| Aänjaagn: zich fel haastenAgturdogtug: achterdochtig
 Agturloop: veel moeite
 Alturoösju: ontroering
 Ambjaaänsu: stemming                        Fr ambiance
 Andagtug: aandachtig
 Ankurn: hevig verlangen
 Barmertug: barmhartig
 Bendig: nieuwgierig, hevig naar iets uitkijkend
 Beu lik koedu pap: iets zeer beu zijn
 Biebudoeëliengu: bijbedoeling
 Bleëtn: wenen
 Bliedu of blieë: blij
 Blietsjhap: blijdschap
 Bliekboör: blijkbaar
 Bloeëtstolunt: bloedstollend
 Braavu zien: braaf zijn
 Brimstug: geil, bronstig
 Budoeëliengu: bedoeling
 Budoeëln: bedoelen
 Budwieng: bedwingen
 Bugoeftu: behoefte
 Bukn: koppig zijn
 Bukomuriengu: bekommering
 Bukooöriengu: bekoring
 Bukrompn: bekrompen
 Bulachuluk: belachelijk
 Bulang: belang
 Bulangsteliengu: belangstelling
 Buleedugt: beledigd
 Buleeëriengu: belering
 Bulemuriengu: belemmering
 Buletsul: beletsel
 Bumoeëdurn: bemoederen
 Bunowt zien: bang zijn
 Buproeviengu: beproeving
 Burustiengu: berusting
 Busjhaamt zien: beschaamd zijn
 Busjhijdun: bescheiden
 Busjhowiengu: beschouwing
 Buwoöjt: scheel van de goesting (naar eten)
 Da werkt op mu zilmus: dat werkt op mijn zenuwen
 Dankboör: dankbaar
 Deegoe: afkeer          Fr dégoût
 Deeliekoöt: delikaat             Fr délicat
 Dinu doeën: er niet goed van zijn
 Dragtur kun sjhuufuln: erachter mogen fluiten, iets niet krijgen
 Droomweirult: droomwereld
 Drukdoeëndurieë: drukdoenderij
 Du kituls en: gevoelig voor kriebels
 Du krul kriegn: zeer hard op de zenuwen gewerkt
 Dul zien: kwaad zijn
 Dur geërn bie zien: er graag bij zijn
 Dur me ju klaku noö sloön: op goed geluk polsen of raden
 Dur nie goeët vaän zien: er niet goed van zijn
 Dur tertu van iïnzien: er het hart van in zijn
 Durbie kwieëln: erbij kwijlen
 Durvan braakn of spuugn: er genoeg van hebben
 Eeënzaam: eenzaam
 Eëk weërt em: iedereen doet zijn best
 Eëk zu goestu: ieder zijn wil, zijn goesting
 Eemulstuvroet: zeer kwaad
 Eeërlik zien: eerlijk zijn
 Enuvleis: kippenvel (rilling van ontroering, van ‘t verschieten)
 Ertulik: hartelijk
 Espres: opzettelijk                    Fr exprès
 Foeëln: voelen
 Froöj zien: braaf zijn
 Gamuuzeert: geamuseerd
 Gintriseert: geïnteresseerd
 Goestu: goesting
 Goestu en: goesting hebben
 Groeën van zjaloezieë: groen van jaloezie
 Guboöriengu: doen alsof, iets gebaren, veinzen
 Guboejt: geboeid
 Gubrookn: gebroken
 Gukwetst: gekwetst
 Gulukug zien: gelukkig zijn
 Guneërn: amuseren
 Guwoöru wordn: gewaarworden
 I ju gat gubeetn zien: verbolgen zijn over iets
 In du duuk: stiekem
 In u vroedu koleeru sjhieëtn: koleriek reageren
 In zu broek doeën: bang zijn
 Intoesjast: enthousiast
 Jankn: huilen als een hond
 Jeun: genieten
 Ju juünstu toogn: tonen dat je iets wil doen
 Ju karu keeërn: van mening veranderen
 Ju kasu upfretn: zich vervelen, ongeduldig zijn
 Ju kazaku droöjn: van gedacht veranderen, overlopen
 Ju kluts kwiet zien: van niets meer weten
 Kaan al bunowt da: ik was al bang dat
 Kajietn: uitschreeuwen van de pijn
 Kalmtu: kalmte
 Kalmu: kalm
 Kanuguluk: geluk dat er voor jou nog wat overgebleven is
 Ken dur gunoeg van: ik heb er genoeg van
 Ken dur mu klaku vaan vul: ik heb er genoeg van
 Ken dur mu kot in: ik geniet ervan
 Kgo no mu kip: ik ga slapen
 Koeroözju: moed          Fr courage
 Kompasju: medelijden
 Kontent zien: tevreden zijn                     Fr content
 Kontentument: tevredenheid, voldoening           Fr contentement
 Koönfjeënsju: vertrouwen   Fr confiance
 Koönfort: comfort                    Fr confort
 Kopug: koppig
 Kriegn dur kieëkuvel van: ik krijg er kippenvel van
 Kriesjhn: wenen
 Ksien dul: ik ben kwaad
 Kurjeus: nieuwsgierig              Fr curieux
 Kurjeuzuneuzn en vraagsteërtn: nieuwsgierig zijn
 Kurjeuzuteit: nieuwsgierigheid
 Kutent: content, tevreden
 Kuumn: niets zeggen
 Kvoeëln muniegoeët: ik voel me niet goed
 Kwetsboör: kwetsbaar
 Kwieln: kwijlen
 Kwitzoendur of: ik ben benieuwd of
 Kwoöt zien: kwaad zijn
 Kzien kuük: ik ben pompaf
 Kzien murwu: ik ben murw geslagen
 Kzien tertu of: ik kan niet meer
 Kzient zo moewu lik aaängubrandu pap: ik ben het heel erg moe
 Lachun: lachen
 Lank gat (met u): tegen de goesting iets doen
 Leeg: lui
 Leegoört: luiaard
 Liebur: vrij                      Fr libre
 Lieburtijt: vrijheid              Fr liberté
 Lieën: lijden
 Lujugeit: luiheid
 Malsjaaänsu en: ongeluk hebben     Fr malchance
 Me ju pies in du wient stoön: verslagen, geen raad meer weten
 Meegoöndu: gewillig, sympathiek
 Meeleevn: meeleven
 Meënsjhuluk: menselijk
 Meefoeln: meevoelen
 Meevoln: meevallen
 Meewiln: meewillen
 Meezitn: meezitten
 Me tu poepurs zitn: bang zijn
 Met u kleeën ertju: met een klein hartje, beschroomd
 Met u lank gat: met tegenzin
 Mien bobienu is of: in ben doodop
 Moeë: moe
 Moeëduloos: moedeloos
 Moeëdurertu: moederhart
 Moeëdurlieëfdu: moederliefde
 Moentzieënt: we zien er tegenop
 Mu zoendur kloör upstoön: het zou niet goed zijn als we dat deden
 Nie va wantn weetn: nergens iets van afweten
 Nis dul, zisdul: hij is kwaad, zij is kwaad
 Nis/zis goeët vanertu wi: hij/zij heeft een goed hart, hoor
 Nooötgudwoeng: noodgedwongen
 Oedjan tgas: bereid je er maar op voor
 Nu jeunt em doö: hij voelt zich daar goed
 Oenaaängunaam: onaangenaam
 Oenduvroet zien: heel erg boos zijn
 Oeëngudult: ongeduld
 Oeënguduldug: ongeduldig
 Oeënguluk: ongeluk
 Oeëngulukug: ongelukkig
 Oeëngurust: ongerust
 Oeënpusjentug: ongeduldig           Fr impatient
 Oeënsjaänsu: ongeluk, tegenvallend
 Oeënvrieënduluk: onvriendelijk
 Oeënzeekru: onzeker
 Oeërusjaänsu: veel geluk
 Oentmoeëdugt: ontmoedigd
 Oentroeëriengu: ontroering
 Oentroeërt: ontroerd
 Ofvraagn: afvragen
 Ooörndul: geschift, getikt
 Oovurguvoeëlug: overgevoelig
 Op zu sjieku bietn: zich inhouden
 Peizn: peinzen, denken  => kpeizn: ik denk
 Pieëpn: schreeuwen
 Pienluk: pijnlijk
 Poepurs: schrik
 Poeër: pit
 Preus: fier
 Preus lik veeërtug: zeer fier
 Pusjeënsju: geduld         Fr patience
 Pusjentug: geduldig             Fr patient
 Riliengu: rilling
 Roesputeern: misnoegen uiten         Fr rouspéter
 Rooj: last
 Rooöt van sjhamtu: rood van schaamte
 Roözunt van koleeru: razend van woede
 Ruksju: reukje
 Rutuln: misnoegdheid uiten
 Seënsoösju: sensatie
 Simpatiek: sympathiek
 Sjaänsu: geluk, meeval                Fr chance
 Sjhieë: bevlieging
 Sjhien: schijn
 Sjhietur: bangerik
 Sjhiln: schelen
 Sjhreimn: wenen
 Sjhruwuln: zeer luid schreeuwen
 Spietug: spijtig
 Stilu: stil
 Surjeus: ernstig                        Fr sérieux
 Tertu durvan iïn zien: er het hart van in zijn
 Tienkt mien da: me dunkt dat
 Tis mo daj twit: als je het maar weet
 Tis mu juustu gliek: het is mij om het even
 Tis voe bie tu bleëtn: je zou erdoor wenen
 Tka mu nie sjhiln: het kan me niet schelen
 Toed an du rebn: het is straffe kost
 Trow zien: trouw zijn
 Tsloeg (d)a mu nertu: ik verschoot mu rot
 Tspek a ju klooötn en: het zitten hebben, het slachtoffer zijn
 Twerkt up mu zilmus: het werkt op mijn zenuwen
 U noent zoet rieëkn: het was te verwachten
 U sjheetu lachn: plezier hebben
 U vroedu koleeru: erg kwaad zijn
 Ulpuloos: hulpeloos
 Up ju kinu meugun klopn: op je kin mogen kloppen, niet krijgen wat je verwacht
 Up ju peërt zitn: kwaad zijn
 Up ju weeroedn zien: afwachten en voorzichtig zijn
 Upgulugt: opgelucht
 Upguwekt: opgewekt
 Upjaagn: opjagen, aanzetten tot grotere haast
 Upoedn: ophouden
 Upregt zien: oprecht zijn
 Utwa doeën met u lank gat: iets doen tegen zijn goesting
 Utwa geeëstug vieng: iets leuk vinden
 Utwa meeën: iets ernstig menen
 Utwieën geërn zieën: van iemand houden
 Utwoö dinu van zien: ergens niet goed van zijn, ontgoocheld zijn
 Uutbundug: uitbundig
 Uutguloötn: uitgelaten
 Uutoedn: uithouden
 Uutpluuzn: uitpluizen
 Uutgupluust: uitgeplozen
 Van u noözu gupoept zien: haast hebben, haastig zijn
 Veelu pusjeënsen: veel geduld hebben         Fr patience
 Vijandug: vijandig
 Voeëlboör: voelbaar
 Voeëliengu: voeling
 Vooörguvoeël: voorgevoel
 Vooörkeuru: voorkeur
 Vooörlieëfdu: voorliefde
 Vooörooördeeël: vooroordeel
 Vooörproevutju: voorproefje
 Vooörsmaksju: voorsmaakje
 Vorspelboör: voorspelbaar
 Vorspeliengu: voorspelling
 Vraagteeëkn: vraagteken
 Vreeësuluk: vreselijk
 Vriedom: vrijheid
 Vrieënduluk: vriendelijk
 Vriegeevug: vrijgevig
 Vriejijt: vrijheid
 Vriejuut: vrijuit
 Vriewilug: vrijwillig
 Vroegiengu: wroeging
 Vroet: kwaad
 Vrowunertu: vrouwenhart
 Vuldoön: voldaan
 Vurboöziengu: verbazing
 Vurdrieët en: verdrietig zijn
 Vurdwoöst: verdwaasd
 Vurlang: verlangen
 Vurlijdiengu: verleiding
 Vuroendursteliengu: veronderstelling
 Vurasiengu: verrassing
 Vurneedriengu: vernedering
 Vurneedurt: vernederd
 Vursjhieëtagtug: die gemakkelijk schrikt of verschiet
 Vursjhrikt zien: verschrikt, zeer bang
 Vursmagtn: verstikken
 Vurstievn: verstijven (van angst bv)
 Vurvuliengu: vervulling (wens)
 Vurwerkiengu: verwerking (van een tegenslag)
 Vurwoendriengu: verwondering
 Vurwoendurn: verwonderen
 Vurwoendurt: verwonderd
 Wa sjhiltur: Wat scheelt er
 Walgiengu: walging
 Wanoopug: wanhopig
 Weënsjhn: wensen
 Wijgur zien oovr utwa: zorg dragen over iets
 Wit van koleeru: wit van woede
 Zis nie zindlik: ze kijkt niet nauw, ze is niet kieskeurig
 Zjaloeës zien: jaloers zijn
 Zjaloezieë: jaloezie
 Zoendu: zonde
 Zu booöntjus tu weeëku legn: azen op iets
 Zu gat sjhuufult: hij is zenuwachtig, op zijn ongemak
 Zu jeun undur doö: ze voelen zich daar goed
 Zu jeunt eur doö: ze voelt zich daar goed
 Zu lipu loötn ang: ongelukkig, verdrietig zijn
 Zu toopu sloön: bang zijn
 Zu zit met du poepurs/sjhieturs: ze is bang
 25-02-2019, 00:00 geschreven door stammer |