldbloemen en klimplanten.
Onderweg kregen we nog enkele zichten op de Rocher Dabo. Het is toch echt wel een indrukwekkend arendsnest. Naast de zitbank aan het uitzichtpunt groeiden tulpen. Een ideaal moment om de macro-opnames van de Nikon en mijn kleintje te vergelijken. Met mijn Sonyke kan ik tot in de bloemkern doordringen, tot op een centimeter van de stamper, Met de grote kan ik amper tot 30cm de bloem benaderen. Het geeft heel andere effecten. Mijn kleintje zal toch altijd mijn favoriet blijven voor macro-opnamen. Daar kan ik het kruisje op een spin haar rug mee trekken en dat zie ik me met den dikke toch niet doen.
Als picknickplek hadden we de Cascade de Nideck gekozen. Compleet met ruïne. Jammer genoeg bleek ze 1Km ver van de baan te liggen en hadden we de tijd niet om er naar toe te wandelen. Maar niet getreurd, want enkele kilometers verder konden we aan het kleine riviertje een goede plek vinden, knus, uit het zicht en lawaai van de baan, achter een grote houtstapel.
Het is een uiterst aangenaam maaltje van versgebakken brood, vleessla, diverse kazen en tomaten geworden. En nu we eindelijk op een leeftijd gekomen zijn dat we niet meer een hele dag kunnen klimmen en klauteren, en dat we op de middag al wel eens een terrasje zouden willen gaan doen, moeten we dankzij mijn zotte ziekte, terug als oude hippies op grote handdoeken zitten picknicken... Deze keer weliswaar niet meer uit armoede, maar toch ook uit noodzaak. t Kan toch zot lopen in het leven.
Een paar kilometer verder, verkeerden het kleine dorpje Oberhaslach nog helemaal in Paasstemming. Overal op de stoepen stonden mooie houten bloembakken met paasversieringen in. Op doorgezaagde boomschijfjes waren konijnensnoeten getekend, en boven hun kop flapperden een stel roze oren in de wind. Sommmige beelden waren manshoog. Op alle vensterbanken, in alle tuintjes... overal vielen er eitjes, kuikentjes en konijntjes te ontdekken. Handgemaakt, geen commerciële brol. De dieren hadden al wel wat van hun glorie verloren, maar zagen er nog allerschattigst uit. Het leek een grappig dorp om in te wonen.
Onderweg naar Philippe ben ik in coma gevallen. Hier was het al 16° en dachten we er al over de airco aan te zetten. Na al onze escapades kwamen we veel later dan verwacht aan de versteende bomen-zagerij aan. Heel de auto uitgeladen, want onze plaat, Marion, met het oppervlakkige barstje, ligt helemaal onderin de koffer - ingepakt in oude gewatteerde salon- overtrekken. Philippe keek de barst na en zei dat er niets aan de hand was. We moesten niet bang zijn, ze zou niet verder scheuren. Omdat ze van in de lente op ons terras hangt heeft de regen de rand van de natuurlijke scheur terug zichtbaar gemaakt. Hij vroeg of we haar gepoetst hadden en wij schudden allebei synchroon met de grootste overtuiging van nee. Waarop Philippe laconiek antwoordde : Allez, ge zijt dan nog vuile mensen ook.
Dus vanaf nu noem ik ons huis, waar ik in de loop der jaren de meest waanzinnige toestanden van overal ter wereld naartoe gesleept heb, ons Museé de la Pousière. De nanometer-fijne barst in Marion werd à la minute terug gekleurd zodat de witte kalk onzichtbaar werd en het scheurtje niet meer te zien was. (Vanzelfsprekend heb ik een klein flesje van dat spul gevraagd en gekregen.)
Ondertussen was ik nog wat aant rondwandelen en had toch weer een schoon plaatje ontdekt. Het bleek verkocht te zijn aan een Amerikaanse verzamelaar. Philippe is dan in het magazijn op zoek gegaan naar een andere schijf van dezelfde boom en hij kon er nog een spiegelbeeld van opdiepen. De kernen (een grote witte ster waarvan de stralen gevuld zijn met de fijnste kleurtjes) verschillen, en ook andere tekeningen zijn op de ene plaat wel weer te vinden en op de andere niet. Maar ze zijn beiden even mooi. Zij het allebei met andere details die in het oog springen. Deze plaat, Junon Deux, is een vuurwerk van kleuren, iets heel anders dan onze anderen. Galaxy, die we vorig jaar van hem op de beurs in Brussel kochten, is heel licht van tint, ze gaan samen een geweldig contrast vormen.
Paul was er toen ze plat lag niet zo verliefd op, maar eens ze rechtop stond viel hij er toch ook als een baksteen voor. Philippe maakte onze klassieke vriendenprijs en Paul kon alweer heel de autokoffer gaan uitladen om deze plaat op Marion te leggen, die toen al lang en breed terug onder in de koffer lag. De buurman die zijn tuin aant sproeien was moet zeer rare gedachten van ons gekregen hebben. Voor de derde keer stond heel onze huisraad uitgestald op de oprit. En het is echt wel een hele inboedel als ge alles zo eens naast mekaar ziet staan.
Danielle was niet thuis omdat zij op de Foire de Paris stond, Philippe houdt het daar met zijn hyperacusis natuurlijk geen week uit. De man verdronk in het werk - want er waren grote bestellingen binnen gekomen, heelder bomen lagen te wachten op verzaging, en ondertussen wordt zijn eigen huis ook nog kompleet verbouwd tot een milieu-vriendelijke woning (passiefhuis) - maar toch wou hij de tijd nemen om iets met ons te gaan eten.
Tot ons beider grote spijt waren de restaurantjes waar we buiten konden eten gesloten, we kwamen dus terecht in een typische oude Elzasser herberg die eveneens hotel was. Elk meubelstuk in de stijl van de streek. Overal schilderijen en ornamenten, zelfs een enorme tegelkachel. We zaten in een van de verschillende eetkamers, gezellig onder ons drie. Het enige erge was dat de patronne de stem had van een brulboei. Ze produceerde evenveel decibel als haar gewicht. Rond de 100 schat ik. Maar het eten was zalig. Heel lekkere Sint Jacobsnootjes. Eindelijk weer een gezond, bescheiden stukje vis, in plaats van de Neanderthaler-beest-brokken. Spreek mij niet meer over "jarret". Elk hotel maakt hier reclame voor zijn eigen recept van "jarret". Vettige lams-, schape-, varkens-, of everzwijnezadels, nee het hoeft voor mij even niet.
Net toen we gedaan hadden kwam er nog een gezelschap in onze eetkamer zitten en ook die inboorlingen hadden stemmen gelijk de klokken van de Nôtre Dame. Philippe en ik sloegen op de vlucht en we kregen een tafeltje in een andere eetkamer toegewezen. Nog even nagepraat maar dan moest hij terug naar huis om verder te gaan werken. Alweer werd het een emotioneel afscheid en hij beloofde dat we volgende lente, als zijn huis klaar was, bij hen moesten komen logeren.
En toen namen wij onze intrek in een van de charmante antieke slaapkamertjes van het huis. (Het begint er op te lijken dat we deze reis een recordpoging in de kleinste kamers terechtkomen aan t ondernemen zijn.) Na de nodige verhuizingen van een deel van de overvloedige ornamenten konden we ons activity-center inrichten om alle fotos en schrijfsels van beide computers en cameras op de verschillende harde schijven over te laden.
Terwijl Paul zich achter het piepkleine geïmproviseerde bureautje installeerde kon ik genoeglijk op ons houten terrasje met een superbombastische reling, mijn verhaaltje van deze dag afmaken. Tegenwoordig is dat niet zoveel werk meer, omdat ik tijdens het rijden van langere stukken onze avonturen al op een mininotebook intyp. Toch wel blij dat die non mij destijds blind heeft leren typen. Kan ik lekker van het voorbijglijdend landschap genieten terwijl ik schrijf, en tegen dat ik op de hotelkamer kom is het verhaal van de dag haast volledig klaar.