| Aavunteetn: avondeten  
Agtursmaksju: nasmaakje
Andjoeënsoepu: ajuinsoepArtgukokt: hard gekookt (ei bijvoorbeeld)
 Asperzjusoepu: aspergesoep
 
Azien: azijn
Bangket: banket
Bestu butur: hoeveboter
Binspeeln: binnenspelen
Blomu: bloem
Boeërubrooöt: boerenbrood
Boeërubutur: boter gekarnd in de boerderij
Boeërukost: boerenkost
Boögvuliengu: alle mogelijke eetwarenBooönusoepu: bonensoepBooön in tomatusowsu: bonen in tomatensaus
 
Botram: boterham
 Boerukoolu: boerenkool
 Broön: braden
 Brooön: broden
 Brooöt: brood
 Brooötpudienk: broodpudding
 Bruunbrooöt: bruinbrood
 Bureidiengu: bereiding
 Busjhuutu: beschuit
 Butur: boter
 Buturkoeku: boterkoe
 Buturstuutu: boterham gesmeerd met boter
 Buvooöroödiengu: bevoorrading
 Buzienkn: bezinken
 Dagsjhutul: dagschotel
 Deeëgwoörn: deegwaren
 Deurbakn: doorbakken
 Dikudeëvur: die veel eet
 Disiïr: dessert
 Ditn en datn: dadels
 Dopn: nat maken (boterham of suikerklontje in koffie)
 Doru van u neij: eierdooier
 Eetboör: eetbaar
 Eetn lik u dikudeëvur: (te) goed kunnen eten
 Eetn voe ju naavunt: het avondeten tot zich nemen
 Eetn voe ju noeënu: het middagmaal tot zich nemen
 Eetn voe ju nugtunt: het morgenmaal tot zich nemen
 Eetnstiet: etenstijd
 Eetnseuru: etensuur
 Eetuluku woöru: eetwaar
 Eetwoöru: eetwaar
 Erwitsoepu: erwtensoep
 Freetn: vreten
 Fretn: vreten Frietn: frieten
 Gaptjus: hapjes
 Geeëtukoös: geitenkaas
 Gloözn putatn: glazen, slechte aardappelen
 Goelasjsoepu: goulashsoep
 Gukokt of gurokt: gekookt of gerookt
 Groeënsulsoepu: groentesoep
 Gubakn putatn: gebakken aardappelen
 Gukoktu putatn: natuuraardappelen
 Gustamtu putatn = puree
 Gukokt ij: gekookt ei
 Guroktu noörienk: gerookte haring
 Gusmuisdu putatn: puree, gestampte aardappelen
 Iïnsjhienkun: inschenken
 Iju botn sloön: binnenspelen
 Joegoert: youghourt
 Ju boög vuln: zeer veel en gulzig eten
 Kasju: korstje
 Kastu van u brooöt: korst van een brood   => van kastn groejn dur gastn: men moet ook de korsten van het brood opeten,
 Kerumeëk: karnemelk
 Kerupap: pap van karnemelk
 Kieëkusoepu: kiekensoepKlak: goeie schep
 Kmeugunt: ik lust het
 Koös: kaas
 Koedu plaa: koude schotel
 Koekustuutn: rozijnenbrood
 Koekustuutu: boterham van krentenbrood
 Koeviîr: eetgerief, vork, lepel en mes
 Kompot: zoete moes van gekookt fruit en suiker            Fr compote
 Krebu bietn: armoedig eten
 Kriftusoepu: kreeftensoep
 Kruumul: kruimel
 Kriïm frisj: slagroom
 Kroetong: dobbelsteentje broodkruimel gebakken in boter          Fr croûton
 Legtur ju kop bie: eet dan niet als je niet wil
 Loötn anbran: laten aanbranden
 Maaltiet: maaltijd
 Maseedwan: mengeling van klein gesneden groenten of fruit        Fr macédoine
 Mostoört: mosterd
 Mu beër grolt: ik heb honger
 Neutu van sjhoödu: muskaatnoot
 Noëenuteetn: middagmaal
 Nugtunteetn: morgenmaal
 Nutjus: noten
 Oetbakn: oudbakken
 Oengur: honger
 Oengur en lik u peërd: grote honger hebben
 Oengur lieën: honger lijden
 Omuletu: omelet
 Omuroeërn: omroeren
 Oörmumensjhunkost: goedkope, te sobere maaltijd
 Orduüvru: voorgerecht   Fr hors d’oeuvre
 Panukoekn: pannenkoeken
 Patatn ofpeurn: aardappelen afgieten
 Pateetju: gebakje
 Peën fraänsi: Frans brood  Fr pain français
 Peërdoogu: spiegelei
 Piestolee: klein broodje          Fr pistolet
 Plaa: schotel
 Platu koös: platte kaas
 Pompoeënsoepu: pompoensoep
 Potsuukur: bloemsuiker, poedersuiker, cassonade
 Poteetn: warme maaltijd, middagmaal
 Pretsoepu: poreisoep
 Putatn: aardappelen
 Putatn met du peelu: pelaardappelen
 Puudubiln: kikvorsbillen
 Reegiemn: diëten
 Ries: rijst
 Ristorang: restaurant
 Rooökools me sosiesn: rode kolen met worst
 Roomsoepu: roomsoep
 Santwiesju: sandwiche
 Savoojkoolu: savooikool
 Sieroopu: siroop
 Sjapuluuru: paneelmeel       Fr chapelure
 Sjhelu (espu of koös): schijf hesp of kaas
 Sjheln: schillen (aardappel, appel, …)
 Sjhuum van sjheetu: opgeklopt eiwit
 Sjokoo: chocoladepasta
 Sjoklakafju: chocolademelk
 Smaksju: smaakje
 Smeëkn: smelten
 Smeërkoös: smeerkaas
 Smeërn: smeren
 Smekn: geluid maken bij het eten
 Smeuzun: pletten (aardappelen bvb)
 Smoefloöru: die graag eet
 Smoet: reuzel, smout
 Smoetstuutu: boterham gesmeerd met smout
 Soepu: soep    => erwitsoepu,
 Soepukieëkn: soepkieken
 Soepuvleeës: soepvlees
 Soetasu: ondertas    Fr sous-tasse
 Sowsu: saus
 Spagitie: spaghetti
 Stoemp: hutsepot
 Stoofkarbonaadn: stoofkarbonaden
 Sturtn: morsen
 Stuutu: boterham
 Stuutudoozu: doos voor/met boterhammen
 Stuutu brein: boterham smeren
 Stuutu me koanfuteuru: boterham met konfituur
 Stuutun smeërn: boterhammen smeren
 Suukur: suiker
 Teetn is greeët: het eten is klaar
 Tis van lekmuliptju: het is lekker
 Toespiezu: beleg op brood
 Toet an du rebn: het is degelijke kost
 Tomatusoepu: tomatensoep
 U klak majoneizu: een grote lepel of vork mayonnaise
 U sjhelutju koös: schijfje kaas
 U stiksju koös: een stukje kaas
 Up du goözu: op het gasvuur
 Up u kleeën viertju: op een klein vuurtje
 Upwarmn: opwarmen
 Utsupot: hutspot
 Uutoengurn: uithongeren
 Ves: vers
 Vesjgeit: versheid
 Vetu dermus: vettu darmen
 Veuguls zoendur kop: vogels zonder kop, blinde vinkenVissoepu: vissoep
 Vissowsu: vissaus
 Voeëdiengu: voeding
 Voetsul: voedsel
 Voetsulbureidiengu: voedeselbereiding
 Voetsulvurgiftugiengu: voedselvergiftiging
 Voetsulvurwerkiengu: voedselverwerking
 Vooörguregt: voorgerecht
 Vooörroöt: voorraad
 Vooörroötkasu: voorraadkast
 Vooörsmaksju: voorsmaakje
 Vooörvurwarmiengu:voorverwarming
 Vuliengu: (op)vulsel
 Vuroengurn: verhongeren
 Vurteërn: verteren
 Vurzeurn: verzuren
 Witloofsoepu: witloofsoep
 Workulsoepu: wortelsoep
 Zatu: tas, kom (koffie)
 Zeeëm: honing
 Zerpu: zure (smaak)
 Zeur: zuur
 Zogtugukokt: zachtgekookt
 Zoeëtu: zoet
 Zoet: zout
 Zoetmienu: zoutmijn
 14-01-2019, 00:00 geschreven door stammer |