Vanduweeku zoenk ut wilnen oovur du goomoos. Neeën, nie oovur du vintun die undur aaängutrokn foeëln nor andru vintun, mor oovur goomooniemun, goomoofoonun en goomoograafun.
Goomoo is ofgulijt van toet Grieks en buteeëkunt, oendur andru, ‘guliek’. Dus: Goomooniemun zien wooördun die dur tzeeëfstu uutzieën en tzeeëfstu klienkun, mo die u nandru buteeëkunisu en. Goomoofoonun zien wooördun die tzeeëfstu klienkun, mo die andurs gusjhreevun wordn. Goomoograafun zien wooördun die tzeeëfstu gusjhreevun wordn, mo wovan dat du uutspraaku vursjhilt voöguns du buteeëkunisu. Ieëroendur zieju jundur u naantul vooörbeeldn van du drie kateegorieën.
Goomooniemn Int rooöt du tekst in du standoörttaalu, int blow int Westeëns. Ken du zinutjus guvormt om duuduluk tu maakn wata goomooniemun zien, mo meeëstal got ur eeën van du tweeë wooördn uut du neeërstu kolomu gubruukt wordn. Ju go giedur ook al guzieën en da somugu goomooniemun da nie mi zien int Westeëns (vb ‘strafu’ en ‘straf’, ‘vorst’ en ‘vost’),
*arm: lichaamsdeel / niet rijk Is hij arm omdat hij geen lange arm heeft? Istn oörmu omdatn gin langu noörmu et?
*bank: zitmeubel / geldinstelling In de bank nam hij plaats op een bank In du bank gienktn gon zitn up u bank
*bevallen: behagen / een kind ter wereld brengen Het zal die man niet bevallen dat zijn vrouw weer moet bevallen Da got die vint nie buvoln da zu vrowu weeru moe buvoln
*gerecht: rechtbank / maaltijd Hij betaalde het opgediend gerecht niet en kwam zo voor het gerecht Nu butaaldu zu nupgudieënt guregt nie en azooö kwaamtn voe tguregt
*graven: spitten / adellijke personen Hebben jullie ooit al graven in hun tuin zien graven? Ej giedur al u ki graavun zieën graavun i nundur nof?
*kater: dier / naweeën van een drinkgelag Het baasje van de kater had een kater Tboösju van du koötur adu koötur
*koper: iemand die koopt / metaal De kandidaat-koper is vooral geïnteresseerd in koper Du kandiedoöt-koopur is suurtoe gintriseert in koopur
*lokaal: plaatselijk / zaal, ruimte Het feest had plaats in een lokaal lokaal Du feeëstu voent platsu in u lokaal lokaal
*sirene: zangster / toestel dat geluidssignaal geeft De ene sirene trekt aan, de andere sirene waarschuwt Du neeënu sieriïnu trekt an, dandru sieriïnu woörsjhuwt
*slot: einde / burcht Aan het slot van de film kreeg je een slot te zien Ant slot (endu) van du fielmu zaag ju u slot (kasteeël)
*straf: sterk / vergeldingsmaatregel Een straf voor zo’n kleinighetd? Dat is straf! U strafu voe zooön kleeënugijt? Dadis straf.
*vorst: koning / vrieskou Bij zo’n vorst komt de vorst niet buiten Met die vost komt du vorst (keunienk) nie buutn
*weer: gesteldheid van de atmosfeer / opnieuw Morgen wordt het weer slecht weer Morgun wort ut weeru sligt weeru
Goomoofoonun
Ieër e mu tu doeën met tfijt datu meeëstu goomoogoonun da nie mi zien int Westeëns of dadeeën van du tweeë of alutweeë nie gubruukt wordn in uus diejalekt
*bereiden / berijden kloörmaakn en burieën *gelach / gelag gulag en geen Westends *hard / hart art en ertu *eis / ijs ijs en ies *reizen / rijzen reizun en riezun *steil / stijl stijl en geen Westends *wei / wij weeë en wiedur *weide / wijde weeë en wiedu
Goomoograafun
In uus diejalekt wort tvursjhil nie mi gumakt deur du noödruk tu legn up eeën leturgreepu mo deur du sjhriefwiezu.
- bedelen: (‘buh-délen’:) begiftigen / (‘bé-duhlen’): om een aalmoes vragen budeeln en beeduln
- bekeren: (‘buh-kéren’:) van mening laten veranderen / (‘bé-kuhr-en’:) bekerwedstrijd spelen bukeerun en beekurun
- ondergaan: (‘ondergáán’:) iets lijdzaam ondergaan / (‘óndergaan’:) de zon zien ondergaan oendurgoön en oendurgooön
- overweg: (‘overwég’:) overweg kunnen met iemand / (‘óverweg’:) spoorbomen van overweg oovurweg
- regent: (‘re-gént’:) bestuurder / (‘ré-gent’:) het regent rugent en ut reegunt
- verspringen: (‘verspríngen’:) (van plaats) veranderen / (‘vérspringen’:) atletiekonderdeel verruspriengn en vurspringn
- voorkomen: (‘vóórkomen’:) bestaan; voor de rechter komen / (‘voorkómen’:) beletten vooörnkomn en vooörkomn
De eigenaardigheden van een taal
Deze week zou ik het willen hebben over de homo’s. Neen, niet over de mannen die zich aangetrokken voelen tot andere mannen, maar over homoniemen, homofonen en homografen. ‘Homo’ is afgeleid van het oud-Grieks en betekent ‘gelijk’. Dus: Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar die een andere betekenis hebben. Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar die anders geschreven worden. Homografen zijn woorden die op dezelfde manier geschreven worden, maar waarvan de uitspraak verschilt volgens de betekenis. Hierboven zien jullie een aantal voorbeelden van de drie categorieën.
Homoniemen In het rood de tekst in de standaardtaal, in het blauw in het Westends. Ik heb de zinnetjes gevormd om duidelijk te maken wat goomooniemun zijn, maar men zal meestal voor één van de twee een ander woord gebruiken (uit de eerste kolom). Jullie merken ook dat sommige homoniemen dat niet meer zijn in het Westends (vb ‘strafu’ en ‘straf’, ‘vorst’ en ‘vost’).
Homofonen Hier hebben we te doen met het feit dat de meeste homofonen dat niet meer zijn in het Westends of dat één van beide of beide niet gebruikt worden in ons dialect.
Homografen In ons dialect wordt het verschil niet meer gemaakt door de nadruk op één lettergreep te leggen maar door de schrijfwijze.
Bron https://onzetaal.nl/taaladvies/homoniem
27-07-2020, 00:00 geschreven door stammer
|